Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 136 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek houdende de verankering van eenheden van leeruitkomsten in die wet (Wet leeruitkomsten hoger onderwijs)
Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 14 juni 2023
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel B, wordt in het voorgestelde artikel 7.3, derde lid, «deeltijdse
en duale opleidingen» vervangen door «deeltijdse opleidingen, duale opleidingen en
bij ministeriële regeling aangewezen voltijdse opleidingen met een substantiële praktijkijkcomponent»,.
B
In artikel I worden na onderdeel F twee onderdelen ingevoegd, luidende:
G
In de artikelen 9.18, eerste lid, onderdeel a, 9.38, onderdeel b, 10.3c, eerste lid,
onderdeel a, 10.20, eerste lid, onderdeel e, en 11.11, eerste lid, wordt «g en v»
vervangen door «g, v en z».
H
In hoofdstuk 18 wordt een titel ingevoegd, luidende:
TITEL 22. WET LEERUITKOMSTEN HOGER ONDERWIJS
Artikel 18.101 Overgangsbepaling experiment leeruitkomsten
1. Het accreditatieorgaan besluit in het kader van de eerste herbeoordeling na inwerkingtreding
van de Wet leeruitkomsten hoger onderwijs dat een bestaande deeltijdse of duale bacheloropleiding
op basis van eenheden van leeruitkomsten waarbij het onderwijsaanbod beperkt is tot
de afsluitende fase van de opleiding accreditatie bestaande opleiding behoudt of accreditatie
bestaande opleiding onder voorwaarden behoudt voor een termijn van zes jaar, indien:
a. voor deze opleiding eerder accreditatie bestaande opleiding is verleend op grond
van het Besluit experimenten flexibel hoger onderwijs; en
b. de opleiding op alle kwaliteitsaspecten, genoemd in artikel 5.12, positief wordt
beoordeeld onderscheidenlijk op een of meer van deze aspecten negatief wordt beoordeeld
maar de tekortkomingen naar zijn oordeel binnen afzienbare tijd kunnen worden weggenomen.
2. Een toets nieuwe opleiding als bedoeld in artikel 5.6 is niet vereist indien de
opleiding, bedoeld in het eerste lid, binnen de in het eerste lid genoemde termijn
wordt voortgezet als opleiding met een volledig curriculum.
Toelichting
Onderdeel A
Met het wetsvoorstel wordt geregeld dat deeltijdse en duale opleidingen mogen worden
aangeboden op basis van eenheden van leeruitkomsten. Voor voltijdse opleidingen is
dit nog niet het geval. De regering wil de verdere flexibilisering van het onderwijs
en de gevolgen daarvan voor de toekomst van het stelsel nader doordenken in het kader
van de brede toekomstverkenning over het hoger onderwijsstelsel. Bij de Beleidsbrief
hoger onderwijs en wetenschap van 17 juni 2022 (Kamerstukken II 2021/2022, 31 288, nr. 964.) is de Tweede Kamer nader geïnformeerd over deze toekomstverkenning.
Voor voltijdse opleidingen met een substantiële praktijkcomponent is de impact van
het werken met leeruitkomsten op het stelsel beperkt. Ook voor deze opleidingen geldt
immers dat er sprake is van variatie binnen de groep van studenten aan deze opleiding
wat betreft de leeractiviteiten die zij in het praktijkgedeelte van de opleiding uitvoeren.
Het flexibel invullen van het praktijkgedeelte van de voltijdse opleiding op basis
van leeruitkomsten die voor alle studenten gelden, past dus goed bij voltijdse opleidingen
met een substantiële praktijkcomponent, waarbij het vastleggen van (nadere) afspraken
over invulling, begeleiding en beoordeling in het studieplan bijdraagt aan de borging
van de kwaliteit. Bij voltijdse opleidingen met een substantiële praktijkcomponent
kan bijvoorbeeld gedacht worden aan lerarenopleidingen. De praktijkcomponent bij deze
opleidingen bedraagt ongeveer 40 procent. Bij deze opleidingen is het leren in en
met de praktijk dan ook integraal onderdeel van de opzet en inrichting van het onderwijsprogramma.
In het Bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen uit 20201 zijn om die reden afspraken gemaakt over flexibilisering van alle opleidingsvarianten
van lerarenopleidingen op basis van leeruitkomsten. Gelet op het voorgaande stelt
de regering voor om het werken met leeruitkomsten ook mogelijk te maken voor bij ministeriële
regeling aan te wijzen voltijdse opleidingen met een substantiële praktijkcomponent.
Dit wordt met onderdeel A geregeld. In artikel II van het wetsvoorstel is een evaluatiebepaling
opgenomen. De evaluatie heeft ook betrekking op de aanwijzing van opleidingen met
een substantiële praktijkcomponent.
Onderdeel B
Nieuw artikel I, onderdeel G
De regering vindt dat het, gezien de verantwoordelijkheid van de opleidingscommissie
voor het waarborgen van de kwaliteit van een opleiding, logisch is als deze op een
andere wijze wordt betrokken bij het proces rondom de totstandkoming van het studieplan,
dan met het huidige wetsvoorstel is voorzien. De opleidingscommissie op een instelling
zou het instemmingsrecht op de totstandkoming van het studieplan moeten hebben. Om
te voorkomen dat er op een instelling meerdere medezeggenschapsgremia zijn die een
instemmingsrecht hebben op eenzelfde onderwerp, stelt de regering voor om dit instemmingsrecht
enkel aan de opleidingscommissie toe te kennen. Hiertoe wordt onderdeel z, van artikel 7.13,
tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)
met betrekking tot de totstandkoming van het studieplan, toegevoegd aan de lijst van
onderwerpen, opgenomen in de artikelen 9.18, eerste lid, onderdeel a, 10.3c, eerste
lid, onderdeel a, en 11.11, eerste lid, waarop de opleidingscommissie instemmingsrecht
heeft. Tegelijkertijd wordt dit onderwerp toegevoegd aan de lijst van onderwerpen,
opgenomen in de artikelen 9.38, onderdeel b, en 10.20, eerste lid, onderdeel e, WHW,
waarop de faculteitsraad van een universiteit respectievelijk de medezeggenschapsraad
van een hogeschool geen instemmingsrecht heeft.
Nieuw artikel I, onderdeel H
De instelling is verplicht om een onderwijsprogramma (de gefaciliteerde leerroute)
aan te bieden. Deze verplichting geldt ook voor opleidingen op basis van eenheden
van leeruitkomsten. Zo is geborgd dat de student altijd kan kiezen voor deelname aan
het onderwijsprogramma van de opleiding. Dit betekent tegelijkertijd dat met het onderhavige
wetsvoorstel, anders dan de memorie van toelichting vermeldt, het experiment accreditatie
onvolledige opleidingen niet volledig kan worden verankerd. Dit experiment maakt het
immers mogelijk voor rechtspersonen voor hoger onderwijs om deeltijdse en duale bachelopleidingen
op basis van eenheden van leeruitkomsten aan te bieden waarbij het onderwijsaanbod
beperkt is tot de afsluitende fase van de opleiding.
Volledige wettelijke verankering van het experiment vindt de regering onwenselijk,
omdat hiermee rechtspersonen voor hoger onderwijs opleidingen kunnen aanbieden, waarbij
voor (een deel van) de opleiding in het geheel geen onderwijs door de instelling wordt
verzorgd. Hiermee zou een gefaciliteerde leerroute niet langer verplicht zijn. Aangezien
maar één rechtspersoon voor hoger onderwijs heeft deelgenomen aan het experiment,
acht de regering bij nader inzien onvoldoende nut en noodzaak aanwezig voor een dergelijke
ingrijpende wijziging.
De regering vindt het echter ongewenst dat de enige deelnemer aan het experiment zijn
16 (onvolledige) lerarenopleidingen die op grond van het experiment zijn geaccrediteerd
moet beëindigen met ingang van inwerkingtreding van het wetsvoorstel, gelet op het
grote maatschappelijk belang van deze opleidingen en het lerarentekort. Om deze reden
wordt met het nieuwe artikel I, onderdeel H, van het wetsvoorstel een bepaling van
overgangsrecht in de WHW opgenomen die de deelnemer aan het experiment in staat stelt
om de opleiding om te zetten naar een opleiding met een volledig curriculum (de gefaciliteerde
leerroute bij opleidingen op basis van eenheden van leeruitkomsten) ofwel de opleiding
gezamenlijk aan te bieden met een andere instelling voor hoger onderwijs, zoals bedoeld
in artikel 7.3c WHW. In het eerste geval kan de rechtspersoon voor hoger onderwijs
bovendien overwegen om de opleiding over te dragen aan een andere instelling voor
hoger onderwijs. Een dergelijke overdracht kost tijd, mede vanwege de eventuele benodigde
doelmatigheidsbeoordeling. Maar ook een gezamenlijke opleiding ontwikkelen met een
andere instelling kost tijd. De in de overgangsbepaling opgenomen verplichting voor
het accreditatieorgaan om in het kader van de eerste herbeoordeling na inwerkingtreding
van het wetsvoorstel te besluiten dat de accreditatie bestaande opleiding al dan niet
onder voorwaarden behouden blijft voor een termijn van zes jaar, mits de kwaliteitsbeoordeling
positief is dan wel geconstateerde tekortkomingen binnen afzienbare tijd kunnen worden
weggenomen, geeft de betreffende instelling de benodigde tijd. Indien het accreditatieorgaan
besluit tot behoud van de accreditatie bestaande opleiding onder voorwaarden, volgt
uit hoofstuk 3, afdeling 3, van het Uitvoeringsbesluit WHW binnen welke termijn de
opleiding wordt herbeoordeeld en in welke gevallen de accreditatie bestaande opleiding
kan worden ingetrokken.
Indien de instelling binnen voornoemde termijn van zes jaar besluit de onvolledige
opleiding voort te zetten als opleiding met een volledig curriculum is geen sprake
van een nieuwe opleiding. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt dit expliciet geregeld
in artikel 18.101, tweede lid, WHW. Dit betekent dat de accreditatie bestaande opleiding
ook behouden blijft na afloop van voornoemde termijn van zes jaar, mits de opleiding
positief wordt beoordeeld in het kader van de zesjaarlijkse herbeoordelingen die volgen.
Indien besloten wordt de opleiding gezamenlijk met een andere instelling voor hoger
onderwijs aan te bieden, zal het accreditatieorgaan op grond van artikel 6.2, tweede
lid, WHW moeten beoordelen of sprake is van een nieuwe opleiding danwel een bestaande
opleiding. Alleen in het laatste geval blijft de accreditatie bestaande opleiding
behouden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf
De Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs, A.D. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A.D. Wiersma, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs