Schriftelijke vragen : Negatieve impact op het midden- en kleinbedrijf (mkb) van earningsstrippingmaatregel (wijziging artikel 5b Wet op de vennootschapsbelasting per 1 januari 2025)
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Staatssecretaris van Financiën over negatieve impact op het midden- en kleinbedrijf (mkb) van earningsstrippingmaatregel (wijziging artikel 5b Wet op de vennootschapsbelasting per 1 januari 2025) (ingezonden 22 juni 2023).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van de impact van het afschaffen van de drempel van 1.000.000
euro in de earningsstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen met verhuurd vastgoed?
Vraag 2
Wanneer en waarom is besloten om de drempel van 1.000.000 euro van de per 1 januari
2019 ingevoerde earningsstrippingmaatregel te laten vervallen?
Vraag 3
Is deze wijziging voorgelegd aan de Kamer? Zo ja, wanneer?
Vraag 4
Wanneer kwalificeert u een lichaam als vastgoedlichaam en welke wettelijke grondslag
is daaraan verbonden?
Vraag 5
In hoeverre kwalificeert u een lichaam met zowel verhuurd vastgoed alsmede andere
werkzaamheden als zijnde een vastgoedlichaam?
Vraag 6
Zou u nog eens duidelijk willen onderbouwen wat het doel van deze wet was?
Vraag 7
Kunt u uitleggen waarom er destijds gekozen is voor een drempel van 1.000.000 euro?
Vraag 8
Kunt u uitleggen waarom de argumentatie die heeft geleid tot de invoering van de drempelwaarde
van 1.000.000 euro per 1 januari 2025 niet meer zou gelden?
Vraag 9
Waarom is er niet gekozen voor een andere oplossing om de effecten van het zogenaamde
«opknippen» tegen te gaan, zoals het invoeren van een concernbepaling waarbij alle
opgeknipte vennootschappen gezamenlijk niet meer dan de drempelwaarde van 1.000.000
euro mogen hanteren?
Vraag 10
Bent u zich ervan bewust dat het generieke karakter van het afschaffen van de drempel
(onbedoeld) voor veel schade zorgt bij kleine- en middelgrote ondernemers? Zo nee,
bent u bereid om deze gevolgen in kaart te brengen? Zo ja, bent u bereid om met een
reparatiewet te komen om de (onbedoelde) negatieve uitwerking van de huidige wet te
herstellen?
Vraag 11
Bent u zich bewust van het feit dat de overgangstermijn bijzonder kort is en het daarom
bijna onmogelijk is voor bedrijven om zich op tijd aan te passen aan het vervallen
van de drempelwaarde?
Vraag 12
Bent u bereid om te onderzoeken wat een redelijke overgangstermijn zou zijn?
Vraag 13
Vindt u niet dat het vervallen van de drempelwaarde alleen zou moeten gelden voor
nieuwe gevallen?
Vraag 14
Deelt u het standpunt van de opsteller van het rapport «De earningsstrippingmaatregel
en het draagkrachtbeginsel»1 dat de maatregel«een inbreuk (is) op het draagkrachtbeginsel in een situatie waarin een onderneming
meer wordt belast dan de totale winst op grond van het totaalwinstbeginsel. Bovendien
is dit onrechtvaardig. Gelijke gevallen worden in een dergelijke situatie ongelijk
behandeld.»? Zo nee, waarom deelt de u deze mening niet?
Vraag 15
Bent u bereid om een impactanalyse te maken van de (onbedoelde) negatieve uitwerking
die de maatregel heeft op de bedrijfsvoering en/of liquiditeit van mkb-bedrijven?
Zo nee, waarom niet?
Indieners
-
Gericht aan
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën -
Indiener
W.R. van Haga, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.