Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de uitwerking passage coalitieakkoord over het beschikbaar stellen EZK-financieringsinstrumenten voor het hele Koninkrijk
2023D26505 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de brief van 16 mei
2023 over de uitwerking van de passage uit het coalitieakkoord over het beschikbaar
stellen van EZK-financieringsinstrumenten voor het hele Koninkrijk.
De voorzitter van de commissie,
Kling
Griffier van de commissie,
Nava
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de uitwerking van
de passage uit het coalitieakkoord over het beschikbaar stellen van EZK-financieringsinstrumenten
voor het hele Koninkrijk.
De leden van de VVD-fractie lezen dat middelen uit het Nationaal Groeifonds worden
overgeheveld naar de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) om projecten in Curaçao, Aruba en Sint Maarten (de CAS-landen) te kunnen financieren.
Deze leden lezen dat in totaal 200 miljoen euro ter beschikking kan worden gesteld.
Indien de eerste openstelling van 100 miljoen euro overschreven wordt met kwalitatief
goede voorstellen, kan een tweede openstelling van nogmaals 100 miljoen euro plaatsvinden.
Deze leden van de VVD-fractie hebben daarover de volgende vragen.
Aan de hand van welke criteria heeft de Minister besloten dat 200 miljoen euro een
rendabele bijdrage is? Ook vragen deze leden of de Minister kan toelichten op welke
manier tot deze bedragen is gekomen en hoe deze bedragen in relatie staan tot de beschikbare
middelen in het Nationaal Groeifonds voor Nederland, zowel per hoofd van de bevolking
als in BBP per land. Kan de Minister daarnaast aangeven aan welke voorwaarden voor
een tweede openstelling zal worden getoetst om te bepalen of er aan de gewenste criteria
is voldaan?
De leden van de VVD-fractie merken op dat het Ministerie van BZK aangeeft dat openstelling
van het Nationaal Groeifonds voor de CAS-landen juridisch niet mogelijk is. De verwijzing
naar deze juridische onderbouwing lijkt incorrect: kunt u kort en gemotiveerd deze
juridische onderbouwing geven?
Daarnaast vragen deze leden of ook andere opties zijn onderzocht dan opname van 200
miljoen euro uit het Nationaal Groeifonds. Zo ja, kan de Minister aangeven welke opties
dit waren en waarom niet voor deze andere opties is gekozen? Is bijvoorbeeld overwogen
om de openstelling van het Nationaal Groeifonds te bewerkstelligen door bijvoorbeeld
deelname van instellingen op de CAS aan Groeifondsaanvragen met aanvragers in Nederland?
Indien geen andere opties overwogen zijn, kan de Minister toelichten waarom?
De leden van de VVD-fractie vragen of er ook een inschatting is gemaakt van het absorptievermogen
van een dergelijk groot bedrag voor de CAS-landen, ook mede gelet op andere bedragen
die recent ter beschikking zijn gesteld voor de CAS-landen?
Daarnaast merken de leden van de VVD-fractie op dat het Nationaal Groeifonds is opgericht
om het duurzame verdienvermogen van Nederland te versterken door te investeren in
projecten die op lange termijn zorgen voor economische groei. Mede gelet op het feit
dat CAS-landen nu indirect middelen tot hun beschikking krijgen uit het Nationaal
Groeifonds, vragen zij in hoeverre aanvragen uit deze landen dienen te voldoen aan
de voorwaarden die vergelijkbaar zijn met de voorwaarden die het Nationaal Groeifonds
daaraan stelt. Kan de Minister dit toelichten?
De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze de gelden aan het Nationaal Groeifonds
worden onttrokken: alleen bij toewijzing van aanvragen of wordt het totale bedrag
in een keer gealloceerd? En mocht het zo zijn dat er in de eerste tranche onder de
100 miljoen wordt aangevraagd; blijft het resterende bedrag dan in het Nationaal Groeifonds
beschikbaar?
De leden van de VVD-fractie merken op dat kansrijke thema’s zijn geïdentificeerd voor
financiering. In hoeverre zijn deze doelen vergelijkbaar met die uit het Nationaal
Groeifonds? Is de vorm van financieren reeds duidelijk en betreft het subsidies, of
verstrekken van risicodragend kapitaal of een combinatie? Kan de Minister ook aangeven
of er een tijdshorizon is verbonden aan de openstelling, na welke periode een evaluatie
op doelmatigheid en effectiviteit wordt verricht en wat de uitkomsten kunnen zijn
van een dergelijke evaluatie?
De leden van de VVD-fractie merken op dat het Nationaal Groeifonds een specifieke
governance kent, waarbij onder strikte voorwaarden en regelingen aanvragen worden
beoordeeld en vormgegeven in een specifiek daarvoor ingericht proces. Kan de Minister
aangeven op welke wijze zij voornemens is om de governance van deze faciliteit in
te richten?
Tot slot merkt de VVD-fractie op dat investeren in zes thema’s zijn geïdentificeerd
als kansrijk. In hoeverre wordt er enige toewijding verwacht van het bestuur van de
CAS-landen om ook zelf bij te dragen aan een investering rond deze thema’s? Ook merken
deze leden op dat er aan CAS-landen wordt gevraagd te reflecteren op de gekozen thema’s,
zodat desgewenst nadere focus kan worden aangebracht. Wat zijn de gevolgen voor de
Nederlandse bijdrage wanneer de CAS-landen aangeven geen mogelijkheden zien op de
door Nederland kansrijk geachte thema’s? Kan de Minister dit toelichten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse van voorliggende brief kennisgenomen.
Zij zijn van mening dat het ontzettend belangrijk is dat deze brief er nu eindelijk
is, dat de samenwerking binnen het Koninkrijk van groot belang is en dat er rendabel
wordt bijgedragen aan de sociaaleconomische ontwikkeling van Caribisch Nederland (CN)
en de Caribische landen door garantieregelingen van de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO), het Nationaal Groeifonds en regelingen voor duurzame energieproductie
(SDE++) open te stellen voor aanvragen uit het hele Koninkrijk. De leden willen de
Minister nog enkele verduidelijkende vragen voorleggen omtrent haar inzet.
De leden van de D66-fractie nemen kennis van de positie van de Staatssecretaris van
BZK als kartrekker op de besteding van de middelen voor de CAS-landen en CN. Kan de
Minister verder verduidelijken in hoeverre het Ministerie van economische Zaken en
Klimaat (EZK) betrokken is bij de besteding van de middelen, gezien het Ministerie
van Financiën ook over deze middelen gaat? Hoe zal de samenwerkingsstructuur tussen
BZK en EZK eruit zien? Op welke wijze wordt de expertise van het Ministerie van EZK
ingezet bij de duurzame sociaal economische doelstelling van de hervormingsagenda
van de CAS-Landen? Daarnaast vragen deze leden hoe het ministerie zich verhoudt tot
de werkorganisatie die de landen ondersteunt bij de afgesproken hervormingen? Ook
willen de leden weten of de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland hierbij in contact
staat met EZK of door BZK.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het TNO onderzoek
die in kaart moet brengen welke mogelijkheden er voor de CAS-landen zijn ten aanzien
van duurzame en klimaat neutrale energietransitie. Deze leden vragen aan de Minister
op welke wijze wordt geborgd dat niet alleen de CAS-landen verduurzamen, maar ook
het potentieel wordt benut om energie, zoals bijvoorbeeld groene waterstof, te exporteren
in de regio en daarbuiten.
De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van de kansrijke thema’s die door
het Ministerie van EZK zijn geïdentificeerd. Een aantal van deze thema’s zijn opgenomen
in de Landspakketten, maar een aantal ook niet. Deze leden vragen aan de Minister
of dit betekent dat de thema’s die betrekking hebben op bijvoorbeeld klimaatadaptatie,
de energietransitie en digitalisering nu ook een prominente plek krijgen in de Landspakketten
indien de respectievelijke Caribische landen dit aangeven. Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het beperkt gebruik van het Nationaal
Groeifonds (NGF) in CN. Deze leden vragen aan de Minister wanneer het programma voor
Caribisch Nederland operationeel is. Zij nemen tevens kennis van de beoogde opzet
van een apart investeringsprogramma waarvoor middelen worden vrijgemaakt uit het NGF.
De leden van de D66-fractie lezen onder andere dat er met deze middelen wordt ingezet
op de verduurzaming van het toerisme en de (logistieke) infrastructuur. Kan de Minister
verduidelijken hoe middelen die hiervoor vrij worden gemaakt voor de CAS-landen zich
verhouden tot bestaande NGF-projecten? Specifiek zijn de leden benieuwd hoe er middels
het project «Luchtvaart in Transitie» wordt ingezet op duurzame luchtvaart en elektrisch
vliegen en of CN en de CAS-landen hierbij een interessante en kansrijke proeftuin
kunnen zijn voor het verder ontwikkelen van elektrisch vliegen, waarbij ook tegemoet
wordt gekomen aan het verduurzamen van de (logistieke) infrastructuur.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen om nader onderzoek
te doen naar een op maat gemaakte garantieregeling voor de CAS-landen. Deze leden
vragen aan de Minister wanneer de Kamer geïnformeerd wordt over de voortgang van de
garantieregeling. Kan de Minister toezeggen dat voor de begrotingsbehandeling 2024
van zowel Koninkrijkrelaties als Economische Zaken en Klimaat de Kamer per brief wordt
geïnformeerd? Daarnaast vragen deze leden op welke wijze het Ministerie van EZK van
plan is om de garantieregelingen beter onder de aandacht te brengen bij de relevante
stakeholders op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Verder vragen zij aan de Minister
op welke wijze BZK en EZK samen optrekken om de bekendheid van de garantieregelingen
beter te waarborgen. Is er een voornemen om hiervoor specifieke informatievoorziening
te organiseren?
De leden van de D66-fractie nemen kennis van de aanpassingen die zijn gemaakt aan
de BMKB-garantieregeling zodat deze beter aansluit bij de context en vraag van CN.
Kan de Minister verduidelijken welke aanpassingen hierbij zijn gedaan? Wat is op dit
moment de benutting van de BMKB in CN? In Nederland zien we dat ondernemers met een
kleine verduurzamingsvraag de BMKB-groen weinig tot niet kunnen benutten voor hun
verduurzamingsfinanciering. De Minister gaf aan de evaluatie hiervan af te willen
wachten. Op welke manier wordt er in CN mogelijkheid gegeven voor kleine duurzaamheidsleningen?
Is de BMKB-groen hier een gepaste regeling voor? Behoeft er nog aanpassing te komen
om de BMKB-groen of een andere manier van duurzaamheidsleningen tegen een lage rente
beschikbaar te maken voor (kleine) ondernemers op de eilanden? Op welke manier zet
de Minister zich in om ook een op maatgemaakte BMKB-groen voor de CAS-landen op te
zetten?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het vervolg van de drie programma’s.
Deze leden vragen hoe de overheden, inwoners, het bedrijfsleven en kennisinstellingen
in zowel het Caribisch deel (CAS-landen en CN) alsook in het Europees deel van het
Koninkrijk worden geconsulteerd in de uitwerking van deze brief. Op welke wijze zullen
overheden in verband met eigenaarschap worden betrokken bij de totstandkoming van
de uitvoeringsplannen en onderlinge regelingen van het ministerie BZK? Is er bij de
totstandkoming van deze financieringsinstrumenten en dit pakket aan investeringen
gedacht aan de oprichting van de Caribische variant voor een Regionale Ontwikkelingsmaatschappij
en hoe wordt de haalbaarheid hiervan beoordeeld? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief en hebben
hierover geen verder vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van
de voorliggende brief. Zij hebben hierover een aantal vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks lezen dat de regering voornemens is om met
elk van de CAS-landen een onderlinge regeling overeen te komen. Kan de Minister nader
ingaan op hoe de regering precies denkt tot de inhoud van de regeling te komen, hoe
het overleg hierover met de CAS-landen verloopt en wat de contouren van de regeling
zijn als het aan de regering ligt? De aan het woord zijnde leden vragen of ook is
overwogen de investeringen in een apart fonds – vergelijkbaar met het Nationaal Groeifonds
– te stoppen, waarbij de CAS-eilanden de middelen kunnen gebruiken voor projecten
die door experts uit het Caribisch deel van het Koninkrijk worden aangemerkt als geschikt
om de doelen te bereiken? Zo ja, waarom is hier niet voor gekozen?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de programma’s en regelingen en daarbij
behorende investeringen ertoe moeten leiden dat de economische structuur wordt versterkt,
de financieel-economische zelfstandigheid van de eilanden toeneemt, de energietransitie
versnelt en de levensstandaard en werkgelegenheid verbetert. Deze leden onderschrijven
deze doelen. Zij zouden evenwel een nadere toelichting willen ontvangen hoe de regering
samen met de CAS-landen deze doelen gaat concretiseren. Kan ook aangegeven worden
wat de precieze planning is om te komen tot de definitieve regelingen en vanaf wanneer
de middelen concreet ingezet kunnen gaan worden om te gaan worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het goed dat financieringsinstrumenten
voor Europees Nederland ook van toepassing gemaakt worden voor CN en de CAS-landen
in het Koninkrijk. Voor deze leden is het in het bijzonder van belang dat er middelen
beschikbaar gemaakt worden voor rechtvaardig klimaatbeleid en de biodiversiteitscrisis.
Zij hebben gelezen dat er middelen vanuit de SDE en de CN-enveloppe ter beschikking
worden gesteld voor Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Voor de CAS-landen zal TNO onderzoek
doen zodat er maatwerk kan worden geleverd. Volgens internationale verdragen, zoals
het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, en het Urgenda-vonnis van de Nederlandse
Hoge Raad heeft de Staat de plicht om al zijn burgers te beschermen tegen de (gevolgen)
van gevaarlijke klimaatverandering. Erkent de Minister dat deze plicht ook geldt ten
aanzien van ingezetenen van CN? Is de Minister het ermee eens dat een soortgelijke
plicht ook rust op de regeringen van de Caribische Landen in het Koninkrijk?
De leden van Partij voor de Dieren-fractie merken op dat 11 mei 2023 onder meer Greenpeace
Nederland de Nederlandse overheid aansprakelijk stelde omdat de overheid niet genoeg
doet om klimaatverandering een halt toe te roepen en de mensen op Bonaire nauwelijks
beschermt tegen de gevolgen van klimaatverandering. Kan de Minister garanderen dat
met het ter beschikking stellen van EZK-financieringsinstrumenten voldoende middelen
ter beschikking worden gesteld voor rechtvaardig «Paris-proof» klimaatbeleid voor
het hele Koninkrijk? Zo ja, wat zijn precies de klimaatdoelen voor de Openbare Lichamen
en de CAS-landen waar de middelen voor bedoeld zijn? Zo nee, wat is er nog meer nodig?
En welke middelen stelt het kabinet ter beschikking voor de biodiversiteitscrisis?
Worden de principes uit het WRR-rapport over rechtvaardig klimaatbeleid ook toegepast
in het hele koninkrijk of is rechtvaardig klimaatbeleid enkel belangrijk voor Europees
Nederland? Kan de Minister voorts aangeven of CO2-vermindering in het Caribisch deel
van het Koninkrijk, door het land Nederland bekostigd, meetelt in de CO2-reductiedoelstellingen
van het Land Nederland. Zo ja, worden hiermee de reductiedoelstellingen van de landen
zelf niet gehinderd?
Is de Minister het met de leden de Partij voor de Dieren-fractie eens dat goede uitvoering
van de financieringsinstrumenten vergt dat andere financiële en bestuurlijke instrumenten
op orde zijn? Zo ja, kan de Minister uitleggen waarom binnen het land Nederland, ten
aanzien van CN, dit niet het geval lijkt te zijn?
De Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing in CN, waardoor er geen efficiënt
lokaal subsidie-instrumentarium is om middelen mee door te verdelen door de Openbare
Lichamen. Deze leden zien bijvoorbeeld ook dat de Wet Financiering Decentrale Overheden
niet van toepassing is, waardoor de openbare lichamen de verkregen maar tijdelijk
overtollige middelen niet tegen gunstige voorwaarden kunnen aanhouden bij de Staat.
Zij zien verder bijvoorbeeld dat de Wet gemeenschappelijke regelingen niet volledig
van toepassing is, waardoor de Openbare Lichamen niet in regelingen met Europees Nederlandse
gemeenten, provincies, waterschappen, de Staat of met andere gemeenschappelijke regelingen
kunnen treden voor de gezamenlijke uitvoering van klimaatmaatregelen. Erkent de Minister
dit? Kan de Minister een volledige inventarisatie maken en de Kamer doen toekomen
van aanverwante wetgeving die de uitvoering van de financiële instrumenten in CN kan
hinderen en aangeven, met inachtneming van het «comply or explain»-beleid, hoe en
wanneer deze obstakels weggenomen zullen worden? Kan de Minister daarbij specifiek
ingaan op de gevolgen voor rechtvaardig klimaatbeleid?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J. Klink, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.