Voorstel van wet (initiatiefvoorstel) : Voorstel van wet
36 381 Voorstel van wet van de leden Kuik en Mutluer tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES in verband met het strafbaar stellen van het openbaar maken van beeldmateriaal van slachtoffers
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Wetboek van Strafrecht
en het Wetboek van Strafrecht BES te wijzigen teneinde het openbaar maken van beeldmateriaal
van iemand die dringend hulp behoeft of iemand die dringend hulp behoefde en inmiddels
is overleden strafbaar te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In het Wetboek van Strafrecht wordt na artikel 139h een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 139i
1. Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie
wordt gestraft hij die opzettelijk een afbeelding van iemand die dringend hulp behoeft
openbaar maakt.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die het misdrijf omschreven in het eerste lid
in dezelfde omstandigheden pleegt ten aanzien van iemand die dringend hulp behoefde
en is overleden.
3. Niet strafbaar is degene die te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het algemeen
belang het openbaar maken, bedoeld in het eerste lid, vereiste.
ARTIKEL II
In het Wetboek van Strafrecht BES wordt na artikel 145e een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 145f
1. Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie
wordt gestraft hij die opzettelijk een afbeelding van iemand die dringend hulp behoeft
openbaar maakt.
2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die het misdrijf omschreven in het eerste lid
in dezelfde omstandigheden pleegt ten aanzien van iemand die dringend hulp behoefde
en is overleden.
3. Niet strafbaar is degene die te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het algemeen
belang het openbaar maken, bedoeld in het eerste lid, vereiste.
ARTIKEL III
Onze Minister van Justitie en Veiligheid zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding
van deze wet aan beide kamers van de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Kuik, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Songül Mutluer, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.