Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 378 Regels over energiemarkten en energiesystemen (Energiewet)
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 begripsbepalingen
Artikel 1.2 andere gasvormige stoffen
Artikel 1.3 aansluitingen
Artikel 1.4 gezamenlijke aansluitingen
Artikel 1.5 organisaties en actieve afnemers
Artikel 1.6 exclusieve economische zone
HOOFDSTUK 2 ENERGIEMARKTEN
HOOFDSTUK 3 BEHEER VAN ELEKTRICITEITS- EN GASSYSTEMEN
HOOFDSTUK 4 BEHEREN EN UITWISSELEN VAN GEGEVENS
HOOFDSTUK 5 UITVOERING, TOEZICHT EN HANDHAVING
HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN
HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, mede ter implementatie
van richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019
betreffende gemeenschappelijke regels voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn
2012/27/EU, verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni
2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit en verordening (EU) 2019/942
van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap
van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators, en met inachtneming
van het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord
functioneren van de elektriciteits- en gasvoorziening te komen tot een hernieuwd regelgevend
kader met betrekking tot de productie, het transport en de levering van elektriciteit
en gas;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 begripsbepalingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
aangeslotene:
ieder die van een systeembeheerder de beschikking heeft gekregen over een aansluiting;
aansluiting:
deel van een transmissie- of distributiesysteem dat bestaat uit één of meer leidingen
en daarmee verbonden hulpmiddelen, tussen:
a. een transmissie- of distributiesysteem en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16,
onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;
b. systemen van verschillende systeembeheerders, met uitzondering van systeemkoppelingen;
c. het transmissiesysteem voor elektriciteit op zee en een windpark op zee of tussen
het transmissiesysteem voor elektriciteit op zee en de installatie van een eindafnemer;
d. een transmissie- of distributiesysteem voor gas en een gasproductienet;
aansluitovereenkomst:
overeenkomst op basis van een aanbod als bedoeld in de artikelen 3.41, eerste lid,
3.86, eerste lid, of 3.104, tweede lid, onderdeel a;
Acer:
Agentschap als bedoeld in artikel 1 van verordening 2019/942;
actieve afnemer:
eindafnemer van elektriciteit die binnen zijn eigen installatie geproduceerde elektriciteit
verbruikt, opslaat of deze verkoopt, of die gebruik maakt van flexibiliteits- of energie-efficiëntiediensten,
mits die activiteiten niet zijn belangrijkste commerciële activiteit vormen;
aggregatieovereenkomst:
terugleveringsovereenkomst, terugleveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel,
vraagresponsovereenkomst, of andere overeenkomst inzake aggregeren;
aggregeren:
combineren van vraagrespons of ingevoede elektriciteit van verschillende actieve afnemers
met het oog op wederverkoop;
allocatiepunt:
administratief punt waar invoeding, onttrekking of verbruik van elektriciteit of gas
wordt toegerekend aan een marktdeelnemer;
Autoriteit Consument en Markt:
Autoriteit Consument en Markt, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet
Autoriteit Consument en Markt;
balanceringsportfolio:
groepering van de invoedingen en onttrekkingen en handelsberichten voor verkoop en
inkoop, van een balanceringsverantwoordelijke voor gas;
balanceringsverantwoordelijke:
balanceringsverantwoordelijke voor elektriciteit of gas;
balanceringsverantwoordelijke voor elektriciteit:
natuurlijk persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de onbalans die hij,
of degene die hij vertegenwoordigt, veroorzaakt in het transmissie- of distributiesysteem
voor elektriciteit en die overeenkomstig de methoden of voorwaarden voor elektriciteit,
bedoeld in artikel 3.118, door de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit als
balanceringsverantwoordelijke is toegelaten;
balanceringsverantwoordelijke voor gas:
natuurlijk persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de onbalans die hij,
of degene die hij vertegenwoordigt, veroorzaakt in het transmissie- of distributiesysteem
voor gas en die overeenkomstig de methoden of voorwaarden voor gas, bedoeld in artikel 3.118,
door de transmissiesysteembeheerder voor gas als balanceringsverantwoordelijke is
toegelaten;
beheerder van een gesloten systeem:
rechtspersoon die op grond van artikel 3.6 is aangewezen;
bindende EU-rechtshandelingen:
door de instellingen van de Europese Unie vastgestelde richtlijnen, verordeningen,
besluiten zonder vermelding van adressaten en besluiten met vermelding van adressaten,
voor zover mede tot Nederland gericht;
bindende gedragslijn:
enkele last tot het verrichten van bepaalde handelingen als bedoeld in artikel 5:2,
tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht ter bevordering van de naleving van
wettelijke voorschriften en die niet wegens een overtreding wordt opgelegd;
biomassa:
biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van biologische
oorsprong uit de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de
bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, met inbegrip van de visserij en de aquacultuur,
alsmede de biologisch afbreekbare fractie van afval, met inbegrip van industrieel
en huishoudelijk afval van biologische oorsprong;
buitenlandse transmissiesysteembeheerder:
entiteit in een andere lidstaat die op grond van nationale wettelijke regels is belast
met het beheer van een transmissiesysteem als bedoeld in artikel 2, onderdeel 35,
van richtlijn 2019/944 of artikel 2, onderdeel 4, van richtlijn 2009/73;
communicatiefunctionaliteit:
functionaliteit voor het verzenden en ontvangen van gegevens voor informatie-, monitoring-
en controledoeleinden door middel van een vorm van elektronische communicatie;
congestie:
congestie voor elektriciteit of voor gas;
congestie voor elektriciteit:
congestie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 4, van verordening 2019/943;
congestie voor gas:
situatie waarin de maximale transportcapaciteit van een deel van een transmissie-
of distributiesysteem voor gas niet voldoende is om te voorzien in de behoefte aan
transport;
congestie beheer:
stelsel van procedures dat voorkomt dat zich congestie voordoet en de maatregelen
die bewerkstelligen dat congestie wordt opgeheven;
congestie beheers- of systeembeheersdienst:
dienst inzake de verandering van de belasting van het transmissie- of distributiesysteem
voor elektriciteit die wordt ingezet ten behoeve van congestiebeheer of een efficiënter
beheer of efficiëntere ontwikkeling van het transmissie- of distributiesysteem voor
elektriciteit;
connectiepunt:
fysiek punt dat een aangrenzend buitenlands transmissiesysteem voor gas, een interconnector
voor gas of een productienet voor gas verbindt met een Nederlands transmissiesysteem
voor gas;
directe lijn:
directe lijn als bedoeld in artikel 3.9, eerste lid;
distributiesysteem:
distributiesysteem voor elektriciteit of voor gas;
distributiesysteembeheerder:
distributiesysteembeheerder voor elektriciteit of voor gas;
distributiesysteembeheerder voor elektriciteit:
rechtspersoon die op grond van artikel 3.2, eerste lid, onderdeel e, is aangewezen;
distributiesysteembeheerder voor gas:
rechtspersoon die op grond van artikel 3.2, eerste lid, onderdeel f, is aangewezen;
distributiesysteem voor elektriciteit:
stelsel van leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen ten behoeve van transport
van elektriciteit op een spanningsniveau lager dan 110 kilovolt;
distributiesysteem voor gas:
stelsel van leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen ten behoeve van lokaal of
regionaal transport van gas, niet zijnde een gasproductienet;
eindafnemer:
aangeslotene die elektriciteit of gas koopt of wil kopen voor eigen gebruik;
energiehandelsmarkt:
markt voor het verhandelen van elektriciteit of gas, capaciteit, balanceringsdiensten,
of ondersteunende diensten, in alle tijdsbestekken, waaronder termijn, day-ahead en
intraday, daaronder begrepen een over-the-counter-markt of elektriciteits- of gasbeurs;
elektriciteitsopslagfaciliteit:
faciliteit waarmee elektriciteit wordt opgeslagen;
elektriciteit uit hernieuwbare bronnen:
elektriciteit die is geproduceerd met hernieuwbare bronnen of met energie uit hernieuwbare
bronnen, met uitzondering van elektriciteit die afkomstig is van accumulatiesystemen;
elektriciteitsprogramma:
groepering van de handelsprogramma’s en indien dat krachtens de methoden of voorwaarden,
bedoeld in artikel 3.118, is voorgeschreven, de groepering van invoedingen en onttrekkingen
per allocatiepunt, van een balanceringsverantwoordelijke voor elektriciteit;
energiegemeenschap:
juridische entiteit die ten behoeve van haar leden, vennoten of aandeelhouders activiteiten
op de energiemarkt verricht en als hoofddoel heeft het bieden van milieuvoordelen
of economische of sociale voordelen aan haar leden, vennoten of aandeelhouders of
aan de plaatselijke gebieden waar ze werkzaam is, en niet is gericht op het maken
van winst;
energie uit hernieuwbare bronnen:
energie die is geproduceerd uit hernieuwbare bronnen of energie die is geproduceerd
met gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen;
garantie van oorsprong:
gegevens op een rekening voor garanties van oorsprong die betrekking hebben op:
a. energie uit hernieuwbare bronnen en waarmee wordt aangetoond dat een producent een
hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen heeft geproduceerd; of
b. elektriciteit uit niet-hernieuwbare bronnen en waarmee wordt aangetoond dat een producent
een hoeveelheid elektriciteit uit een andere energiebron dan hernieuwbare bronnen
heeft geproduceerd;
gas:
a. aardgas dat bij een temperatuur van 15 °C en bij een druk van 1,01325 bar in gasvormige
toestand verkeert en voor ten minste voor 75% bestaat uit methaan; of
b. gas uit hernieuwbare bronnen;
gasjaar:
periode vanaf 1 oktober in enig jaar tot en met 30 september van het daaropvolgende
kalenderjaar;
gasopslagsysteem:
systeem voor de opslag van gas, met inbegrip van het gedeelte van een LNG-systeem
dat voor opslag wordt gebruikt, maar met uitzondering van het gedeelte dat wordt gebruikt
voor gasproductie en met uitzondering van een systeem voor de opslag van gas dat uitsluitend
ten dienste staat van een transmissiesysteembeheerder voor gas bij de uitvoering van
zijn wettelijke taken of verplichtingen;
gasopslagbeheerder:
rechtspersoon die op grond van artikel 3.2, eerste lid, onderdeel i, is aangewezen;
gasproductienet:
stelsel van één of meer leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen die onderdeel
uitmaken van een olie- of gaswinningsproject of die worden gebruikt voor het transport
van gas rechtstreeks van een gaswinningsproject naar een gasverwerkingsinstallatie,
een gasopslagsysteem of een aansluiting op een transmissiesysteem voor gas;
gas uit hernieuwbare bronnen:
stof die bij een temperatuur van 15 °C en bij een druk van 1,01325 bar in gasvormige
toestand verkeert en voor ten minste voor 75% bestaat uit methaan en die is geproduceerd
met hernieuwbare bronnen of met energie uit hernieuwbare bronnen;
gegevensuitwisselingsentiteit:
rechtspersoon als bedoeld in artikel 4.15, eerste lid;
gesloten systeem:
systeem als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid;
grote aansluiting:
aansluiting met een doorlaatwaarde groter dan 3 x 80 Ampère voor elektriciteit of
40 m3(n) per uur voor gas;
handelaar:
natuurlijk persoon of rechtspersoon die elektriciteit of gas koopt voor wederverkoop;
hernieuwbare bronnen:
wind, zon, omgevingslucht, oppervlaktewater, rioolwater, aardwarmte, zee, waterkracht,
biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;
huishoudelijk eindafnemer:
eindafnemer die elektriciteit of gas koopt of wil kopen voor eigen huishoudelijk gebruik;
infrastructuurbedrijf:
groepsmaatschappij als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
die onderdeel uitmaakt van de infrastructuurgroep, met uitzondering van één of meer
transmissie- of distributiesysteembeheerders;
infrastructuurgroep:
groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waarvan één
of meer transmissie- of distributiesysteembeheerders onderdeel uitmaken;
inkomstenbesluit:
besluit op grond van artikel 3.108;
installatie:
leidingen en daarmee duurzaam verbonden elektrotechnisch of gastechnisch materieel
dat of apparatuur die:
a. zijn bestemd voor of ten dienste staat van het verbruik of de productie van elektriciteit
of gas of de opslag van elektriciteit;
b. wordt gebruikt of beheerd door een aangeslotene; en
c. zich ten opzichte van een transmissie- of distributiesysteem of een directe lijn bevindt
achter het overdrachtspunt of de voorzieningen die de directe lijn beveiligen;
installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling:
installatie voor de opwekking van elektriciteit door middel van warmtekrachtkoppeling
als bedoeld in artikel 2, onderdeel 34, van richtlijn 2012/27;
interconnector:
interconnector voor elektriciteit of voor gas;
interconnector voor elektriciteit:
transmissieleiding en daarmee verbonden hulpmiddelen, die de grens tussen Nederland
en een lidstaat, een land dat onderdeel uitmaakt van de Europese economische ruimte,
of een derde land, overschrijdt of overspant, en een Nederlands transmissiesysteem
voor elektriciteit met een transportsysteem voor elektriciteit van die lidstaat of
dat land koppelt;
interconnector voor gas:
transmissieleiding en daarmee verbonden hulpmiddelen, die de grens tussen Nederland
en een lidstaat, een land dat onderdeel uitmaakt van de Europese economische ruimte,
of een derde land, overschrijdt of overspant, en een Nederlands transmissiesysteem
voor gas met een transportsysteem voor gas van die lidstaat of dat land koppelt;
interconnectorbeheerder:
interconnectorbeheerder voor elektriciteit of voor gas;
interconnectorbeheerder voor elektriciteit:
rechtspersoon die op grond van artikel 3.2, eerste lid, onderdeel b, is aangewezen;
interconnectorbeheerder voor gas:
rechtspersoon die op grond van artikel 3.2, eerste lid, onderdeel d, is aangewezen;
invoeder:
aangeslotene die elektriciteit of gas invoedt op het systeem;
kleine aansluiting:
aansluiting met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3 x 80 Ampère voor elektriciteit
of 40 m3(n) per uur voor gas;
kleine onderneming:
eindafnemer of actieve afnemer die een onderneming is met minder dan vijftig werknemers
en een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste € 10 miljoen;
leverancier:
natuurlijk persoon of rechtspersoon die elektriciteit of gas levert aan een eindafnemer
of die ten behoeve van een eindafnemer faciliteert in peer-to-peer-handel;
leveringsovereenkomst:
overeenkomst voor de levering van elektriciteit of gas aan een eindafnemer;
leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel:
overeenkomst op grond waarvan ten behoeve van een eindafnemer peer-to-peer-handel
kan plaatsvinden;
LNG-beheerder:
rechtspersoon die op grond van artikel 3.2, eerste lid, onderdeel h, is aangewezen;
LNG-systeem:
systeem dat gebruikt wordt voor het vloeibaar maken van gas, voor de invoer of de
verlading, en voor de hervergassing van vloeibaar gas, met inbegrip van ondersteunende
diensten en tijdelijke opslag die nodig zijn voor het proces van hervergassing en
de daaropvolgende invoeding op het systeem, en met uitzondering van een LNG-systeem
dat uitsluitend ten dienste staat van een transmissiesysteembeheerder voor gas bij
de uitvoering van zijn wettelijke taken of verplichtingen;
marktdeelnemer:
natuurlijk persoon of rechtspersoon die elektriciteit of gas koopt of verkoopt zonder
tussenkomst van een andere marktdeelnemer, die produceert, die aggregeert, die levert,
die faciliteert in peer-to-peer-handel, of die vraagresponsdiensten of energieopslagdiensten
voor elektriciteit verleent;
meetinrichting:
instrument of samenstel van instrumenten met een meetfunctie dat ten minste de invoeding,
onttrekking of het verbruik van elektriciteit of gas meet, met uitzondering van hulpmiddelen
die de meetfunctie ondersteunen en die onderdeel zijn van een aansluiting;
meetverantwoordelijke partij:
natuurlijk persoon of rechtspersoon die is erkend op grond van artikel 2.48, vierde
lid;
methodebesluit:
besluit op grond van artikel 3.107;
micro-onderneming:
eindafnemer of actieve afnemer die een onderneming is met minder dan tien werknemers
en een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste € 2 miljoen;
middelgrote onderneming:
eindafnemer die een onderneming is met minder dan 250 werknemers en een jaaromzet
van ten hoogste € 50 miljoen of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste € 43 miljoen;
netgebruiker:
netgebruiker als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 11, van verordening 715/2009;
niet-frequentiegerelateerde ondersteunende dienst:
dienst die gebruikt wordt door een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor
elektriciteit voor spanningsregeling in stationaire toestand, snelle blindstroominjecties,
inertie voor plaatselijke systeemstabiliteit, kortsluitstroom, blackstartmogelijkheden
en inzetbaarheid in eilandbedrijf;
omschakelen:
een aangeslotene voorzien van een aansluiting met een doorlaatwaarde groter dan 40
m3(n) per uur, waarmee hoogcalorisch gas kan worden onttrokken aan het transmissiesysteem
voor gas en met een voor die aansluiting geschikte druk en voldoende capaciteit, waarbij
die aansluiting in de plaats treedt van de aansluiting waarmee laagcalorisch gas aan
het transmissiesysteem voor gas wordt onttrokken;
onderneming:
entiteit, ongeacht rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit
verricht, in de zin van artikel 101, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie;
ondersteunende dienst voor elektriciteit:
dienst die nodig is voor de exploitatie van een transmissie- of distributiesysteem
voor elektriciteit, met inbegrip van balanceringsdiensten en niet-frequentiegerelateerde
ondersteunende diensten, maar uitgezonderd congestiebeheers- of systeembeheersdiensten;
ondersteunende dienst voor gas:
dienst die nodig is voor de toegang tot of de werking van een transmissie- of distributiesysteem
voor gas, een LNG-systeem of een gasopslagsysteem, met inbegrip van het opvangen van
fluctuaties in systeembelasting, menging en injecteren van inerte gassen, maar uitgezonderd
onderdelen van het systeem die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders
bij de uitvoering van hun taken of verplichtingen;
Onze Minister:
Onze Minister voor Klimaat en Energie;
opslaan van elektriciteit:
uitstellen van uiteindelijk gebruik van elektriciteit tot een later moment dan het
moment waarop de elektriciteit is geproduceerd, of omzetten van elektrische energie
in een vorm van energie die wordt opgeslagen om het daarna weer om te zetten in elektrische
energie of die andere vorm van energie in het systeem te gebruiken;
overdrachtspunt:
fysiek punt dat de overgang markeert tussen een transmissie- of distributiesysteem
en een installatie, een transmissie- of distributiesysteem en een directe lijn of
tussen twee systemen;
peer-to-peer-handel:
levering van hernieuwbare elektriciteit die is geproduceerd door een actieve afnemer
aan een eindafnemer, onder vooraf bepaalde voorwaarden voor de automatische uitvoering
en afwikkeling van die levering, rechtstreeks of via de marktdeelnemer die de automatische
uitvoering en afwikkeling realiseert;
primair allocatiepunt:
eerste aan een aansluiting toegekend allocatiepunt;
producent:
natuurlijk persoon of rechtspersoon die elektriciteit of gas produceert;
register:
gestructureerd geheel van gegevens die volgens bepaalde criteria toegankelijk zijn,
ongeacht of dit geheel gecentraliseerd of gedecentraliseerd is, dan wel op functionele
of geografische gronden is verspreid;
registerbeheerder:
partij die op grond van de artikelen 4.5, 4.6 of 4.7 of krachtens artikel 4.12 een
register bijhoudt;
rekening voor garanties van oorsprong:
staat waarop een tegoed van garanties van oorsprong kan worden geboekt in het elektronische
systeem voor het uitgeven, overdragen en innemen van garanties van oorsprong;
richtlijn 2009/73:
Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende
gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor gas en tot intrekking van Richtlijn
2003/55/EG (PbEU 2009, L 211);
richtlijn 2012/27:
Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende
energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende
intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PbEU 2012, L 315);
richtlijn 2019/944:
Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende
gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging
van Richtlijn 2012/27/EU (PbEU 2019, L 158);
systeem:
transmissiesysteem, distributiesysteem, interconnector, gasopslagsysteem of LNG-systeem;
systeembeheerder:
beheerder van een systeem;
systeemkoppeling:
deel van een transmissie- of distributiesysteem dat bestaat uit één of meer leidingen
en daarmee verbonden hulpmiddelen:
a. die twee van de volgende systemen koppelen:
1°. een transmissiesysteem;
2°. een transmissiesysteem voor elektriciteit op zee;
3°. een distributiesysteem, niet zijnde een gesloten systeem;
4°. een interconnector;
b. die twee distributiesystemen, die beide geen gesloten systeem zijn, koppelen;
tarievenbesluit:
besluit op grond van artikel 3.109;
terugleveren:
verkopen van elektriciteit door een actieve afnemer aan een marktdeelnemer die aggregeert;
terugleveringsovereenkomst:
overeenkomst op grond waarvan een actieve afnemer zelf geproduceerde elektriciteit
verkoopt aan een marktdeelnemer die aggregeert;
terugleveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel:
overeenkomst op grond waarvan ten behoeve van een actieve afnemer peer-to-peer-handel
kan plaatsvinden;
tijdelijke taken:
taken als bedoeld in artikel 3.73;
transmissiesysteem:
transmissiesysteem voor elektriciteit of voor gas;
transmissiesysteembeheerder:
transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit of voor gas;
transmissiesysteembeheerder
voor
elektriciteit:
rechtspersoon die op grond van artikel 3.2, eerste lid, onderdeel a, is aangewezen;
transmissiesysteembeheerder
voor
elektriciteit
op
zee:
rechtspersoon die op grond van artikel 3.2, eerste lid, onderdeel g, is aangewezen;
transmissiesysteembeheerder
voor
gas:
rechtspersoon die op grond van artikel 3.2, eerste lid, onderdeel c, is aangewezen;
transmissiesysteem voor elektriciteit:
stelsel van leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen ten behoeve van het transport
van elektriciteit op een spanningsniveau gelijk aan of groter dan 110 kilovolt, daaronder
begrepen interconnectoren;
transmissiesysteem voor elektriciteit op zee:
stelsel van leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen ten behoeve van het transport
van elektriciteit op een spanningsniveau gelijk aan of groter dan 110 kilovolt die
primair één of meer windparken op zee verbinden met een transmissiesysteem voor elektriciteit;
transmissiesysteem voor gas:
stelsel van leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen ten behoeve van het transport
van gas vooral onder hoge druk, niet zijnde een gasproductienet of hogedrukleidingen
die in de eerste plaats voor lokale distributie worden gebruikt, daaronder begrepen
interconnectoren;
transportovereenkomst:
overeenkomst op basis van een aanbod als bedoeld in de artikelen 3.46, eerste lid,
3.47, eerste lid, 3.86, tweede lid of 3.104, tweede lid, onderdeel b;
vergunninghouder:
houder van een vergunning als bedoeld in artikel 2.18, derde lid;
verordening 1227/2011:
Verordening (EU) 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011
betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie
en tot intrekking van Verordening (EG) 1228/2003 (PbEU 2001, L 326);
verordening 2017/1938:
Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017
betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende
intrekking van Verordening (EU) 994/2010 (PbEU 2017, L 280);
verordening 2018/1999:
Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018
inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van
Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009,
Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de
Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn
(EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PbEU
2018, L328);
verordening 2019/941:
Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende
risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG
(PbEU 2019, L 158);
verordening 2019/942:
Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot
oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators
(PbEU 2019, L 158);
verordening 2019/943:
Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende
de interne markt voor elektriciteit (PbEU 2019, L 158);
verordening 2022/869:
Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende
richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot wijziging van Verordeningen
(EG) nr. 715/2009, (EU) 2019/942 en (EU) 2019/943, en Richtlijnen 2009/73 (EG) en
(EU) 2019/944, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 347/2013 (PbEU 2022, L 152);
verordening 715/2009:
Verordening (EG) 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende
de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van
Verordening (EG) 1775/2005 (PbEU 2009, L 211);
volledig geïntegreerde netwerkcomponent:
geïntegreerd onderdeel van het distributie- of transmissiesysteem dat door een transmissie-
of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit uitsluitend wordt gebruikt voor
het waarborgen van een veilig en betrouwbaar beheer van het distributie- of transmissiesysteem,
en niet voor balancerings- of congestiebeheer;
vraagrespons:
verandering van het verbruik van elektriciteit bij eindafnemers ten opzichte van hun
normale verbruikspatronen, in reactie op marktsignalen en met als doel om de vraagvermindering,
of -verhoging te verkopen op een energiehandelsmarkt;
vraagresponsovereenkomst:
overeenkomst op grond waarvan een marktdeelnemer ten behoeve van een eindafnemer vraagrespons
kan toepassen;
waterstofgas:
gasmengsel dat ten minste voor 98 procent bestaat uit waterstof en bij een temperatuur
van 15 °C en bij een druk van 1,01325 bar in gasvormige toestand verkeert;
waterstofopslagfaciliteit:
een faciliteit voor de ondergrondse opslag van waterstofgas dan wel het gedeelte van
een waterstofterminal dat voor opslag wordt gebruikt;
waterstofterminal:
faciliteit die wordt gebruikt voor het omzetten van vloeibare waterstof of vloeibare
derivaten van waterstof in waterstofgas, dan wel het omzetten van waterstofgas in
vloeibare waterstof, met inbegrip van ondersteunende diensten en tijdelijke opslag
noodzakelijk voor het omzetten en invoeden in, dan wel onttrekken aan de infrastructuur
voor het transport van waterstof;
wettelijke taken of verplichtingen:
taken of verplichtingen die bij of krachtens deze wet aan een systeembeheerder zijn
opgedragen;
windpark:
installatie voor de productie van elektriciteit met behulp van wind;
zeggenschap:
rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen, met inachtneming
van alle feitelijke of juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende
invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name:
1°. eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een onderneming of
delen daarvan;
2° rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling,
het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming.
Artikel 1.2 andere gasvormige stoffen
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen deze wet en de daarop rustende bepalingen
geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard op andere gasvormige stoffen
dan gas.
Artikel 1.3 aansluitingen
1. Een onderneming die zich in hoofdzaak bezighoudt met het vervoer van personen of
goederen per trein wordt voor de toepassing van deze wet aangemerkt als een eindafnemer
met een grote aansluiting, ook indien zij feitelijk geen aansluiting heeft.
2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt als eindafnemer
met een grote aansluiting voor elektriciteit beschouwd een organisatorische eenheid
die zich in hoofdzaak bezig houdt met een bij ministeriële regeling vast te stellen
activiteit, mits:
a. deze eenheid vanwege de technische aard van de bedrijfsuitoefening beschikt over verscheidene
aansluitingen; en
b. het totale aan de eenheid voor die bedrijfsuitoefening beschikbaar gestelde vermogen
meer bedraagt dan 2 MVA.
3. Voor een organisatorische eenheid als bedoeld in het tweede lid, wordt als aansluiting
mede aangemerkt de verbinding bestaande uit één of meer leidingen en daarmee verbonden
hulpmiddelen, tussen een transmissie- of distributiesysteem en een zaak die geen onroerende
zaak is als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering
onroerende zaken.
Artikel 1.4 gezamenlijke aansluitingen
1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden meerdere onroerende
zaken als bedoeld in artikel 16, onderdeel c, van de Wet waardering onroerende zaken,
beschouwd als één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering
onroerende zaken, indien:
a. de onroerende zaken zich bevinden in een bouwwerk met:
1°. een woonfunctie voor kamergewijze verhuur;
2°. een woonoppervlak van maximaal 50 vierkante meter per wooneenheid; en
3°. gemeenschappelijke ruimtes die een meeromvattende functie hebben dan de reguliere
functie van gemeenschappelijke ruimten in een appartementencomplex; en
b. de eigenaar van de onroerende zaken zijn keuze hiervoor kenbaar maakt bij zijn systeembeheerder.
2. De keuze, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan slechts worden ingetrokken
ingeval van ingrijpende renovatie van het bouwwerk.
3. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden twee of meer
op land gelegen windparken of installaties voor productie van zonne-energie beschouwd
als één installatie en één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a
tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken, indien:
a. de installaties zich in elkaars onmiddellijke nabijheid bevinden;
b. de eigenaren van die installaties gezamenlijk een verzoek als bedoeld in artikel 3.38,
eerste lid, of 3.41, eerste lid, hebben gedaan bij een transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor elektriciteit; en
c. de gevraagde aansluitcapaciteit meer bedraagt dan 2 MVA.
4. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde worden verschillende
op land gelegen windparken of installaties voor productie van zonne-energie die behoren
tot eenzelfde groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,
beschouwd als één installatie en één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen
a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken, indien:
a. de installaties zich in elkaars onmiddellijke nabijheid bevinden; en
b. deze installaties onderling technische, organisatorische of functionele bindingen
hebben.
5. Het vierde lid is niet van toepassing indien de transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor elektriciteit aan de producent een aanbod voor het aanleggen van meerdere aansluitingen
heeft gedaan en dit leidt tot lagere kosten voor de transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor elektriciteit.
Artikel 1.5 organisaties en actieve afnemers
1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt een organisatie
die geen onderneming is, beschouwd als een:
a. micro-onderneming indien de organisatie eindafnemer of actieve afnemer is en minder
dan tien werknemers heeft, een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal heeft van ten
hoogste € 2 miljoen;
b. kleine onderneming indien de organisatie eindafnemer of actieve afnemer is en minder
dan vijftig werknemers heeft, een jaaromzet of een jaarlijks balanstotaal heeft van
ten hoogste € 10 miljoen.
2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt een groep actieve
afnemers die geen rechtspersoon is, beschouwd als een actieve afnemer indien:
a. de groep bestaat uit eindafnemers van elektriciteit die in eenzelfde gebouw gevestigd
zijn;
b. de groep beschikt over een gezamenlijke aansluiting;
c. achter de gezamenlijke aansluiting elektriciteit wordt opgewerkt;
d. deze activiteit niet de belangrijkste commerciële activiteit vormt van de groep;
e. de vertegenwoordiger van de groep beschikt over toestemming tot vertegenwoordiging
van de betrokken eindafnemers.
Artikel 1.6 exclusieve economische zone
1. Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing binnen de exclusieve
economische zone van Nederland zoals vastgesteld bij of krachtens de Rijkswet instelling
exclusieve economische zone, op de daar aanwezige systemen, installaties die zijn
aangesloten op die systemen en de marktdeelnemers, balanceringsverantwoordelijken
of eindafnemers die gebruik maken van die systemen.
2. In afwijking van het eerste lid is deze wet en de daarop berustende bepalingen van
toepassing op interconnectoren voor gas met derde landen vanaf het connectiepunt met
het Nederlands transmissiesysteem voor gas tot en met de territoriale zee.
HOOFDSTUK 2 ENERGIEMARKTEN
AFDELING 2.1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 2.1 rechten en plichten ten aanzien van leveren en aggregeren
1. Een aangeslotene sluit voor het afnemen van elektriciteit of gas van een transmissie-
of distributiesysteem met het oog op het verbruik daarvan een leveringsovereenkomst
of een leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer handel.
2. Een eindafnemer is vrij een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake
peer-to-peer-handel te sluiten met een leverancier van zijn keuze.
3. Een actieve afnemer is vrij een aggregatieovereenkomst te sluiten met een marktdeelnemer
van zijn keuze.
Artikel 2.2 meer marktdeelnemers op één aansluiting
1. Een eindafnemer van elektriciteit of actieve afnemer die op zijn aansluiting met
meer dan één marktdeelnemer een overeenkomst sluit inzake levering, teruglevering
of facilitering in peer-to-peer-handel, draagt er zorg voor dat:
a. hij op of nabij het overdrachtspunt van zijn aansluiting beschikt over een meetinrichting
waarvan de communicatiefunctionaliteit wordt gebruikt;
b. overeenkomstig artikel 3.44, derde lid, aan zijn aansluiting voldoende additionele
allocatiepunten zijn toegekend, opdat elke gecontracteerde marktdeelnemer actief kan
zijn op een eigen allocatiepunt; en
c. de afname of invoeding ten behoeve van elke gecontracteerde marktdeelnemer kan worden
vastgesteld op basis van meetgegevens die tot stand komen met behulp van meetinrichtingen
die voldoen aan het bepaalde krachtens artikel 2.44, derde lid.
2. Een actieve afnemer die op zijn aansluiting een vraagresponsovereenkomst sluit met
een marktdeelnemer die niet tevens zijn leverancier is, beschikt over een meetinrichting
waarvan de communicatiefunctionaliteit wordt gebruikt.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in afwijking
van het eerste lid, onderdeel c, het verbruik kan worden toegerekend op basis van
afspraken tussen marktdeelnemers, indien deze afspraken voldoen aan de bij die maatregel
vast te stellen voorwaarden.
Artikel 2.3 algemene bepaling marktdeelnemers
1. Het is een marktdeelnemer verboden een eindafnemer of actieve afnemer:
a. ervan te weerhouden elektriciteit te produceren met het oog op eigen verbruik, opslag,
verkoop of levering aan derden, of actief te zijn op het gebied van flexibiliteit
of energie-efficiëntie,
b. ervan te weerhouden te participeren in een energiegemeenschap;
c. ervan te weerhouden een recht uit te oefenen dat hem op grond van artikel 2.1, tweede
of derde lid toekomt;
d. ervan te weerhouden op zijn aansluiting met meer dan één marktdeelnemer overeenkomsten
te sluiten als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid; of
e. te benadelen omdat hij activiteiten als bedoeld in de onderdelen a, b of d, onderneemt
of een recht als bedoeld in onderdeel c uitoefent.
2. Bepalingen in overeenkomsten met eindafnemers of actieve afnemers die strijdig zijn
met één of meerdere van de in het eerste lid genoemde verboden zijn vernietigbaar.
Artikel 2.4 voorwaarden energiegemeenschap
1. Een energiegemeenschap neemt in haar statuten, of, in geval van een personenvennootschap,
in een overeenkomst, ten minste op dat:
a. de participatie in de energiegemeenschap open en vrijwillig is;
b. de leden, vennoten, of aandeelhouders het recht hebben de energiegemeenschap te verlaten;
en
c. de feitelijke zeggenschap over de energiegemeenschap is gelegen bij leden, vennoten
of aandeelhouders die natuurlijk personen, micro-ondernemingen, kleine ondernemingen
of lokale autoriteiten zijn.
2. Een energiegemeenschap die hernieuwbare energieprojecten ontwikkelt, kan:
a. in aanvulling op het eerste lid, in de statuten of de overeenkomst opnemen dat de
leden, vennoten of aandeelhouders van de energiegemeenschap enkel natuurlijk personen,
lokale autoriteiten of micro-ondernemingen, kleine ondernemingen of middelgrote ondernemingen
zijn; en
b. in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, de feitelijke zeggenschap over de energiegemeenschap
bij die leden, vennoten of aandeelhouders van de rechtspersoon leggen, die in de nabije
omgeving van de hernieuwbare-energieprojecten zijn gevestigd.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de wijze waarop een energiegemeenschap de zeggenschap, bedoeld in het eerste
lid, onderdeel c, of het tweede lid, onderdeel b, inricht.
AFDELING 2.2 LEVEREN AAN EINDAFNEMERS EN FACILITEREN IN PEER-TO-PEER-HANDEL TEN BEHOEVE
VAN EINDAFNEMERS
Paragraaf 2.2.1 Algemene voorschriften over contractuele verhouding tussen eindafnemers
en leveranciers
Artikel 2.5 voorwaarden voor leveranciers
1. Een leverancier die elektriciteit of gas levert aan een eindafnemer levert tegen
transparante prijzen alsmede onder transparante en redelijke voorwaarden.
2. Een leverancier die elektriciteit of gas levert aan een eindafnemer presenteert zijn
prijzen en voorwaarden op een dusdanige wijze dat eindafnemers in staat zijn prijzen
en voorwaarden van verschillende leveranciers te vergelijken.
3. Een leverancier die ten behoeve van een eindafnemer faciliteert in peer-to-peer-handel
handelt tegen transparante kosten alsmede onder transparante en redelijke voorwaarden.
4. Een leverancier die faciliteert in peer-to-peer-handel draagt er zorg voor dat de
hoeveelheid elektriciteit die op grond van door hem gesloten leveringsovereenkomsten
inzake peer-to-peer-handel wordt geleverd aan eindafnemers over de periode van een
jaar niet groter is dan de hoeveelheid elektriciteit die op grond van door hem gesloten
terugleveringsovereenkomsten inzake peer-to-peer-handel in dat jaar wordt teruggeleverd
door actieve afnemers.
Artikel 2.6 leveringsovereenkomst en leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel
1. Een leverancier levert een eindafnemer elektriciteit of gas op basis van een leveringsovereenkomst.
2. Een leverancier faciliteert in peer-to-peer-handel ten behoeve van een eindafnemer
op basis van een leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel.
3. Een leverancier draagt er zorg voor dat de overeenkomst met een eindafnemer:
a. transparant en volledig is;
b. is gesteld in begrijpelijke taal; en
c. voor het sluiten ervan wordt verstrekt aan de eindafnemer.
4. Een leverancier verstrekt een eindafnemer voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst
een samenvatting van de belangrijkste voorwaarden uit de overeenkomst in begrijpelijke
taal.
5. Een leverancier registreert bij het sluiten van de overeenkomst of deze gesloten
is met een huishoudelijk eindafnemer of een micro-onderneming.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de inhoud van de overeenkomsten;
b. het wijzigen en opzeggen van de overeenkomsten;
c. de registratieplicht, bedoeld in het vijfde lid;
d. de informatie die de leverancier een eindafnemer verstrekt over de energiebronnen
bij levering van elektriciteit of gas uit hernieuwbare bronnen en de wijze waarop
deze wordt verstrekt;
e. overige informatie die een leverancier een eindafnemer al dan niet periodiek en al
dan niet kosteloos verstrekt en de wijze waarop deze wordt verstrekt.
Artikel 2.7 factureren en informeren
1. Een leverancier verstrekt zijn eindafnemers periodiek en kosteloos facturen, factureringsinformatie
en informatie over energiebronnen, waarin de gegevens inzake de geleverde elektriciteit
of het geleverde gas op transparante en begrijpelijke wijze is weergegeven.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. de inhoud en inrichting van facturen, factureringsinformatie en informatie over energiebronnen;
b. de frequentie van facturen, factureringsinformatie en informatie over energiebronnen;
c. het verstrekken van gegevens aan de eindafnemer over het verbruik van elektriciteit
of gas;
d. het toesturen van facturen, factureringsinformatie en informatie over energiebronnen;
e. de omstandigheden waarin en termijnen waarbinnen een leverancier de facturen, factureringsinformatie
en informatie over energiebronnen verstrekt.
3. De informatie over energiebronnen ten aanzien van elektriciteit wordt onderbouwd
door middel van garanties van oorsprong als bedoeld in artikel 2.55, eerste, tweede
of vierde lid.
4. De informatie over energiebronnen ten aanzien van gas uit hernieuwbare bronnen wordt
onderbouwd door middel van garanties van oorsprong als bedoeld in artikel 2.55, derde
lid.
Artikel 2.8 klachtenprocedure
1. Een leverancier voorziet in een transparante, kosteloze en eenvoudige interne procedure
voor de behandeling van klachten van zijn eindafnemers.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld, die kunnen verschillen per type
eindafnemer, over:
a. de voorwaarden en inrichting waaraan de klachtenprocedure moet voldoen;
b. de termijnen die gelden voor de klachtenprocedure.
Artikel 2.9 dynamische elektriciteitsprijs
1. Een leverancier, niet zijnde een leverancier die faciliteert in peer-to-peer-handel,
met meer dan 200.000 eindafnemers, biedt eindafnemers die beschikken over een meetinrichting
waarvan communicatiefunctionaliteit wordt gebruikt desgevraagd een leveringsovereenkomst
aan, waarin de prijsvariatie op de spotmarkten wordt weerspiegeld en waarbij de intervallen
gelijk of groter zijn aan de marktvereffeningsperiode van die markten.
2. De leverancier verstrekt een eindafnemer voorafgaand aan het sluiten van een leveringsovereenkomst
als bedoeld in het eerste lid, informatie over de mogelijkheden, kosten en risico's
van deze overeenkomsten.
Paragraaf 2.2.2 Aanvullende voorschriften over contractuele verhouding tussen huishoudelijk
eindafnemers of micro-ondernemingen en leveranciers
Artikel 2.10 vernietigbaarheid
Een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel met
een huishoudelijk eindafnemer of een micro-onderneming, die niet voldoet aan het bepaalde
bij of krachtens artikel 2.6, derde, vierde en zesde lid, is vernietigbaar.
Artikel 2.11 toepasselijk recht
1. Het Nederlands recht is van toepassing op een overeenkomst tussen een leverancier
en een huishoudelijk eindafnemer of een micro-onderneming.
2. De Nederlandse rechter is bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen van geschillen
over een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel.
3. Een beding in een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel
dat in strijd is met het eerste of tweede lid, is nietig.
Artikel 2.12 overeenkomsten met micro-ondernemingen
1. Afdeling 3a van titel 3 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige
toepassing op een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel
tussen een leverancier en een micro-onderneming.
2. De artikelen 236 en 237 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing
op voorwaarden in een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel
tussen een leverancier en een micro-ondernemer.
Paragraaf 2.2.3 Voorschriften beëindigen van leveringsovereenkomsten en leveringsovereenkomsten
inzake peer-to-peer-handel
Artikel 2.13 eindafrekening
Als een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel
eindigt, verstrekt de leverancier de eindafnemer binnen een bij ministeriële regeling
te bepalen termijn een eindafrekening.
Artikel 2.14 overstappen
1. Als een eindafnemer overstapt naar een andere leverancier, zorgt de nieuwe leverancier
ervoor dat de handelingen die noodzakelijk zijn voor deze overstap worden verricht.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze waarop en de termijn
waarbinnen de leverancier de overstap realiseert.
Artikel 2.15 opzegvergoeding huishoudelijk eindafnemer en micro-onderneming
1. Een leverancier kan een huishoudelijk eindafnemer of een micro-onderneming voor de
opzegging van een leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel
door die eindafnemer alleen een opzegvergoeding in rekening brengen, indien het een
tussentijdse opzegging betreft van een overeenkomst voor bepaalde duur en een vooraf
of tijdens de overeenkomst vast overeengekomen prijs of vast overeengekomen kosten,
en de opzegvergoeding in de overeenkomst is opgenomen.
2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de voorwaarden en de
hoogte van de opzegvergoeding.
Artikel 2.16 overstappen huishoudelijk eindafnemer en micro-onderneming
Een leverancier brengt met betrekking tot een overstap van een huishoudelijk eindafnemer
of een micro-onderneming, buiten de eventueel op grond van artikel 2.15 in rekening
te brengen kosten geen andere kosten in rekening.
Paragraaf 2.2.4 Vergunning leveranciers voor levering aan of facilitering in peer-to-peer-handel
ten behoeve van eindafnemers met een kleine aansluiting
Artikel 2.17 vergunningsplicht leverancier
1. Het is verboden zonder vergunning als bedoeld in artikel 2.18, derde lid, elektriciteit
of gas te leveren aan een eindafnemer met een kleine aansluiting of te faciliteren
in peer-to-peer-handel ten behoeve van een eindafnemer met een kleine aansluiting.
2. In afwijking van het eerste lid:
a. mag een energiegemeenschap die elektriciteit of gas produceert deze leveren zonder
vergunning, indien:
1°. de energiegemeenschap over de periode van een jaar niet meer elektriciteit of gas
levert dan ze op jaarbasis invoedt op het systeem;
2°. wordt geleverd aan eindafnemers met een kleine aansluiting die leden of aandeelhouders
van de energiegemeenschap zijn; en
3°. de energiegemeenschap niet meer leden of afzonderlijke aandeelhouders heeft dan een
bij ministeriële regeling vast te stellen aantal;
b. mag een actieve afnemer met een kleine aansluiting die elektriciteit produceert, deze
zonder vergunning leveren, indien hij over de periode van een jaar niet meer elektriciteit
levert dan hij zelf invoedt op het systeem;
c. mag een leverancier zonder vergunning leveren dan wel faciliteren in peer-to-peer-handel
indien er sprake is van een overeenkomst met een groep eindafnemers, waarbij:
1°. de meerderheid van de in de groep participerende eindafnemers rechtspersoon is of
handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
2°. de in de groep participerende eindafnemers onderling technische, organisatorische
of functionele bindingen hebben;
3°. de vertegenwoordiger beschikt over toestemming tot vertegenwoordiging van de bij de
overeenkomst betrokken eindafnemers; en
4°. de eindafnemers met een kleine aansluiting voorafgaand aan het sluiten van de leveringsovereenkomst
door de vertegenwoordiger, bedoeld onder 3°, zijn gewezen op de gevolgen voor hun
rechtspositie en zij uitdrukkelijk met die gevolgen hebben ingestemd;
d. mag een producent van elektriciteit of gas zonder vergunning leveren aan een eindafnemer
met een kleine aansluiting indien die eindafnemer een dochtermaatschappij in de zin
van artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is van die producent;
e. mag een leverancier elektriciteit of gas zonder vergunning leveren aan eindafnemers
met een kleine aansluiting die zijn aangesloten op een gesloten systeem;
f. mag een buiten Nederland gevestigde leverancier zonder vergunning elektriciteit of
gas leveren aan of zonder vergunning faciliteren in peer-to-peer-handel ten behoeve
van ten hoogste 500 eindafnemers met een kleine aansluiting die gevestigd zijn in
gebieden aan de Nederlandse landsgrens.
Artikel 2.18 aanvragen en verlenen vergunning
1. Een leverancier die krachtens artikel 2.17 vergunningplichtig is, beschikt over de
benodigde organisatorische, financiële en technische kwaliteiten alsmede over voldoende
deskundigheid en is tevens aangesloten bij een instantie voor buitengerechtelijke
geschilbeslechting.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de vereisten, bedoeld in het eerste lid.
3. De Autoriteit Consument en Markt verleent een leverancier op aanvraag een vergunning
als hij voldoet aan de eisen, gesteld bij of krachtens het eerste en tweede lid.
4. De Autoriteit Consument en Markt kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een
vergunning.
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a. de voorwaarden waaraan een aanvraag moet voldoen;
b. de procedure voor de aanvraag van een vergunning;
c. de informatie die de vergunninghouder na het verlenen van de vergunning al dan niet
periodiek moet verstrekken.
Artikel 2.19 wijzigen en intrekken vergunning
1. De Autoriteit Consument en Markt kan een vergunning wijzigen of intrekken indien:
a. de vergunninghouder niet voldoet aan één of meer bij of krachtens deze wet of de artikelen
193b tot en met 193j van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek opgelegde verplichtingen;
b. de vergunninghouder dit verzoekt;
c. de vergunninghouder de in de vergunning opgenomen voorschriften of opgelegde beperkingen
niet nakomt;
d. de houder van de vergunning bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft
verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking
op de aanvraag zou hebben geleid; of
e. de vergunninghouder om andere redenen niet langer in staat moet worden geacht de vergunde
activiteit of in de vergunning opgenomen voorschriften na te komen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking
tot de procedure en het treffen van voorzieningen bij de intrekking van een vergunning.
Artikel 2.20 weigering of intrekking vergunning op grond van Wet Bibob
1. Een vergunning kan worden geweigerd of ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden,
bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar
bestuur.
2. Voordat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden
gevraagd.
Artikel 2.21 overdragen vergunning
1. Een vergunning kan met inachtneming van de vereisten, gesteld bij of krachtens artikel 2.18,
eerste of tweede lid, slechts worden overgedragen met toestemming van de Autoriteit
Consument en Markt.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de voorwaarden
voor en de procedure bij het overdragen van een vergunning als bedoeld in het eerste
lid.
3. De Autoriteit Consument en Markt kan de toestemming weigeren of intrekken in het
geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen
door het openbaar bestuur.
Artikel 2.22 leveringsplicht
Een vergunninghouder, niet zijnde een vergunninghouder die enkel faciliteert in peer-to-peer-handel,
doet een aanbod tot levering van elektriciteit of gas aan iedere eindafnemer met een
kleine aansluiting, die daarom verzoekt.
Artikel 2.23 modelcontracten
1. Een vergunninghouder, niet zijnde een vergunninghouder die enkel faciliteert in peer-to-peer-handel,
is verplicht om aan eindafnemers met een kleine aansluiting naast eventuele andere
vrije contractvormen, levering volgens de modelcontracten, bedoeld in het tweede lid,
aan te bieden.
2. De Autoriteit Consument en Markt stelt ter bescherming van de belangen van eindafnemers
met een kleine aansluiting een modelcontract vast:
a. voor een bepaalde tijd van tenminste twaalf maanden met vaste tarieven; en
b. voor een onbepaalde tijd met variabele tarieven.
Artikel 2.24 faillissementsregime
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de verplichting
van vergunninghouders te leveren aan eindafnemers met een kleine aansluiting in geval
van een faillissement van een vergunninghouder of in geval een vergunning als bedoeld
in artikel 2.18, derde lid, wordt ingetrokken.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de administratie die een leverancier
bijhoudt in verband met de uitvoering van het eerste lid.
Artikel 2.25 voorkomen beëindiging levering
1. Een vergunninghouder neemt preventieve maatregelen om het beëindigen van levering
aan of de facilitering in peer-to-peer-handel ten behoeve van een eindafnemer met
een kleine aansluiting wegens wanbetaling zoveel mogelijk te voorkomen.
2. Een leverancier beëindigt:
a. de levering aan of de facilitering in peer-to-peer-handel ten behoeve van een eindafnemer
met een kleine aansluiting niet in verband met wanbetaling, behoudens in bij ministeriële
regeling te bepalen gevallen;
b. de levering aan of de facilitering in peer-to-peer-handel ten behoeve van bij ministeriële
regeling aan te wijzen eindafnemers met een kleine aansluiting niet in verband met
wanbetaling indien is voldaan aan bij die regeling te bepalen voorwaarden.
3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over:
a. de maatregelen die een leverancier neemt om betalingsachterstanden te verhelpen of
te voorkomen;
b. het beperken, opschorten, beëindigen of hervatten van de levering aan of facilitering
in peer-to-peer-handel ten behoeve van eindafnemers met een kleine aansluiting.
Paragraaf 2.2.5 Leveranciersmodel
Artikel 2.26 innen tarieven
1. Een leverancier die actief is op een primair allocatiepunt behorend bij een kleine
aansluiting, factureert en int de voor deze aansluiting aan een distributiesysteembeheerder
periodiek verschuldigde tarieven. De leverancier brengt hiervoor geen kosten in rekening
aan de distributiesysteembeheerder.
2. De betaling door een aangeslotene aan de leverancier van overeenkomstig het eerste
lid gefactureerde bedragen, geldt als bevrijdende betaling.
3. Rechtsvorderingen tot betaling van de door de leverancier overeenkomstig het eerste
lid gefactureerde bedragen verjaren door verloop van twee jaren. Indien de leverancier
een vordering tot betaling van de factuur, bedoeld in het eerste lid, niet heeft gedaan
binnen twee jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden, vervalt het recht om voor
de betreffende dienst bij deze aangeslotene te factureren.
4. De leverancier draagt per periode de overeenkomstig het eerste lid gefactureerde
of te factureren bedragen af aan de desbetreffende distributiesysteembeheerder.
5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. de administratie die een leverancier bijhoudt in verband met de uitvoering van het
eerste lid;
b. de omvang en het moment van de afdracht, bedoeld in het vierde lid, ten behoeve van
een gelijkmatige afdracht aan de distributiesysteembeheerders.
Artikel 2.27 informatie over aansluit- en transportovereenkomsten
1. Een leverancier die actief is op een primair allocatiepunt behorend bij een kleine
aansluiting, faciliteert bij de totstandkoming, wijziging en opzegging van een aansluit-
of transportovereenkomst tussen een distributiesysteembeheerder en de aangeslotene
en de informatieverstrekking tussen beide partijen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop
invulling wordt gegeven aan de facilitering, bedoeld in het eerste lid, en de informatie
die de leverancier in dat kader verstrekt aan de aangeslotene of de distributiesysteembeheerder.
Artikel 2.28 doorzendplicht klachten
Een leverancier die actief is op een primair allocatiepunt behorend bij een kleine
aansluiting, zendt klachten of vragen van de aangeslotene over het systeembeheer onverwijld
door naar de systeembeheerder op wie de klacht of vraag betrekking heeft, onder gelijktijdige
mededeling daarvan aan de eindafnemer.
Paragraaf 2.2.6 Overige bepalingen
Artikel 2.29 salderen elektriciteit
1. Als een eindafnemer met een kleine aansluiting hernieuwbare elektriciteit produceert
en hij geen terugleveringsovereenkomst heeft gesloten met een andere marktdeelnemer
dan zijn leverancier, berekent de leverancier het verbruik ten behoeve van de facturering
en inning van de leveringskosten door de aan het systeem onttrokken elektriciteit
te verminderen met de op het systeem ingevoede elektriciteit, waarbij de vermindering
maximaal de hoeveelheid aan het systeem onttrokken elektriciteit bedraagt.
2. Als een eindafnemer met een kleine aansluiting niet-hernieuwbare elektriciteit produceert
en hij geen terugleveringsovereenkomst heeft gesloten met een andere marktdeelnemer
dan zijn leverancier, berekent de leverancier het verbruik ten behoeve van de facturering
en inning van de leveringskosten door de aan het systeem onttrokken elektriciteit
te verminderen met de op het systeem ingevoede elektriciteit, met een maximum van
5.000 kWh aan op het systeem ingevoede elektriciteit, voor zover het saldo van de
aan het systeem onttrokken minus de op het systeem ingevoede elektriciteit niet minder
dan nul bedraagt.
3. Als de door de eindafnemer op het systeem ingevoede hoeveelheid elektriciteit groter
is dan de hoeveelheid die ingevolge het eerste of tweede lid in mindering wordt gebracht
op de door die leverancier geleverde elektriciteit, betaalt de leverancier aan de
betreffende eindafnemer voor het meerdere een redelijke vergoeding.
5. Indien aan de aansluiting meerdere allocatiepunten zijn toegekend, is het eerste
tot en met derde lid van toepassing op een leverancier die levert op een allocatiepunt
dat direct verbonden is met het overdrachtspunt en waaraan door de distributiesysteembeheerder
zowel afname als invoeding wordt toegewezen.
Artikel 2.30 bewaarplicht leverancier
1. Een leverancier bewaart zijn administratie inzake overeenkomsten met eindafnemers
of transmissiesysteembeheerders en elektriciteitsderivaten met handelaren of transmissiesysteembeheerders
gedurende een periode van vijf jaar en houdt deze gedurende die periode ter beschikking
voor de Autoriteit Consument en Markt en de Europese Commissie.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over exacte gegevens die vallen
onder de bewaarplicht, bedoeld in het eerste lid.
3. De Autoriteit Consument en Markt kan informatie uit de administratie van een leverancier
ter beschikking te stellen aan een marktdeelnemer indien ten aanzien van de administratie
van leveranciers van elektriciteit is voldaan aan artikel 64, derde lid, van richtlijn
2019/944 en van leveranciers van gas is voldaan aan artikel 44, derde lid, van richtlijn
2009/73.
Artikel 2.31 uitzonderingen actieve afnemer
1. Op een actieve afnemer als bedoeld in artikel 2.17, tweede lid, onderdeel b, is artikel 2.8
en artikel 2.30 niet van toepassing.
2. Op een actieve afnemer die elektriciteit levert aan een eindafnemer via een marktdeelnemer
die faciliteert in peer-to-peer-handel is afdeling 2.2 niet van toepassing.
AFDELING 2.3 TERUGLEVEREN, FACILITEREN IN PEER-TO-PEER-HANDEL EN VRAAGRESPONS TEN
BEHOEVE VAN ACTIEVE AFNEMERS
Artikel 2.32 aggregatieovereenkomsten
1. Een marktdeelnemer neemt elektriciteit af van een actieve afnemer op basis van een
terugleveringsovereenkomst.
2. Een marktdeelnemer faciliteert in peer-to-peer-handel ten behoeve van een actieve
afnemer op basis van een terugleveringsovereenkomst inzake peer-to-peer-handel.
3. Een marktdeelnemer levert een vraagresponsdienst aan een actieve afnemer op basis
van een vraagresponsovereenkomst.
4. Een marktdeelnemer die een aggregatieovereenkomst sluit, draagt er zorg voor dat
deze overeenkomst:
a. transparant en volledig is;
b. is gesteld in begrijpelijke taal; en
c. voor het sluiten ervan wordt verstrekt aan de actieve afnemer.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de inhoud van de overeenkomsten;
b. het wijzigen en opzeggen van de overeenkomsten;
c. informatie die een marktdeelnemer een actieve afnemer al dan niet periodiek en al
dan niet kosteloos verstrekt en de wijze waarop deze wordt verstrekt.
Artikel 2.33 factureren en informeren
1. Een marktdeelnemer die met een actieve afnemer een aggregatieovereenkomst heeft gesloten,
verstrekt die afnemer periodiek en kosteloos een factuur en informeert hem periodiek
en kosteloos over de teruggeleverde elektriciteit of verandering van zijn verbruik.
2. De informatie is op begrijpelijke en transparante wijze weergegeven.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. de informatie die wordt verstrekt;
b. wijze waarop de facturen en informatie worden verstrekt;
c. de frequentie van de facturering en informatieverstrekking.
Artikel 2.34 klachtenprocedure
1. Een marktdeelnemer die aan aggregatie doet voorziet in een transparante, kosteloze
en eenvoudige interne procedure voor de behandeling van klachten van zijn actieve
afnemers.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld, die kunnen verschillen per type
afnemer, over:
a. de voorwaarden en inrichting waaraan de klachtenprocedure moet voldoen;
b. de termijnen die gelden voor de klachtenprocedure.
Artikel 2.35 toepasselijk recht
1. Het Nederlands recht is van toepassing op een aggregatieovereenkomst met een actieve
afnemer die tevens huishoudelijk eindafnemer of micro-onderneming is.
2. De Nederlandse rechter is bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen van geschillen
over aggregatieovereenkomsten met een actieve afnemer die tevens huishoudelijk eindafnemer
of micro-onderneming is.
3. Een beding in een aggregatieovereenkomst dat strijdig is met het eerste of tweede
lid, is nietig.
Artikel 2.36 eindafrekening
Als een aggregatieovereenkomst eindigt, verstrekt de marktdeelnemer die partij was
bij die overeenkomst, de actieve afnemer binnen een bij ministeriële regeling te bepalen
termijn een eindafrekening.
Artikel 2.37 opzegvergoeding
1. Een marktdeelnemer kan een actieve afnemer die tevens huishoudelijk eindafnemer of
een micro-onderneming is, voor de opzegging van een aggregatieovereenkomst door die
actieve afnemer, alleen een opzegvergoeding in rekening brengen, indien het een tussentijdse
opzegging betreft van een aggregatieovereenkomst voor bepaalde duur en een vast overeengekomen
prijs of vast overeengekomen kosten, en de opzegvergoeding in de aggregatieovereenkomst
is opgenomen.
2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de voorwaarden en de
hoogte van de vergoeding.
Artikel 2.38 overstappen
1. Als een actieve afnemer overstapt naar een andere marktdeelnemer aan wie hij teruglevert,
die ten behoeve van hem faciliteert in peer-to-peer-handel, of die hem vraagresponsdiensten
levert, zorgt de nieuwe marktdeelnemer ervoor dat de handelingen die noodzakelijk
zijn voor deze overstap worden verricht.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze waarop en de termijn
waarbinnen de nieuwe marktdeelnemer de overstap realiseert.
3. De nieuwe marktdeelnemer brengt voor een overstap van een actieve afnemer of groep
actieve afnemers, die tevens huishoudelijk eindafnemer of een micro-onderneming is
of zijn, buiten de eventueel op grond van artikel 2.37 in rekening te brengen kosten,
geen andere kosten in rekening.
Artikel 2.39 vraagrespons en verrekening
1. Een marktdeelnemer die op een allocatiepunt niet tevens de leverancier is, levert
op dat allocatiepunt geen vraagresponsdiensten, tenzij met de balanceringsverantwoordelijke
voor elektriciteit op dat allocatiepunt een overeenkomst op basis van het aanbod,
bedoeld in het tweede lid is gesloten.
2. Als een marktdeelnemer met een actieve afnemer ten aanzien van een allocatiepunt
een vraagresponsovereenkomst heeft gesloten, doet de balanceringsverantwoordelijke
voor elektriciteit op dat allocatiepunt, al dan niet in samenspraak met de leverancier
op dat allocatiepunt de marktdeelnemer die vraagresponsdiensten levert op diens verzoek
een redelijk aanbod inzake de financiële compensatie en de voorwaarden voor de aanpassing
van het elektriciteitsprogramma als gevolg van de vraagrespons, over de vergoeding
van eventuele onbalanskosten die hierdoor ontstaan en de uitwisseling van relevante
gegevens.
3. Marktdeelnemers passen bij de berekening van de financiële compensatie een door de
Autoriteit Consument en Markt vast te stellen berekeningsmethode toe, waarbij zowel
rekening wordt gehouden met de ingekochte maar door vraagrespons niet verkochte elektriciteit
als de niet ingekochte maar door vraagrespons extra verkochte elektriciteit.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over:
a. de uitgangspunten waaraan een berekeningsmethode ten minste moet voldoen;
b. de inhoud van het aanbod, bedoeld in het tweede lid;
c. de termijn waarbinnen een redelijk aanbod moet worden gedaan.
5. Het eerste lid is niet van toepassing indien een markdeelnemer die vraagresponsdiensten
levert, optreedt als aanbieder van balanceringsdiensten aan de transmissiesysteembeheerder
voor elektriciteit.
AFDELING 2.4 BALANCEREN
Artikel 2.40 balanceringsverantwoordelijke voor elektriciteit
1. De marktdeelnemer die door een aangeslotene is gecontracteerd op een allocatiepunt,
draagt er zorg voor dat er overeenkomstig artikel 5 van verordening 2019/943 een balanceringsverantwoordelijke
voor elektriciteit actief is op dat allocatiepunt.
2. Een producent of actieve afnemer die niet via een marktdeelnemer elektriciteit verkoopt,
of een eindafnemer die niet via een marktdeelnemer elektriciteit koopt, is er zelf
verantwoordelijk voor dat er overeenkomstig artikel 5 van verordening 2019/943 een
balanceringsverantwoordelijke voor elektriciteit actief is op het betreffende allocatiepunt.
Artikel 2.41 balanceringsverantwoordelijke voor gas
1. Een aangeslotene met een grote aansluiting op een transmissie- of distributiesysteem
voor gas, of een marktdeelnemer namens die aangeslotene, sluit met het oog op het
afnemen of invoeden van gas een overeenkomst met een netgebruiker om transportcapaciteit
te boeken op het transmissiesysteem voor gas.
2. In afwijking van het eerste lid draagt bij een gasopslagsysteem, een LNG-systeem,
een interconnector voor gas of een gasproductienet, de gebruiker van deze systemen
of leidingen, of een marktdeelnemer namens deze gebruiker, er zorg voor dat een netgebruiker
transportcapaciteit boekt op het transmissiesysteem voor gas met het oog op de invoeding
of afname van gas op het transmissiesysteem van gas.
3. Voor een aangeslotene met een kleine aansluiting op een distributiesysteem voor gas
draagt de door de aangeslotene gecontracteerde leverancier er zorg voor dat een netgebruiker
transportcapaciteit boekt op het transmissiesysteem voor gas met het oog op de levering
van gas aan deze aangeslotene.
4. De netgebruiker, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, is de balanceringsverantwoordelijke
voor gas op het aan die aansluiting toegekende allocatiepunt, dan wel, indien van
toepassing, voor het door hem gecontracteerde deel van het aan het gasopslagsysteem,
LNG-systeem, interconnector voor gas of gasproductienet toegekende allocatiepunt.
Artikel 2.42 gasoverdracht
Als gas binnen het transmissiesysteem voor gas wordt overgedragen naar een andere
balanceringsportfolio dan vindt deze overdracht plaats op een virtueel handelspunt
op dat systeem.
Artikel 2.43 overstappen
1. Als een aangeslotene, marktdeelnemer of gebruiker als bedoeld in artikel 2.41, tweede
lid, kiest voor een andere balanceringsverantwoordelijke, zorgt de nieuw gecontracteerde
balanceringsverantwoordelijke ervoor dat de handelingen die noodzakelijk zijn voor
deze overstap worden verricht.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze waarop en de termijn
waarbinnen de nieuwe balanceringsverantwoordelijke de overstap realiseert.
3. Een balanceringsverantwoordelijke brengt de aangeslotene, marktdeelnemer of gebruiker
voor de overstap geen kosten in rekening.
AFDELING 2.5 METEN
Paragraaf 2.5.1 Algemene bepalingen
Artikel 2.44 beschikken over meetinrichting
1. Een aangeslotene beschikt op of nabij ieder overdrachtspunt over een geïnstalleerde
meetinrichting die voldoet aan de krachtens het derde lid gestelde eisen, tenzij:
a. de aangeslotene beschikt over een onbemeten aansluiting die voldoet aan bij ministeriële
regeling te stellen voorwaarden;
b. de aangeslotene een onderneming is als bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, met een
aansluiting op een gesloten systeem van de beheerder, bedoeld in artikel 1 van de
Spoorwegwet;
c. de aangeslotene behoort tot het bedrijf van de beheerder van een gesloten systeem
en de beheerder van het gesloten systeem elektriciteit of gas aan deze aangeslotene
levert.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. situaties waarin een aangeslotene tevens beschikt of moet beschikken over een geïnstalleerde
meetinrichting op een andere plaats dan op of nabij een overdrachtspunt, waarbij kan
worden bepaald dat die andere plaats wordt aangemerkt als een additioneel allocatiepunt;
b. welke partij bij aangeslotenen met een kleine aansluiting in die situatie de meetinrichting
installeert en beheert;
c. welke partij bij aangeslotenen met een kleine aansluiting in die situatie de meetgegevens
verzamelt, valideert en vaststelt.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de eisen en functionaliteiten
waaraan een meetinrichting of een onderdeel van een meetinrichting ten minste moet
voldoen. Deze regels kunnen in ieder geval verschillen:
a. voor verschillende categorieën aansluitingen;
b. voor verschillende categorieën aangeslotenen;
c. voor verschillende categorieën meetinrichtingen;
d. voor verschillende overdrachtspunten;
e. voor verschillende allocatiepunten;
f. naar plaats van de meetinrichting, al dan niet op of nabij een overdrachtspunt of
additioneel allocatiepunt;
g. naar type activiteit;
h. naar functionaliteit;
i. naar hetgeen op grond van de artikelen 2.46, 2.52, 2.53, 3.57, 3.58, 3.59 en 3.60
gemeten moet worden.
Artikel 2.45 meetactiviteiten
1. Een aangeslotene met een kleine aansluiting verleent de distributiesysteembeheerder
de nodige medewerking aan de uitvoering van de taken, genoemd in artikel 3.51.
2. Een aangeslotene met een grote aansluiting, niet zijnde een aangeslotene als bedoeld
in het derde of vierde lid of een beheerder van een gesloten systeem voor gas, draagt
er zorg voor dat op zijn aansluiting een meetverantwoordelijke partij actief is.
3. Een aangeslotene met een grote aansluiting op het transmissiesysteem voor gas die
uitsluitend gas onttrekt, verleent de transmissiesysteembeheerder voor gas de nodige
medewerking aan de uitvoering van de taken, genoemd in artikel 3.54.
4. Een aangeslotene met een grote aansluiting op het transmissiesysteem voor gas die
uitsluitend gas invoedt of die een gasopslagbeheerder is, voert de meetactiviteiten
uit overeenkomstig artikel 2.53.
Paragraaf 2.5.2 Verplichtingen meetverantwoordelijke partijen
Artikel 2.46 meetverplichtingen
1. Een meetverantwoordelijke partij:
a. installeert en beheert op of nabij ieder overdrachtspunt een meetinrichting die voldoet
aan de krachtens artikel 2.44, derde lid, gestelde eisen;
b. indien van toepassing, installeert en beheert een meetinrichting op de bij de krachtens
artikel 2.44, tweede lid, onderdeel a, vastgestelde plaatsen;
c. geeft overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 4.8, zesde lid, gegevens
van de door hem beheerde meetinrichtingen door;
d. verzamelt en valideert per geïnstalleerde meetinrichting meetgegevens en stelt deze
vast.
2. Bij ministeriële regeling worden voor de verschillende soorten meetinrichtingen die
krachtens artikel 2.44, derde lid, zijn toegestaan regels gesteld over:
a. het installeren en beheren van meetinrichtingen;
b. het soort meetgegevens dat wordt verzameld, gevalideerd of vastgesteld;
c. de frequentie waarmee meetgegevens worden verzameld, gevalideerd of vastgesteld;
d. de wijze waarop meetgegevens worden verzameld;
e. de nauwkeurigheidseisen voor het verzamelen van meetgegevens;
f. de methoden voor het herleiden en berekenen van de hoeveelheid gas;
g. de methoden voor het herleiden en berekenen ten behoeve van het valideren en vaststellen
van meetgegevens.
3. Een meetverantwoordelijke partij kan met een aangeslotene overeenkomen dat de aangeslotene
de meetgegevens ten aanzien van de kwaliteit van het door hem ingevoede gas zelf verzamelt,
valideert en vaststelt. In dat geval geeft de aangeslotene de meetgegevens overeenkomstig
het eerste lid, onderdeel c, door.
Artikel 2.47 controlesystematiek meetinrichtingen
1. Een meetverantwoordelijke partij past een door Onze Minister goedgekeurd protocol
voor een periodieke controle van meetinrichtingen toe op de bij of krachtens artikel 2.44,
derde lid, en de bij of krachtens artikel 5 van de Metrologiewet gestelde eisen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld aan het protocol.
Artikel 2.48 erkenning meetverantwoordelijke partij
1. Het is verboden zonder een erkenning als bedoeld in het vierde lid, bij aangeslotenen
als bedoeld in artikel 2.45, tweede lid, meetinrichtingen te installeren en te beheren
en daar te meten.
2. Een meetverantwoordelijke partij:
a. beschikt over de benodigde organisatorische en technische kwaliteiten alsmede voldoende
deskundigheid voor een goede uitvoering van zijn verplichtingen; en
b. is redelijkerwijs in staat de verplichtingen als opgenomen in artikel 2.46 en afdelingen
4.1 en 4.2 na te komen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de vereisten, bedoeld in het eerste lid.
4. De Autoriteit Consument en Markt verleent een meetverantwoordelijke partij op aanvraag
een erkenning als de meetverantwoordelijke partij voldoet aan de eisen, bedoeld in
het eerste lid.
5. De Autoriteit Consument en Markt kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een
erkenning.
6. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a. de voorwaarden waaraan een aanvraag moet voldoen;
b. de procedure voor de aanvraag van een erkenning;
c. de informatie die een meetverantwoordelijke partij na het verlenen van de erkenning
al dan niet periodiek moet verstrekken.
Artikel 2.49 wijzigen en intrekken erkenning
1. De Autoriteit Consument en Markt kan een erkenning als bedoeld in artikel 2.48, vierde
lid, wijzigen of intrekken indien:
a. de houder van de erkenning niet langer voldoet aan één of meer verplichtingen, gesteld
bij of krachtens de artikelen 2.46 of 2.48, tweede lid, onderdeel a, en afdelingen
4.1 en 4.2;
b. de houder van de erkenning dit verzoekt;
c. de houder van de erkenning de in de erkenning opgenomen voorschriften of opgelegde
beperkingen niet nakomt;
d. de houder van de erkenning bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft
verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking
op de aanvraag zou hebben geleid; of
e. de houder van de erkenning om andere redenen niet langer in staat moet worden geacht
de erkende activiteit of in de erkenning opgenomen voorschriften na te komen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot de tijdelijke voorzieningen en de procedure bij intrekking van
de erkenning.
Artikel 2.50 rapportageverplichting
1. Een meetverantwoordelijke partij rapporteert aan de Autoriteit Consument en Markt
over de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.46.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de frequentie
waarmee gerapporteerd wordt en de eisen waaraan een rapportage moet voldoen.
Artikel 2.51 overdragen erkenning
1. Een erkenning als bedoeld in artikel 2.48, vierde lid, kan slechts worden overgedragen
met toestemming van de Autoriteit Consument en Markt.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de voorwaarden voor en de procedure bij het overdragen van een erkenning als bedoeld
in het eerste lid.
Paragraaf 2.5.3 Verplichtingen voor anderen dan meetverantwoordelijke partijen
Artikel 2.52 verplichtingen leverancier
1. Een leverancier die actief is op een primair allocatiepunt van een aangeslotene met
een kleine aansluiting die beschikt over een meetinrichting zonder communicatiefunctionaliteit
of een meetinrichting waarvan de communicatiefunctionaliteit administratief is uitgeschakeld:
a. verzamelt en valideert meetgegevens en stelt deze vast ten behoeve van de aangeslotene;
b. geeft overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 4.8, zesde lid, gegevens
door.
2. De aangeslotene verleent medewerking aan de leverancier bij het verzamelen van meetgegevens.
3. Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke meetgegevens worden verzameld en worden
voorts regels gesteld over:
a. de frequentie waarmee meetgegevens worden verzameld;
b. de wijze waarop meetgegevens worden verzameld;
c. de nauwkeurigheidseisen voor het verzamelen van meetgegevens;
d. de methoden voor het herleiden en berekenen ten behoeve van het valideren en vaststellen
van meetgegevens.
Artikel 2.53 verplichtingen aangeslotenen die zelf meten
1. Een aangeslotene met een grote aansluiting op het transmissiesysteem voor gas die
uitsluitend gas invoedt of die een gasopslagbeheerder is:
a. installeert en beheert op of nabij ieder overdrachtspunt een meetinrichting;
b. verzamelt en valideert meetgegevens en stelt deze per geïnstalleerde meetinrichting
vast; en
c. geeft overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 4.8, vijfde lid, gegevens
van de door hem beheerde meetinrichtingen door.
2. Bij ministeriële regeling worden ten aanzien van de verplichtingen, genoemd in het
eerste lid regels gesteld over:
a. het soort meetgegevens dat wordt verzameld, gevalideerd of vastgesteld;
b. de frequentie waarmee meetgegevens worden verzameld, gevalideerd of vastgesteld;
c. de wijze waarop meetgegevens worden verzameld;
d. de nauwkeurigheidseisen voor het verzamelen van meetgegevens;
e. de methoden voor het herleiden en berekenen van de hoeveelheid gas en de energie-inhoud
van het gas;
f. de methoden voor het herleiden en berekenen ten behoeve van het valideren en vaststellen
van meetgegevens.
Artikel 2.54 erkenning meetverantwoordelijkheid kleine aansluitingen buiten overdrachtspunten
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het voor een partij, uitgezonderd
de distributiesysteembeheerder of meetverantwoordelijke partij, verboden is zonder
erkenning van de Autoriteit Consument en Markt meetinrichtingen als bedoeld in artikel 2.44,
tweede lid, te installeren en te beheren en daar te meten.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen onderdelen van deze wet met
betrekking tot een meetverantwoordelijke partij van overeenkomstige toepassing worden
verklaard op de partij, bedoeld in het eerste lid, en kunnen ook overigens regels
worden gesteld over de aanvraag, vereisten, wijziging, intrekking en overdracht van
de erkenning, bedoeld in het eerste lid.
AFDELING 2.6 OVERIGE BEPALINGEN
Paragraaf 2.6.1 Garanties van oorsprong
Artikel 2.55 bewijs garantie van oorsprong
1. Een garantie van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen toont bij
uitsluiting aan dat een producent de daarop aangegeven hoeveelheid elektriciteit heeft
geproduceerd uit hernieuwbare bronnen of met energie uit hernieuwbare bronnen.
2. Een garantie van oorsprong voor elektriciteit geproduceerd in een installatie voor
hoogrenderende warmtekrachtkoppeling toont bij uitsluiting aan dat een producent de
daarop aangegeven hoeveelheid elektriciteit heeft geproduceerd in een installatie
voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling.
3. Een garantie van oorsprong voor gas uit hernieuwbare bronnen toont bij uitsluiting
aan dat een producent de daarop aangegeven hoeveelheid gas heeft geproduceerd uit
hernieuwbare bronnen of met energie uit hernieuwbare bronnen.
4. Een garantie van oorsprong voor elektriciteit uit niet-hernieuwbare bronnen toont
bij uitsluiting aan dat een producent de daarop aangegeven hoeveelheid elektriciteit
heeft geproduceerd uit een andere energiebron dan hernieuwbare bronnen.
Artikel 2.56 taken Minister en mandateren taken
1. Onze Minister is belast met het uitgeven, overdragen en innemen via een elektronisch
systeem van garanties van oorsprong als bedoeld in artikel 2.55.
2. Onze Minister opent op aanvraag van een in Nederland gevestigde producent, handelaar,
leverancier, marktdeelnemer die aggregeert, eindafnemer, handelaar in garanties van
oorsprong of de Nederlandse emissieautoriteit, bedoeld in artikel 2.1 van de Wet milieubeheer,
een rekening voor garanties van oorsprong. Bij deze aanvraag overlegt de producent
het resultaat van de vaststelling, bedoeld in artikel 3.63.
3. Onze Minister boekt op aanvraag garanties van oorsprong als bedoeld in artikel 2.55,
op een daarbij aangegeven rekening voor garanties van oorsprong, indien een in Nederland
gevestigde producent of, indien is voldaan aan de regels gesteld bij of krachtens
het vierde lid, een marktdeelnemer die aggregeert, bij deze aanvraag de gegevens overlegt
omtrent:
a. de gemeten hoeveelheid geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare bronnen of uit
andere bronnen, gas uit hernieuwbare bronnen; of
b. indien een producent van elektriciteit of gas gebruik maakt van omzetting van energie
in een andere vorm van energie:
1°. de gemeten hoeveelheid geproduceerde elektriciteit of geproduceerd gas;
2°. de gemeten hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen of uit andere bronnen die
is gebruikt voor de opwekking van de hoeveelheid, bedoeld onder 1°; en
3°. het bewijs van afboeking of verzoek tot afboeking van garanties van oorsprong als
bedoeld in artikel 2.55, garanties van oorsprong voor thermische energie uit hernieuwbare
bronnen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet of garanties van oorsprong
voor ander gas uit hernieuwbare bronnen als bedoeld in artikel 1 van de Wet implementatie
EU-richtlijn hernieuwbare energie voor garanties van oorsprong van een Nederlandse
rekening voor garanties van oorsprong voor de gemeten hoeveelheid onder 2°.
4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de situaties waarin en de voorwaarden
waaronder Onze Minister garanties van oorsprong als bedoeld in artikel 2.55, eerste
lid, bijboekt op de rekening voor garanties van oorsprong van een marktdeelnemer die
aggregeert ten behoeve van een actieve afnemer.
5. Onze Minister kan de taken, bedoeld in het eerst tot en met derde lid, mandateren
aan een niet-ondergeschikte die onafhankelijk is van producenten, handelaren, marktdeelnemers
die aggregeren en handelaren in garanties van oorsprong.
Artikel 2.57 afboeken garanties van oorsprong
Een leverancier zorgt ervoor dat als bewijs van levering van elektriciteit, of gas
uit hernieuwbare bronnen, aan een in Nederland gevestigde eindafnemer binnen één maand
na de levering een corresponderende hoeveelheid garanties van oorsprong als bedoeld
in artikel 2.55 van een Nederlandse rekening voor garanties van oorsprong wordt afgeboekt.
Artikel 2.58 garanties van oorsprong binnen Europese Unie
1. Garanties van oorsprong uitgegeven door een onafhankelijke instantie in een andere
lidstaat van de Europese Unie, die naar aard en strekking overeenkomen met in Nederland
uitgegeven garanties van oorsprong als bedoeld in artikel 2.55 worden daarmee gelijkgesteld.
2. Garanties van oorsprong uitgegeven door een onafhankelijke instantie in een derde
land worden niet erkend, behalve indien de Europese Unie daarvoor een overeenkomst
heeft afgesloten met het derde land en de energie rechtstreeks uit dat land wordt
ingevoerd of uitgevoerd.
Artikel 2.59 delegatiegrondslag garanties van oorsprong
1. Bij ministeriële regeling worden tarieven vastgesteld ter dekking van de kosten die
worden gemaakt met betrekking tot de activiteiten, bedoeld in artikel 2.56.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. de informatie die een producent, handelaar, leverancier, marktdeelnemer die aggregeert,
eindafnemer, handelaar in garanties van oorsprong, transmissie- of distributiesysteembeheerder,
of de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee verstrekt aan Onze Minister;
b. de uitgifte en de geldigheidsduur van garanties van oorsprong als bedoeld in artikel 2.55;
c. de gegevens die worden vermeld op garanties van oorsprong als bedoeld in artikel 2.55;
d. de voorwaarden waaronder en de wijze waarop een producent, handelaar, leverancier,
marktdeelnemer die aggregeert, eindafnemer, of handelaar in garanties van oorsprong,
gebruik kunnen maken van de door hen verkregen garanties van oorsprong als bedoeld
in artikel 2.55, of deze kunnen verhandelen;
e. de vaststelling, bedoeld in artikel 3.63;
f. het meten van de hoeveelheden, bedoeld in artikel 2.56, derde lid;
g. dat het verstrekken van de informatie, bedoeld in onderdeel a, uitsluitend langs elektronische
weg kan geschieden.
3. De regels, bedoeld in het tweede lid, kunnen verschillen voor de verschillende soorten
garanties van oorsprong als bedoeld in artikel 2.55.
Paragraaf 2.6.2 Beperken gebruik laagcalorisch gas
Artikel 2.60 maximaal verbruik laagcalorisch gas
1. Het is een aangeslotene op het transmissie- of distributiesysteem van gas met ingang
van 1 oktober 2022 verboden via een aansluiting die is verbonden met dat deel van
het transmissie- of distributiesysteem voor gas waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd
in een gasjaar meer dan 100 miljoen m3(n) gas aan dat transmissie- of distributiesysteem te onttrekken.
2. Indien installaties die behoren tot eenzelfde onderneming of instelling, die onderling
technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke
nabijheid zijn gelegen, van gas worden voorzien door middel van meer dan één aansluiting,
is het met ingang van 1 oktober 2022 verboden via die gezamenlijke aansluitingen meer
dan 100 miljoen m3(n) gas te onttrekken aan dat deel van het transmissie- of distributiesysteem voor
gas waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd, indien een of meerdere van die
aansluitingen na 20 juli 2020 zijn gerealiseerd.
3. Dit artikel vervalt met ingang van 1 oktober 2030 of op een bij koninklijk besluit
eerder te bepalen tijdstip.
4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een aangeslotene, zijnde een
gasopslagbeheerder.
Artikel 2.61 verbod onttrekken laagcalorisch gas grootste eindafnemers
1. Het is een aangeslotene op het transmissie- of distributiesysteem van gas die in
de gasjaren 2016/2017, 2017/2018 en 2018/2019 in ten minste twee van die gasjaren
meer dan 100 miljoen m3 (n) gas via diens aansluiting heeft onttrokken en die verbonden is met dat deel van
het transmissie- of distributiesysteem voor gas waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd,
met ingang van 1 oktober 2022 verboden via die aansluiting gas aan dat deel van het
transmissie- of distributiesysteem te onttrekken.
2. Deze aangeslotene meldt zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van dit artikel schriftelijk
aan de transmissiesysteembeheerder voor gas dat zijn aansluiting omgeschakeld of buiten
werking gesteld dient te worden en verstrekt hem alle gegevens die naar diens oordeel
relevant zijn voor een voor de bedrijfsprocessen van de aangeslotene doelmatige en
efficiënte planning van het omschakelen onderscheidenlijk buiten werking stellen van
de betrokken aansluiting. De aangeslotene stuurt een afschrift van deze melding en
de daarbij gevoegde gegevens aan Onze Minister.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op een aangeslotene, zijnde een
gasopslagbeheerder.
Artikel 2.62 planning afsluiten
1. De aangeslotene die ingevolge artikel 2.61, tweede lid, de transmissiesysteembeheerder
voor gas heeft gemeld dat diens aansluiting buiten werking gesteld dient te worden,
informeert de transmissiesysteembeheerder en Onze Minister over de planning van de
buitenwerkingstelling, voorzien van een onderbouwing van de benodigde tijd voor de
onderscheiden activiteiten die naar zijn oordeel noodzakelijk zijn om afgesloten te
kunnen worden van het transmissie- of distributiesysteem voor gas en, voor zover aan
de orde, over te kunnen stappen naar een alternatieve energiebron.
2. Indien de planning naar het oordeel van de aangeslotene als gevolg van gewijzigde
omstandigheden aanpassing behoeft, informeert de eindafnemer de transmissiesysteembeheerder
voor gas en Onze Minister zo spoedig mogelijk over de aangepaste planning. De aangepaste
planning wordt voorzien van een onderbouwing van elke afwijking ten opzichte van de
eerder ingediende planning.
Artikel 2.63 ontheffing verbodsbepalingen laagcalorisch gas
1. Onze Minister kan een aangeslotene op diens verzoek ontheffing verlenen van het verbod,
bedoeld in artikel 2.61, eerste lid, gedurende een in de ontheffing te bepalen periode,
voor zover verlenging noodzakelijk is vanwege omstandigheden die niet zijn toe te
rekenen aan de aangeslotene of redelijkerwijs niet door hem hadden kunnen worden voorzien
of voorkomen.
2. Onze Minister kan een aangeslotene die op grond van artikel 2.61, tweede lid, heeft
gemeld dat diens aansluiting afgesloten dient te worden, op diens verzoek ontheffing
verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 2.61, eerste lid, gedurende een in de
ontheffing te bepalen periode, voor zover verlenging voor die periode noodzakelijk
is om tot een stabiel verbruik van energie uit een andere bron dan gas afkomstig uit
het transmissie- of distributiesysteem voor gas te komen.
3. Indien een ontheffing als bedoeld in het eerste of tweede lid is verleend, is artikel 2.60,
eerste lid, niet van toepassing op de betreffende aangeslotene voor de duur van die
ontheffing.
4. Onze Minister kan een aangeslotene een ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld
in artikel 2.60, eerste lid, voor zover dit gelet op de leveringszekerheid van gas,
warmte of elektriciteit nodig is.
5. Aan een ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, die mede
betrekking kunnen hebben op de maximale toegestane hoeveelheid laagcalorisch gas die
per gasjaar of gedurende de periode waarvoor de ontheffing is verleend door de afnemer
aan het transmissie- of distributiesysteem voor gas mag worden onttrokken.
6. Het is verboden in strijd te handelen met aan een ontheffing verbonden voorschriften
en beperkingen.
7. Onze Minister kan een ontheffing intrekken indien:
a. niet langer wordt voldaan aan de gronden voor verlening van een ontheffing;
b. degene aan wie de ontheffing is verleend in strijd handelt met een aan de ontheffing
verbonden voorschrift of beperking;
c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige
gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid.
8. Onze Minister stuurt een afschrift van een op grond van dit artikel genomen besluit
tot verlening of intrekking van een ontheffing aan de Autoriteit Consument en Markt
en aan de transmissiesysteembeheerder voor gas.
Paragraaf 2.6.2 Overige bepalingen
Artikel 2.64 strafbaarstelling verordening 1227/2011
1. Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 3, 4 en 5 van verordening
1227/2011.
2. Overtreding van het eerste lid is een misdrijf.
Artikel 2.65 monopolie wettelijke taken en uitzonderingen
Het is een natuurlijk persoon of rechtspersoon, niet zijnde een systeembeheerder,
verboden wettelijke taken of verplichtingen uit te voeren, met uitzondering van:
a. werkzaamheden die een systeembeheerder aan die natuurlijk persoon of rechtspersoon
uitbesteedt;
b. de aanleg of verwijdering van een leiding en daarmee verbonden hulpmiddelen, bedoeld
in artikel 3.39;
c. werkzaamheden die verband houden met tijdelijke taken.
Artikel 2.66 vergelijkingsinstrument
1. Een huishoudelijk eindafnemer en een micro-onderneming hebben recht op kosteloze
toegang tot ten minste één onafhankelijk vergelijkingsinstrument dat de gehele energiemarkt
bestrijkt of meerdere vergelijkingsinstrumenten die in voldoende mate de markt bestrijken,
waarmee ze het aanbod van leveranciers, met uitzondering van het aanbod om ten behoeve
van eindafnemers te faciliteren in peer-to-peer-handel, kunnen vergelijken.
2. Het vergelijkingsinstrument als bedoeld in het eerste lid, voldoet aan bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur nader te stellen regels.
3. Een vergelijkingsinstrument dat voldoet aan de eisen, bedoeld in het tweede lid,
wordt op verzoek van de aanbieder van het vergelijkingsinstrument gecertificeerd door
de Autoriteit Consument en Markt.
4. Indien naar het oordeel van Onze Minister de toegang, bedoeld in het eerste lid,
niet door het normale functioneren van de markt wordt of zal kunnen worden gegarandeerd,
kan Onze Minister een partij aanwijzen die een vergelijkingsinstrument voor ten hoogste
tien jaar verzorgt.
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a. de procedure voor de aanvraag van de certificering, bedoeld in het derde lid;
b. de aanwijzing, bedoeld in het vierde lid, welke regels onder meer betrekking hebben
op:
1°. de voor de aanwijzing te volgen procedure;
2°. voorschriften en beperkingen die aan de aanwijzing worden verbonden;
3°. taken die aan de Autoriteit Consument en Markt worden opgedragen en bevoegdheden die
aan de Autoriteit Consument en Markt worden verleend in het geval een aanwijzing is
gegeven.
6. Als niet langer voldaan wordt aan de voorschriften, bedoeld in het tweede lid, dan
wel de voorschriften en beperkingen, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, kan de
Autoriteit Consument en Markt de certificering onderscheidenlijk Onze Minister de
aanwijzing intrekken.
HOOFDSTUK 3 BEHEER VAN ELEKTRICITEITS- EN GASSYSTEMEN
AFDELING 3.1 AANWIJZEN, CERTIFICEREN EN ERKENNEN VAN SYSTEEMBEHEERDERS
Artikel 3.1 verplichtingen eigenaar systeem
1. Een onderneming die eigenaar is van of die alle aandelen heeft in de rechtspersoon
die eigenaar is van een transmissiesysteem, distributiesysteem of interconnector draagt
er zorg voor:
a. dat de beheerder van het systeem krachtens artikel 3.4 is gecertificeerd of, indien
het systeem voldoet aan de kenmerken gesteld bij of krachtens artikel 3.7, dat het
systeem krachtens artikel 3.7 als gesloten systeem is erkend; en
b. dat krachtens artikel 3.2 of 3.6 een beheerder voor zijn systeem is aangewezen.
2. Een onderneming die eigenaar is van een LNG-systeem of een gasopslagsysteem draagt
er zorg voor dat krachtens artikel 3.2, eerste lid, onderdeel h respectievelijk i,
een beheerder is aangewezen.
3. Een onderneming die eigenaar is van een systeem waarvoor geen beheerder is aangewezen,
handelt als beheerder van zijn systeem. De wettelijke taken en verplichtingen zijn
van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.2 aanwijzing systeembeheerder
1. Onze Minister kan op aanvraag een rechtspersoon die eigenaar is van of die alle aandelen
heeft in de rechtspersoon die eigenaar is van een:
a. transmissiesysteem voor elektriciteit, aanwijzen als beheerder van dat transmissiesysteem;
b. een interconnector voor elektriciteit die geen deel uitmaakt van een transmissiesysteem
voor elektriciteit, aanwijzen als beheerder van die interconnector;
c. transmissiesysteem voor gas, aanwijzen als beheerder van dat transmissiesysteem;
d. een interconnector voor gas die geen deel uitmaakt van een transmissiesysteem voor
gas, aanwijzen als beheerder van die interconnector;
e. distributiesysteem voor elektriciteit, aanwijzen als beheerder van dat distributiesysteem;
f. distributiesysteem voor gas, aanwijzen als beheerder van dat distributiesysteem;
g. transmissiesysteem voor elektriciteit op zee, aanwijzen als beheerder van dat transmissiesysteem,
mits die rechtspersoon onderdeel uitmaakt van de infrastructuurgroep waartoe de transmissiesysteembeheerder
voor elektriciteit behoort;
h. een LNG-systeem, aanwijzen als beheerder van dat systeem;
i. een gasopslagsysteem, aanwijzen als beheerder van dat systeem.
2. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister bij overdracht van de eigendom
van een systeem indien de aanwijzing vervalt, op aanvraag van de rechtspersoon die
eigenaar wordt van of die alle aandelen krijgt in de rechtspersoon die eigenaar wordt
van dat systeem, die rechtspersoon aanwijzen als beheerder van het betreffende systeem.
De aanwijzing treedt in werking op de dag waarop overdracht van de eigendom van het
systeem plaatsvindt.
Artikel 3.3 toetsingskader aanwijzing Minister
1. Onze Minister wijst een aanvraag van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 3.2,
eerste lid, de onderdelen a tot en met g, af als die rechtspersoon niet krachtens
artikel 3.4 is gecertificeerd.
2. Onze Minister kan een aanvraag van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 3.2,
eerste lid, onderdelen a, c, e of f, afwijzen of voorschriften verbinden aan de aanwijzing
indien:
a. de rechtspersoon niet voldoet aan de bij of krachtens paragraaf 3.2.1 gestelde voorschriften
inzake inrichting van de rechtspersoon of de infrastructuurgroep waartoe die rechtspersoon
behoort niet voldoet aan de bij of krachtens paragraaf 3.2.2 gestelde voorschriften
inzake de infrastructuurgroep en de infrastructuurbedrijven; of
b. de rechtspersoon redelijkerwijs niet in staat moet worden geacht de taken of verplichtingen
gesteld bij of krachtens de afdelingen 3.3 en 3.4 uit te voeren.
3. Onze Minister kan een aanvraag van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 3.2,
eerste lid, onderdeel b of d, afwijzen of voorschriften verbinden aan de aanwijzing
indien:
a. de rechtspersoon niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 3.89 geldende bepalingen
inzake de inrichting van de rechtspersoon; of
b. de rechtspersoon redelijkerwijs niet in staat moet worden geacht de taken of verplichtingen
gesteld bij of krachtens paragraaf 3.5.2 uit te voeren.
4. Onze Minister kan een aanvraag van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 3.2,
eerste lid, onderdeel g, afwijzen of voorschriften verbinden aan de aanwijzing indien:
a. de rechtspersoon niet voldoet aan de krachtens artikel 3.85 geldende bepalingen inzake
inrichting van de rechtspersoon of de infrastructuurgroep waartoe de rechtspersoon
behoort niet voldoet aan de krachtens dat artikel geldende bepalingen inzake de infrastructuurgroep;
of
b. de rechtspersoon redelijkerwijs niet in staat moet worden geacht de taken of verplichtingen
gesteld bij of krachtens paragraaf 3.5.1 uit te voeren.
5. Onze Minister kan een aanvraag van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 3.2,
eerste lid, onderdeel h, afwijzen of voorschriften verbinden aan de aanwijzing indien
de rechtspersoon redelijkerwijs niet in staat moet worden geacht de taken of verplichtingen
gesteld bij of krachtens paragraaf 3.5.3 uit te voeren.
6. Onze Minister kan een aanvraag van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 3.2,
eerste lid, onderdeel i, afwijzen of voorschriften verbinden aan de aanwijzing indien
de rechtspersoon redelijkerwijs niet in staat moet worden geacht de taken of verplichtingen
gesteld bij of krachtens paragraaf 3.5.4 uit te voeren.
7. Als Onze Minister krachtens het tweede tot en met zesde lid, voorschriften verbindt
aan de aanwijzing, strekken deze ertoe geconstateerde tekortkomingen, bedoeld in die
leden, zo veel mogelijk weg te nemen.
Artikel 3.4 certificering systeembeheerder
1. De Autoriteit Consument en Markt certificeert op aanvraag een rechtspersoon die eigenaar
is van of die alle aandelen heeft in de rechtspersoon die eigenaar is van een transmissie-
of distributiesysteem of interconnector indien ten aanzien van die rechtspersoon is
voldaan aan de eisen gesteld bij of krachtens artikel 3.10 respectievelijk artikel 3.89,
eerste lid, ten aanzien van de van overeenkomstige toepassing verklaring van artikel 3.10.
2. Als een persoon of rechtspersoon uit een land buiten de Europese Unie zeggenschap
heeft over een eigenaar van een transmissiesysteem of een interconnector of een beheerder
van een transmissiesysteem of een interconnector, besluit de Autoriteit Consument
en Markt volgens de procedure van:
a. artikel 53 van richtlijn 2019/944 of is voldaan aan de eisen van het derde lid van
dat artikel, als het een transmissiesysteem of een interconnector of een beheerder
van een transmissiesysteem of een interconnector voor elektriciteit betreft; of
b. artikel 11 van richtlijn 2009/73 of is voldaan aan de eisen van het derde lid van
dat artikel, als het een transmissiesysteem of een interconnector of een beheerder
van een transmissiesysteem of een interconnector voor gas betreft.
3. In afwijking van het eerste lid kan de Autoriteit Consument en Markt bij overdracht
van de eigendom van een systeem indien de aanwijzing vervalt, op aanvraag de rechtspersoon
certificeren die eigenaar wordt van of die alle aandelen krijgt in de rechtspersoon
die eigenaar wordt van dat systeem indien ten aanzien van deze rechtspersoon, na verkrijging
van de eigendom van het systeem, is voldaan aan de eisen gesteld bij of krachtens
artikel 3.10 of artikel 3.89, eerste lid, ten aanzien van de van overeenkomstige toepassing
verklaring van artikel 3.10.
4. Een systeembeheerder stelt de Autoriteit Consument en Markt in kennis van elke voorgenomen
transactie die relevant is voor de beoordeling of nog wordt voldaan aan de eisen gesteld
bij of krachtens artikel 3.10 of artikel 3.89, eerste lid, ten aanzien van de van
overeenkomstige toepassing verklaring van artikel 3.10.
Artikel 3.5 intrekken certificering
1. De Autoriteit Consument en Markt kan een certificering als bedoeld in artikel 3.4,
eerste of derde lid, intrekken als niet langer aan de eisen, gesteld bij of krachtens
artikel 3.10 wordt voldaan.
2. De Autoriteit Consument en Markt stelt een onderzoek in naar de naleving van de eisen
gesteld bij of krachtens artikel 3.10:
a. naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 3.4, vierde lid;
b. op eigen initiatief wanneer ze kennis heeft van gewijzigde omstandigheden die kunnen
leiden tot een inbreuk op de eisen gesteld bij of krachtens artikel 3.10; of
c. op verzoek van de Europese Commissie.
Artikel 3.6 aanwijzing beheerder gesloten systeem
De Autoriteit Consument en Markt wijst op aanvraag:
a. van de eigenaar van een transmissie- of distributiesysteem voor elektriciteit dat
krachtens artikel 3.7 is erkend als gesloten systeem een door de eigenaar voorgedragen
beheerder aan;
b. van de eigenaar van een distributiesysteem voor gas dat krachtens artikel 3.7 is erkend
als gesloten systeem een door de eigenaar voorgedragen beheerder aan.
Artikel 3.7 erkenning gesloten systeem
1. De Autoriteit Consument en Markt erkent op aanvraag een transmissie- of distributiesysteem
voor elektriciteit met een spanningsniveau tot en met 220 kilovolt, of een distributiesysteem
voor gas als een gesloten systeem indien:
a. er niet op grond van artikel 3.2, eerste lid, al een beheerder is aangewezen voor
het systeem;
b. de aanvrager geen onderdeel uitmaakt van een infrastructuurgroep;
c. het bedrijfs- of productieproces van aangeslotenen op het systeem om specifieke technische
of veiligheidsredenen geïntegreerd is met het systeem of het systeem primair elektriciteit
of gas distribueert aan de eigenaar van het systeem of daarmee verwante ondernemingen;
d. het systeem binnen een geografisch afgebakende industriële locatie, commerciële locatie
of locatie met gedeelde diensten ligt en dat systeem technische, organisatorische
of functionele bindingen heeft;
e. op het systeem minder dan 1.000 aangeslotenen zijn;
f. het systeem geen huishoudelijk eindafnemers voorziet, tenzij er sprake is van incidenteel
gebruik door een klein aantal huishoudelijk eindafnemers dat werkzaam is bij of vergelijkbare
betrekkingen heeft met de eigenaar van het gesloten systeem; en
g. de veiligheid en betrouwbaarheid van het systeem naar het oordeel van de Autoriteit
Consument en Markt voldoende is gewaarborgd.
2. De Autoriteit Consument en Markt erkent op aanvraag een systeem dat zal worden aangelegd
als een gesloten systeem, indien voor dat systeem de daarvoor benodigde vergunningen,
ontheffingen en toestemmingen zijn verstrekt en is voldaan aan het eerste lid.
Artikel 3.8 vervallen, intrekken en delegatiegrondslag aanwijzing, certificering of
erkenning
1. In geval van fusie, splitsing, ontbinding of faillissement van de rechtspersoon die
als transmissie- of distributiesysteembeheerder is aangewezen, vervalt de aanwijzing
als systeembeheerder van rechtswege.
2. Het bestuursorgaan dat een aanwijzing of erkenning heeft verleend, is eveneens bevoegd
deze in te trekken.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. het intrekken van een aanwijzing, certificering of erkenning;
b. de overdracht van de eigendom van een systeem voor gevallen waarin een aanwijzing,
certificering of erkenning vervalt, wordt ingetrokken of niet kan worden verleend.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a. de eisen waaraan een aanvraag tot aanwijzing, certificering of erkenning moet voldoen
en de informatie die bij een aanvraag moet worden verstrekt;
b. de voorschriften of beperkingen die aan een aanwijzing, certificering of erkenning
kunnen worden verbonden;
c. de voorwaarden waaronder een aanwijzing, certificering of erkenning kan worden gewijzigd;
d. de procedure voor het behandelen en de termijnen voor beslissen op een verzoek;
e. de informatie die bij een certificeringsonderzoek, bedoeld in het tweede lid, moet
worden verstrekt en de procedure die bij dat onderzoek wordt gevolgd.
Artikel 3.9 melding directe lijn
1. Als directe lijn wordt aangemerkt één of meer leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen
ten behoeve van het transport van elektriciteit of gas:
a. die niet verbonden is met een systeem van elektriciteit of gas of met een andere leiding
voor het transport en die een geïsoleerde productie-installatie van een producent
rechtstreeks verbindt met een geïsoleerde eindafnemer; of
b. die ten hoogste via de installatie van één aangeslotene op de leidingen is verbonden
met een systeem van elektriciteit of gas of met een andere leiding voor het transport
en die een productie-installatie voor elektriciteit of gas, met tussenkomst van een
leverancier, rechtstreeks verbindt met één of meer eindafnemers, waarbij dit voor
een huishoudelijk eindafnemer enkel is toegestaan indien deze werkzaam is bij of vergelijkbare
betrekkingen heeft met de eigenaar van de directe lijn.
2. Een eigenaar van een directe lijn meldt:
a. de directe lijn zo spoedig mogelijk na ingebruikname aan de Autoriteit Consument en
Markt;
b. een significante wijziging ten opzichte van een eerdere melding zo spoedig mogelijk
na doorvoering van de betreffende wijziging aan de Autoriteit Consument en Markt.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de inhoud van
de meldingen.
AFDELING 3.2 INRICHTING EN VOORWAARDEN TRANSMISSIESYSTEEMBEHEERDERS EN DISTRIBUTIESYSTEEMBEHEERDERS
Paragraaf 3.2.1 Inrichtingseisen en voorwaarden voor transmissiesysteembeheerders
en distributiesysteembeheerders
Artikel 3.10 groepsverbod
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder maakt geen deel uit van een groep
als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe ook een rechtspersoon
of vennootschap behoort die elektriciteit, gas of waterstofgas produceert, levert
of daarin handelt.
2. Rechtspersonen en vennootschappen die deel uitmaken van een groep als bedoeld in
artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waartoe ook een rechtspersoon of
vennootschap behoort die elektriciteit, gas of waterstofgas produceert, levert of
daarin handelt, houden geen aandelen in een transmissie- of distributiesysteembeheerder
of in een rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep waartoe ook een transmissie-
of distributiesysteembeheerder behoort en nemen niet deel in een vennootschap die
deel uitmaakt van een groep waartoe ook een transmissie- of distributiesysteembeheerder
behoort.
3. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder of een met die beheerder verbonden
groepsmaatschappij als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek:
a. houdt geen aandelen in een rechtspersoon die elektriciteit, gas of waterstofgas produceert,
levert of daarin handelt of in een rechtspersoon die deel uitmaakt van een groep waartoe
ook een rechtspersoon behoort die elektriciteit, gas of waterstofgas produceert, levert
of daarin handelt;
b. neemt niet deel in een vennootschap die elektriciteit, gas of waterstofgas produceert,
levert of daarin handelt of in een vennootschap die deel uitmaakt van een groep waartoe
ook een rechtspersoon of vennootschap behoort die elektriciteit, gas of waterstofgas
produceert, levert of daarin handelt.
4. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder is zodanig ingericht dat:
a. een natuurlijk persoon of rechtspersoon die directe of indirecte zeggenschap uitoefent
over een rechtspersoon of vennootschap die elektriciteit, gas of waterstofgas produceert,
levert of daarin handelt, niet gelijktijdig directe of indirecte zeggenschap of enig
recht uitoefent over een transmissiesysteembeheerder, distributiesysteembeheerder
of diens systemen; en
b. een natuurlijk persoon of rechtspersoon die directe of indirecte zeggenschap uitoefent
over een transmissiesysteembeheerder, een distributiesysteembeheerder of diens systemen,
niet gelijktijdig directe of indirecte zeggenschap of enig recht uitoefent over een
rechtspersoon of vennootschap die elektriciteit, gas of waterstofgas produceert, levert
of daarin handelt.
5. Onder enig recht als bedoeld in het vierde lid wordt in ieder geval verstaan het
recht om stemrechten uit te oefenen, de bevoegdheid om leden aan te wijzen van de
raad van bestuur of de raad van toezicht of een rechtspersoon die het bedrijf juridisch
vertegenwoordigt of het hebben van een meerderheidsaandeel.
6. Voor de toepassing van het derde lid worden twee afzonderlijke overheidsorganen die
direct of indirect zeggenschap uitoefenen over, enerzijds, een transmissiesysteembeheerder
of een transmissiesysteem en, anderzijds, over een rechtspersoon of vennootschap die
elektriciteit, gas of waterstofgas produceert, levert of daarin handelt, niet als
dezelfde persoon of dezelfde personen beschouwd.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
ter implementatie van artikel 43 van richtlijn 2019/944 en artikel 9 van richtlijn
2009/73.
Artikel 3.11 statuten transmissiesysteembeheerder
1. De artikelen 155a, 158 tot en met 161a en 164 dan wel 265a, 268 tot en met 271a en
274 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing op een transmissiesysteembeheerder
en haar statuten worden dienovereenkomstig ingericht.
2. Als een transmissiesysteembeheerder een afhankelijke maatschappij is in de zin van
artikel 152 of artikel 262 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is het eerste lid
niet van toepassing.
3. In het in het tweede lid bedoelde geval:
a. voldoet een rechtspersoon waarvan de transmissiesysteembeheerder een afhankelijke
maatschappij is aan de in het eerste en tweede lid genoemde eisen; en
b. beschikt de raad van commissarissen van de rechtspersoon waarvan de transmissiesysteembeheerder
een afhankelijke maatschappij is over de bevoegdheden tot goedkeuring van de besluiten
van het bestuur van de transmissiesysteembeheerder, bedoeld in artikel 164, eerste
lid, of artikel 274, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 3.12 statuten distributiesysteembeheerder
1. De statuten van een distributiesysteembeheerder bevatten in elk geval:
a. de instelling van een raad van commissarissen;
b. de bepaling dat de aandeelhouders het kader vaststellen voor het bezoldigingsbeleid
van de bestuurders;
c. in afwijking van artikel 129, derde lid, of artikel 239, derde lid, van Boek 2 van
het Burgerlijk Wetboek, de bepaling dat aan de goedkeuring van de raad van commissarissen
ten minste zijn onderworpen de besluiten van het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld
in artikel 164, eerste lid, of artikel 274, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek; en
d. de bepaling dat het reserveren en uitkeren van de jaarlijkse winst geschiedt met de
instemming van de aandeelhouders en met inachtneming van de uitvoering van de aan
de distributiesysteembeheerder opgedragen taak, bedoeld in artikel 3.25, eerste lid.
2. Als een distributiesysteembeheerder een afhankelijke maatschappij is als bedoeld
in artikel 152 of 262 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, behoeven de statuten
van die distributiesysteembeheerder, in afwijking van het eerste lid, onderdeel a,
niet te voorzien in de instelling van een raad van commissarissen.
3. In het in het tweede lid bedoelde geval:
a. voldoet een rechtspersoon waarvan de distributiesysteembeheerder een afhankelijke
maatschappij is aan de in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, genoemde eisen; en
b. beschikt de raad van commissarissen van de distributiesysteembeheerder, bedoeld in
onderdeel a, waarvan de distributiesysteembeheerder een afhankelijke maatschappij
is over de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, ten aanzien van het
bestuur van de distributiesysteembeheerder.
Artikel 3.13 verbod beschikbaar stellen systeem voor financiële middelen
Een transmissie- of distributiesysteembeheerder stelt het door hem beheerde systeem
of een deel daarvan niet beschikbaar als zekerheid voor het aantrekken van financiële
middelen anders dan voor hemzelf.
Artikel 3.14 privatiseringsverbod
1. De aandelen in een transmissiesysteembeheerder berusten direct of indirect bij de
Staat der Nederlanden.
2. De aandelen in een distributiesysteembeheerder berusten direct of indirect bij één
of meer openbare lichamen.
3. Onder indirect berusten van aandelen wordt verstaan dat de aandelen in een transmissiesysteembeheerder
of distributiesysteembeheerder berusten bij één of meer rechtspersonen waarvan alle
aandelen worden gehouden door de Staat der Nederlanden respectievelijk een openbaar
lichaam of bij een rechtspersoon die een volledige dochtermaatschappij is van één
of meer rechtspersonen waarvan alle aandelen worden gehouden door de staat respectievelijk
één of meer openbare lichamen.
4. Onverminderd artikel 3.13, berust de onbezwaarde eigendom van een transmissiesysteem
direct of indirect bij de transmissiesysteembeheerder.
5. Onverminderd artikel 3.13, berust de onbezwaarde eigendom van een distributiesysteem
direct of indirect bij de distributiesysteembeheerder.
6. Onder indirect berusten van eigendom van een systeem wordt verstaan dat de eigendom
van een transmissie- of distributiesysteem berust bij een rechtspersoon waarvan alle
aandelen worden gehouden door de transmissie- of distributiesysteembeheerder.
7. Het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing indien voor een transmissie- of
distributiesysteem een beheerder van een gesloten systeem is aangewezen.
Artikel 3.15 kruisparticipaties
1. In afwijking van artikel 3.14, eerste lid, kunnen aandelen in een transmissiesysteembeheerder
direct of indirect berusten bij een buitenlandse instelling die op grond van nationale
wettelijke regels is belast met het beheer van een transmissiesysteem als bedoeld
in artikel 2, onderdeel 35, van richtlijn 2019/944, of in artikel 2, onderdeel 4,
van richtlijn 2009/73 of bij de middellijk of onmiddellijk aandeelhouder van die buitenlandse
instelling, indien:
a. ten minste 75 procent van de aandelen in de transmissiesysteembeheerder en de overwegende
zeggenschap over de transmissiesysteembeheerder direct of indirect bij de staat blijft;
b. de samenwerking tussen de transmissiesysteembeheerder en een buitenlandse instelling
wordt bevorderd;
c. er sprake is van een aandelenruil die de betrouwbaarheid, betaalbaarheid of duurzaamheid
van het systeem ten goede komt; en
d. de aandelen in de transmissiesysteembeheerder of de groep, bedoeld in artikel 24b
van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waar die transmissiesysteembeheerder deel van
uitmaakt, komen te berusten bij een instelling die de beheerder is van een systeem
dat een directe verbinding heeft met het transmissiesysteem in Nederland of dat door
middel van een interconnector met een transmissiesysteem in Nederland is verbonden.
2. Het voornemen de aandelen in de transmissiesysteembeheerder direct of indirect te
laten berusten bij een buitenlandse instelling of bij de middellijk of onmiddellijk
aandeelhouder van die buitenlandse instelling behoeft instemming van beide kamers
der Staten-Generaal.
3. Onze Minister van Financiën treedt niet eerder in onderhandeling dan dertig dagen
nadat hij schriftelijk mededeling heeft gedaan aan de Staten-Generaal van het voornemen,
bedoeld in het tweede lid.
Artikel 3.16 nalevingsprogramma gemeenschappelijke onderneming
1. Indien een transmissiesysteembeheerder voor gas deelneemt aan een gemeenschappelijke
onderneming waaraan ook een verticaal geïntegreerde buitenlandse transmissiesysteembeheerder
deelneemt, draagt de transmissiesysteembeheerder voor gas er zorg voor dat de gemeenschappelijke
onderneming een nalevingsprogramma, met maatregelen die waarborgen dat discriminerend
en concurrentieverstorend gedrag uitgesloten is, opstelt en implementeert in de gemeenschappelijke
onderneming.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de inhoud van het nalevingsprogramma
en de procedure van de totstandkoming van het nalevingsprogramma.
Artikel 3.17 uitvoering en uitbesteding werkzaamheden
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder verricht geen andere werkzaamheden
dan die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van zijn wettelijke taken of verplichtingen
of van taken die Onze Minister aan hem heeft gemandateerd.
2. In afwijking van het eerste lid mag een transmissie- of distributiesysteembeheerder:
a. in opdracht van een andere systeembeheerder werkzaamheden uitvoeren ter uitvoering
van de wettelijke taken of verplichtingen van die systeembeheerder; of
b. indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van hun wettelijke taken of verplichtingen
en indien dit een efficiënter beheer van de ondergrondse infrastructuur en vermindering
van overlast voor de omgeving oplevert, samenwerken met rechtspersonen die werkzaamheden
uitvoeren in de ondergrondse infrastructuur.
3. Ingeval van uitbesteding van werkzaamheden behoudt de transmissie- of distributiesysteembeheerder
de verantwoordelijkheid voor de onafhankelijke, volledige en juiste uitvoering van
deze werkzaamheden.
Artikel 3.18 bescherming vitale processen systeembeheerders
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur:
a. kunnen in het kader van het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van een veilig
en betrouwbaar systeem, ter verzekering van de geheimhouding van gegevens, hulpmiddelen
of materialen van beheerders van systemen of door beheerders van systemen met behulp
van die gegevens, hulpmiddelen of materialen ingerichte werkmethoden of processen,
worden aangewezen als essentieel in het kader van de bescherming van vitale processen
voor de nationale veiligheid;
b. kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de omgang met gegevens, hulpmiddelen,
materialen, processen of werkmethoden die krachtens onderdeel a zijn aangewezen;
c. kunnen ter bescherming van de in onderdeel a beschreven belangen regels worden gesteld
aan de betrouwbaarheid van toeleveranciers of de door hen te leveren goederen of diensten;
d. kunnen ter bescherming van de in onderdeel a beschreven belangen regels worden gesteld
aan het selectieproces van medewerkers die kennis hebben of krijgen van de krachtens
onderdeel a aangewezen gegevens, hulpmiddelen, materialen, processen of werkmethoden.
2. Het controlecentrum van een transmissiesysteembeheerder van waaruit de aansturing
van de uitvoering van de wettelijke taken of verplichtingen plaatsvindt, is gevestigd
in Nederland.
Paragraaf 3.2.2 Voorwaarden en samenwerking infrastructuurgroep
Artikel 3.19 handelingen en activiteiten infrastructuurgroep of infrastructuurbedrijf
1. Een infrastructuurgroep verricht in hoofdzaak handelingen of activiteiten ter uitvoering
van de taken of verplichtingen die zijn opgedragen aan de transmissie- of distributiesysteembeheerder
die deel uitmaakt van die groep.
2. Een infrastructuurbedrijf beperkt zich in Nederland tot:
a. ten aanzien van elektriciteit of gas handelingen of activiteiten die zijn gerelateerd
aan het beheer van transmissie- of distributiesystemen en betrekking hebben op:
1°. het aanleggen, onderhouden en beheren van leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen;
2°. het aanleggen, onderhouden en ter beschikking stellen van installaties of onderdelen
van installaties, niet zijnde productie- of opslaginstallaties of onderdelen van productie-
of opslaginstallaties;
3°. het in opdracht van derden aanleggen en onderhouden van productie- of opslaginstallaties
of onderdelen van productie- of opslaginstallaties;
4°. het schakelen van installaties, niet zijnde productie- of opslaginstallaties;
5°. het aanleggen, onderhouden en ter beschikking stellen van meetinrichtingen en het
leveren van meetdiensten;
6°. elektriciteits- of gasbeurzen;
b. ten aanzien van waterstofgas, gas uit hernieuwbare bronnen, of andere gasvormige stoffen
uit hernieuwbare bron dan gas, handelingen of activiteiten die betrekking hebben op:
1°. het aanleggen, onderhouden en beheren van leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen
ten behoeve van transport van waterstofgas, gas uit hernieuwbare bronnen en andere
gasvormige stoffen uit hernieuwbare bron dan gas, het transport daarvan via die infrastructuur;
2°. het aanleggen, onderhouden en ter beschikking stellen van meetinrichtingen en het
leveren van meetdiensten voor waterstofgas of andere gasvormige stoffen uit hernieuwbare
bron dan gas;
3° waterstofbeurzen;
c. ten aanzien van warmte, koude of koolstofdioxide, handelingen of activiteiten die
betrekking hebben op het aanleggen, onderhouden en beheren van leidingen en daarmee
verbonden hulpmiddelen ten behoeve van transport van warmte, koude of koolstofdioxide,
het transport daarvan via die infrastructuur en het aanleggen, onderhouden en ter
beschikking stellen van meetinrichtingen en het leveren van meetdiensten voor warmte,
koude of koolstofdioxide;
d. ten aanzien van drinkwater, handelingen en activiteiten die betrekking hebben op het
aanleggen, onderhouden en beheren van drinkwaterinfrastructuur, met inachtneming van
artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Drinkwaterwet en uitsluitend in overeenstemming
met en onder verantwoordelijkheid van een drinkwaterbedrijf als bedoeld in artikel 1
van de Drinkwaterwet;
e. handelingen of activiteiten die betrekking hebben op het aanleggen, onderhouden en
beheren van infrastructuur ten behoeve van telecommunicatie en het transport van data
via die infrastructuur.
3. Een infrastructuurbedrijf dat deel uitmaakt van een infrastructuurgroep waarvan een
transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit deel uitmaakt, mag handelingen en activiteiten
verrichten met betrekking tot:
a. het aanleggen, onderhouden en beheren van interconnectoren en het transport via die
interconnectoren;
b. garanties van oorsprong.
4. Een infrastructuurbedrijf dat deel uitmaakt van een infrastructuurgroep waarvan een
transmissiesysteembeheerder voor gas deel uitmaakt, mag handelingen en activiteiten
verrichten met betrekking tot:
a. het aanleggen, onderhouden en beheren van interconnectoren en het transport via die
interconnectoren;
b. het aanleggen, onderhouden, beheren en exploiteren van LNG- en gasopslagsystemen;
c. garanties van oorsprong;
d. het, in aanvulling op het tweede lid, onderdeel c, deelnemen aan het aanleggen, onderhouden,
beheren en exploiteren van een geïntegreerde infrastructuur en faciliteiten voor transport
en permanente opslag van koolstofdioxide dat door één juridische entiteit wordt aangestuurd;
e. het aanleggen, onderhouden, beheren en exploiteren van waterstofterminals en waterstofopslagfaciliteiten.
5. Een infrastructuurbedrijf dat deel uitmaakt van een infrastructuurgroep waarvan een
transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit deel uitmaakt, mag
handelingen en activiteiten verrichten met betrekking tot het aanleggen en beheren
van antenne-opstelpunten ten behoeve van ethercommunicatie.
Artikel 3.20 delegatiegrondslag andere handelingen of activiteiten infrastructuurbedrijf
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen andere aan energie-infrastructuur
gerelateerde handelingen of activiteiten worden toegestaan die een infrastructuurbedrijf
voor een bij of krachtens deze maatregel vast te stellen periode van maximaal tien
jaar kan verrichten, indien deze handelingen of activiteiten niet zijn gelegen op
het gebied van productie, levering of handel van energiedragers.
2. Indien handelingen of activiteiten op grond van het eerste lid worden aangewezen,
worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld over de voortzetting
of beëindiging van die handelingen of activiteiten.
Artikel 3.21 aandelen infrastructuurbedrijf
1. Een infrastructuurbedrijf houdt, buiten de aandelen in een transmissie- of distributiesysteembeheerder,
geen aandelen in een rechtspersoon die in Nederland andere activiteiten verricht dan
de handelingen of activiteiten die op grond van artikel 3.19 of krachtens artikel 3.20
zijn toegestaan.
2. Een infrastructuurbedrijf neemt, buiten de deelname in een transmissie- of distributiesysteembeheerder,
niet deel aan een vennootschap die in Nederland andere activiteiten verricht dan de
handelingen of activiteiten die op grond van artikel 3.19 of krachtens artikel 3.20
zijn toegestaan.
3. Onze Minister kan op aanvraag van een infrastructuurbedrijf tijdelijk ontheffing
verlenen van het eerste of tweede lid indien:
a. het gaat om het houden van aandelen in een rechtspersoon of deelname aan een vennootschap,
die een productiefaciliteit voor waterstofgas, gas uit hernieuwbare bronnen, of andere
gasvormige stoffen uit hernieuwbare bron dan gas aanlegt, onderhoudt en ter beschikking
stelt aan een derde;
b. het infrastructuurbedrijf aan Onze Minister heeft aangetoond dat andere marktpartijen
de productiefaciliteit zonder deelname van het infrastructuurbedrijf niet zullen ondernemen;
en
c. het infrastructuurbedrijf heeft aangetoond dat de activiteit een gewenste bijdrage
levert aan de energietransitie.
4. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen aan een ontheffing verbinden.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de eisen aan productiefaciliteiten voor waterstofgas, bedoeld in het derde lid, onderdeel
a;
b. de eisen aan productiefaciliteiten voor gas uit hernieuwbare bronnen en andere gasvormige
stoffen uit hernieuwbare bron dan gas, bedoeld in het derde lid, onderdeel a;
c. de maximale termijn waarvoor een ontheffing kan worden verleend;
d. de beëindiging van de activiteit waarvoor ontheffing is verleend;
e. de maximale omvang en de vorm van de deelname aan een vennootschap, die een productiefaciliteit
voor waterstofgas, gas uit hernieuwbare bronnen of andere gasvormige stoffen uit hernieuwbare
bron dan gas aanlegt, onderhoudt en ter beschikking stelt aan een derde;
f. de eisen waaraan de informatie, bedoeld in het derde lid, onderdelen b en c, moet
voldoen.
6. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a. de voorwaarden waaraan een aanvraag, bedoeld in het derde lid, moet voldoen;
b. de procedure voor de ontheffing;
c. de informatie die de houder van een ontheffing periodiek moet verstrekken.
Artikel 3.22 bevoordeling eigen infrastructuurbedrijven
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder bevoordeelt niet de infrastructuurbedrijven
waarmee hij een infrastructuurgroep vormt boven andere ondernemingen en kent die bedrijven
ook anderszins geen voordelen toe die verder gaan dan in het normale handelsverkeer
gebruikelijk is.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen handelingen worden aangemerkt
als handelingen die voordelen genereren die verder gaan dan in het normale handelsverkeer
gebruikelijk is.
AFDELING 3.3 TAKEN TRANSMISSIESYSTEEMBEHEERDER EN DISTRIBUTIESYSTEEMBEHEERDER
Paragraaf 3.3.1 Taken algemeen
Artikel 3.23 algemene bepaling transmissie- en distributiesysteembeheerder in verhouding
tot Europees recht
1. De transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit die krachtens artikel 3.2, eerste
lid, onderdeel a, is aangewezen, is uit dien hoofde belast met de taken en verplichtingen
die bij of krachtens verordening 2019/943, of andere bindende EU-rechtshandelingen
op het gebied van elektriciteit aan transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit
zijn opgedragen.
2. De transmissiesysteembeheerder voor gas die krachtens artikel 3.2, eerste lid, onderdeel
c, is aangewezen, is uit dien hoofde belast met de taken en verplichtingen die bij
of krachtens verordening 715/2009, of andere bindende EU-rechtshandelingen op het
gebied van gas, aan transmissiesysteembeheerders voor gas zijn opgedragen.
3. Een distributiesysteembeheerder voor elektriciteit die krachtens artikel 3.2, eerste
lid, onderdeel e, is aangewezen, is uit dien hoofde belast met de taken en verplichtingen
die bij of krachtens verordening 2019/943, of andere bindende EU-rechtshandelingen
op het gebied van elektriciteit aan distributiesysteembeheerders voor elektriciteit
zijn opgedragen.
4. Een distributiesysteembeheerder voor gas die krachtens artikel 3.2, eerste lid, onderdeel
f, is aangewezen, is uit dien hoofde belast met de taken en verplichtingen die bij
of krachtens verordening 715/2009, of andere bindende EU-rechtshandelingen op het
gebied van gas aan distributiesysteembeheerders voor gas zijn opgedragen.
5. Bij ministeriële regeling kunnen ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen
op het gebied van elektriciteit of gas, taken of verplichtingen aan een transmissie-
of distributiesysteembeheerder worden opgedragen.
Artikel 3.24 handelen en samenwerken transmissie- of distributiesysteembeheerder
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder handelt bij de uitoefening van zijn
wettelijke taken of verplichtingen redelijk, transparant en niet discriminerend.
2. Transmissie- en distributiesysteembeheerders werken bij de uitoefening van hun wettelijke
taken of verplichtingen samen en verstrekken elkaar de gegevens die nodig zijn voor
de uitvoering van hun wettelijke taken of verplichtingen of die nodig zijn ter waarborging
en stimulering van een effectieve deelname van marktdeelnemers op de gas- en elektriciteitsmarkt.
3. Een transmissiesysteembeheerder verstrekt buitenlandse transmissiesysteembeheerders
de informatie die nodig is om de veiligheid, betrouwbaarheid en doelmatigheid, alsmede
de samenhangende ontwikkeling en interoperabiliteit van de systemen te waarborgen.
4. Bij de uitvoering van zijn wettelijke taken of verplichtingen houdt de transmissiesysteembeheerder
voor elektriciteit rekening met de door de regionale coördinatiecentra, bedoeld in
artikel 2, onderdeel 63, van Verordening 2019/943, opgestelde aanbevelingen.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de wijze waarop de samenwerking wordt vormgegeven en de informatie die partijen elkaar
verstrekken.
Paragraaf 3.3.2 Taken inzake beheren, onderhouden en ontwikkelen
Artikel 3.25 beheren, onderhouden en ontwikkelen
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder waarborgt dat zijn systeem op de
korte en lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transport van elektriciteit
of gas en beheert, onderhoudt en ontwikkelt het systeem, onder economische voorwaarden,
op zodanige wijze dat de veiligheid, betrouwbaarheid en doelmatigheid van dat systeem
is gewaarborgd, en met inachtneming van de belangen van het milieu, digitalisering,
energie-efficiëntie, de transitie naar een duurzaam energiesysteem en de werking van
de Europese interne markt.
2. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit neemt bij de ontwikkeling
van het systeem in overweging of de inkoop van congestiebeheers- of systeembeheersdiensten
verzwaring van het systeem kan voorkomen.
3. Als een transmissie- of distributiesysteembeheerder op verzoek en ten behoeve van
een partij, die niet handelt in de hoedanigheid van aangeslotene of netgebruiker,
werkzaamheden uitvoert in het kader van het beheer, het onderhoud of de ontwikkeling
van zijn systeem, kan hij de redelijke kosten daarvoor in rekening brengen bij de
verzoeker.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de invulling van de taak, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, en de wijze
waarop uitvoering wordt gegeven aan het eerste tot en met derde lid.
Artikel 3.26 enkelvoudige storingsreserve transmissiesysteem elektriciteit
1. De transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit ontwerpt het transmissiesysteem
voor elektriciteit zodanig en houdt het zodanig in werking dat het transport van elektriciteit
ook verzekerd is als zich een uitvalsituatie voordoet, in vol bedrijf, en ten tijde
van onderhoud, tenzij:
a. het aansluitingen betreft;
b. bij algemene maatregel van bestuur voor een bepaalde uitvalsituatie vrijstelling is
verleend;
c. voor een specifiek onderdeel van het systeem op aanvraag van de transmissiesysteembeheerder
ontheffing is verleend door de Autoriteit Consument en Markt. Aan de ontheffing kunnen
voorschriften en beperkingen worden verbonden.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de verlening,
wijziging en intrekking van een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel
c.
3. De transmissiesysteembeheerder voor gas ontwerpt het transmissiesysteem voor gas
op dusdanige wijze dat wordt voldaan aan artikel 5, eerste en tweede lid, van verordening
2017/1938.
Artikel 3.27 verplaatsen en verkabelen delen elektriciteitssysteem
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit verplaatst op
verzoek van een college van burgemeester en wethouders of van gedeputeerde staten
bovengrondse delen van systemen die bestemd zijn voor transport van elektriciteit
op een spanningsniveau van 50 kilovolt of hoger of vervangt deze door ondergrondse
delen indien deze door Onze Minister zijn aangewezen.
2. Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid wordt bekend gemaakt in de Staatscourant.
3. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit onderzoekt op
verzoek van een college van burgemeester en wethouders of van gedeputeerde staten
de technische haalbaarheid, de ruimtelijke aspecten en de investeringskosten van het
verplaatsen of vervangen van een deel van het systeem dat op grond van het eerste
lid is aangewezen.
4. Onze Minister kan op aanvraag van een transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor elektriciteit ontheffing verlenen van de verplichting op grond van het eerste
lid voor een in die ontheffing aangewezen deel van het systeem, indien het vervangen
of verplaatsen van dat deel technisch of ruimtelijk niet haalbaar is of strijdig is
met het belang van leveringszekerheid.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de kenmerken van de systeemonderdelen die kunnen worden aangewezen;
b. de voorwaarden voor vervanging of verplaatsing;
c. de procedure voor de aanwijzing;
d. het deel van de kosten die een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit
maakt voor de uitvoering van een verzoek als bedoeld in het eerste en derde lid dat
wordt betaald door de verzoeker en de bestanddelen waaruit die kosten bestaan;
e. de volgorde waarin het verplaatsen of vervangen plaatsvindt;
f. de procedure voor de aanvraag van een ontheffing als bedoeld in het vierde lid.
Artikel 3.28 inkopen niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten elektriciteit
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit koopt niet-frequentiegerelateerde
ondersteunende diensten in en doet dit volgens transparante, niet-discriminerende
en marktgebaseerde procedures die deelname van alle in aanmerking komende marktdeelnemers
faciliteren.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op niet-frequentiegerelateerde ondersteunende
diensten die een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit zelf
uitvoert met gebruikmaking van een volledig geïntegreerde netwerkcomponent.
3. De Autoriteit Consument en Markt kan op verzoek van een distributie- of transmissiesysteembeheerder
voor elektriciteit ten aanzien van een specifieke niet-frequentie-ondersteunende dienst
een ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, als de Autoriteit
Markt en Consument van oordeel is dat de marktgebaseerde inkoop van die dienst economisch
niet efficiënt is.
4. De Autoriteit Consument en Markt kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een
ontheffing.
Artikel 3.29 inkopen congestiebeheers- of systeembeheersdiensten elektriciteit
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit koopt congestiebeheers-
of systeembeheersdiensten, niet zijnde redispatching als bedoeld in artikel 2, onderdeel
26, van verordening 2019/943, aan volgens transparante, niet-discriminerende en marktgebaseerde
procedures die deelname van alle in aanmerking komende marktdeelnemers faciliteren.
2. Ten aanzien van de aankoop van congestiebeheers- of systeembeheersdiensten kan de
Autoriteit Consument en Markt een distributie- of transmissiesysteembeheerder voor
elektriciteit op verzoek een ontheffing verlenen van het eerste lid, als de Autoriteit
Consument en Markt van oordeel is dat de marktgebaseerde inkoop economisch niet efficiënt
is of dat een dergelijk aankoop zou leiden tot ernstige marktverstoringen of meer
congestie.
3. De Autoriteit Consument en Markt kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een
ontheffing als bedoeld in het tweede lid.
4. Met het oog op de uitvoering van het eerste lid, worden in de methoden of voorwaarden,
bedoeld in artikel 3.118, ten minste opgenomen de specificaties voor het inkopen van
congestiebeheers- of systeembeheersdiensten en, indien van toepassing, gestandaardiseerde
marktproducten voor deze diensten.
Artikel 3.30 minimaliseren systeemverliezen
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder treft doelmatige maatregelen om systeemverliezen
te minimaliseren.
2. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder koopt elektriciteit of gas ter dekking
van zijn systeemverliezen in volgens transparante, niet-discriminerende en marktgebaseerde
procedures die deelname van alle in aanmerking komende marktdeelnemers faciliteren.
3. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder is verantwoordelijk voor de onbalans
die het gevolg is van systeemverliezen binnen zijn systeem.
Artikel 3.31 elektriciteitsopslagfaciliteit
Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit bezit, ontwikkelt,
beheert of exploiteert geen elektriciteitsopslagfaciliteit, tenzij:
a. het gaat om een deel van een transmissie- of distributiesysteem dat de Autoriteit
Markt en Consument op verzoek van een transmissie- of distributiesysteembeheerder
krachtens artikel 3.32 heeft erkend als volledig geïntegreerde netwerkcomponent; of
b. de Autoriteit Markt en Consument op verzoek van een transmissie- of distributiesysteembeheerder
krachtens artikel 3.33 ten aanzien van een specifieke elektriciteitsopslagfaciliteit
een ontheffing heeft verleend.
Artikel 3.32 elektriciteitsopslagfaciliteit als volledig geïntegreerde netwerkcomponent
1. De Autoriteit Markt en Consument erkent op aanvraag van een transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor elektriciteit een elektriciteitsopslagfaciliteit als volledig geïntegreerde netwerkcomponent
als het voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. het voldoet aan de eigenschappen van een volledig geïntegreerde netwerkcomponent;
en
b. geschikt is voor het opslaan van elektriciteit;
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de aanvraag en de informatie
die daarbij moet worden verstrekt.
Artikel 3.33 ontheffing elektriciteitsopslagfaciliteit
1. De Autoriteit Markt en Consument kan op verzoek van een transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor elektriciteit ten aanzien van een specifieke elektriciteitsopslagfaciliteit een
ontheffing verlenen als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de transmissie- of distributiesysteembeheerder heeft de faciliteit nodig voor de nakoming
van de taak, bedoeld in artikel 3.25;
b. de transmissie- of distributiesysteembeheerder gebruikt de faciliteit niet om elektriciteit
of een andere energiedrager te kopen of te verkopen; en
c. de transmissie- of distributiesysteembeheerder heeft aangetoond dat marktpartijen
de faciliteit niet tegen redelijke kosten of binnen een redelijke termijn kunnen bieden.
2. De Autoriteit Consument en Markt:
a. kan een leidraad opstellen voor een billijke aanbestedingsprocedure voor een elektriciteitsopslagfaciliteit
als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c;
b. kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een ontheffing als bedoeld in het eerste
lid;
c. doet mededeling aan de Europese Commissie en aan Acer van een ontheffing als bedoeld
in het eerste lid die is verleend aan een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit;
d. houdt ten minste eens in de vijf jaar een openbare raadpleging over elektriciteitsopslagfaciliteiten
waarvoor een ontheffing is verleend, om de potentiële beschikbaarheid en belangstelling
om in dergelijke faciliteiten te investeren, te evalueren; en
e. trekt een ontheffing in als uit de evaluatie, bedoeld in onderdeel c, is gebleken
dat marktpartijen in staat zijn dergelijke elektriciteitsopslagfaciliteiten op een
kosteneffectieve manier te bezitten, te ontwikkelen, te exploiteren of te beheren.
3. In een besluit tot intrekking van een ontheffing als bedoeld in het tweede lid, onderdeel
c, wordt aan de transmissie- of distributiesysteembeheerder een termijn van ten hoogste
achttien maanden gesteld om het gebruik van de elektriciteitsopslagfaciliteit te beëindigen,
tenzij deze krachtens artikel 3.32 is erkend als volledig geïntegreerde netwerkcomponent.
Artikel 3.34 investeringsplan
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder stelt periodiek een investeringsplan
op.
2. In een investeringsplan is ten minste opgenomen:
a. een beschrijving en onderbouwing van de noodzakelijke uitbreidingsinvesteringen en
vervangingsinvesteringen gelet op artikel 3.25, eerste lid;
b. een beschrijving en onderbouwing van de congestiebeheers- of systeembeheersdiensten
die de transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit zal inkopen
om verzwaring van het systeem te voorkomen als bedoeld in artikel 3.25, tweede lid;
en
c. een beschrijving en onderbouwing van de uitvoering van de investeringen, bedoeld in
onderdeel a, waaronder de volgorde van uitvoering van de noodzakelijke uitbreidingsinvesteringen,
en de inkoop van diensten, bedoeld in onderdeel b, voor de termijn waarvoor het investeringsplan
geldt.
3. Bij de beschrijving en onderbouwing van de uitbreidingsinvesteringen en vervangingsinvesteringen,
bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, zijn ten minste opgenomen de investeringen:
a. waarvoor een projectbesluit als bedoeld in afdeling 5.2 de Omgevingswet is vastgesteld;
b. voor de ontsluiting van windparken, die zijn opgenomen in een programma als bedoeld
in afdeling 3.2 de Omgevingswet;
c. ter uitvoering van het ontwikkelkader, bedoeld in artikel 3.83, en de daarvoor benodigde
aanleg of uitbreiding van systeemkoppelingen tussen het transmissiesysteem voor elektriciteit
op zee en het transmissiesysteem voor elektriciteit;
d. die zijn opgenomen in een meerjarenprogramma infrastructuur energie en klimaat gericht
op de energie- en klimaatdoelen uit het nationale energie- en klimaatplan, bedoeld
in verordening 2018/1999, en
e. die nodig zijn om de uitgestelde aanbiedingen te doen als bedoeld in artikel 3.38,
derde lid, 3.40, vierde lid, artikel 3.46, tweede lid, en 3.47, tweede lid.
Artikel 3.35 onderzoek en toets investeringsplan
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder legt een ontwerpinvesteringsplan
voor aan eenieder ter consultatie en aan Onze Minister ten behoeve van het onderzoek
bedoeld in het tweede lid.
2. Onze Minister onderzoekt of het ontwerpinvesteringsplan van een transmissie- of distributiesysteembeheerder
voldoende rekenschap geeft van:
a. de krachtens artikel 3.36, eerste lid, onderdeel f, vastgestelde regels;
b. indien het een investeringsplan van een transmissiesysteembeheerder betreft, het ingevolge
verordening 2018/1999 opgestelde nationale energie- en klimaatplan; en
c. indien het een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit betreft, het ingevolge
artikel 15 van verordening 2019/943 vastgestelde actieplan.
3. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder verwerkt de consultatiereacties en
de bevindingen van Onze Minister in het ontwerpinvesteringsplan en legt het ontwerpinvesteringsplan
vervolgens ter toetsing voor aan de Autoriteit Consument en Markt.
4. De Autoriteit Consument en Markt toetst of een ontwerpinvesteringsplan voldoet aan
de bij of krachtens de artikelen 3.34 tot en met 3.36 gestelde eisen en of de transmissie-
of distributiesysteembeheerder in redelijkheid tot het ontwerpinvesteringsplan heeft
kunnen komen. De Autoriteit Consument en Markt betrekt hierbij tevens de bevindingen
van Onze Minister.
5. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder stelt het investeringsplan vast na
ontvangst van de toetsingsresultaten van de Autoriteit Consument en Markt en verantwoordt
daarbij hoe deze toetsingsresultaten zijn verwerkt.
6. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voert de in het investeringsplan
opgenomen investeringen en de inkoop van congestiebeheers- of systeembeheersdiensten
uit conform het investeringsplan.
Artikel 3.36 nadere regels investeringsplan
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:
a. de termijn waarvoor het investeringsplan geldt;
b. de nadere inhoud en het aggregatieniveau van een investeringsplan;
c. de procedure waarlangs een investeringsplan tot stand komt;
d. de wijze waarop de noodzaak van investeringen wordt beschreven en onderbouwd;
e. de wijze waarop de uitvoering van de investeringen wordt beschreven en onderbouwd;
f. de wijze waarop de volgorde van de uitvoering van de noodzakelijke uitbreidingsinvesteringen
wordt bepaald;
g. het tijdstip en de frequentie waarmee een investeringsplan dan wel onderdelen daarvan,
wordt opgesteld dan wel aangepast;
h. de wijze waarop en bij wie een ontwerpinvesteringsplan wordt geconsulteerd;
i. de wijze waarop bekendheid wordt gegeven aan een investeringsplan;
j. de procedure waarlangs en de wijze waarop het ontwerpinvesteringsplan door de Autoriteit
Consument en Markt wordt getoetst.
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, kunnen in ieder geval verschillen voor verschillende
systemen, verschillende delen van systemen met een verschillend spannings- of drukniveau
en verschillende systeembeheerders.
Paragraaf 3.3.3 Taken inzake aansluiten
Artikel 3.37 gebiedsindeling transmissie- en distributiesysteembeheerders
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt, met inachtneming van een voorstel van de
transmissie- en distributiesysteembeheerders voor elektriciteit respectievelijk gas,
voor ieder van deze systeembeheerders een gebied vast waarbinnen de betreffende systeembeheerder
de taak, bedoeld in artikel 3.38, eerste lid, respectievelijk 3.40, eerste lid, verricht.
De Autoriteit Consument en Markt kan daarbij tevens vaststellen in welke omstandigheden
en onder welke voorwaarden een distributiesysteembeheerder deze taak mag verrichten
in een aangrenzend gebied.
2. De Autoriteit Consument en Markt publiceert een besluit als bedoeld in het eerste
lid op een voor eenieder kenbare en toegankelijke wijze.
Artikel 3.38 aansluiten elektriciteit
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit doet in het voor
hem krachtens artikel 3.37, eerste lid, vastgestelde gebied op verzoek een aanbod
tot:
a. aanleg van een aansluiting op zijn systeem op een voor die aansluiting geschikt punt
met een voor die aansluiting geschikt spanningsniveau; of
b. wijziging van een aansluiting op zijn systeem.
2. De transmissie- of distributiesysteembeheerder doet een aanbod als bedoeld in het
eerste lid binnen een redelijke termijn en realiseert een aansluiting binnen een redelijke
termijn na aanvaarding van het aanbod.
3. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit kan het doen van
een aanbod als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, uitstellen indien en voor zo
lang er voor de verzochte aansluiting onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar
is op zijn systeem. De transmissie- of distributiesysteembeheerder neemt passende
maatregelen, waaronder de benodigde uitbreidingsinvesteringen, om zo spoedig mogelijk
alsnog een uitgesteld aanbod te doen.
4. Indien een transmissie- of distributiesysteembeheerder het doen van een aanbod uitstelt
overeenkomstig het derde lid:
a. verschaft hij de verzoeker een deugdelijke onderbouwing voor dit uitstel;
b. verschaft hij de verzoeker informatie over de passende maatregelen om te kunnen voldoen
aan de voor de verzochte aansluiting benodigde transportcapaciteit; en
c. biedt hij de redelijkerwijs beschikbare, alternatieve, voor de verzochte aansluiting
geschikte punten met een voor die aansluiting geschikt spanningsniveau aan.
5. Het eerste lid is niet van toepassing indien een transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor elektriciteit zijn systeem, in het voor hem krachtens artikel 3.37, eerste lid,
vastgestelde gebied, niet op economische voorwaarden kan beheren, onderhouden en ontwikkelen.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze
waarop een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit:
a. uitvoering geeft aan het derde en vierde lid, waarbij in ieder geval regels worden
gesteld over:
1°. de wijze waarop een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit
bepaalt en onderbouwt dat onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is;
2°. de informatie die aan een verzoeker hierover bij een uitstel van aanbod wordt verschaft;
b. uitvoering geeft aan het vijfde lid, waarbij in ieder geval regels worden gesteld
over de wijze waarop wordt beoordeeld of een systeem onder economische voorwaarden
kan worden beheerd, onderhouden en ontwikkeld, waarbij tevens maatschappelijke duurzaamheidsdoelstellingen
kunnen worden betrokken.
7. Met het oog op de uitvoering van het eerste en tweede lid, worden in de methoden
of voorwaarden, bedoeld in artikel 3.118 in ieder geval opgenomen:
a. de bepaling van geschiktheid van het spanningsniveau en van punten voor aansluiting
op het systeem of onderdelen van het systeem, bedoeld in het eerste lid, onderdeel
a;
b. nadere invulling van de redelijke termijnen bedoeld in het tweede lid.
Artikel 3.39 aanleggen aansluitleidingen elektriciteit door verzoeker
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit doet op verzoek
en met het oog op het realiseren van een aansluiting op zijn systeem een aanbod tot
koppeling met zijn systeem van een door de verzoeker aangelegde leiding en daarmee
verbonden hulpmiddelen, mits de leidingen en hulpmiddelen voldoen aan de voorafgaand
aan de aanleg door de transmissie- of distributiesysteembeheerder gestelde technische
vereisten waardoor de betrouwbaarheid van het door de transmissie- of distributiesystembeheerder
beheerde systeem gewaarborgd blijft en:
a. de te realiseren aansluiting een minimale aansluitwaarde heeft van 10 MVA; of
b. de verzoeker een organisatorische eenheid is, die zich in hoofdzaak bezig houdt met
openbaar vervoer per trein, tram, of trolley, met mijnbouwkundige activiteiten, met
het beheer en de exploitatie van telecommunicatie- en kabelnetwerken, met het beheer
van openbare verlichting of van verkeersregelinstallaties, dan wel met riolering,
bemaling, waterzuivering of transport en distributie van water waarbij deze eenheid
ingevolge de technische aard van de bedrijfsuitoefening beschikt over verscheidene
aansluitingen.
2. Met de koppeling, bedoeld in het eerste lid, worden de door de verzoeker aangelegde
leiding en daarmee verbonden hulpmiddelen onderdeel van het transmissie- of distributiesysteem
voor elektriciteit en wordt de transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit
beschouwd als de bevoegde aanlegger hiervan als bedoeld in artikel 20, tweede lid,
van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.
3. Artikel 3.38, derde en vierde lid, en het bij of krachtens artikel 3.38, zesde lid,
gestelde, zijn van overeenkomstige toepassing op het doen van een aanbod, bedoeld
in het eerste lid, met dien verstande dat voor «aansluiting» telkens wordt gelezen
«met koppeling te realiseren aansluiting».
Artikel 3.40 aansluiten gas
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas doet in het voor hem krachtens
artikel 3.37, eerste lid, vastgestelde gebied op verzoek een aanbod tot:
a. aanleg van een aansluiting op zijn systeem op een voor die aansluiting geschikt punt
met een voor die aansluiting geschikt drukniveau; of
b. wijziging van een aansluiting op zijn systeem, anders dan het omschakelen van die
aansluiting.
2. De transmissie- of distributiesysteembeheerder doet een aanbod als bedoeld in het
eerste lid, binnen een redelijke termijn en realiseert de aansluiting binnen een redelijke
termijn na aanvaarding van het aanbod.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. een distributiesysteembeheerder voor gas indien het verzoek ziet op de aanleg van
een kleine aansluiting voor het onttrekken van gas aan zijn systeem ten behoeve van
een te bouwen bouwwerk waarvan niet reeds op 1 juli 2018 een vergunning als bedoeld
in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
was afgegeven of een bouwwerk dat na 1 januari 2015 zonder aansluiting op het distributiesysteem
voor gas is gerealiseerd, tenzij een college van burgemeester en wethouders het gebied
waarin dit bouwwerk wordt of is gebouwd heeft aangewezen als gebied waar aansluiting
op het distributiesysteem voor gas strikt noodzakelijk is om zwaarwegende redenen
van algemeen belang;
b. een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas indien het verzoek ziet op
een aansluiting voor het onttrekken van laagcalorisch gas aan zijn systeem ten behoeve
van een installatie die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen
heeft met en in de onmiddellijke nabijheid is gelegen van een installatie die als
gevolg van het verbod in artikel 2.60, eerste lid, niet meer is aangesloten op dat
deel van zijn systeem waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd;
c. een verzoek dat ziet op de aanleg van een aansluiting voor het onttrekken van gas
indien een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas, in het voor hem krachtens
artikel 3.37, eerste lid, vastgestelde gebied, zijn systeem daar niet op economische
voorwaarden kan beheren, onderhouden en ontwikkelen.
4. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas kan, indien er voor de verzochte
aansluiting onvoldoende capaciteit beschikbaar is voor het doen van een aanbod als
bedoeld in het eerste lid, onderdeel a:
a. het verzoek afwijzen; of
b. indien de verzoeker een producent is van gas uit hernieuwbare bronnen, het doen van
een aanbod uitstellen als het economisch verantwoord is om passende maatregelen, waaronder
uitbreidingsinvesteringen, te nemen om zo spoedig mogelijk een uitgesteld aanbod te
doen.
5. Indien een transmissie- of distributiesysteembeheerder het doen van een aanbod overeenkomstig
het vierde lid, afwijst of uitstelt:
a. verschaft hij de verzoeker een deugdelijke onderbouwing daarvoor;
b. doet hij de verzoeker een aanbod voor de redelijkerwijs beschikbare, alternatieve,
voor de verzochte aansluiting geschikte punten met een voor die aansluiting geschikt
drukniveau; en
c. verschaft hij de verzoeker, in geval van uitstel van een aanbod, informatie over de
te nemen passende maatregelen om een uitgesteld aanbod te doen.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur:
a. worden regels gesteld over de wijze waarop de transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor gas uitvoering geeft aan het derde lid, onderdeel c, en het vierde lid, waarbij
in ieder geval regels worden gesteld over:
1° de wijze waarop een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas beoordeelt
of maatregelen om alsnog een aanbod te kunnen doen economisch verantwoord zijn;
2° de wijze waarop een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas bepaalt en
onderbouwt dat voor een verzochte aansluiting onvoldoende capaciteit beschikbaar is;
en
3° de informatie die een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas een verzoeker
bij een uitstel van aanbod verschaft;
4° de wijze waarop wordt beoordeeld of een systeem onder economische voorwaarden kan
worden beheerd, onderhouden en ontwikkeld, als bedoeld in het derde lid, onderdeel
c, waarbij tevens maatschappelijke duurzaamheidsdoelstellingen kunnen worden betrokken;
b. kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop een transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor gas uitvoering geeft aan het eerste lid.
7. Met het oog op de uitvoering van het eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid,
worden in de methoden of voorwaarden, bedoeld in artikel 3.118, in ieder geval opgenomen:
a. de bepaling van de geschiktheid van het drukniveau en van punten voor aansluiting
op het systeem, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a; en
b. nadere invulling van de redelijke termijnen, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 3.41 in werking stellen, in gebruik geven, beheren, onderhouden, afsluiten
en verwijderen van aansluitingen
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder doet op verzoek een aanbod om een
aansluiting in werking te stellen, in gebruik te geven, te beheren en te onderhouden.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de gevallen
waarin een transmissie- of distributiesysteembeheerder:
a. is gehouden een aansluiting buiten werking te stellen vanuit het belang van het goed
functioneren van het stelsel van leveren, balanceren en meten; en
b. is gehouden een aansluiting te verwijderen na beëindiging van de aansluitovereenkomst.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. de procedure die een transmissie- of distributiesysteembeheerder doorloopt voordat
hij overgaat tot buitenwerkingstellen of verwijderen van een aansluiting;
b. de informatie die een transmissie- of distributiesysteembeheerder voorafgaand aan
een buitenwerkingstelling of verwijdering aan een aangeslotene verstrekt.
Artikel 3.42 gebieden met beperking aansluiting gas
1. Een college van burgemeester en wethouders kan gebieden aanwijzen waar de taak voor
een distributiesysteembeheerder voor gas als bedoeld in artikel 3.40 niet geldt voor
kleine aansluitingen voor het onttrekken van gas indien zich in dat gebied een andere
energie-infrastructuur bevindt die kan voorzien in de verwachte warmtebehoefte.
2. Een college van burgemeester en wethouders meldt een besluit als bedoeld in het eerste
lid, aan de Autoriteit Consument en Markt.
3. Een college van burgemeester en wethouders meldt een besluit als bedoeld in artikel 3.40,
derde lid, onderdeel a, aan de Autoriteit Consument en Markt.
4. De Autoriteit Consument en Markt houdt een register bij van:
a. gebieden waarvoor een besluit als bedoeld in het eerste lid geldt; en
b. gebieden waarvoor een besluit als bedoeld in artikel 3.40, derde lid, onderdeel a,
geldt.
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de melding, bedoeld in
het tweede en derde lid, en de in het register, bedoeld in het vierde lid, te vermelden
gegevens.
Artikel 3.43 overdrachtspunten
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder stelt voor een aansluiting op zijn
systeem de locatie van het overdrachtspunt vast.
2. Indien een aansluiting uit meerdere leidingen bestaat stelt de transmissie- of distributiesysteembeheerder
per leiding de locatie van het overdrachtspunt vast.
3. De betreffende transmissie- of distributiesysteembeheerders stellen gezamenlijk het
overdrachtspunt van een systeemkoppeling vast.
Artikel 3.44 allocatiepunten
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder kent ten behoeve van een aansluiting
op zijn systeem een primair allocatiepunt toe.
2. Indien krachtens artikel 2.44, tweede lid, onderdeel a, is bepaald dat een plaats
wordt aangemerkt als een additioneel allocatiepunt, kent een transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor elektriciteit aan die plaats een additioneel allocatiepunt toe.
3. Indien een aangeslotene op een transmissie- of distributiesysteem voor elektriciteit
meer dan één marktdeelnemer contracteert inzake verbruik of invoeding, kent een transmissie-
of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit op verzoek van die aangeslotene
een of meerdere additionele allocatiepunten toe.
Artikel 3.45 toegang meetverantwoordelijke partij
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit geeft een meetverantwoordelijke
partij toegang tot zijn systeem, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering
van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.46.
2. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald tot welke delen van het systeem een
meetverantwoordelijke partij toegang moet hebben en kunnen regels worden gesteld aan
die toegang.
Paragraaf 3.3.4 Taken inzake transporteren
Artikel 3.46 transporteren elektriciteit
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit doet op verzoek
een aanbod tot het verzorgen van transport van elektriciteit over zijn systeem.
2. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit kan het doen van
een aanbod uitstellen, indien en voor zo lang er redelijkerwijs onvoldoende transportcapaciteit
beschikbaar is op zijn systeem. De transmissie- of distributiesysteembeheerder neemt
passende maatregelen om zo spoedig mogelijk een uitgesteld aanbod te doen.
3. Indien een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit het doen
van een aanbod uitstelt overeenkomstig het tweede lid verschaft hij de verzoeker:
a. een deugdelijke onderbouwing voor dit uitstel;
b. informatie over de benodigde uitbreidingsinvesteringen om een uitgesteld aanbod te
doen.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze
waarop een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit uitvoering
geeft aan het tweede en derde lid, waarbij in ieder geval regels worden gesteld over:
a. de wijze waarop een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit
bepaalt en onderbouwt dat onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar; en
b. informatie die een transmissie- of distributiesysteembeheerder als bedoeld in onderdeel
a een verzoeker hierover bij een uitstel van aanbod verschaft.
5. Met het oog op de uitvoering van het eerste lid, worden in de methoden of voorwaarden,
bedoeld in artikel 3.118, in ieder geval opgenomen:
a. voorwaarden voor het verzorgen van transport van elektriciteit met geheel of gedeeltelijk
onderbreekbare beschikbaarheid; en
b. voorwaarden waaronder aangeboden en aanvaarde transportcapaciteit door de transmissie-
of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit kan worden ingetrokken als deze
niet wordt gebruikt of niet binnen een redelijke termijn gebruikt zal gaan worden.
Artikel 3.47 transporteren gas
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas doet op verzoek een aanbod
tot het verzorgen van transport van gas over zijn systeem.
2. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas kan, indien er redelijkerwijs
onvoldoende capaciteit beschikbaar is op zijn systeem voor het doen van een aanbod
als bedoeld in het eerste lid:
a. het verzoek afwijzen; of
b. indien het verzoek invoeding van gas uit hernieuwbare bronnen betreft, het doen van
een aanbod uitstellen als het voor de transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor gas economisch verantwoord is om passende maatregelen te nemen om zo spoedig
mogelijk een uitgesteld aanbod te doen.
3. Indien een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas een verzoek afwijst
of het doen van een aanbod uitstelt overeenkomstig het tweede lid verschaft hij de
verzoeker:
a. een deugdelijke onderbouwing voor de afwijzing of het uitstel; en
b. in geval van uitstel van een aanbod, informatie over de passende maatregelen om een
uitgesteld aanbod te doen.
4. De Autoriteit Consument en Markt kan op aanvraag een transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor gas overeenkomstig artikel 48 van richtlijn 2009/73 tijdelijk ontheffing verlenen
van de plicht bedoeld in het eerste lid.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze
waarop uitvoering wordt gegeven aan het tweede tot en met vierde lid, waaronder in
ieder geval over:
a. de wijze waarop een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas bepaalt en
onderbouwt dat voor het verzochte transport onvoldoende capaciteit op zijn systeem
beschikbaar is;
b. de informatie die een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas een verzoeker
bij een uitstel van aanbod verschaft;
c. de wijze waarop een distributiesysteembeheerder voor gas beoordeelt of maatregelen
als bedoeld in het tweede lid economisch verantwoord zijn;
d. de vereisten waaraan een aanvraag als bedoeld in het vierde lid aan moet voldoen en
over de procedure en wijze van besluitvorming door de Autoriteit Consument en Markt.
6. Met het oog op de uitvoering van het eerste lid, worden in de methoden of voorwaarden,
bedoeld in artikel 3.118, in ieder geval opgenomen de voorwaarden voor het verzorgen
van transport van gas met geheel of gedeeltelijk onderbreekbare beschikbaarheid.
Artikel 3.48 invoed- en afleverspecificaties gas
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas:
a. accepteert op zijn systeem gas dat voldoet aan de invoedspecificaties volgens bij
ministeriële regeling gestelde regels;
b. weert gas op zijn systeem dat niet voldoet aan deze specificaties; en
c. draagt er zorg voor dat gas dat op afleverpunten van het systeem wordt afgenomen voldoet
aan de afleverspecificaties die Onze Minister bij ministeriële regeling vaststelt.
2. De transmissiesysteembeheerder voor gas mengt, bewerkt of behandelt gas dat op zijn
systeem wordt ingevoed zo nodig teneinde te voldoen aan het eerste lid, aanhef en
onderdeel c.
3. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, kan een transmissie- of distributiesysteembeheerder
de invoeding van gas dat voldoet aan de krachtens dat artikellid gestelde invoedspecificaties
weigeren, indien die invoeding ertoe zou leiden dat de transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor gas niet in redelijkheid kan voldoen aan het eerste lid, aanhef en onderdeel
c.
4. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel b, accepteert een transmissiesysteembeheerder
voor gas op verzoek invoeding van gas dat niet voldoet aan de krachtens het eerste
lid, aanhef en onderdeel a, gestelde invoedspecificaties, indien hij dit redelijkerwijs
en met gebruikmaking van het systeem kan mengen en kan voldoen aan het eerste lid,
aanhef en onderdeel c.
5. Een transmissiesysteembeheerder voor gas accepteert op verzoek invoeding van waterstofgas
of andere gasvormige stoffen dan gas, indien hij dit redelijkerwijs en met gebruikmaking
van het systeem kan mengen en kan voldoen aan het eerste lid, aanhef en onderdeel
c.
6. De invoedspecificaties en de afleverspecificaties, bedoeld in het eerste lid kunnen
in ieder geval verschillen voor invoed- en afleverpunten en naar energie-inhoud, drukniveau
en regio.
Paragraaf 3.3.5 Taken inzake balanceren
Artikel 3.49 balanceren elektriciteit en afhandelen vraagrespons
1. De transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit:
a. treft voorzieningen voor de balancering van het door hem beheerde systeem en alle
in Nederland aanwezige en onderling verbonden systemen voor elektriciteit; en
b. faciliteert balanceringsverantwoordelijken voor elektriciteit om hun verantwoordelijkheid
ten aanzien van de balans van het systeem uit te voeren.
2. Een distributiesysteembeheerder voor elektriciteit faciliteert de transmissiesysteembeheerder
voor elektriciteit bij de administratieve afhandeling van de balancering, bedoeld
in het eerste lid.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de handelingen van een distributiesysteembeheerder
voor elektriciteit ter uitvoering van het tweede lid.
4. Als een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit een balanceringsdienst in
de vorm van een verandering in de elektriciteitsbelasting koopt bij een marktdeelnemer
die vraagresponsdiensten levert en daarbij optreedt als aanbieder van balanceringsdiensten
aan de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit:
a. past de transmissiesysteembeheerder het elektriciteitsprogramma aan van de balanceringsverantwoordelijke
voor elektriciteit die actief is op het betreffende allocatiepunt waarvan de flexibiliteit
afkomstig is; en
b. verrekent de transmissiesysteembeheerder de in het elektriciteitsprogramma aangepaste
hoeveelheid elektriciteit tussen de marktdeelnemer die vraagresponsdiensten levert
en de balanceringsverantwoordelijke voor elektriciteit die actief is op het betreffende
allocatiepunt waarvan de flexibiliteit afkomstig is conform een door de Autoriteit
Consument en Markt vast te stellen berekeningsmethode.
5. Bij de uitvoering van het eerste en tweede lid gebruikt een systeembeheerder voor
elektriciteit van aangeslotenen met een kleine aansluiting ten hoogste meetgegevens
per kwartier en aggregeert bij eerste gelegenheid de meetgegevens van de aangeslotenen
op zijn systeem.
Artikel 3.50 balanceren gas
1. De transmissiesysteembeheerder voor gas:
a. treft voorzieningen voor de balancering van het door hem beheerde systeem; en
b. faciliteert balanceringsverantwoordelijken voor gas om hun verantwoordelijkheid ten
aanzien van de balans van het systeem uit te voeren.
2. Een distributiesysteembeheerder voor gas faciliteert de transmissiesysteembeheerder
voor gas bij de administratieve afhandeling van de balancering, bedoeld in het eerste
lid.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de handelingen van een distributiesysteembeheerder
voor gas ter uitvoering van het tweede lid.
4. Een transmissiesysteembeheerder voor gas verschaft een balanceringsverantwoordelijke
voor gas actuele en zo correct en volledig mogelijke informatie over:
a. de mate waarin zijn balanceringsportfolio in evenwicht is; en
b. de mate waarin het landelijk transportsysteem in evenwicht is.
5. Bij de uitvoering van het eerste en tweede lid aggregeert een systeembeheerder voor
gas bij eerste gelegenheid de meetgegevens van de aangeslotenen op zijn systeem.
Paragraaf 3.3.6 Taken inzake meten
Artikel 3.51 ter beschikking stellen meetinrichting distributiesysteembeheerder
1. Een distributiesysteembeheerder stelt aan een aangeslotene met een kleine aansluiting
voor elektriciteit of gas, die op grond van artikel 2.44, eerste lid, over een meetinrichting
moet beschikken, een meetinrichting met communicatiefunctionaliteit beschikbaar, installeert
deze op of nabij het overdrachtspunt en doet een aanbod om de meetinrichting in gebruik
te geven en te beheren.
2. Indien een distributiesysteembeheerder redelijkerwijs niet in staat is een meetinrichting
met communicatiefunctionaliteit bij een aangeslotene met een kleine aansluiting te
plaatsen en de oorzaak daarvan niet in de macht van de aangeslotene ligt, stelt de
distributiesysteembeheerder een meetinrichting zonder communicatiefunctionaliteit
ter beschikking, installeert deze op of nabij het overdrachtspunt en doet een aanbod
om de meetinrichting in gebruik te geven en te beheren.
3. Een distributiesysteembeheerder die krachtens artikel 2.44, tweede lid, onderdeel
b, een meetinrichting installeert en beheert, stelt een meetinrichting beschikbaar,
installeert deze op of nabij de andere plaats en doet een aanbod om de meetinrichting
in gebruik te geven en te beheren.
4. Een distributiesysteembeheerder doet aan een aangeslotene met een kleine aansluiting
voor elektriciteit of gas op diens verzoek een aanbod om binnen vier maanden een meetinrichting
met communicatiefunctionaliteit ter beschikking te stellen:
a. in het geval het eerder technisch onmogelijk was een meetinrichting met communicatiefunctionaliteit
te plaatsen; of
b. ter vervanging van een meetinrichting zonder communicatiefunctionaliteit.
Artikel 3.52 delegatiegrondslag meetinrichtingen
Bij ministeriële regeling kunnen inzake aangeslotenen met een kleine aansluiting regels
worden gesteld over:
a. de installatie en het beheer van meetinrichtingen;
b. de administratie in verband met het vervangen, installeren of verwijderen van meetinrichtingen;
c. de informatieverstrekking door een distributiesysteembeheerder over het gebruik en
de mogelijkheden van een meetinrichting met communicatiefunctionaliteit.
Artikel 3.53 uitschakelen communicatiefunctionaliteit en weigeren meetinrichting
1. Een distributiesysteembeheerder schakelt op verzoek van een aangeslotene met een
kleine aansluiting de communicatiefunctionaliteit administratief aan of uit.
2. Indien een distributiesysteembeheerder op grond van artikel 3.51, eerste lid, een
meetinrichting met communicatiefunctionaliteit ter beschikking stelt aan een aangesloten
met een kleine aansluiting, kan de aangeslotene deze weigeren. In dat geval stelt
de distributiesysteembeheerder een meetinrichting zonder communicatiefunctionaliteit
ter beschikking, installeert deze op of nabij het overdrachtspunt en doet een aanbod
om de meetinrichting in gebruik te geven en te beheren.
3. Een distributiesysteembeheerder zendt Onze Minister de persoonsgegevens van een aangeslotene
met een kleine aansluiting indien hij deze aangeslotene een meetinrichting die voldoet
aan de krachtens artikel 2.44, derde lid, gestelde eisen ter beschikking heeft gesteld
maar dit niet heeft geleid tot installatie van die meetinrichting.
Artikel 3.54 meetinrichtingen transmissiesysteem voor gas
De transmissiesysteembeheerder voor gas stelt aan een aangeslotene op zijn systeem
voor gas nabij het overdrachtspunt een meetinrichting beschikbaar, installeert deze
en doet een aanbod om de meetinrichting in gebruik te geven en te beheren indien de
aangeslotene:
a. uitsluitend gas afneemt;
b. een beheerder van een gesloten systeem voor gas is.
Artikel 3.55 meetinrichtingen en eisen systeemkoppelingen
1. Een systeembeheerder beschikt op of nabij het overdrachtspunt van een systeemkoppeling
over een meetinrichting die voldoet aan de krachtens het tweede lid gestelde eisen.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de eisen en functionaliteiten
waaraan een meetinrichting of een onderdeel van een meetinrichting, bedoeld in het
eerste lid, ten minste moet voldoen.
Artikel 3.56 meetverantwoordelijke partij systeemkoppelingen
1. Een systeembeheerder draagt er zorg voor dat op zijn systeemkoppeling een meetverantwoordelijke
partij actief is en wijst gezamenlijk met de bij een systeemkoppeling betrokken andere
systeembeheerder een meetverantwoordelijke partij aan.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een systeemkoppeling tussen het transmissiesysteem
voor gas en een distributiesysteem voor gas.
Artikel 3.57 verzamelen meetgegevens distributiesysteembeheerders
1. Een distributiesysteembeheerder verzamelt, valideert en stelt de meetgegevens vast
van aangeslotenen met een kleine aansluiting voor elektriciteit of gas, die beschikken
over een door een distributiesysteembeheerder op grond van artikel 3.51 geïnstalleerde
meetinrichting waarvan de communicatiefunctionaliteit aan staat, indien dit noodzakelijk
is voor:
a. het uitvoeren van de verplichtingen van een marktdeelnemer of balanceringsverantwoordelijke
op grond van hoofdstuk 2;
b. het uitvoeren van taken of verplichtingen bij of krachtens hoofdstuk 3.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. welke meetgegevens worden verzameld, gevalideerd of vastgesteld;
b. de frequentie waarmee meetgegevens worden verzameld, gevalideerd of vastgesteld, waarbij:
1°. de intervalfrequentie van verbruiks- invoedgegevens niet hoger is dan een kwartier;
en
2°. verbruiks- en invoedgegevens ten hoogste één maal per dag worden verzameld;
c. de wijze waarop meetgegevens worden verzameld;
d. nauwkeurigheidseisen bij het verzamelen van meetgegevens;
e. methoden voor het herleiden en berekenen van de hoeveelheid gas en de energie-inhoud
van het gas;
f. methoden voor het herleiden en berekenen ten behoeve van het valideren en vaststellen
van meetgegevens.
Artikel 3.58 verzamelen meetgegevens bijzondere situaties
Een distributiesysteembeheerder verzamelt, valideert en stelt de meetgegevens vast
van aangeslotenen met een kleine aansluiting voor elektriciteit of gas, die bij het
overdrachtspunt beschikken over een meetinrichting zonder communicatiefunctionaliteit
of een meetinrichting waarvan de communicatiefunctionaliteit niet wordt gebruikt:
a. bij de vervanging van een meetinrichting;
b. bij een aanpassing van een aansluiting;
c. bij een aanpassing van een meetinrichting;
d. bij aanwijzingen van onbetrouwbaarheid of onvolledigheid van meetgegevens, volgens
bij ministeriële regeling te bepalen criteria.
Artikel 3.59 verzamelen meetgegevens transmissiesysteembeheerder gas
1. Een transmissiesysteembeheerder voor gas verzamelt, valideert en stelt de meetgegevens
vast van een aangeslotene op zijn systeem indien de aangeslotene:
a. uitsluitend gas onttrekt;
b. een beheerder van een gesloten systeem voor gas is.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. welke meetgegevens worden verzameld, gevalideerd of vastgesteld;
b. de frequentie waarmee meetgegevens worden verzameld, gevalideerd of vastgesteld;
c. de wijze waarop meetgegevens worden verzameld;
d. nauwkeurigheidseisen bij het verzamelen van meetgegevens;
e. methoden voor het herleiden en berekenen van de hoeveelheid gas en de energie-inhoud
van het gas;
f. methoden voor het herleiden en berekenen ten behoeve van het valideren en vaststellen
van meetgegevens.
Artikel 3.60 verzamelen meetgegevens systeemkoppelingen
1. Een meetverantwoordelijke partij, bedoeld in artikel 3.56, eerste lid, verzamelt,
valideert en stelt de meetgegevens vast op een systeemkoppeling.
2. Een transmissiesysteembeheerder voor gas verzamelt, valideert en stelt de meetgegevens
vast op een systeemkoppeling tussen zijn systeem en een distributiesysteem voor gas.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. welke meetgegevens worden verzameld, gevalideerd of vastgesteld;
b. de frequentie waarmee meetgegevens worden verzameld, gevalideerd of vastgesteld;
c. de wijze waarop meetgegevens worden verzameld;
d. nauwkeurigheidseisen bij het verzamelen van meetgegevens;
e. methoden voor het herleiden en berekenen van de hoeveelheid gas en de energie-inhoud
van het gas;
f. methoden voor het herleiden en berekenen ten behoeve van het valideren en vaststellen
van meetgegevens.
Artikel 3.61 controlesystematiek meetinrichtingen distributiesysteembeheerder en transmissiesysteembeheerder
voor gas
1. De transmissiesysteembeheerder voor gas en een distributiesysteembeheerder past een
door Onze Minister goedgekeurd protocol voor een steekproefsgewijze controle van in
gebruik zijnde meetinrichtingen op de bij of krachtens artikel 2.44, derde lid, en
de bij of krachtens artikel 5 van de Metrologiewet gestelde eisen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld aan het protocol.
Paragraaf 3.3.7 Overige en ondersteunende taken
Artikel 3.62 verordening risicoparaatheid en leveringszekerheid gas
Een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit of gas heeft, indien Onze Minister
hem dit opdraagt, tot taak werkzaamheden te verrichten ter uitvoering van verordening
2019/941 respectievelijk verordening 2017/1938.
Artikel 3.63 vaststellen hernieuwbare energiebron of WKK
Een transmissie- of distributiesysteembeheerder stelt op verzoek van een aangeslotene
op haar systeem, of van een aangeslotene op een gesloten systeem dat met haar systeem
is verbonden, vast:
a. of diens installatie geschikt is voor de opwekking van gas uit hernieuwbare bronnen,
elektriciteit uit hernieuwbare bronnen of uit andere bronnen dan wel of sprake is
van een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling;
b. of de inrichting om te meten, die wordt gebruikt in de installatie geschikt is voor
de meting van de hoeveelheid elektriciteit of gas die is geproduceerd; en
c. in geval van omzetting van energie in een andere vorm van energie, of de inrichting
om te meten, die wordt gebruikt in de installatie geschikt is voor de meting van de
hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen of uit andere bronnen die is gebruikt
voor de opwekking van de hoeveelheid, bedoeld in onderdeel b.
Paragraaf 3.3.8 Bijzondere taken voor de transmissiesysteembeheerder voor gas
Artikel 3.64 pieklevering in uitzonderlijke omstandigheden
1. De transmissiesysteembeheerder voor gas treft voorzieningen om vergunninghouders
in staat te stellen de levering van gas aan alle aangeslotenen met een kleine aansluiting
te verzorgen in gevallen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening 2017/1938.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de gevallen,
bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening 2017/1938, en de te treffen voorzieningen,
bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3.65 kwaliteitsconversie
De transmissiesysteembeheerder voor gas zet, ten behoeve van aangeslotenen, netgebruikers,
marktdeelnemers en balanceringsverantwoordelijken en gelet op het minimaliseren van
de winning van gas uit het gebied dat is aangewezen in de bij koninklijk besluit van
30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126) verleende winningsvergunning, voor zover het gas
uit het Groningenveld betreft, indien noodzakelijk, gelet op het verschil tussen de
kwaliteit van het zich in het transmissiesysteem bevindende gas en het aan het transmissiesysteem
te onttrekken gas:
1°. gas met een hogere energie-inhoud administratief of fysiek om naar een lagere energie-inhoud;
2°. gas met een lagere energie-inhoud administratief om naar een hogere energie-inhoud,
voor zover er gas met een hogere energie-inhoud voor omzetting beschikbaar is;
tenzij dit redelijkerwijs niet van een transmissiesysteembeheerder voor gas kan worden
gevergd.
Artikel 3.66 raming Groningenveld
1. Een transmissiesysteembeheerder voor gas biedt jaarlijks voor een bij ministeriële
regeling te bepalen datum, na raadpleging van de representatieve organisaties van
aangeslotenen een raming aan Onze Minister aan van:
a. de in een gasjaar benodigde hoeveelheid laagcalorisch gas en de daarvoor benodigde
capaciteit, die uit het gebied dat is aangewezen in de bij koninklijk besluit van
30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126) verleende winningsvergunning, benodigd is om eindafnemers
van de geraamde hoeveelheid laagcalorisch gas te voorzien, waarbij alle beschikbare
middelen en methoden die deze hoeveelheid minimaliseren worden betrokken; en
b. de vraagontwikkeling voor de komende tien jaar naar laagcalorisch gas.
2. De transmissiesysteembeheerder voor gas voert zijn taken als bedoeld in het eerste
lid, zo uit dat dit optimaal bijdraagt aan het minimaliseren van de winning van gas
uit het Groningenveld.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:
a. de inhoud van de raming, bedoeld in het eerste lid;
b. het opstellen van rapportages voor Onze Minister.
4. De transmissiesysteembeheerder voor gas meldt een langdurige en substantiële afwijking
van de inzet van de middelen en methoden of de vraag naar laagcalorisch gas ten opzichte
van de raming aan Onze Minister.
Artikel 3.67 transporteren gas uit gasvoorkomens
1. De transmissiesysteembeheerder voor gas heeft, in het belang van het planmatig beheer
van voorkomens van gas, ter verzekering op lange termijn van een behoedzaam en rationeel
gebruik van deze natuurlijke hulpbron tot taak zorg te dragen voor de inname en het
transport van gas uit de gasvoorkomens in gebieden binnen Nederland en op het continentaal
plat.
2. Indien de transmissiesysteembeheerder voor gas ter uitvoering van de in het eerste
lid bedoelde taak moet investeren in de aanleg of uitbreiding van het transmissiesysteem
dan meldt hij dit voornemen aan Onze Minister. Bij ministeriële regeling kunnen regels
worden gesteld omtrent de melding.
3. Onze Minister besluit binnen 13 weken nadat de melding is gedaan, of een investering
als bedoeld in het eerste lid, noodzakelijk is, gelet op het belang, bedoeld in het
eerste lid. Indien Onze Minister besluit dat de investering niet noodzakelijk is,
wordt de transmissiesysteembeheerder voor gas geacht te zijn ontheven van de in het
eerste lid bedoelde taak voor dat voorkomen.
4. De transmissiesysteembeheerder voor gas overlegt jaarlijks aan Onze Minister een
overzicht, waarin ten aanzien van de eerstvolgende twintig jaar ramingen zijn opgenomen
met betrekking tot de uitoefening van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder vermelding
van daarbij gehanteerde vooronderstellingen en relevante onderscheiden.
Artikel 3.68 voorwaarden inname gas uit gasvoorkomens
1. De transmissiesysteembeheerder voor gas kan, ten einde te waarborgen dat hij de taken,
bedoeld in artikel 3.67 zo doelmatig mogelijk kan uitvoeren, voorwaarden stellen aan
de wijze waarop het gas van de houders van Nederlandse winningsvergunningen dan wel
degene met wie voor het gebruik van die vergunning een overeenkomst is gesloten inzake
het voor gezamenlijke rekening winnen van gas, wordt ingenomen.
2. Systeembeheerders, marktdeelnemers, netgebruikers en aangeslotenen verstrekken de
transmissiesysteembeheerder voor gas desgevraagd tijdig voldoende inlichtingen en
gegevens om te waarborgen dat hij de taken, bedoeld in het eerste lid kan uitvoeren.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de in het
eerste lid bedoelde voorwaarden en de in het tweede lid genoemde gegevens en inlichtingen.
Artikel 3.69 verstrekken inlichtingen investeringen transporttaak gas uit gasvoorkomens
De transmissiesysteembeheerder voor gas verstrekt Onze Minister alle inlichtingen
die hij nodig heeft voor de toepassing van artikel 3.67, tweede lid.
Artikel 3.70 omschakelen
De transmissiesysteembeheerder voor gas schakelt een aangeslotene op zijn systeem
die ingevolge artikel 2.60, tweede lid, heeft gemeld dat diens aansluiting omgeschakeld
moet worden, om overeenkomstig de planning of aangepaste planning, bedoeld in artikel 3.71,
eerste lid, onderscheidenlijk tweede of derde lid, of, indien op grond van artikel 2.62,
eerste lid, een ontheffing is verleend aan de betrokken aangeslotene, overeenkomstig
de aangepaste planning die aan die ontheffing ten grondslag ligt.
Artikel 3.71 planning en proces omschakelen
1. Ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3.70, informeert de transmissiesysteembeheerder
voor gas de betrokken aangeslotene en Onze Minister over de planning van de omschakeling,
voorzien van een onderbouwing van de benodigde tijd voor de onderscheiden activiteiten
ten behoeve van de omschakeling en de mate waarin rekening is gehouden met de gegevens,
bedoeld in artikel 2.61, tweede lid.
2. Indien de planning, bedoeld in het eerste lid, naar het oordeel van de aangeslotene
of de transmissiesysteembeheerder voor gas als gevolg van gewijzigde omstandigheden
aanpassing behoeft, stelt de transmissiesysteembeheerder voor gas, in afstemming met
de aangeslotene, een aangepaste planning op en informeert Onze Minister hier zo spoedig
mogelijk over. De aangepaste planning wordt voorzien van een onderbouwing van elke
afwijking ten opzichte van de eerder ingediende planning.
3. Onze Minister kan de transmissiesysteembeheerder voor gas een bindende gedragslijn
opleggen in verband met de planning of aangepaste planning van de onderscheiden activiteiten
ten behoeve van de omschakeling, indien dit naar zijn oordeel in het belang is van
de zo spoedig mogelijke afbouw of beëindiging van de gaswinning uit het gebied dat
is aangewezen in de bij koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126) verleende
winningsvergunning of in het economisch belang is van de aangeslotene. De transmissiesysteembeheerder
voor gas stuurt binnen vier weken na ontvangst van de bindende gedragslijn een aangepaste
planning aan Onze Minister en de betrokken aangeslotene.
Artikel 3.72 rapportageplicht omschakelen
1. De transmissiesysteembeheerder voor gas vermeldt in de rapportage, bedoeld in artikel 3.66,
derde lid, onderdeel b, in elk geval:
a. de voortgang van de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3.70, in relatie tot
de geldende planning;
b. in hoeverre het onttrekken van laagcalorisch gas aan het transmissie- of distributiesysteem
door een aangeslotene als bedoeld in artikel 2.60, eerste lid, via diens aansluiting
is beëindigd.
2. Onze Minister verstrekt de informatie, bedoeld in het eerste lid, binnen vier weken
na ontvangst daarvan aan de Autoriteit Consument en Markt.
3. De transmissiesysteembeheerder voor gas informeert de Autoriteit Consument en Markt
binnen vier weken na inwerkingtreding van dit artikel welke aangeslotenen in de gasjaren
2016/2017, 2017/2018 en 2018/2019 in ten minste twee van die gasjaren meer dan 100 miljoen m3 (n) gas hebben onttrokken via diens aansluiting die verbonden is met dat deel van
het transmissie- of distributiesysteem voor gas waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd,
en verstrekt daarbij tevens informatie over de hoeveelheid gas dat per betrokken aansluiting
in de hiervoor genoemde gasjaren is onttrokken.
4. De transmissiesysteembeheerder voor gas verstrekt de Autoriteit Consument en Markt
desgevraagd informatie over de hoeveelheid gas die een aangeslotene als bedoeld in
het derde lid, via diens aansluiting heeft onttrokken aan dat deel van het transmissie-
of distributiesysteem voor gas waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd.
5. De transmissie- of distributiesysteembeheerders informeren de Autoriteit Consument
en Markt binnen vier weken na afloop van een gasjaar welke aangeslotenen in het voorgaande
gasjaar meer dan 100 miljoen m3(n) gas hebben onttrokken aan het transmissie- of distributiesysteem voor gas waarmee
laagcalorisch gas wordt getransporteerd, of, voor zover van toepassing, dat geen enkele
aangeslotene in dat gasjaar meer dan 100 miljoen m3(n) gas heeft onttrokken aan het transmissie- of distributiesysteem voor gas waarmee
laagcalorisch gas wordt getransporteerd.
6. Indien een transmissie- of distributiesysteembeheerder in een gasjaar een aansluiting
heeft gerealiseerd waarmee installaties van gas worden voorzien waarvan hij vermoedt
dat die behoren tot eenzelfde onderneming of instelling, die onderling technische,
organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid
zijn gelegen, en die al door hem van een aansluiting op het transmissie- of distributiesysteem
waarmee laagcalorisch gas wordt getransporteerd zijn voorzien, informeert hij de Autoriteit
Consument en Markt binnen vier weken na afloop van dat gasjaar over het realiseren
van die aansluiting en de locatie daarvan. De transmissie- of distributiesysteembeheerder
verstrekt daarbij tevens informatie over de betrokken aangeslotene of aangeslotenen
en de hoeveelheid gas die in dat voorafgaande gasjaar door middel van elke afzonderlijke
aansluiting op het transmissie- of distributiesysteem waarmee laagcalorisch gas wordt
getransporteerd, is onttrokken.
7. Indien een transmissie- of distributiesysteembeheerder in een gasjaar op grond een
aansluiting heeft gerealiseerd waarmee installaties van gas worden voorzien, waarvan
hij vermoedt dat die behoren tot eenzelfde onderneming of instelling, die onderling
technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke
nabijheid zijn gelegen, en al door een andere transmissie- of distributiesysteembeheerder
van een aansluiting op het transmissie- of distributiesysteem waarmee laagcalorisch
gas wordt getransporteerd zijn voorzien, informeert hij die andere transmissie- of
distributiesysteembeheerder en de Autoriteit Consument en Markt over dit vermoeden.
Op verzoek van de Autoriteit Consument en Markt verstrekken beide systeembeheerders
de informatie, bedoeld in het zesde lid.
Paragraaf 3.3.9 Tijdelijke taken
Artikel 3.73 tijdelijke taken
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen één of meer andere taken dan de op grond
van deze wet opgedragen taken voor een bij die maatregel te bepalen periode van ten
hoogste tien jaren per taak worden toegestaan aan een transmissie- of distributiesysteembeheerder
indien:
a. deze taken verband houden met de op grond van deze wet opgedragen taken;
b. deze taken van belang zijn voor het toekomstig beheer van het systeem; en
c. marktpartijen niet of in beperkte mate in de uitvoering van de taken voorzien.
2. Indien het een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit betreft,
beoordeelt Autoriteit Consument en Markt voorafgaand aan het toekennen van een taak
als bedoeld in het eerste lid, de noodzaak van de toekenning.
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de voortzetting of
beëindiging van een overeenkomstig het eerste lid opgedragen taak.
4. Bij het toekennen van een tijdelijke taak als bedoeld in het eerste lid kunnen voorwaarden
worden gesteld en kan worden bepaald dat voor de uitvoering van die taak een tarief
in rekening wordt gebracht bij degenen ten behoeve van wie de tijdelijke taak wordt
uitgevoerd.
AFDELING 3.4 VERPLICHTINGEN TRANSMISSIESYSTEEMBEHEERDER EN DISTRIBUTIESYSTEEMBEHEERDER
BIJ TAAKUITOEFENING
Artikel 3.74 kwaliteitsborging en calamiteitenplan
Een transmissie- of distributiesysteembeheerder waarborgt bij de uitvoering van zijn
wettelijke taken of verplichtingen de kwaliteit daarvan. Bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de wijze waarop die kwaliteit wordt gewaarborgd en daarover wordt gerapporteerd of
gecommuniceerd;
b. de wijze waarop een transmissie- of distributiesysteembeheerder omgaat met calamiteiten
of voorvallen die nadelige gevolgen voor mens of milieu hebben of kunnen hebben.
Artikel 3.75 financieel beheer en boekhouding
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. het financieel beheer van een transmissie- of distributiesysteembeheerder;
b. de boekhouding van een transmissie- of distributiesysteembeheerder, waaronder eisen
aan de scheiding van de boekhouding voor verschillende wettelijke taken of verplichtingen.
Artikel 3.76 bijhouden gegevens
Een transmissie- of distributiesysteembeheerder verzamelt en gebruikt bij de uitvoering
van zijn wettelijke taken of verplichtingen de daarvoor noodzakelijke gegevens.
Artikel 3.77 beschermen en verstrekken van informatie
1. Een systeembeheerder die bij de uitvoering van zijn wettelijke taken of verplichtingen
de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of
redelijkerwijs moet vermoeden, draagt er zorg voor dat die gegevens niet ter beschikking
komen of kunnen komen van derden, tenzij enig wettelijk voorschrift anders bepaalt.
2. Een transmissie- of distributiesysteembeheer verstrekt beheerders van andere systemen
de informatie die zij nodig hebben voor de naleving van hun wettelijke taken of verplichtingen.
3. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder verstrekt aangeslotenen, netgebruikers,
marktdeelnemers en balanceringsverantwoordelijken, de informatie die ze nodig hebben
voor een efficiënte toegang tot het transmissie- of distributiesysteem inclusief het
gebruik ervan.
Artikel 3.78 actief en passief openbaar maken
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder maakt uit eigen beweging gegevens
die hij bij de uitvoering van zijn wettelijke taken of verplichtingen verzamelt en
ontvangt, ten behoeve van inzicht in de structuur en het functioneren van het energiesysteem
en de transitie naar een CO2-arme energievoorziening openbaar, waarbij:
a. hij geen tot een persoon herleidbare gegevens of gegevens waarvan hij het vertrouwelijk
karakter kent of redelijkerwijs had moeten vermoeden, openbaar maakt;
b. hij geen gegevens openbaar maakt indien bij of krachtens deze of een andere wet openbaarmaking
niet is toegestaan;
c. bewerking en verrijking van gegevens is gericht op en beperkt is tot het voor derden
begrijpelijk en toegankelijk maken van deze gegevens.
2. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder verleent op verzoek toegang tot gegevens
en wisselt gegevens uit, die hij bij de uitvoering van zijn wettelijke taken of verplichtingen
verzamelt en ontvangt, waarbij:
a. hij geen tot een persoon herleidbare gegevens of gegevens waarvan hij het vertrouwelijk
karakter kent of redelijkerwijs had moeten vermoeden, openbaar maakt of toegang toe
verleent of uitwisselt, met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 4.1;
b. hij geen gegevens openbaar of maakt indien bij of krachtens deze of een andere wet
openbaarmaking niet is toegestaan;
c. bewerking en verrijking van gegevens gericht is op en beperkt is tot het voor de verzoeker
op een toegankelijke wijze beschikbaar stellen op een wijze dat de verzoeker de mogelijkheid
van hergebruik en machine-uitleesbaarheid heeft.
3. Voor het verlenen van toegang tot gegevens of het uitwisselen van gegevens, bedoeld
in het tweede lid, kan de transmissie- of distributiesysteembeheerder de redelijke
kosten in rekening brengen bij de verzoeker.
4. Bij ministeriële regeling kunnen:
a. gegevens worden aangewezen die een transmissie- of distributiesysteembeheerder in
ieder geval openbaar maakt;
b. regels worden gesteld over de wijze van en voorwaarden voor openbaarmaking.
Artikel 3.79 delegatiegrondslag nadere verplichtingen
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. het melden van storingen of onregelmatigheden in het transmissie- en distributiesysteem;
b. het indienen van klachten en het afhandelen van die klachten door de transmissie-
en distributiesysteembeheerders;
c. het faciliteren van aangeslotenen door de transmissie- en distributiesysteembeheerders
bij overstappen naar andere marktdeelnemers of balanceringsverantwoordelijken, verhuizingen
of in- en uithuizingen;
d. voorzieningen die een transmissie- of distributiesysteembeheerder ter ondersteuning
van het gestelde krachtens artikel 2.24 treft ten behoeve van aangeslotenen met een
kleine aansluiting;
e. de informatie die een transmissie- of distributiesysteembeheerder een aangeslotene
verstrekt met het oog op het voorkomen van buitenwerkingstelling van een aansluiting
als bedoeld in artikel 3.41 in geval van het faillissement of de intrekking van een
vergunning, erkenning of toelating van een marktdeelnemer, balanceringsverantwoordelijke
of meetverantwoordelijke partij, en de termijn waarbinnen deze informatie wordt verstrekt,
in geval van intrekking van een vergunning als bedoeld in artikel 2.17, eerste lid.
Artikel 3.80 kosten voor het transmissiesysteem voor elektriciteit op zee
De transmissie- en distributiesysteembeheerders voor elektriciteit voldoen aan de
transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee de door deze op grond van artikel 3.117,
vierde lid, bij hen in rekening gebrachte kosten.
Artikel 3.81 technische overeenkomsten interconnectoren
Een transmissiesysteembeheerder voor gas informeert de Autoriteit Consument en Markt
over technische overeenkomsten over interconnectoren van gas met derde landen.
AFDELING 3.5 BEHEERDERS VAN BIJZONDERE SYSTEMEN
Paragraaf 3.5.1 Beheerder van het transmissiesysteem voor elektriciteit op zee
Artikel 3.82 transmissiesysteem voor elektriciteit op zee
Het transmissiesysteem voor elektriciteit op zee omvat de systemen die bestemd zijn
voor het transport van elektriciteit en die één of meer windparken op zee verbinden
met het transmissiesysteem voor elektriciteit met uitzondering van leidingen en daarmee
verbonden hulpmiddelen ten behoeve van het transport van elektriciteit die één of
meer windparken op zee verbinden met het transmissiesysteem voor elektriciteit en
waarvoor voor 1 januari 2016 een vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken
of op grond van artikel 6.5 van de Waterwet is verleend.
Artikel 3.83 ontwikkelkader transmissiesysteem voor elektriciteit op zee
1. Onze Minister stelt een kader vast inzake de ontwikkeling van windenergie op zee
en het gebruik van het transmissiesysteem voor elektriciteit op zee. In het ontwikkelkader
wordt in ieder geval opgenomen:
a. de locatie van één of meerdere windparken;
b. het verwachte tijdstip van ingebruikname van ieder windpark;
c. de verwachte levensduur van windparken;
d. het maximale vermogen van ieder windpark;
e. de minimale transportcapaciteit ten behoeve van ieder windpark;
f. de wijze van elektrische ontsluiting van ieder windpark;
g. de beoogde opleveringsdatum van onderdelen van het transmissiesysteem voor elektriciteit
op zee;
h. toekomstige ontwikkelingen inzake windenergie op zee en het gebruik van het transmissiesysteem
voor elektriciteit op zee.
2. Onze Minister kan het ontwikkelkader wijzigen of aanvullen.
3. De transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee werkt het ontwikkelkader
uit in het investeringsplan, bedoeld in artikel 3.85 juncto artikel 3.34, en voert
zijn wettelijke taken of verplichtingen uit in overeenstemming met het ontwikkelkader.
Artikel 3.84 algemene bepaling transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee
in verhouding tot Europees recht
De transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee die krachtens artikel 3.2,
eerste lid, onderdeel g, is aangewezen, is uit dien hoofde belast met de taken en
verplichtingen die bij of krachtens verordening 2019/943 aan transmissiesysteembeheerders
zijn opgedragen.
Artikel 3.85 overeenkomstige toepassing transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit
op zee
De artikelen 3.10, 3.11, 3.13, 3.14, 3.15, 3.17, 3.18, 3.19, eerste, tweede, derde
en vijfde lid, 3.20, 3.21, 3.22, 3.24, 3.25, 3.28, 3.30 tot en met 3.36, 3.49, tweede
en derde lid, 3.63, 3.75, 3.76, 3.77, eerste en derde lid, 3.78, 3.79, onderdelen
a en b, en 3.124 zijn van overeenkomstige toepassing op de transmissiesysteembeheerder
voor elektriciteit op zee met dien verstande dat voor «transmissie- of distributiesysteembeheerder»,
«transmissiesysteembeheerder» of «distributiesysteembeheerder» telkens wordt gelezen
«transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee».
Artikel 3.86 aansluiten en transporteren transmissiesysteem voor elektriciteit op
zee
1. De transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee doet op verzoek een aanbod
tot aanleg van een aansluiting op zijn systeem of een aanbod om een aansluiting in
gebruik te geven, te beheren en te onderhouden aan:
a. een houder van een vergunning als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wet windenergie
op zee, overeenkomstig het ontwikkelkader windenergie op zee, bedoeld in artikel 3.83;
b. een eindafnemer die geen elektriciteit opwekt anders dan voor eigen gebruik.
2. De transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee doet op verzoek van een
aangeslotene als bedoeld in het eerste lid een aanbod tot het verzorgen van transport
van elektriciteit over zijn systeem.
3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid kan de transmissiesysteembeheerder
voor elektriciteit op zee een verzoek van een eindafnemer afwijzen indien er onvoldoende
aansluit- of transportcapaciteit beschikbaar is op het dichtstbijzijnde voor aansluiting
geschikte punt op zijn systeem om aan het verzoek te kunnen voldoen.
Artikel 3.87 schadevergoedingsregeling transmissiesysteem voor elektriciteit op zee
1. Een aangeslotene als bedoeld in artikel 3.86, eerste lid, onderdeel a, heeft recht
op vergoeding van schade door de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op
zee, indien:
a. deze transmissiesysteembeheerder het voor de ontsluiting van het windpark noodzakelijk
deel van het transmissiesysteem op zee geheel of gedeeltelijk later oplevert dan in
het ontwikkelkader, bedoeld in artikel 3.83, is opgenomen en de aangeslotene hierdoor
geheel of gedeeltelijk geen elektriciteit kan laten transporteren;
b. de hoeveelheid met het aangesloten windpark geproduceerde elektriciteit die in een
kalenderjaar niet kan worden getransporteerd over het transmissiesysteem op zee groter
is dan de hoeveelheid elektriciteit die niet kan worden getransporteerd wegens gemiddeld
voor het transmissiesysteem voor elektriciteit op zee redelijkerwijs noodzakelijk
onderhoud en de aangeslotene hierdoor geheel of gedeeltelijk geen elektriciteit kan
laten transporteren.
2. De vergoeding van de schade bestaat uit gevolgschade en de schade ten gevolge van
gederfde of uitgestelde inkomsten door het niet kunnen laten transporteren van met
het aangesloten windpark geproduceerde elektriciteit, bedoeld in het eerste lid.
3. Een aangeslotene als bedoeld in artikel 3.86, eerste lid, onderdeel a, draagt er
zorg voor dat de schade zo veel mogelijk beperkt blijft.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
het recht op schadevergoeding, bedoeld in het eerste lid, en de bestanddelen van de
vergoeding, bedoeld in het tweede lid.
Paragraaf 3.5.2 Interconnectorbeheerder
Artikel 3.88 algemene bepaling interconnectorbeheerder in verhouding tot Europees
recht
1. Een interconnectorbeheerder voor elektriciteit met een lidstaat of een land dat onderdeel
uitmaakt van de Europese economische ruimte die krachtens artikel 3.2, eerste lid,
aanhef en onderdeel b, is aangewezen, is uit dien hoofde belast met de taken en verplichtingen
die bij of krachtens verordening 2019/943 of andere bindende EU-rechtshandeling op
het gebied van elektriciteit aan interconnectorbeheerders zijn opgedragen.
2. Een interconnectorbeheerder voor gas die krachtens artikel 3.2, eerste lid, aanhef
en onderdeel d, is aangewezen, is uit dien hoofde belast met de taken en verplichtingen
die bij of krachtens verordening 715/2009 of andere bindende EU-rechtshandeling op
het gebied van gas aan interconnectorbeheerders zijn opgedragen.
Artikel 3.89 overeenkomstige toepassing interconnectorbeheerders
1. De artikelen 3.10, 3.24, 3.25, eerste lid, 3.75, onderdeel b, 3.76, 3.77, eerste
en derde lid, en 3.78 zijn van overeenkomstige toepassing op een interconnectorbeheerder,
met dien verstande dat voor «transmissie- of distributiesysteembeheerder», «transmissiesysteembeheerder»
of «distributiesysteembeheerder» telkens wordt gelezen «interconnectorbeheerder».
2. Artikel 3.46, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op een interconnectorbeheerder
voor elektriciteit, met dien verstande dat voor «transmissie- of distributiesysteembeheerder»
telkens wordt gelezen «interconnectorbeheerder voor elektriciteit».
3. De artikelen 3.16, 3.47, eerste lid, en 3.81 zijn van overeenkomstige toepassing
op een interconnectorbeheerder voor gas, met dien verstande dat voor «transmissie-
of distributiesysteembeheerder» telkens wordt gelezen «interconnectorbeheerder voor
gas».
4. Met het oog op de uitvoering van het tweede of derde lid, worden in de methoden of
voorwaarden, bedoeld in artikel 3.121, eerste lid, ten minste opgenomen de voorwaarden
voor het verzorgen van transport, waaronder de procedure voor de toewijzing van capaciteit
en congestiebeheer.
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden ten aanzien van interconnectorbeheerders
voor elektriciteit met derde landen regels gesteld over:
a. de financiële verslaglegging;
b. de besteding van de overwinsten of de afdracht daarvan aan de beheerders van de transportsystemen
waaraan de interconnector is aangesloten.
Paragraaf 3.5.3 LNG-beheerder
Artikel 3.90 algemene bepaling LNG-beheerder in verhouding tot Europees recht
Een LNG-beheerder die krachtens artikel 3.2, eerste lid, aanhef en onderdeel h, is
aangewezen, is uit dien hoofde belast met de taken en verplichtingen die krachtens
verordening 715/2009 of andere bindende EU-rechtshandeling op het gebied van gas aan
LNG-beheerders zijn opgedragen.
Artikel 3.91 handelen LNG-beheerder
Een LNG-beheerder handelt bij de uitoefening van zijn wettelijke taken of verplichtingen
redelijk, transparant en niet-discriminerend.
Artikel 3.92 beheren, onderhouden en ontwikkelen
Een LNG-beheerder beheert, onderhoudt en ontwikkelt zijn systeem, onder economische
voorwaarden, op zodanige wijze dat de veiligheid, betrouwbaarheid en doelmatigheid
van dat systeem is gewaarborgd en met inachtneming van de belangen van het milieu.
Artikel 3.93 gereguleerde toegang
1. Een LNG-beheerder doet op verzoek een aanbod om LNG-activiteiten of ondersteunende
diensten voor gas uit te voeren.
2. Een LNG-beheerder kan weigeren een aanbod te doen indien binnen het LNG-systeem geen
capaciteit beschikbaar is voor de verzochte LNG-activiteiten of in redelijkheid niet
kan worden gevergd dat hij de verzochte capaciteit beschikbaar stelt.
3. Een weigering als bedoeld in het tweede lid is met redenen omkleed.
4. Met het oog op de uitvoering van het eerste en tweede lid, worden in de methoden
of voorwaarden, bedoeld in artikel 3.121, tweede lid, in ieder geval opgenomen, voorwaarden
voor:
a. het uitvoeren van LNG-activiteiten of ondersteunende diensten voor gas; en
b. toe te passen technische specificaties.
Artikel 3.94 beschermen en verstrekken van informatie
1. Een LNG-beheerder die bij de uitvoering van zijn wettelijke taken of verplichtingen
de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of
redelijkerwijs moet vermoeden, houdt die gegevens geheim tenzij enig wettelijk voorschrift
anders bepaalt.
2. Een LNG-beheerder verstrekt beheerders van andere systemen de informatie die zij
nodig hebben voor een zekere en doelmatige exploitatie van de systemen en voor de
naleving van hun wettelijke taken of verplichtingen.
3. Een LNG-beheerder:
a. verstrekt gebruikers van het LNG-systeem de informatie die zij nodig hebben voor een
efficiënte toegang tot dat systeem
b. maakt alle informatie openbaar die bijdraagt aan een doeltreffende mededinging en
een efficiënte werking van de markt, voor zover deze redelijkerwijs te genereren is
uit de informatie waarover de LNG-beheerder beschikt op basis van de uitvoering van
zijn wettelijke taken of verplichtingen.
4. Als een LNG-beheerder gegevens over zijn bedrijfsvoering die commercieel voordeel
kunnen opleveren ter beschikking stelt aan derden, stelt hij deze gegevens onder gelijke
voorwaarden beschikbaar aan anderen.
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de informatie die een
LNG-beheerder verstrekt aan systeembeheerders of gebruikers van het LNG-systeem.
Artikel 3.95 boekhouding
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de boekhouding
van een LNG-beheerder, waaronder eisen aan de scheiding van de boekhouding voor verschillende
wettelijke taken of verplichtingen.
Paragraaf 3.5.4 Gasopslagbeheerder
Artikel 3.96 algemene bepaling gasopslagbeheerder in verhouding tot Europees recht
Een gasopslagbeheerder die krachtens artikel 3.2, eerste lid, aanhef en onderdeel
i, is aangewezen, is uit dien hoofde belast met de taken en verplichtingen die bij
of krachtens verordening 715/2009 of andere bindende EU-rechtshandeling op het gebied
van gas aan gasopslagbeheerders zijn opgedragen.
Artikel 3.97 handelen gasopslagbeheerder
Een gasopslagbeheerder handelt bij de uitoefening van zijn wettelijke taken of verplichtingen
redelijk, transparant en niet-discriminerend.
Artikel 3.98 beheren, onderhouden en ontwikkelen gasopslagsysteem
Een gasopslagbeheerder beheert, onderhoudt en ontwikkelt zijn systeem, op economische
voorwaarden, op zodanige wijze dat de veiligheid, betrouwbaarheid en doelmatigheid
is geborgd en met inachtneming van de belangen van het milieu.
Artikel 3.99 onderhandelde toegang
1. Een gasopslagbeheerder onderhandelt op verzoek over toegang tot zijn gasopslagsysteem
of de door hem aangeboden ondersteunende diensten als de toegang tot dat gasopslagsysteem
in technische of economische zin noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot de
gasmarkt met het oog op de levering aan aangeslotenen.
2. De gasopslagbeheerder kan weigeren gasopslagactiviteiten en ondersteunende diensten
te verrichten als binnen zijn gasopslagsysteem geen capaciteit beschikbaar is voor
de gasopslagactiviteiten of in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij alle capaciteit
beschikbaar stelt.
3. Een weigering als bedoeld in het eerste lid is met redenen omkleed.
4. Een gasopslagbeheerder maakt een indicatie van de voorwaarden en tarieven die het
bedrijf voornemens is in het volgende kalenderjaar toe te passen voor het verrichten
van gasopslag en ondersteunende diensten, bekend.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de technische of economische noodzakelijkheid voor een efficiënte toegang tot het
transmissie- of distributiesysteem met het oog op de levering aan aangeslotenen;
b. de procedure voor het vaststellen van de indicatie van de tarieven en voorwaarden
en de bekendmaking van de indicatie van de tarieven en voorwaarden.
Artikel 3.100 beschermen en verstrekken van informatie
1. Een gasopslagbeheerder die bij de uitvoering van zijn wettelijke taken of verplichtingen
de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of
redelijkerwijs moet vermoeden, houdt die gegevens geheim tenzij enig wettelijk voorschrift
anders bepaalt.
2. Een gasopslagbeheerder verstrekt beheerders van andere systemen de informatie die
zij nodig hebben voor een zekere en doelmatige exploitatie van de systemen en voor
de naleving van hun wettelijke taken of verplichtingen;
3. Een gasopslagbeheerder:
a. verstrekt gebruikers van het gasopslagsysteem de informatie die zij nodig hebben voor
een efficiënte toegang tot dat systeem
b. maakt alle informatie openbaar die bijdraagt aan een doeltreffende mededinging en
een efficiënte werking van de markt, voor zover deze redelijkerwijs te genereren is
uit de informatie waarover de gasopslagbeheerder beschikt op basis van de uitvoering
van zijn wettelijke taken of verplichtingen.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de informatie die een
gasopslagbeheerder verstrekt aan systeembeheerders of gebruikers van het gasopslagsysteem.
5. Als een gasopslagbeheerder gegevens over zijn bedrijfsvoering die commercieel voordeel
kunnen opleveren ter beschikking stelt aan derden, stelt hij deze gegevens onder gelijke
voorwaarden beschikbaar aan anderen.
Artikel 3.101 boekhouding
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de boekhouding
van een gasopslagbeheerder, waaronder eisen aan de scheiding van de boekhouding voor
verschillende wettelijke taken of verplichtingen.
Artikel 3.102 onafhankelijkheid beheerder gasopslag
1. Als een gasopslagbeheerder tevens producent of leverancier is of deel uitmaakt van
een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek waarvan
ook een producent of leverancier deel uitmaakt, en de gasopslagbeheerder krachtens
artikel 3.99 verplicht is te onderhandelen over de toegang tot zijn opslagsysteem,
is de gasopslagbeheerder wat betreft de rechtsvorm, organisatie en besluitvorming
onafhankelijk van de activiteiten op het gebied van productie en levering.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden met het oog op onafhankelijkheid van de
gasopslagbeheerder, nadere regels gesteld over de rechtsvorm, de organisatie en de
besluitvorming van die gasopslagbeheerder.
Paragraaf 3.5.5 Beheerder gesloten systeem
Artikel 3.103 overeenkomstige toepassing beheerder gesloten systeem
1. De artikelen 3.24, eerste en tweede lid, 3.25, eerste lid, 3.43, 3.44, 3.77, eerste
en derde lid, artikel 3.79, onderdelen a tot en met c, zijn van overeenkomstige toepassing
op een beheerder van een gesloten systeem, met dien verstande dat voor «transmissie-
of distributiesysteembeheerder», «transmissiesysteembeheerder» of «distributiesysteembeheerder»
telkens wordt gelezen «beheerder van een gesloten systeem».
2. De artikelen 3.51, eerste lid en vierde lid, onderdeel b, en 3.57 zijn van overeenkomstige
toepassing op een beheerder van een gesloten systeem, met dien verstande dat:
a. de beheerder van een gesloten systeem alleen een meetinrichting met communicatiefunctionaliteit
plaatst op verzoek;
b. het tarief voor installatie en onderhoud van de meetinrichting in rekening wordt gebracht
conform artikel 3.113.
Artikel 3.104 aansluiten en transporteren gesloten systeem
1. Een beheerder van een gesloten systeem kan op verzoek een aanbod doen tot aanleg
of wijziging van een aansluiting op zijn systeem.
2. Een beheerder van een gesloten systeem doet op verzoek een aanbod tot:
a. het in gebruik geven, beheren en onderhouden van een aansluiting op zijn systeem;
en
b. het verzorgen van transport van elektriciteit of gas over zijn systeem.
3. In afwijking van het tweede lid, kan een beheerder van een gesloten systeem weigeren
een aanbod te doen, indien er redelijkerwijs onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar
is op zijn systeem. De beheerder van een gesloten systeem voorziet een weigering van
een deugdelijke onderbouwing.
AFDELING 3.6 TARIEVEN, METHODEN EN VOORWAARDEN EN OVERIGE VERPLICHTINGEN TEN AANZIEN
VAN OVEREENKOMSTEN MET AANGESLOTENEN, NETGEBRUIKERS, MARKTDEELNEMERS, OF BALANCERINGSVERANTWOORDELIJKEN
Paragraaf 3.6.1 Tarieven algemeen
Artikel 3.105 algemene bepalingen tarieven
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder brengt voor het uitvoeren van wettelijke
taken of verplichtingen bij aangeslotenen op zijn systeem, bij beheerders van transmissie-
of distributiesystemen die via een systeemkoppeling zijn verbonden met zijn systeem,
of, in het geval van de transmissiesysteembeheerder voor gas, bij netgebruikers tarieven
in rekening:
a. die vooraf door de Autoriteit Consument en Markt zijn vastgesteld overeenkomstig paragraaf
3.6.2;
b. die, indien de transmissie- of distributiesysteembeheerder daartoe op grond van het
tweede lid verplicht is, zijn gebaseerd op een vooraf door de Autoriteit Consument
en Markt overeenkomstig artikel 3.111 goedgekeurde berekeningsmethode.
2. Indien de Autoriteit Consument en Markt ten aanzien van een wettelijk taak of verplichting
van oordeel is dat het niet passend of doelmatig is om voor de uitvoering daarvan
vooraf een uniform tarief vast te stellen overeenkomstig paragraaf 3.6.2, bepaalt
de Autoriteit Consument en Markt dat de tarieven daarvoor worden gebaseerd op een
overeenkomstig artikel 3.111 door de Autoriteit Consument en Markt goedgekeurde berekeningsmethode.
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing:
a. indien het een tijdelijke taak betreft, voor zover bij het toekennen van de tijdelijke
taak is bepaald dat de transmissie- of distributiesysteembeheerder voor het uitvoeren
daarvan een tarief in rekening brengt bij degenen ten behoeve van wie die tijdelijke
taak wordt uitgevoerd; en
b. voor zover de transmissie- of distributiesysteembeheerder voor het uitvoeren van een
wettelijke taak of verplichting al op andere wijze een vergoeding ontvangt.
4. In afwijking van het eerste lid kan een transmissie- of distributiesysteembeheerder
lagere tarieven in rekening brengen dan de overeenkomstig dit artikel vastgestelde
tarieven, mits deze niet-discriminerend en transparant zijn.
5. De Autoriteit Consument en Markt publiceert een besluit als bedoeld in het tweede
lid op een voor eenieder kenbare en toegankelijke wijze.
Paragraaf 3.6.2 Tariefreguleringsmethode vooraf vastgestelde tarieven
Artikel 3.106 uitgangspunten en tariefstructuren
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt de door transmissie- en distributiesysteembeheerders
toe te passen tarieven waarop artikel 3.105, eerste lid, van toepassing is, overeenkomstig
deze paragraaf vast en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens verordening
2019/943 en verordening 715/2009 inzake tarieven.
2. De tarieven zijn transparant, niet-discriminerend en reflecteren de kosten van de
transmissie- of distributiesysteembeheerder in verband met het uitvoeren van de wettelijke
taken of verplichtingen voor zover deze kosten efficiënt zijn en niet dubbel worden
vergoed.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over algemene tariefbeginselen voor het onderscheiden van tarieven en toedelen van
kostensoorten en het in aanmerking nemen van kostensoorten:
a. als dit dient ter implementatie van onderdelen van richtlijn 2009/73, richtlijn 2012/27
of richtlijn 2019/944; of
b. voor zover het Verdrag voor de werking van de Europese Unie of de kaders van de Europeesrechtelijke
voorschriften inzake elektriciteit of gas daarvoor ruimte laten.
4. De methoden of voorwaarden, bedoeld in artikel 3.118, omvatten ten aanzien van de
tarieven in ieder geval een nadere onderscheiding van de tarieven, de toedeling van
kostensoorten aan deze tarieven en de wijze waarop de kostensoorten in aanmerking
worden genomen.
Artikel 3.107 methodebesluit
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt, overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene
wet bestuursrecht, de tariefreguleringsmethode vast voor vaststelling van de tarieven,
bedoeld in artikel 3.106, eerste lid, voor onderscheidenlijk:
a. de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit;
b. distributiesysteembeheerders voor elektriciteit;
c. de transmissiesysteembeheerder voor gas;
d. distributiesysteembeheerders voor gas;
2. De tariefreguleringsmethode strekt tot vergoeding van door de transmissie- of distributiesysteembeheerder
te maken efficiënte kosten bedoeld in artikel 3.106, tweede lid, stimuleert de transmissie-
of distributiesysteembeheerder tot een efficiënte bedrijfsvoering, voorziet in een
rendement dat in het economisch verkeer gebruikelijk is, en waarborgt een betrouwbare,
betaalbare en duurzame energievoorziening.
3. De tariefreguleringsmethode bepaalt de wijze waarop de per jaar toegestane of beoogde
inkomsten ter dekking van de efficiënte kosten, bedoeld in het tweede lid, worden
vastgesteld en, ten behoeve daarvan, in ieder geval:
a. de wijze waarop de verwachte efficiënte kosten worden vastgesteld en, indien daarbij
gebruik wordt gemaakt van rekenvolumes, de wijze en het moment waarop deze rekenvolumes
worden vastgesteld;
b. het rendement dat in het economische verkeer gebruikelijk is.
4. Bij de wijze waarop de toegestane of beoogde inkomsten worden vastgesteld als bedoeld
in het derde lid, kan de Autoriteit Consument en Markt bepalen dat deze kunnen worden
aangepast in verband met de geleverde kwaliteit van een wettelijke taak of verplichting.
5. De Autoriteit Consument en Markt bepaalt de periode waarvoor de tariefreguleringsmethode
geldt. Deze periode bedraagt minimaal vier en maximaal zes jaar.
Artikel 3.108 inkomstenbesluit
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt voorafgaand aan het eerste jaar van een reguleringsperiode
als bedoeld in artikel 3.112, vijfde lid, met inachtneming van het methodebesluit
voor iedere transmissie- of distributiesysteembeheerder, de voor elk jaar van de reguleringsperiode
toegestane inkomsten vast of de beoogde inkomsten en rekenvolumes.
2. De Autoriteit Consument en Markt herziet de inkomstenbesluiten indien het methodebesluit,
bedoeld in het eerste lid, bij een onherroepelijke rechterlijke uitspraak is vernietigd
of bij een onherroepelijk besluit van de Autoriteit Consument en Markt is herzien,
en neemt daarbij die uitspraak of dat besluit in acht.
Artikel 3.109 tarievenbesluit
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt voor iedere transmissie- of distributiesysteembeheerder,
op basis van een daartoe strekkend voorstel van de transmissie- of distributiesysteembeheerder,
jaarlijks de tarieven, bedoeld in artikel 3.106, eerste lid, vast met inachtneming
van de nadere regels over algemene tariefbeginselen, bedoeld in artikel 3.106, derde
lid.
2. De Autoriteit Consument en Markt stelt ten behoeve van de vaststelling van de tarieven
de totale toegestane of beoogde inkomsten voor de transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor dat jaar vast en betrekt daarbij:
a. de op grond van het inkomstenbesluit vastgestelde toegestane of beoogde inkomsten
voor dat jaar;
b. de rekenvolumes, indien het methodebesluit bepaalt dat deze bij de jaarlijkse vaststelling
van de tarieven worden vastgesteld.
3. Ten behoeve van de vaststelling van de totale toegestane of beoogde inkomsten, bedoeld
in het tweede lid, overweegt de Autoriteit Consument en Markt of het passend is om
daarbij tevens te betrekken:
a. de relatieve wijziging van de consumentenprijsindex;
b. de voor dat jaar geschatte kosten voor de uitvoering van taken of verplichtingen als
bedoeld in artikel 3.105, eerste lid, aanhef en onderdeel a, waarmee geen rekening
is gehouden bij de vaststelling van het methodebesluit, voor zover deze kosten efficiënt
zijn;
c. de voorafgaand aan dat jaar gemaakte kosten voor de uitvoering van de taak bedoeld
in artikel 3.27, of een verplichting krachtens artikel 3.8, derde lid, onderdeel b,
waarmee geen rekening is gehouden in het methodebesluit, voor zover deze kosten efficiënt
zijn;
d. de voor dat jaar geschatte vermogenskosten voor investeringen die nog niet in gebruik
zijn genomen en waarvoor gelet op artikel 6.1 een projectbesluit als bedoeld in afdeling
5.2 van de Omgevingswet is vastgesteld door Onze Minister, voor zover deze kosten
efficiënt zijn;
e. de voor dat jaar geschatte kosten voor investeringen die in dat jaar in gebruik zijn
of worden genomen en waarvoor gelet op artikel 6.1 een projectbesluit als bedoeld
in afdeling 5.2 van de Omgevingswet is genomen, voor zover deze kosten efficiënt zijn.
4. De Autoriteit Consument en Markt betrekt bij het vaststellen van de tarieven correcties
met betrekking tot:
a. tarieven uit voorgaande jaren die zijn gewijzigd bij rechterlijke uitspraak of door
herziening van een besluit door de Autoriteit Consument en Markt;
b. tarieven uit voorgaande jaren die zijn vastgesteld met inachtneming van een methodebesluit
of inkomstenbesluit dat bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is vernietigd of
bij onherroepelijk besluit van de Autoriteit Consument en Markt is herzien, op basis
van een herziene vaststelling van deze tarieven met inachtneming van die rechterlijke
uitspraak of dat besluit en het verdisconteren van het verschil.
5. De Autoriteit Consument en Markt kan bij het vaststellen van de totale toegestane
of beoogde inkomsten, bedoeld in het tweede lid, of de tarieven correcties betrekken
voor:
a. verschillen tussen vastgestelde rekenvolumes en gerealiseerde volumes;
b. verschillen tussen vastgestelde beoogde inkomsten en gerealiseerde inkomsten;
c. toegestane of beoogde inkomsten of tarieven die:
1°. Zijn of worden vastgesteld met inachtneming van onjuiste of onvolledige gegevens en
de Autoriteit Consument en Markt, bij beschikking over juiste of volledige gegevens,
andere tarieven zou hebben vastgesteld;
2°. Zijn of worden vastgesteld met gebruikmaking van geschatte gegevens en de feitelijke
gegevens daarvan afwijken;
3°. Zijn of worden vastgesteld met gebruikmaking van gegevens omtrent kosten voor wettelijke
taken of verplichtingen, die de systeembeheerder niet heeft uitgevoerd of waarvoor
de systeembeheerder geen of minder kosten heeft gemaakt.
6. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over:
a. het indienen van een voorstel voor de tarieven door de transmissie- of distributiesysteembeheerder
als bedoeld in het eerste lid;
b. de procedure en wijze van besluitvorming door de Autoriteit Consument en Markt bij
ontbreken van een voorstel van de transmissie- of distributiesysteembeheerder als
bedoeld in eerste lid.
Artikel 3.110 inwerkingtreding en publicatie tarieven
1. De op grond van artikel 3.109 vastgestelde tarieven treden in werking op een door
de Autoriteit Consument en Markt te bepalen datum en gelden tot 1 januari van het
volgende jaar.
2. Indien op 1 januari de tarieven voor dat jaar nog niet zijn vastgesteld en in werking
getreden, gelden de tarieven uit het voorgaande jaar tot de datum van inwerkingtreding
van de tarieven voor dat jaar.
3. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder publiceert zijn tarieven op een voor
eenieder kenbare en toegankelijke wijze.
Paragraaf 3.6.3 Berekeningsmethoden overige tarieven
Artikel 3.111 tarieven voor maatwerk
1. De transmissie- en distributiesysteembeheerders stellen voor de tarieven, bedoeld
in artikel 3.105, tweede lid een voorstel voor de berekeningsmethode op en leggen
dit ter goedkeuring voor aan de Autoriteit Consument en Markt. Per transmissie- of
distributiesysteembeheerder of soort transmissie- of distributiesysteembeheerder kan
een afzonderlijk voorstel voor de berekeningsmethode worden opgesteld.
2. De Autoriteit Consument en Markt keurt de berekeningsmethode die ingevolge het eerste
lid aan haar wordt voorgelegd goed indien deze:
a. leidt tot tarieven die transparant zijn, niet discrimineren en de werkelijke kosten
van de transmissie- of distributiesysteembeheerder in verband met het uitvoeren van
de taken, bedoeld in artikel 3.105, tweede lid, reflecteren, voor zover deze kosten
efficiënt zijn; en
b. dubbele vergoeding van kosten vermijdt.
3. De Autoriteit Consument en Markt past afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
toe bij de voorbereiding van de goedkeuring, bedoeld in het tweede lid.
4. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder publiceert de voor hem geldende door
de Autoriteit Consument en Markt op grond van het tweede lid goedgekeurde berekeningsmethoden
op een voor eenieder kenbare en toegankelijke wijze.
5. De Autoriteit Consument en Markt bepaalt dat de transmissie- of distributiesysteembeheerder
een door hem op grond van artikel 3.105, eerste lid, onderdeel b, in rekening gebracht
tarief aanpast, indien de Autoriteit Consument en Markt naar aanleiding van een klacht
als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, vaststelt dat dit tarief niet voldoet aan
de vereisten, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 3.112 tarieven tijdelijke taken
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt jaarlijks het tarief voor het uitvoeren van
een tijdelijke taak vast op basis van een daartoe strekkend voorstel van de transmissie-
of distributiesysteembeheerder, indien bij het toekennen van die tijdelijke taak is
bepaald dat voor het uitvoeren daarvan een tarief in rekening wordt gebracht bij de
aangeslotenen of, in het geval van de transmissiesysteembeheerder voor gas, de netgebruiker,
ten behoeve van wie de tijdelijke taak wordt uitgevoerd.
2. De tarieven zijn transparant, niet-discriminerend en reflecteren de kosten van de
transmissie- of distributiesysteembeheerder voor het uitvoeren van de tijdelijke taak,
voor zover deze efficiënt zijn en niet kunnen worden toegerekend aan andere aan die
transmissie- of distributiesysteembeheerder opgedragen wettelijke taken of verplichtingen.
3. Artikel 3.109, vierde lid, en vijfde lid, onderdeel c, zijn van overeenkomstige toepassing.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over:
a. de procedure voor het indienen van een voorstel voor de tarieven door de transmissie-
of distributiesysteembeheerder;
b. de termijn waarbinnen de Autoriteit Consument en Markt een besluit neemt; en
c. de inwerkingtreding van de tarieven.
5. De transmissie- of distributiesysteembeheerder publiceert het op grond van het eerste
lid vastgestelde tarief op een voor eenieder kenbare en toegankelijke wijze.
Paragraaf 3.6.4 Tarieven beheerders bijzondere systemen
Artikel 3.113 tarieven beheerder gesloten systeem
1. Een beheerder van een gesloten systeem brengt voor het uitvoeren van de bij of krachtens
paragraaf 3.5.5 aan hem opgedragen taken of verplichtingen bij aangeslotenen op zijn
systeem een tarief in rekening dat is vastgesteld met inachtneming van een vooraf
door hem opgestelde en bekendgemaakte berekeningsmethode, die leidt tot tarieven die
de kosten in verband met de uitvoering van zijn taken of verplichtingen reflecteren
en transparant en niet-discriminerend zijn.
2. De Autoriteit Consument en Markt bepaalt dat een beheerder van een gesloten systeem
de door hem toegepaste berekeningsmethode of een door hem in rekening gebracht tarief
aanpast, indien de Autoriteit Consument en Markt naar aanleiding van een klacht als
bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, vaststelt dat deze berekeningsmethode of dit tarief
niet in overeenstemming is met de vereisten, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3.114 tarieven LNG-beheerder
1. Een LNG-beheerder brengt voor het uitvoeren van de bij of krachtens paragraaf 3.5.3
aan hem opgedragen taken of verplichtingen een tarief in rekening dat is vastgesteld
met inachtneming van een vooraf door de Autoriteit Consument en Markt goedgekeurde
berekeningsmethode.
2. De Autoriteit Consument en Markt keurt de berekeningsmethode goed indien deze leidt
tot tarieven die de kosten van de LNG-beheerder in verband met de uitvoering van de
aan hem opgedragen wettelijke taken of verplichtingen reflecteren en niet-discriminerend
en transparant zijn.
3. De LNG-beheerder publiceert de goedgekeurde berekeningsmethode en de met inachtneming
daarvan vastgestelde tarieven voorafgaand aan de inwerkingtreding daarvan op een voor
eenieder kenbare en toegankelijke wijze.
4. De Autoriteit Consument en Markt bepaalt dat een LNG-beheerder een door hem op grond
van het eerste lid in rekening gebracht tarief aanpast, indien de Autoriteit Consument
en Markt naar aanleiding van een klacht als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, vaststelt
dat dit tarief niet voldoet aan de vereisten, bedoeld in het tweede lid.
5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de procedure en termijn voor:
a. het ter goedkeuring voorleggen van een voorstel voor een berekeningsmethode aan de
Autoriteit Consument en Markt; en
b. goedkeuring door de Autoriteit Consument en Markt, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 3.115 tarieven interconnectorbeheerder
Een interconnectorbeheerder brengt voor het uitvoeren van de taken, bedoeld in artikel 3.88
en 3.89 tarieven in rekening, waarbij artikel 3.105, paragraaf 3.6.2 en artikel 3.111
van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat voor transmissie- of distributiesysteembeheerder
of «transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit» steeds wordt gelezen «interconnectorbeheerder».
Artikel 3.116 tariefgereguleerde taken transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit
op zee
De transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee brengt tarieven in rekening,
waarbij artikel 3.105, paragraaf 3.6.2 en artikel 3.111 van overeenkomstige toepassing
zijn, met dien verstande dat voor «transmissie- of distributiesysteembeheerder» of
«transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit» steeds wordt gelezen «transmissiesysteembeheerder
voor elektriciteit op zee», voor het uitvoeren van:
a. de taak, bedoeld in artikel 3.86, eerste lid, onderdeel a; en
b. de taak bedoeld in artikel 3.86, eerste, onderdeel b, en tweede lid, indien deze taak
wordt uitgevoerd ten behoeve van aangeslotenen als bedoeld in artikel 3.86, eerste
lid, onderdeel b.
Artikel 3.117 bekostiging niet-tariefgereguleerde taken transmissiesysteembeheerder
voor elektriciteit op zee
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt de vergoeding vast voor het uitvoeren van
de bij of krachtens paragraaf 3.5.1 aan de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit
op zee opgedragen taken of verplichtingen, met uitzondering van de taken bedoeld in
artikel 3.116, eerste lid.
2. De artikelen 3.107, 3.108 en 3.109 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien
verstande dat:
a. voor «transmissie- of distributiesysteembeheerder» of «transmissie- en distributiesysteembeheerders»
of «de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit» steeds wordt gelezen «de transmissiesysteembeheerder
voor elektriciteit op zee»;
b. voor «toegestane of beoogde inkomsten» steeds wordt gelezen «toegestane vergoeding»;
c. voor «tarieven» steeds wordt gelezen «de voor een jaar totale toegestane vergoeding»;
en
d. bij de vaststelling van de voor een jaar totale toegestane vergoeding geen nadere
onderscheiding en opbouw daarvan, conform artikel 3.106, derde lid, in acht behoeft
te worden genomen.
3. Indien de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee schade heeft moeten
vergoeden op grond van artikel 3.87 verdisconteert de Autoriteit Consument en Markt
het aan schadevergoeding betaalde bedrag in de voor een jaar totale toegestane vergoeding.
Indien sprake is van grove nalatigheid van de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit
op zee, verdisconteert de Autoriteit Consument en Markt enkel het in een jaar aan
schadevergoeding betaalde bedrag in de voor dat jaar totale toegestane of beoogde
vergoeding voor zover dit het bedrag van € 10 miljoen overstijgt.
4. Voor zover de op grond van het tweede lid voor een jaar vastgestelde totale toegestane
vergoeding niet wordt gedekt door de subsidie, bedoeld in artikel 5.14, brengt de
transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee het restant in rekening bij
de transmissie- of distributiesysteembeheerders voor elektriciteit volgens een bij
algemene maatregel van bestuur te bepalen verdeling.
Paragraaf 3.6.5 Overige methoden en voorwaarden
Artikel 3.118 toepassen methoden of voorwaarden transmissie- en distributiesysteembeheerders
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder of de transmissiesysteembeheerder
voor elektriciteit op zee past bij de uitvoering van wettelijke taken of verplichtingen
met betrekking tot aansluiten op en transporteren van elektriciteit of gas over het
systeem, meten, balanceren en inkopen van ondersteunende diensten of congestiebeheers-
of systeembeheersdiensten, methoden of voorwaarden toe die vooraf zijn goedgekeurd
door de Autoriteit Consument en Markt overeenkomstig artikel 3.120, eerste lid.
2. Op een overeenkomst tussen een transmissie- of distributiesysteembeheerder of de
transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee en een aangeslotene, netgebruiker,
marktdeelnemer of balanceringsverantwoordelijke, zijn de door de Autoriteit Consument
en Markt overeenkomstig artikel 3.120 goedgekeurde methoden of voorwaarden en de methoden
of voorwaarden waarover Acer krachtens artikel 5 van verordening 2019/942 een besluit
heeft genomen, alsmede de rechtstreeks bij of krachtens verordening 715/2009 of verordening
2019/943 geldende methoden of voorwaarden van toepassing. Elk beding strijdig met
die methoden of voorwaarden is nietig.
3. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder of de transmissiesysteembeheerder
voor elektriciteit op zee publiceert op een voor eenieder kenbare en toegankelijke
wijze:
a. de door de Autoriteit Consument en Markt goedgekeurde methoden of voorwaarden;
b. de vindplaats van de methoden of voorwaarden waarover Acer krachtens artikel 5 van
verordening 2019/942 een besluit heeft genomen; en
c. de vindplaats van rechtstreeks bij of krachtens verordening 715/2009 of verordening
2019/943 geldende methoden of voorwaarden.
Artikel 3.119 totstandkoming voorstel transmissie- en distributiesysteembeheerders
1. Elke transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit en, voor zover
relevant, de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee, en elke transmissie-
of distributiesysteembeheerder voor gas draagt zorg voor de totstandkoming van een
gezamenlijk voorstel voor of aanvulling of wijziging van methoden of voorwaarden,
bedoeld in artikel 3.118, en het ter goedkeuring voorleggen daarvan aan de Autoriteit
Consument en Markt.
2. Bij de totstandkoming van het voorstel betrekken de transmissie- en distributiesysteembeheerders
voor elektriciteit, voor zover relevant met de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit
op zee, of de transmissie- en distributiesysteembeheerders voor gas, in ieder geval
de ten aanzien van het voorstel relevante representatieve organisaties van aangeslotenen,
netgebruikers, marktdeelnemers en balanceringsverantwoordelijken in een transparant
en participatief proces.
3. Indien de Autoriteit Consument en Markt dat noodzakelijk acht kan zij:
a. de transmissie- en distributiesysteembeheerders voor elektriciteit, in voorkomend
geval met de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee, of de transmissie-
en distributiesysteembeheerders voor gas, opdragen een gezamenlijk voorstel als bedoeld
in het eerste lid op te stellen;
b. uit eigen beweging een ontwerp voor of aanvulling of wijziging van methoden of voorwaarden
opstellen, waarbij de Autoriteit Consument en Markt de transmissie- en distributiesysteembeheerders
voor elektriciteit en, voor zover relevant, de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit
op zee, of de transmissie- en distributiesysteembeheerders voor gas, alsmede representatieve
organisaties van aangeslotenen, netgebruikers, marktdeelnemers en balanceringsverantwoordelijken
betrekt in een transparant en participatief proces.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over:
a. de procedure voor de totstandkoming van een voorstel als bedoeld in het eerste of
derde lid;
b. de inhoud en onderbouwing van een voorstel als bedoeld in het eerste of derde lid.
Artikel 3.120 goedkeuren methoden of voorwaarden transmissie- en distributiesysteembeheerders
1. De Autoriteit Consument en Markt keurt de methoden of voorwaarden die ingevolge artikel 3.119
aan haar worden voorgelegd goed indien deze objectief, evenredig, transparant, niet
discriminerend, in overeenstemming zijn met deze wet en met bindende EU-rechtshandelingen,
en de volgende belangen dienen:
a. waarborging van de interoperabiliteit van systemen;
b. het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieu hygiënisch verantwoord functioneren
van de elektriciteits- en gasvoorziening;
c. de bevordering van de ontwikkeling van het handelsverkeer op de elektriciteits- en
gasmarkt;
d. de bevordering van het doelmatig handelen van aangeslotenen, netgebruikers, marktdeelnemers
of balanceringsverantwoordelijken;
e. een goede kwaliteit van de dienstverlening van transmissie- en distributiesysteembeheerders
of de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee;
f. een objectieve, transparante en niet discriminatoire handhaving van de balans op transmissie-
of distributiesystemen op een wijze die de kosten weerspiegelt; en
g. niet-discriminatoire deelname van alle netgebruikers, marktdeelnemers of balanceringsverantwoordelijken.
2. De Autoriteit Consument en Markt keurt de methoden of voorwaarden waarvoor ingevolge
een krachtens verordening 715/2009 of verordening 2019/943 vastgestelde uitvoeringshandeling
of gedelegeerde handeling door een transmissie- of distributiesysteembeheerder, de
transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee of een derde partij een voorstel
is opgesteld en aan haar wordt voorgelegd, goed indien deze in overeenstemming zijn
met het bepaalde bij of krachtens verordening 715/2009 of verordening 2019/943.
3. De Autoriteit Consument en Markt kan vereisen dat de aan haar voorgelegde methoden
of voorwaarden worden gewijzigd voordat zij deze goedkeurt en kan hiervoor aanwijzingen
geven.
4. Indien de Autoriteit Consument en Markt ingevolge artikel 3.119, derde lid, onderdeel
b, uit eigen beweging een ontwerp voor methoden of voorwaarden heeft opgesteld kan
zij deze vaststellen. De aldus vastgestelde methoden of voorwaarden gelden vervolgens
als goedgekeurde methoden of voorwaarden als bedoeld in artikel 3.118, eerste lid.
5. De Autoriteit Consument en Markt publiceert een op grond van dit artikel genomen
besluit op een voor eenieder kenbare en toegankelijke wijze.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de procedure voor
de goedkeuring van de methoden en voorwaarden.
Artikel 3.121 toepassen methoden of voorwaarden beheerders bijzondere systemen
1. Een interconnectorbeheerder past bij de uitvoering van de bij of krachtens paragraaf
3.5.2 aan hem opgedragen taken of verplichtingen methoden of voorwaarden toe die vooraf
zijn goedgekeurd door de Autoriteit Consument en Markt overeenkomstig artikel 3.122.
2. Een LNG-beheerder past bij de uitvoering van de bij of krachtens paragraaf 3.5.3
aan hem opgedragen taken of verplichtingen, methoden of voorwaarden toe die vooraf
zijn goedgekeurd door de Autoriteit Consument en Markt overeenkomstig artikel 3.122.
3. Artikel 3.118, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.122 goedkeuren methoden of voorwaarden beheerders bijzondere systemen
1. De Autoriteit Consument en Markt keurt de methoden of voorwaarden van een interconnectorbeheerder,
bedoeld in artikel 3.121, eerste lid, op basis van een daartoe strekkend voorstel
van de betreffende interconnectorbeheerder goed indien deze in overeenstemming zijn
met het bepaalde bij of krachtens verordening 715/2009, verordening 2019/943 of andere
bindende EU-rechtshandelingen.
2. De Autoriteit Consument en Markt keurt de methoden of voorwaarden van een LNG-beheerder,
bedoeld in artikel 3.121, tweede lid, op basis van een daartoe strekkend voorstel
van de betreffende LNG-beheerder goed indien deze redelijk, transparant en niet discriminerend
zijn en in overeenstemming zijn met deze wet en bindende EU-rechtshandelingen.
3. De Autoriteit Consument en Markt kan vereisen dat de aan haar voorgelegde methoden
of voorwaarden worden gewijzigd voordat zij deze goedkeurt en kan hiervoor aanwijzingen
geven.
4. De Autoriteit Consument en Markt publiceert een op grond van dit artikel genomen
besluit op een voor eenieder kenbare en toegankelijke wijze.
5. Bij ministeriële regeling kunnen ten aanzien van de methoden of voorwaarden van de
LNG-beheerder, bedoeld in het tweede lid, nadere regels worden gesteld over de procedure
tot goedkeuring van de methoden of voorwaarden en de publicatie en inwerkingtreding
van de methoden of voorwaarden.
Artikel 3.123 ontheffing methoden en voorwaarden
1. De Autoriteit Consument en Markt kan op verzoek voor een in de ontheffing te bepalen
periode ontheffing verlenen van artikel 3.118, eerste lid, indien onverkorte toepassing
daarvan naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt in het voorliggende
geval ongewenste gevolgen heeft en de vereisten en belangen, bedoeld in artikel 3.120,
eerste lid, zich daar niet tegen verzetten.
2. Artikel 3.118, tweede lid, is niet van toepassing voor zover een ontheffing is verleend.
3. De Autoriteit Consument en Markt kan voorschriften en beperkingen verbinden aan de
ontheffing en kan de ontheffing of de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen
wijzigen.
4. De Autoriteit Consument en Markt kan de ontheffing intrekken, indien:
a. de houder van de ontheffing hierom verzoekt;
b. de houder van de ontheffing de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen niet
nakomt;
c. de houder van de ontheffing bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft
verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een andere beschikking
op de aanvraag zou hebben geleid;
d. zij, gelet op de vereisten en belangen, bedoeld in artikel 3.120, eerste lid, van
oordeel is dat intrekking van de ontheffing noodzakelijk is.
5. De Autoriteit Consument en Markt publiceert een op grond van dit artikel genomen
besluit op een voor eenieder kenbare en toegankelijke wijze.
Paragraaf 3.6.6 Overige verplichtingen t.a.v. overeenkomsten met aangeslotenen, netgebruikers,
marktdeelnemers en balanceringsverantwoordelijken
Artikel 3.124 algemene voorwaarden
1. Indien een transmissie- of distributiesysteembeheerder, een transmissiesysteembeheerder
voor elektriciteit op zee, een interconnectorbeheerder of een LNG-beheerder bij het
sluiten van overeenkomsten algemene voorwaarden toepast waarop artikel 3.118, eerste
lid, of artikel 3.121 niet van toepassing is, zijn deze redelijk, transparant en niet-discriminerend.
2. De artikelen 236 en 237 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn van toepassing
op algemene voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, in een overeenkomst tussen een
distributiesysteembeheerder en een aangeslotene met een kleine aansluiting die handelt
in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Artikel 3.125 eisen overeenkomsten met transmissie- en distributiesysteembeheerders
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:
a. de informatie die ten minste in een aansluitovereenkomst of transportovereenkomst
tussen een distributiesysteembeheerder en een aangeslotene met een kleine aansluiting
moet zijn opgenomen;
b. de documenten en informatie die een distributiesysteembeheerder aan een leverancier
als bedoeld in artikel 2.27 verstrekt ten behoeve van de naleving van dat artikel.
AFDELING 3.7 ONTHEFFINGEN NIEUWE SYSTEMEN
Artikel 3.126 ontheffing nieuwe interconnectoren voor elektriciteit
Onze Minister beslist, nadat de Autoriteit Consument en Markt, of in voorkomend geval,
Acer, hierover advies heeft uitgebracht, op een verzoek om ontheffing als bedoeld
in artikel 63 van verordening 2019/943.
Artikel 3.127 ontheffing nieuwe interconnectoren voor gas
1. Onze Minister kan voor een nieuwe interconnector voor gas op verzoek ontheffing verlenen
van de artikelen 3.1, eerste lid, onderdeel a, en 3.2, eerste lid, onderdeel d, voor
wat betreft het vereiste dat de interconnector direct of indirect in eigendom moet
zijn van de rechtspersoon die aanwijzing verzoekt, artikel 3.89, eerste lid, ten aanzien
van het van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 3.10, artikel 3.89, derde
lid, ten aanzien van het van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 3.47, eerste
lid, en artikel 3.121, eerste lid, voor een in de ontheffing te bepalen periode, indien
wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de aanleg van de interconnector versterkt de mededinging bij de levering van gas en
de leveringszekerheid;
b. het risico van de investering nodig voor de aanleg van de interconnector is zo groot
dat de aanleg niet zal plaatsvinden als geen ontheffing wordt verleend;
c. de eigendom van de interconnector berust bij een ander dan de beheerder van het transmissiesysteem
voor gas waarop de nieuwe interconnector zal worden aangesloten,
d. de gebruikers van de interconnector wordt een tarief in rekening gebracht; en
e. de ontheffing belemmert niet de mededinging op of de doelmatige werking van de interne
gasmarkt of de doelmatige werking van het transmissiesysteem voor gas waarop de nieuwe
interconnector wordt aangesloten.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op aanmerkelijke uitbreidingen van
de capaciteit van bestaande interconnectoren en op wijzigingen van de interconnectoren
die de ontwikkeling van nieuwe bronnen van gasvoorziening bevorderen.
Artikel 3.128 ontheffing nieuwe LNG-systemen of gasopslagsystemen
1. Onze Minister kan voor een nieuw LNG-systeem of gasopslagsysteem op verzoek een ontheffing
verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 3.93, eerste en vierde lid,
3.99, eerste en vierde lid, 3.102, 3.114, 3.121, tweede lid, voor een in de ontheffing
bepaalde periode, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de aanleg van het LNG-systeem of het gasopslagsysteem versterkt de mededinging bij
de levering van gas en de leveringszekerheid;
b. het risico van de investering nodig voor de aanleg van het LNG-systeem of het gasopslagsysteem
is zo groot dat de aanleg niet zal plaatsvinden als geen ontheffing wordt verleend;
c. de eigendom van het LNG-systeem of het gasopslagsysteem berust bij een ander dan de
beheerder van het transmissiesysteem voor gas waarop het nieuwe LNG-systeem of opslagsysteem
zal worden aangesloten;
d. de gebruikers van het LNG-systeem of het gasopslagsysteem wordt een tarief in rekening
gebracht; en
e. de ontheffing belemmert niet de mededinging op of de doelmatige werking van de interne
gasmarkt of de doelmatige werking van het transmissiesysteem voor gas waarop het nieuwe
LNG-systeem of gasopslagsysteem wordt aangesloten.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op aanmerkelijke uitbreidingen van
de capaciteit van een bestaand LNG-systeem of opslagsysteem en op een wijziging van
een bestaand LNG-systeem of opslagsysteem die de ontwikkeling van nieuwe bronnen van
gasvoorziening bevorderen.
3. De ontheffing kan betrekking hebben op het gehele nieuwe systeem onderscheidenlijk
de aanmerkelijke uitbreiding of wijziging van een bestaand systeem dan wel op gedeelten
daarvan.
Artikel 3.129 procedure en voorschriften en beperkingen ontheffing nieuwe interconnectoren,
LNG-systemen of gasopslagsystemen
1. Onze Minister beslist zo spoedig mogelijk op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld
in artikel 3.127, eerste lid, of artikel 3.128, eerste lid, maar uiterlijk binnen
zes maanden na ontvangst van de aanvraag.
2. Indien de aanvraag voor een ontheffing betrekking heeft op een interconnector voor
gas, wordt de termijn voor het nemen van een besluit gerekend vanaf de datum waarop
de laatste van de uit de landen betrokken regulerende instantie een verzoek om ontheffing
heeft ontvangen en kan Onze Minister het nemen van een besluit ten hoogste eenmaal
met een periode van drie maanden verlengen indien Acer met de verlenging heeft ingestemd.
3. Onze Minister kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een ontheffing.
4. Onze Minister verbindt ten minste voorschriften aan de ontheffing, bedoeld in artikel 3.127,
eerste lid, of artikel 3.128, eerste lid, met betrekking tot de niet-discriminerende
toegang tot de interconnector, het LNG-systeem of gasopslagsysteem, onder andere over
de mechanismen voor het beheer of de toewijzing van capaciteit.
5. Onze Minister zendt het besluit, bedoeld in het eerste lid, en alle relevante gegevens
onverwijld aan de Europese Commissie.
6. Indien twee jaar na inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in het eerste lid,
de bouw van de infrastructuur nog niet van start is gegaan of wanneer vijf jaar na
inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in het eerste lid, de infrastructuur nog
niet openbaar is geworden, vervalt de ontheffing.
7. In afwijking van het zesde lid wordt de van toepassing zijnde vervaltermijn als bedoeld
in het zesde lid, opgeschort indien een houder van de ontheffing ten minste drie maanden
voor afloop van die vervaltermijn, bedoeld in het zesde lid, Onze Minister verzoekt
om vast te stellen dat de vertraging het gevolg is van grote hindernissen die buiten
de macht liggen van de houder van de ontheffing, totdat Onze Minister op dat verzoek
heeft beslist.
8. In afwijking van het zesde lid vervalt de ontheffing niet indien Onze Minister het
verzoek, bedoeld in het zevende lid, toewijst.
9. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over:
a. de inhoud van en de procedure voor de besluiten, bedoeld in het eerste en zevende
lid, waaronder de inhoud van en de procedure voor de kennisgeving, bedoeld in het
vijfde lid;
b. de voorschriften die aan de ontheffing kunnen worden verbonden;
c. de bekendmaking en inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in het eerste lid.
10. In afwijking van artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vangt
de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift aan op de dag van inwerkingtreding
van een besluit als bedoeld in het eerste lid.
HOOFDSTUK 4 BEHEREN EN UITWISSELEN VAN GEGEVENS
AFDELING 4.1 GEGEVENS EN PROCESSEN
Artikel 4.1 gegevens en processen
1. Gegevens binnen de reikwijdte van deze wet kunnen worden onderscheiden in gegevens
die worden verzameld, aangeleverd, ontvangen, bewerkt, verstrekt, waar toegang toe
is en die worden uitgewisseld.
2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden gebruikt voor processen, zijnde:
a. het functioneren van het energiesysteem, waarbinnen afnemen, leveren, terugleveren,
faciliteren in peer-to-peer-handel, aggregeren, overstappen, produceren, invoeden,
opslaan, handelen, balanceren, meten, aansluiten, transporteren en het beheren en
onderhouden van systemen in onderlinge samenhang plaatsvindt met het bepaalde bij
of krachtens de hoofdstukken 2 en 3;
b. het verkrijgen van inzage door een aangeslotene, een eindafnemer, een actieve afnemer
of een invoeder in gegevens die op hem betrekking hebben;
c. de toegang tot en uitwisseling van gegevens van een aangeslotene, een eindafnemer,
een actieve afnemer of een invoeder aan een ander op basis van een verzoek van die
aangeslotene, eindafnemer, actieve afnemer of invoeder;
d. de toegang tot en uitwisseling van gegevens van een aangeslotene, een eindafnemer,
een actieve afnemer of een invoeder, indien bij of krachtens een andere wet is bepaald
dat een bij of krachtens die andere dan deze wet genoemde persoon toegang heeft tot
de bij of krachtens die andere wet genoemde gegevens;
e. de toegang tot en uitwisseling van gegevens van een aangeslotene, een eindafnemer,
een actieve afnemer of een invoeder op grond van een bij ministeriële regeling aangewezen
onderdeel van een bindende EU-rechtshandeling.
3. Bij ministeriële regeling worden ten behoeve van de artikelen 4.2 tot en met 4.12
regels gesteld over:
a. de inrichting van de processen;
b. de voorwaarden waaraan een proces voldoet;
c. de voorwaarden waaraan gegevens voldoen.
4. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de toegang tot en de uitwisseling van gegevens
die op grond van de verordeningen genoemd in artikel 3.23 worden uitgewisseld, met
uitzondering van bij ministeriële regeling aangewezen gegevens uit een bij ministeriële
regeling aangewezen EU-verordening.
Artikel 4.2 controle bij verzamelen gegevens
1. Een partij die gegevens verzamelt of bewerkt draagt zorg voor de betrouwbaarheid
en volledigheid daarvan en past redelijke procedures voor correctie van gegevens toe.
2. Een procedure is redelijk, wanneer dit blijkt uit de aard, inhoud en wijze van totstandkoming
ervan.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van het
eerste lid.
Artikel 4.3 zorgplicht gegevensbeveiliging
1. Een partij die gegevens verzamelt, aanlevert, ontvangt, bewerkt of in een register
heeft opgenomen, neemt passende en evenredige technische en organisatorische maatregelen
om de risico’s voor de beveiliging van die gegevens te beheersen.
2. De maatregelen zorgen, gezien de stand van de techniek, voor een niveau van beveiliging
dat is afgestemd op de risico’s die zich voordoen.
3. Een partij als bedoeld in het eerste lid neemt passende maatregelen om incidenten
die de beveiliging van gegevens bedreigen, te voorkomen en de gevolgen van dergelijke
incidenten zo veel mogelijk te beperken.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot
de maatregelen, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.
Artikel 4.4 melden incidenten
1. Een partij als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, meldt onverwijld bij Onze Minister
een inbreuk op de beveiliging van gegevens met aanzienlijke gevolgen voor:
a. de toegang tot en uitwisseling van gegevens;
b. de aangeslotene wiens gegevens het betreft.
2. Een partij verstrekt Onze Minister op diens verzoek de informatie die nodig is om
een gemelde inbreuk op de beveiliging van gegevens te beoordelen.
3. Indien openbaarmaking in het algemeen belang is, kan Onze Minister een beveiligingsincident,
bedoeld in het eerste lid, openbaar maken of de betreffende partij verplichten tot
openbaarmaking.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de melding, informatieverstrekking aan Onze Minister en openbaarmaking.
AFDELING 4.2 REGISTERS
Artikel 4.5 register transmissie- of distributiesysteembeheerder
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder houdt een register bij waarin hij
bij ministeriële regeling te bepalen gegevens opneemt die hij op grond van deze wet
verzamelt of bewerkt over:
a. aansluitingen, overdrachtspunten en allocatiepunten;
b. aangeslotenen, waaronder gegevens uit een aansluitovereenkomst en een transportovereenkomst;
c. systeemkoppelingen;
d. installaties;
e. transport;
f. meetinrichtingen;
g. metingen;
h. onderwerpen, voor zover verbonden aan het uitvoeren van de taken of verplichtingen
genoemd in de paragrafen 3.3.7, 3.3.8 en 3.3.9 en onderwerpen, genoemd in artikel 3.79.
2. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder houdt een register bij waarin hij
bij ministeriële regeling te bepalen gegevens opneemt die hij op grond van het bepaalde
bij of krachtens deze wet ontvangt en bewerkt over:
a. het actief zijn van leveranciers, marktdeelnemers die aggregeren, balanceringsverantwoordelijken
en meetverantwoordelijke partijen op een allocatiepunt;
b. eindafnemers;
c. actieve afnemers;
d. invoeders;
e. de contractperiode en de opzegtermijn van een overeenkomst tussen een marktdeelnemer
en een eindafnemer, een actieve afnemer of een invoeder;
f. installaties;
g. inning en facturatie van tarieven;
h. meetinrichtingen;
i. metingen.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de frequentie waarmee en de
termijn waarbinnen een transmissie- of distributiesysteembeheerder gegevens verzamelt,
bewerkt en opneemt in het register.
Artikel 4.6 register beheerder gesloten systeem
1. Een beheerder van een gesloten systeem, met uitzondering van de beheerder, bedoeld
in artikel 1 van de Spoorwegwet, houdt een register bij waarin hij bij ministeriële
regeling te bepalen gegevens opneemt die hij op grond van deze wet verzamelt of bewerkt
over:
a. aansluitingen, overdrachtspunten en allocatiepunten;
b. aangeslotenen;
c. installaties;
d. transport;
e. meetinrichtingen;
f. metingen;
g. onderwerpen, genoemd in artikel 3.79, onderdelen a tot en met c.
2. In het geval een aangeslotene op een gesloten systeem niet behoort tot het bedrijf
van de beheerder van het gesloten systeem en die beheerder niet aan die aangeslotene
elektriciteit of gas levert, houdt een beheerder van een gesloten systeem een register
bij waarin hij gegevens opneemt die hij op grond van deze wet ontvangt en bewerkt
over:
a. leveranciers, marktdeelnemers die aggregeren, balanceringsverantwoordelijken en meetverantwoordelijke
partijen op een allocatiepunt;
b. installaties;
b. meetinrichtingen;
c. metingen;
e. de contractperiode en de opzegtermijn van een overeenkomst tussen een marktdeelnemer
en een eindafnemer of een actieve afnemer.
3. De beheerder van een gesloten systeem zijnde de beheerder, bedoeld in artikel 1 van
de Spoorwegwet, houdt een register bij waarin hij bij ministeriële regeling te bepalen
gegevens opneemt die hij op grond van deze wet en Verordening (EU). 1301/2014 van
de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit
van het subsysteem „energie» van het spoorwegsysteem in de Unie verzamelt of bewerkt
over:
a. aansluitingen, overdrachtspunten en allocatiepunten;
b. aangeslotenen;
c. metingen.
4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de frequentie waarmee en de
termijn waarbinnen een beheerder van een gesloten systeem gegevens verzamelt, bewerkt
en opneemt in het register.
5. Gegevens worden niet langer bewaard dan noodzakelijk is voor het doel van gebruik.
Artikel 4.7 register meetverantwoordelijke partij
1. Een meetverantwoordelijke partij houdt ter uitvoering van artikel 2.46 en artikel 3.56
een register bij waarin hij bij ministeriële regeling te bepalen gegevens opneemt
die hij verzamelt of bewerkt over:
a. meetinrichtingen;
b. metingen.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de frequentie waarmee en de
termijn waarbinnen een meetverantwoordelijke partij gegevens verzamelt, bewerkt en
opneemt in het register.
Artikel 4.8 aanleveren gegevens
1. Een leverancier levert de bij ministeriële regeling te bepalen door hem verzamelde
gegevens aan bij een daarbij bepaalde registerbeheerder met betrekking tot:
a. het actief zijn op een allocatiepunt;
b. de eindafnemer;
c. de aansluitovereenkomst bij aangeslotenen met een kleine aansluiting;
d. de transportovereenkomst bij aangeslotenen met een kleine aansluiting;
e. het innen van tarieven bij aangeslotenen met een kleine aansluiting;
f. metingen;
g. de contractperiode en de opzegtermijn van de leveringsovereenkomst of leveringsovereenkomst
inzake peer-to-peer-handel met een eindafnemer op een allocatiepunt.
2. Een marktdeelnemer die door een actieve afnemer elektriciteit teruggeleverd krijgt
of ten behoeve van hem faciliteert in peer-to-peer-handel, levert de bij ministeriële
regeling te bepalen door hem verzamelde gegevens aan bij een daarbij bepaalde registerbeheerder
met betrekking tot:
a. het actief zijn op een allocatiepunt;
b. de actieve afnemer;
c. de contractperiode en de opzegtermijn van de aggregatieovereenkomst met een actieve
afnemer
d. de productie-installatie.
3. Een marktdeelnemer die vraagresponsdiensten levert aan een actieve afnemer, levert
de bij ministeriële regeling te bepalen door hem verzamelde gegevens aan bij een daarbij
bepaalde registerbeheerder met betrekking tot:
a. het actief zijn op een allocatiepunt;
b. de actieve afnemer;
c. de contractperiode en de opzegtermijn van de vraagresponsovereenkomst met een actieve
afnemer;
4. Een balanceringsverantwoordelijke levert de bij ministeriële regeling te bepalen
door hem verzamelde gegevens aan bij een daarbij bepaalde registerbeheerder met betrekking
tot:
a. het actief zijn op een allocatiepunt;
b. de eindafnemer, actieve afnemer of invoeder;
c. de contractperiode en de opzegtermijn van de balanceringsovereenkomst met een eindafnemer,
actieve afnemer of invoeder op een allocatiepunt.
5. Een aangeslotene met een grote aansluiting op een transmissiesysteem voor gas die
alleen gas invoedt of een gasopslagbeheerder is levert de bij ministeriële regeling
te bepalen door hem verzamelde gegevens aan bij een daarbij bepaalde registerbeheerder
met betrekking tot:
a. meetinrichtingen;
b. metingen.
6. Een meetverantwoordelijke partij levert de bij ministeriële regeling te bepalen door
hem verzamelde gegevens aan bij een daarbij bepaalde registerbeheerder met betrekking
tot:
a. de aansluiting waarop hij actief is;
a. meetinrichtingen;
b. metingen.
7. Indien op grond van artikel 2.44, tweede lid, een meetinrichting is vereist, levert
de partij die verantwoordelijk is voor het installeren en beheren van die meetinrichting
en voor het verzamelen van meetgegevens, de bij ministeriële regeling te bepalen door
hem verzamelde gegevens aan bij een daarbij bepaalde registerbeheerder met betrekking
tot:
a. de aansluiting of het allocatiepunt waarop hij actief is;
b. meetinrichtingen;
c. metingen.
8. Een partij levert de gegevens, bedoeld in eerste tot en met zevende lid, aan middels
een faciliteit die de gegevensuitwisselingsentiteit daarvoor beschikbaar stelt.
9. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld:
a. over de frequentie waarmee gegevens moeten worden aangeleverd;
b. de termijn waarbinnen gegevens moeten worden aangeleverd;
c. de voorwaarden waaronder gegevens moeten worden aangeleverd.
Artikel 4.9 gebruiken en verstrekken gegevens transmissie- of distributiesysteembeheerder
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder gebruikt de bij ministeriële regeling
te bepalen gegevens die in zijn register zijn opgenomen voor de uitvoering van zijn
wettelijke taken of verplichtingen met betrekking tot het:
a. beheren en onderhouden van zijn systeem;
b. bepalen van tarieven;
c. uitvoeren van een aansluitovereenkomst;
d. uitvoeren van transportovereenkomst;
e. transporteren;
f. balanceren;
g. beheren en onderhouden van zijn meetinrichtingen;
h. treffen van voorzieningen en het informeren van aangeslotenen;
i. uitvoeren van de taken of verplichtingen genoemd in de paragrafen 3.3.7, 3.3.8 en
3.3.9 en in artikel 3.79.
2. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder verstrekt aan een leverancier, marktdeelnemer
die aggregeert, balanceringsverantwoordelijke, meetverantwoordelijke partij, een andere
transmissie- of distributiesysteembeheerder, een beheerder van een gesloten systeem
en Onze Minister de bij ministeriële regeling te bepalen gegevens die in zijn register
zijn opgenomen ten behoeve van het:
a. sluiten, uitvoeren en beëindigen van een overeenkomst;
b. overstappen;
c. verstrekken van facturen, factureringsinformatie, opwekkingsgegevens en verbruiksgegevens;
d. innen van tarieven;
e. uitvoeren van de balanceringsverantwoordelijkheid;
f. uitvoeren van metingen;
g. uitgeven van garanties van oorsprong;
h. beheren en onderhouden van systemen;
i. balanceren;
j. treffen van voorzieningen en het informeren van aangeslotenen.
3. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder verstrekt ter uitvoering van artikel 4.1,
tweede lid, onderdelen b, c, d en e, de bij ministeriële regeling te bepalen gegevens
aan de verzoekende partij of aan een ander zoals bepaald door de verzoekende partij.
4. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder verstrekt de gegevens, bedoeld in
het tweede en derde lid, middels de faciliteit van de gegevensuitwisselingsentiteit
en geeft de gegevensuitwisselingsentiteit ter uitvoering van artikel 4.16 toegang
tot zijn register.
Artikel 4.10 gebruiken en verstrekken gegevens beheerder gesloten systeem
1. Een beheerder van een gesloten systeem gebruikt de bij ministeriële regeling te bepalen
gegevens die in zijn register zijn opgenomen voor de uitvoering van zijn wettelijke
taken of verplichtingen met betrekking tot het:
a. beheren en onderhouden van zijn systeem;
b. bepalen van tarieven;
c. uitvoeren van aansluit- en transportovereenkomsten;
d. transporteren;
e. beheren en onderhouden van zijn meetinrichtingen;
f. uitvoeren van artikel 3.79, onderdelen a tot en met c.
2. In het geval een aangeslotene op een gesloten systeem niet behoort tot het bedrijf
van de beheerder van het gesloten systeem en die beheerder niet aan die aangeslotene
elektriciteit of gas levert, verstrekt een beheerder van een gesloten systeem aan
leveranciers, marktdeelnemers die aggregeren, balanceringsverantwoordelijken, meetverantwoordelijke
partijen, Onze Minister en andere systeembeheerders de bij ministeriële regeling te
bepalen gegevens die in zijn register zijn opgenomen ten behoeve van het:
a. sluiten, uitvoeren en beëindigen van een overeenkomst;
b. overstappen;
c. verstrekken van facturen, factureringsinformatie, opwekkingsgegevens en verbruiksgegevens;
d. uitvoeren van de balanceringsverantwoordelijkheid;
e. uitvoeren van metingen;
f. uitgeven van garanties van oorsprong.
3. Indien het tweede lid van toepassing is, verstrekt een beheerder van een gesloten
systeem ter uitvoering van artikel 4.1, tweede lid, onderdelen b, c, d en e, de bij
ministeriële regeling te bepalen gegevens die hij in zijn register heeft opgenomen
aan de verzoekende partij of aan een ander zoals bepaald door de verzoekende partij.
4. Een beheerder van een gesloten systeem verstrekt de gegevens, bedoeld in het eerste
en tweede lid, middels een faciliteit van de gegevensuitwisselingsentiteit en geeft
de gegevensuitwisselingsentiteit ter uitvoering van artikel 4.16 toegang tot zijn
register.
Artikel 4.11 gebruiken en verstrekken gegevens meetverantwoordelijke partij
1. Een meetverantwoordelijke partij verstrekt aan een marktdeelnemer, balanceringsverantwoordelijke,
systeembeheerder en Onze Minister de bij ministeriële regeling te bepalen gegevens
die in zijn register zijn opgenomen ten behoeve van het:
a. sluiten, uitvoeren en beëindigen van een overeenkomst;
b. overstappen;
c. verstrekken van facturen, factureringsinformatie, opwekkingsgegevens en verbruiksgegevens;
d. uitvoeren van de balanceringsverantwoordelijkheid;
e. uitgeven van garanties van oorsprong;
f. balanceren.
2. Een meetverantwoordelijke partij verstrekt ter uitvoering van artikel 4.1, tweede
lid, onderdelen b, c, d en e, de bij ministeriële regeling te bepalen gegevens die
in zijn register zijn opgenomen aan de verzoekende partij of aan een ander zoals bepaald
door de verzoekende partij.
3. Een meetverantwoordelijke partij verstrekt de gegevens, bedoeld in het eerste en
tweede lid, middels een faciliteit van de gegevensuitwisselingsentiteit en geeft de
gegevensuitwisselingsentiteit ter uitvoering van artikel 4.16 toegang tot zijn register.
Artikel 4.12 register andere partijen
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan:
a. een andere partij worden aangewezen die ter uitvoering van artikel 4.1, tweede lid,
een register moeten bijhouden;
b. worden bepaald ten behoeve van welke doelen deze partij gegevens verzamelt of bewerkt.
2. Bij toepassing van het eerste lid wordt bij ministeriële regeling bepaald welke gegevens
ten behoeve van welke doelen, bedoeld in het eerste lid, de aangewezen partij:
a. in zijn register verzamelt of bewerkt;
b. ontvangt en in zijn register opneemt;
c. aan een andere registerbeheerder aanlevert;
d. gebruikt;
e. aan welke derde verstrekt.
3. Een aangewezen partij verstrekt de gegevens, bedoeld in het tweede lid, middels de
faciliteit van de gegevensuitwisselingsentiteit en geeft de gegevensuitwisselingsentiteit
ter uitvoering van artikel 4.16 toegang tot zijn register.
Artikel 4.13 controle van gegevens door registerbeheerder
1. Onverminderd artikel 4.2 gaat een registerbeheerder bij het ontvangen van gegevens
de betrouwbaarheid en volledigheid daarvan na en past hij redelijke procedures voor
correctie van gegevens door de partij van wie hij de gegevens heeft ontvangen toe.
2. Bij het beheer van zijn register voert een registerbeheerder een steekproefsgewijze
en periodieke controle uit op betrouwbaarheid en volledigheid van de gegevens en past
procedures voor correctie van gegevens toe.
3. Een procedure is redelijk, wanneer dit blijkt uit de aard, inhoud en wijze van totstandkoming
daarvan.
4. Een registerbeheerder bewaart de gegevens die in een register zijn opgenomen gedurende
een bij ministeriële regeling gestelde termijn.
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van het
eerste, tweede en derde lid.
Artikel 4.14 identificatie door registerbeheerder
1. Een registerbeheerder neemt passende en evenredige technische en organisatorische
maatregelen ter identificatie, authenticatie en autorisatie van degene die op grond
van artikel 4.8 gegevens aanlevert.
2. De maatregelen zorgen, gezien de stand van de techniek, voor een niveau van identificatie,
authenticatie en autorisatie dat is afgestemd op de risico’s die zich voordoen.
AFDELING 4.3 TAKEN VAN DE GEGEVENSUITWISSELINGSENTITEIT
Artikel 4.15 gegevensuitwisselingsentiteit
1. De transmissie- en distributiesysteembeheerders richten gezamenlijk een rechtspersoon
op die de taken van de gegevensuitwisselingsentiteit uitvoert en houden gezamenlijk
de zeggenschap over deze rechtspersoon.
2. De transmissie- en distributiesysteembeheerders voorzien de gegevensuitwisselingsentiteit
van voldoende middelen ter uitvoering van de bij of krachtens de artikelen 4.16 tot
en met 4.24 opgedragen taken.
Artikel 4.16 toegang en uitwisseling
1. De gegevensuitwisselingsentiteit geeft overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens
de artikelen 4.8 tot en met 4.11 toegang tot en faciliteert de uitwisseling van de
gegevens, bedoeld in de artikelen 4.8 tot en met 4.12.
2. De gegevensuitwisselingsentiteit handelt redelijk, transparant en niet-discriminerend
en bevoordeelt een transmissie- of distributiesysteembeheerder niet boven andere partijen.
3. De gegevensuitwisselingsentiteit biedt een of meerdere faciliteiten aan voor de toegang
tot en de uitwisseling van gegevens, met toepassing van een elektronisch communicatiesysteem
of een op basis van de afspraken, bedoeld in artikel 4.25, gekozen systeem.
4. De gegevensuitwisselingsentiteit houdt voor de uitvoering van de taak, bedoeld in
het eerste lid, een register bij.
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de gegevens die worden
opgenomen in het register.
Artikel 4.17 procedures voor toegang en uitwisseling
1. De gegevensuitwisselingsentiteit neemt passende en evenredige technische en organisatorische
maatregelen om te zorgen voor toegang tot en uitwisseling van gegevens ten behoeve
van de verschillende processen, bedoeld in artikel 4.1, tweede lid.
2. De gegevensuitwisselingsentiteit past, met inachtneming van de interoperabiliteitsvoorschriften
en procedures die zijn vastgesteld bij of krachtens artikel 24, tweede lid, van richtlijn
2019/944 en met inachtneming van de afspraken, bedoeld in artikel 4.25, procedures
en voorwaarden toe die redelijk, objectief, transparant en niet discriminerend zijn
en maakt deze openbaar.
3. De gegevensuitwisselingsentiteit past in ieder geval procedures en voorwaarden toe
ten aanzien van toegang, gegevensuitwisseling, gegevensbescherming en gegevensbeveiliging.
4. Een procedure of voorwaarde is redelijk, wanneer dit blijkt uit de aard, inhoud en
wijze van totstandkoming daarvan.
5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van het tweede
en derde lid.
Artikel 4.18 weigeren toegang
De gegevensuitwisselingsentiteit kan een partij die om toegang verzoekt de toegang
tot en de uitwisseling van gegevens weigeren indien die partij de procedures, bedoeld
in artikel 4.17, niet naleeft.
Artikel 4.19 efficiënte en gemakkelijke toegang
1. De gegevensuitwisselingsentiteit verleent binnen een redelijke termijn op een gemakkelijke
wijze toegang tot gegevens ten behoeve van de processen, bedoeld in artikel 4.1, tweede
lid.
2. De gegevensuitwisselingsentiteit neemt passende en evenredige technische en organisatorische
maatregelen om meerdere partijen gelijktijdig toegang tot gegevens te verlenen ten
behoeve van de processen, bedoeld in artikel 4.1, tweede lid.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de termijn waarbinnen
toegang tot gegevens wordt verleend. Deze termijn kan verschillen voor toegang tot
gegevens ten behoeve van verschillende processen.
4. De gegevensuitwisselingsentiteit brengt geen kosten in rekening voor de toegang tot
en uitwisseling van gegevens ten behoeve van de processen, bedoeld in artikel 4.1,
tweede lid.
Artikel 4.20 identificatie door gegevensuitwisselingsentiteit
1. De gegevensuitwisselingsentiteit neemt bij het verlenen van toegang tot gegevens
passende en evenredige technische en organisatorische maatregelen ter identificatie,
authenticatie en autorisatie:
a. van degene aan wie hij toegang verleent; en
b. van de betreffende aangeslotene, eindafnemer, actieve afnemer of invoeder indien de
toegang tot gegevens aan een ander is gebaseerd op een verzoek van die aangeslotene,
eindafnemer, actieve afnemer of invoeder.
2. De maatregelen zorgen, gezien de stand van de techniek, voor een niveau van identificatie,
authenticatie en autorisatie dat is afgestemd op de risico’s die zich voordoen.
Artikel 4.21 gegevensbescherming en gegevensbeveiliging
1. De gegevensuitwisselingsentiteit neemt passende en evenredige technische en organisatorische
maatregelen om de risico’s te beheersen:
a. voor de beveiliging van gegevens die in een register als bedoeld in artikel 4.16,
vierde lid, zijn opgenomen; en
b. het verlenen van toegang tot en het faciliteren van de uitwisseling van gegevens ten
behoeve van de processen, bedoeld in artikel 4.1, tweede lid.
2. De maatregelen zorgen, gezien de stand van de techniek, voor een niveau van beveiliging
dat is afgestemd op de risico’s die zich voordoen.
3. De gegevensuitwisselingsentiteit neemt passende maatregelen om incidenten die de
beveiliging van gegevens bedreigen, te voorkomen en de gevolgen van dergelijke incidenten
zo veel mogelijk te beperken.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot
de maatregelen, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.
Artikel 4.22 melden incidenten
1. De gegevensuitwisselingsentiteit meldt onverwijld bij Onze Minister een inbreuk op
de beveiliging van gegevens met aanzienlijke gevolgen voor:
a. de toegang tot en uitwisseling van gegevens;
b. de aangeslotene wiens gegevens het betreft.
2. De gegevensuitwisselingsentiteit verstrekt Onze Minister op zijn verzoek de informatie
die nodig is om een gemelde inbreuk op de beveiliging van gegevens te beoordelen.
3. Indien openbaarmaking in het algemeen belang is, kan Onze Minister een beveiligingsincident
als bedoeld in het eerste lid, openbaar maken of de gegevensuitwisselingsentiteit
verplichten tot openbaarmaking.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de melding, informatieverstrekking aan Onze Minister en openbaarmaking.
Artikel 4.23 rapportageverplichting
1. De gegevensuitwisselingsentiteit rapporteert jaarlijks aan de Autoriteit Consument
en Markt over de uitvoering van zijn taken en maakt deze rapportage openbaar.
2. De gegevensuitwisselingsentiteit rapporteert op verzoek van Onze Minister over de
toepassing van de uitvoeringshandelingen als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van
richtlijn 2019/944.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de eisen waaraan
de rapportages moeten voldoen.
Artikel 4.24 klachtenprocedure
1. De gegevensuitwisselingsentiteit voorziet in een transparante en eenvoudige procedure
voor de behandeling van klachten van degene die gegevens aanlevert die in een register
als bedoeld in artikel 4.16, vierde lid, zijn opgenomen en degene die toegang vraagt
tot gegevens ten behoeve de processen, bedoeld in artikel 4.1, tweede lid.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de voorwaarden en inrichting waaraan de klachtenprocedure moet voldoen;
b. de termijnen die gelden voor de klachtenprocedure.
AFDELING 4.4 OVERLEG EN AFSPRAKEN
Artikel 4.25 overleg en afspraken
1. De gegevensuitwisselingsentiteit treedt in overleg met de overige partijen die voor
de processen, bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, overeenkomstig het bepaalde bij
of krachtens deze wet gegevens dienen te verzamelen, aanleveren, ontvangen, bewerken,
verstrekken of uitwisselen, alsmede met anderen die een belang hebben bij de uitvoering
van deze processen, ten einde tot afspraken te komen die nodig zijn voor een effectieve,
efficiënte en betrouwbare elektronische uitwisseling van gegevens ten behoeve van
voornoemde processen.
2. De gegevensuitwisselingsentiteit draagt zorg voor een effectieve, transparante en
niet-discriminerende ondersteuning bij de totstandkoming en invoering van de afspraken.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van het eerste
en tweede lid.
HOOFDSTUK 5 UITVOERING, TOEZICHT EN HANDHAVING
AFDELING 5.1 UITVOERING DOOR AUTORITEIT CONSUMENT EN MARKT
Artikel 5.1 aanwijzen regulerende instantie en taken ACM
1. De Autoriteit Consument en Markt is de nationale regulerende instantie, bedoeld in
artikel 39, eerste lid, van richtlijn 2009/73 en artikel 57, eerste lid, van richtlijn
2019/944 en uit dien hoofde belast met de taken die aan de nationale regulerende instantie
zijn opgedragen bij of krachtens verordening 715/2009, verordening 1227/2011, verordening
2017/1938, verordening 2019/941, verordening 2019/942, verordening 2019/943 en verordening
2022/869.
2. De Autoriteit Consument en Markt is belast met de bij algemene maatregel van bestuur
gestelde taken:
a. ter uitvoering van richtlijn 2009/73 en richtlijn 2019/944;
b. die betrekking hebben op de samenwerking met bevoegde instanties van derde landen.
3. Bij ministeriële regeling:
a. kan de Autoriteit Consument en Markt, ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen
op het gebied van elektriciteit of gas, worden aangewezen als de nationale regulerende
instantie, bevoegde instantie of bevoegde autoriteit en worden belast met taken of
bevoegdheden;
b. kunnen procedurevoorschriften worden gesteld ter uitvoering van de in onderdeel a
bedoelde taken of bevoegdheden.
4. De Autoriteit Consument en Markt houdt bij de uitoefening van de haar bij of krachtens
deze wet toegekende taken en bevoegdheden rekening met artikel 40 van richtlijn 2009/73
en artikel 58 van richtlijn 2019/944.
Artikel 5.2 markttoezicht levering
1. De Autoriteit Consument en Markt ziet er op toe dat huishoudelijk eindafnemers en
micro-ondernemingen verzekerd zijn van de levering van elektriciteit of gas tegen
concurrerende, eenvoudig en duidelijk vergelijkbare, transparante en niet-discriminerende
prijzen.
2. De Autoriteit Consument en Markt kan ter verzekering van de levering, bedoeld in
het eerste lid, een bindende gedragslijn opleggen.
3. De op grond van artikel 12a, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument
en Markt aangewezen ambtenaren die zijn belast met het toezicht op de naleving van
deze wet, zijn tevens belast met de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste
lid.
4. Bij ministeriële regeling worden met het oog op de uitvoering van de taak, bedoeld
in het eerste lid, regels gesteld over de verstrekking van gegevens door leveranciers
aan de Autoriteit Consument en Markt.
Artikel 5.3 jaarlijks verslag ACM
1. De Autoriteit Consument en Markt stelt jaarlijks een verslag op over de uitvoering
van de haar bij of krachtens deze wet opgedragen taken. Het verslag bevat een overzicht
van de behaalde resultaten en genomen maatregelen.
2. De Autoriteit Consument en Markt zendt het verslag toe aan Onze Minister, Acer en
de Europese Commissie.
Artikel 5.4 geschillenbeslechting partij-systeembeheerder door ACM
1. Een partij die een geschil heeft met een systeembeheerder over de wijze waarop deze
beheerder zijn taken en bevoegdheden op grond van deze wet uitoefent, dan wel aan
zijn verplichtingen op grond van deze wet voldoet, kan een klacht bij de Autoriteit
Consument en Markt indienen. Een klacht omvat een aanvraag om een besluit.
2. De Autoriteit Consument en Markt neemt binnen twee maanden na ontvangst van de klacht
een besluit. In afwijking van artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan deze
termijn met twee maanden worden verlengd als de Autoriteit Consument en Markt de indiener
van de klacht, of de betreffende systeembeheerder om aanvullende gegevens verzoekt.
Indien de indiener van de klacht daarmee instemt, kan de Autoriteit Consument en Markt
een langere termijn stellen.
3. Het besluit van de Autoriteit Consument en Markt is bindend.
4. Het indienen van een klacht als bedoeld in het eerste lid laat onverlet elke mogelijkheid
voor de desbetreffende partij een hem ter beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden.
Artikel 5.5 geschillenbeslechting vraagrespons door ACM
1. Als de balanceringsverantwoordelijken, bedoeld in artikel 2.39, tweede lid, een geschil
hebben over de financiële compensatie of de voorwaarden voor aanpassing van het elektriciteitsprogramma
als gevolg van de vraagrespons of de uitwisseling van relevante gegevens, over de
vergoeding van eventuele onbalanskosten die hierdoor ontstaan en de uitwisseling van
relevante gegevens kan elk van de balanceringsverantwoordelijken een klacht bij de
Autoriteit Consument en Markt indienen. Een klacht omvat een aanvraag om een besluit.
2. Het besluit van de Autoriteit Consument en Markt is bindend.
3. Het indienen van een klacht als bedoeld in het eerste lid laat onverlet elke mogelijkheid
voor de desbetreffende partij een hem ter beschikking staand rechtsmiddel aan te wenden.
Artikel 5.6 grensoverschrijdende geschillen
In het geval van een landsgrensoverschrijdend geschil is de Autoriteit Consument en
Markt onbevoegd te beslissen op een klacht als bedoeld in de artikelen 5.4 respectievelijk
5.5, als de systeembeheerder waartegen de klacht is gericht onder de rechtsmacht van
een andere lidstaat van de Europese Unie valt, dan wel, indien het een interconnectorbeheerder
voor gas betreft, onder de rechtsmacht van een ander land valt.
AFDELING 5.2 UITVOERING DOOR ONZE MINISTER
Artikel 5.7 aanwijzen Minister als bevoegde instantie
1. Onze Minister is belast met de taken die bij algemene maatregel van bestuur kunnen
worden vastgesteld:
a. ter uitvoering van richtlijn 2009/73 en richtlijn 2019/944;
b. die betrekking hebben op samenwerking met derde landen.
2. Bij ministeriële regeling:
a. kan Onze Minister, ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen op het gebied
van elektriciteit of gas, worden aangewezen als bevoegde instantie of bevoegde autoriteit
of worden belast met taken of bevoegdheden;
b. kunnen procedurevoorschriften worden gesteld ter uitvoering van de in onderdeel a
bedoelde taken of bevoegdheden.
Artikel 5.8 voorzieningen capaciteit en kwaliteit
1. Indien naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt blijkt dat een transmissie-
of distributiesysteembeheerder in onvoldoende mate of niet op een doelmatige wijze
kan of zal kunnen voorzien in het door hem te bereiken niveau van de kwaliteit van
zijn transportdienst of de totale behoefte aan capaciteit voor het transport van elektriciteit
of gas over de door hem beheerde systemen, meldt zij dat na overleg met de desbetreffende
beheerder aan Onze Minister.
2. Nadat Onze Minister een melding heeft ontvangen, kan hij aan de desbetreffende beheerder
opdragen voorzieningen te treffen teneinde zeker te stellen dat het transport van
elektriciteit of gas in voldoende mate of op een doelmatige wijze plaatsvindt.
Artikel 5.9 maatregelen functioneren transmissie- of distributiesysteembeheerder
1. Indien Onze Minister vaststelt dat een transmissie- of distributiesysteembeheerder
niet meer voldoet aan de eisen om te worden aangewezen, kan hij de desbetreffende
beheerder opdragen door hem noodzakelijk geachte voorzieningen te treffen.
2. Indien een transmissie- of distributiesysteembeheerder niet voldoet aan een opdracht
als bedoeld in het eerste lid, indien Onze Minister vaststelt dat opdrachten, bedoeld
in artikel 5.8, tweede lid, niet worden uitgevoerd of indien naar zijn oordeel door
de bedrijfsvoering van deze beheerder de continuïteit of de betrouwbaarheid van de
elektriciteits- of gasvoorziening in gevaar komt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk
is, kan Onze Minister de aanwijzing van de desbetreffende beheerder vervallen verklaren
en uiterlijk op de dag waarop die aanwijzing vervalt een andere rechtspersoon als
transmissie- of distributiesysteembeheerder aanwijzen.
Artikel 5.10 aanwijzen stille curator
1. Indien naar het oordeel van Onze Minister door de bedrijfsvoering van een transmissie-
of distributiesysteembeheerder de continuïteit of de betrouwbaarheid van de leveringszekerheid
of de voorzieningszekerheid in gevaar komt en onverwijld ingrijpen noodzakelijk is,
kan Onze Minister de desbetreffende beheerder aanzeggen dat hij vanaf een bepaald
tijdstip voor een bepaalde termijn de opdrachten dient op te volgen die aan hem worden
gegeven door een door Onze Minister aangewezen persoon.
2. Bij de aanzegging geeft Onze Minister aan ter bescherming van welk belang de aanzegging
geschiedt. Bij de aanzegging kunnen voorschriften en beperkingen worden gesteld aan
de te geven opdrachten. De aangewezen persoon verstrekt uitsluitend opdrachten ter
bescherming van het aangegeven belang.
3. De transmissie- of distributiesysteembeheerder verschaft de door Onze Minister aangewezen
persoon alle medewerking.
4. Voor schade die is voorgekomen uit handelen dat is verricht in strijd met het belang,
bedoeld in het tweede lid, zijn bestuurders van de transmissie- of distributiesysteembeheerder
persoonlijk aansprakelijk.
Artikel 5.11 beschermingsmaatregelen energiemarkt
1. Onze Minister kan een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas bij een
plotselinge crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen,
de veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de systeemintegriteit
worden bedreigd, opdragen maatregelen als bedoeld in artikel 46 van richtlijn 2009/73
te nemen. Aan de opdracht kunnen voorwaarden, voorschriften en beperkingen worden
verbonden.
2. Indien een transmissiesysteembeheerder voor gas maatregelen als bedoeld in het eerste
lid neemt, maakt hij geen onderscheid tussen landgrensoverschrijdende en niet-landgrensoverschrijdende
overeenkomsten inzake het transport van gas. De transmissiesysteembeheerder neemt
de maatregelen op basis van door hem vooraf gedefinieerde criteria met betrekking
tot het beheer van onbalans die in nauw overleg met de buitenlandse transmissiesysteembeheerders
worden vastgesteld.
3. Een aangeslotene, balanceringsverantwoordelijke of marktdeelnemer verleent de benodigde
medewerking aan de uitvoering van de maatregelen.
4. Bij ministeriële regeling kunnen:
a. met het oog op het tegengaan en beheersen van elektriciteitscrises regels worden gesteld
ter uitvoering van risicoparaatheidsplannen voor elektriciteit als bedoeld in hoofdstuk
III, van verordening 2019/941;
b. regels worden gesteld met het oog op het veiligstellen van de gasleveringszekerheid
in noodsituaties ter uitvoering van preventieve actieplannen en noodplannen voor gas,
als bedoeld in artikel 8 van verordening 2017/1938 en met het oog op de uitvoering
van de artikelen 12 en 13 van verordening 2017/1938.
Artikel 5.12 strategische reserve
1. Onze Minister kan de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit opdragen een
strategische reserve in te richten als bedoeld in artikel 21, derde lid, van verordening
2019/943.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de strategische reserve, ter uitvoering van artikel 22, tweede lid, van die verordening.
Artikel 5.13 analyse leveringszekerheid en voorzieningszekerheid
1. Onze Minister verzamelt en analyseert systematisch inlichtingen en geaggregeerde
gegevens met betrekking tot de leveringszekerheid en de voorzieningszekerheid.
2. Onze Minister stelt periodiek een verslag op voor elektriciteit of gas waarin hij
zijn bevindingen en de getroffen of voorgenomen maatregelen vastlegt.
3. Onze Minister kan een transmissiesysteembeheerder opdragen werkzaamheden te verrichten
ter uitvoering van het eerste en tweede lid.
4. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld:
a. over de gegevens, bedoeld in het eerste lid;
b. over de inhoud van een verslag, het proces van opstellen van een verslag, de frequentie
van het opstellen en de datum waarvoor dit verslag wordt vastgesteld;
c. over de wijze waarop bekendheid wordt gegeven aan een verslag.
Artikel 5.14 subsidie transmissiesysteem voor elektriciteit op zee
1. Onze Minister kan een subsidie verstrekken aan een transmissiesysteembeheerder voor
elektriciteit op zee ter dekking van de door de Autoriteit Consument en Markt op grond
van artikel 3.117 vastgestelde toegestane vergoeding voor de uitvoering van zijn wettelijke
taken, met uitzondering van de taken bedoeld in artikel 3.116.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over het verstrekken van de subsidie.
Artikel 5.15 nadeelcompensatie
1. Onze Minister kan een eindafnemer als bedoeld in artikel 2.61, eerste lid, een vergoeding
toekennen indien het verbod, bedoeld in dat artikel, voor die eindafnemer schade veroorzaakt
die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die de eindafnemer in vergelijking
met anderen onevenredig zwaar treft.
2. Schade blijft in elk geval voor rekening van de eindafnemer voor zover:
a. hij het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard;
b. hij de schade had kunnen beperken door binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen,
die tot voorkoming of vermindering van de schade hadden kunnen leiden;
c. de schade anderszins het gevolg is van een omstandigheid die aan de aanvrager kan
worden toegerekend; of
d. de vergoeding van de schade anderszins is verzekerd.
3. Indien het verbod, bedoeld in artikel 2.61, eerste lid, tevens voordeel voor de eindafnemer
heeft opgeleverd, wordt dit bij de vaststelling van de te vergoeden schade in aanmerking
genomen.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld die betrekking hebben op:
a. het moment waarop de vergoeding kan worden aangevraagd;
b. de gegevens die bij een aanvraag worden overgelegd;
c. de termijn voor het geven van een beslissing op een aanvraag.
Artikel 5.16 aanwijzen rechtspersoon
Onze Minister wijst een rechtspersoon aan die verplicht is de transmissiesysteembeheerder
voor gas een aanbod met redelijke tarieven en voorwaarden te doen tot levering aan
de door de transmissiesysteembeheerder voor gas ter uitvoering van zijn wettelijke
taken of verplichtingen benodigde hoeveelheden gas in de door hem gevraagde hoeveelheden
en op de door hem gewenste tijdstippen.
AFDELING 5.3 TOEZICHT OP DE NALEVING
Artikel 5.17 toezicht op naleving door ACM
1. De Autoriteit Consument en Markt is belast met het toezicht op de naleving van het
bepaalde:
a. bij of krachtens deze wet, met uitzondering van de artikelen 2.40, tweede lid, 2.44,
eerste lid, en 2.45, tweede lid, en de artikelen en onderwerpen, genoemd in artikel 5.18,
eerste lid;
b. bij of krachtens verordening 715/2009, verordening 1227/2011, verordening 2017/1938,
verordening 2019/941, verordening 2019/942, verordening 2019/943 en verordening 2022/869,
met uitzondering van bij ministeriële regeling aan te wijzen voorschriften, gesteld
krachtens die verordeningen, voor zover deze handelen over of samenhangen met cyberbeveiliging.
2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover Onze Minister de geadresseerde is.
Artikel 5.18 toezicht op naleving door Onze Minister
1. Onze Minister is belast met het toezicht op de naleving van:
a. het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.44, eerste en derde lid, voor zover het
een aangeslotene met een kleine aansluiting betreft, 2.45, eerste lid, 3.48, 3.53,
derde lid, 3.62, 3.67 tot en met 3.70, 3.79, onderdeel a, 4.3, 4.4, eerste en tweede
lid, 4.14, 4.20, 4.21, eerste en tweede lid, 4.22, 5.8, tweede lid, 5.9, 5.10, 5.11,
5.16, 6.3, eerste tot en met derde lid, en 7.25, zesde lid;
b. voor gas: het bepaalde bij of krachtens artikel 3.74, aanhef en onderdeel a, voor
zover het onderwerpen betreffen die samenhangen met de veiligheid van gas en artikel 3.74,
aanhef en onderdeel b;
c. bij ministeriële regeling aan te wijzen voorschriften, gesteld krachtens verordening
715/2009, verordening 1227/2011, verordening 2017/1938, verordening 2019/941, verordening
2019/942 of verordening 2019/943 of verordening 2022/869, voor zover deze voorschriften
handelen over of samenhangen met cyberbeveiliging.
2. Onze Minister wijst bij besluit de ambtenaren aan die toezicht houden op de naleving
van de artikelen bedoeld in het eerste lid.
AFDELING 5.4 HANDHAVING
Artikel 5.19 last onder dwangsom
1. De Autoriteit Consument en Markt kan een last onder dwangsom opleggen in geval van
overtreding van de voorschriften waarvoor het toezicht op de naleving aan haar is
opgedragen krachtens artikel 5.17.
2. Onze Minister kan een last onder dwangsom opleggen in geval van overtreding van de
voorschriften waarvoor het toezicht op de naleving aan hem is opgedragen krachtens
artikel 5.18.
Artikel 5.20 bindende gedragslijn en bindende aanwijzing
1. De Autoriteit Consument en Markt kan een bindende gedragslijn opleggen in verband
met de naleving van voorschriften waarvoor het toezicht op de naleving aan haar is
opgedragen krachtens artikel 5.17.
2. Onze Minister kan een bindende aanwijzing geven of een bindende gedragslijn opleggen
in verband met:
a. de naleving van voorschriften waarvoor het toezicht op de naleving aan hem is opgedragen
krachtens artikel 5.18;
b. de uitvoering van artikel 3.25, voor zover het gaat om de bescherming van het transmissie-
of distributiesysteem tegen invloeden van buitenaf.
Artikel 5.21 bestuurlijke boete
1. De Autoriteit Consument en Markt of Onze Minister kan, indien deze belast is met
het toezicht op de naleving van deze artikelen, de overtreder per overtreding een
bestuurlijke boete opleggen in geval van overtreding van:
a. het bepaalde bij of krachtens de artikelen:
1°. 2.7, 2.8, 2.9, 2.14, 2.18, vijfde lid, onderdeel c, 2.21, eerste en tweede lid, 2.23,
2.24, tweede lid, 2.26, eerste, vierde en vijfde lid, 2.27, 2.28, 2.30, eerste en
tweede lid, 2.33, 2.34, 2.38, 2.43, 2.47, 2.48, zesde lid, onderdeel c, 2.50, 2.57,
2.59, tweede lid, onderdelen a, c tot en met f, 2.60, eerste en tweede lid, 2.61,
eerste en tweede lid, 2.63, zesde lid, 2.65 en 2.66, vijfde lid, onderdeel b, onder
2°;
2°. 3.4, vierde lid, 3.9, tweede en derde lid, 3.16, 3.27, eerste, derde en vijfde lid,
onderdelen b en d, 3.45, 3.50, vierde lid, 3.52, 3.53, derde lid, 3.61, 3.63, 3.66,
eerste en derde lid, 3.69, 3.72, derde en vijfde lid, 3.76, 3.79, 3.81, 3.89, vijfde
lid, 3.99, vijfde lid, onderdeel b, 3.110, derde lid, 3.111, vierde lid, 3.112, vijfde
lid, 3.114, derde lid, 3.118, derde lid 3.121, derde lid, voor zover het een overtreding
van artikel 3.118, derde lid betreft, 3.122, vijfde lid, 3.125, aanhef en onderdeel
b;
3°. 4.2, eerste en derde lid, 4.3, eerste, derde en vierde lid, 4.4, eerste, tweede en
vierde lid, 4.13, 4.23;
4°. 5.22, eerste en tweede lid, 5.23, 5.26, tweede lid;
5°. 8, 9 en 15 van verordening 1227/2011;
b. de in de artikelen 3.85, 3.89, eerste tot en met derde lid, en 3.103 genoemde artikelen,
voor zover de daar genoemde artikelen zijn opgenomen in onderdeel a;
c. het bepaalde bij of krachtens de artikelen:
1°. 2.3, eerste lid, 2.5, 2.6, 2.12, 2.13, 2.15, 2.16, 2.17, eerste lid, 2.18, 2.19, tweede
lid, 2.22, 2.24, eerste lid, 2.25, 2.29, eerste tot en met derde lid, 2.32, 2.36,
2.37, 2.39, eerste tot en met vierde lid, 2.40, 2.41, 2.44, tweede lid, onderdelen
b en c, en derde lid, 2.46, eerste en tweede lid, 2.48, eerste tot en met vijfde lid,
2.52, eerste en derde lid, 2.53, 2.54;
2°. 3.1, 3.10, eerste tot en met vierde en zevende lid, 3.11, 3.12, 3.13, 3.17, 3.18,
3.19, eerste en tweede lid, 3.20, tweede lid, 3.21, eerste en tweede lid, 3.22, 3.23,
3.24, 3.25, eerste, tweede en vierde lid, 3.26, 3.28, eerste lid, 3.29, eerste lid,
3.30, 3.31, 3.34, 3.35, eerste, derde, vijfde en zesde lid, 3.36, eerste lid, 3.38,
eerste tot en met vierde en zesde lid, 3.39, eerste en derde lid, 3.40, eerste, tweede
en vierde tot en met zesde lid, 3.41, 3.43, 3.44, 3.46, eerste tot en met vierde lid,
3.47, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 3.48, eerste tot en met vijfde lid, 3.49,
3.50, eerste, tweede en derde lid, 3.51, 3.53, eerste en tweede lid, 3.54, 3.55 3.56,
eerste lid, 3.57, 3.58, 3.59, 3.60, 3.62, 3.64, 3.65, 3.70, 3.73, eerste en derde
lid, 3.74, 3.75, 3.77, 3.78, eerste, tweede en vierde lid, 3.83, derde lid, 3.84,
3.86, 3.88, 3.90, 3.91, 3.92, 3.93, eerste, tweede en derde lid, 3.94, 3.95, 3.96,
3.97, 3.198, 3.99, eerste lid tot en met vijfde lid, onderdeel a, 3.100, 3.101, 3.102,
3.104, tweede en derde lid, 3.105, eerste lid, 3.113, eerste lid, 3.114, eerste lid,
3.115, 3.116, 3.118, eerste lid, 3.121, eerste en tweede lid, 3.123, derde lid, 3.124,
eerste lid, 3.125, aanhef en onderdeel a, 3.129, derde, vierde en zesde lid;
3°. 4.1, derde lid, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.14, 4.15, 4.16, 4.17,
4.19, 4.20, 4.21, 4.22, eerste, tweede en vierde lid, 4.24, 4.25;
4°. 6.3, eerste tot en met derde lid, 6.9, eerste lid;
5°. 3, 4 en 5 van verordening 1227/2011;
d. de in de artikelen 3.85, 3.89, eerste tot en met derde lid, en 3.103 genoemde artikelen,
voor zover de daar genoemde artikelen zijn opgenomen in onderdeel c;
e. besluiten als bedoeld in artikel 2, onderdeel d, van verordening 2019/942.
2. De op grond van het eerste lid, onderdelen a en b, vast te stellen bestuurlijke boete
bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de zesde categorie, bedoeld
in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht of, indien dat meer is,
ten hoogste 1% van de omzet van de overtreder.
3. De op grond van het eerste lid, onderdelen c, d en e, vast te stellen bestuurlijke
boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de zesde categorie,
bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht of, indien dat meer
is, ten hoogste 10% van de omzet van de overtreder.
4. De bestuurlijke boete die ingevolge het tweede en derde lid ten hoogste kan worden
opgelegd wordt verhoogd met 100%, indien binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand
aan de dagtekening van het van de overtreding opgemaakte rapport, bedoeld in artikel 5:48,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een aan die overtreder voor een eerdere
overtreding van eenzelfde of een soortgelijk wettelijk voorschrift opgelegde bestuurlijke
boete onherroepelijk is geworden.
AFDELING 5.5 VERSTREKKEN EN GEBRUIKEN GEGEVENS EN INLICHTINGEN
Artikel 5.22 verstrekken gegevens en inlichtingen aan Onze Minister
1. Eenieder verstrekt Onze Minister desgevraagd de gegevens, bescheiden of inlichtingen
en verschaft hem desgevraagd inzage in de gegevens of bescheiden die redelijkerwijs
nodig zijn voor de uitvoering van zijn taken.
2. Onze Minister kan een redelijke termijn stellen waarbinnen de gegevens, inlichtingen
of bescheiden, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt.
3. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of enig wettelijk voorschrift verplicht zijn
tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit
hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.
Artikel 5.23 delegatiegrondslag gegevens
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor een systeembeheerder met
betrekking tot zijn wettelijke taken of verplichtingen regels worden gesteld over:
a. het verstrekken van gegevens, bescheiden en inlichtingen aan de Autoriteit Consument
en Markt of aan Onze Minister;
b. het bewaren, registreren en openbaar maken van gegevens en bescheiden.
Artikel 5.24 gebruik gegevens en inlichtingen door Onze Minister
1. Gegevens, bescheiden of inlichtingen die Onze Minister in verband met enige werkzaamheid
ten behoeve van de uitvoering van deze wet of van EU-verordeningen en EU-besluiten
inzake elektriciteit of gas verkrijgt, mogen uitsluitend worden gebruikt voor de toepassing
van deze wet, die EU-verordeningen en EU-besluiten en van een andere wettelijke regeling
dan deze wet die de toepassing of mede de toepassing van bepalingen op het gebied
van elektriciteit of gas betreffen, voor zover die bescheiden, gegevens of inlichtingen
noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn taak.
2. In afwijking van het eerste lid is Onze Minister bevoegd bescheiden, gegevens of
inlichtingen, te verstrekken aan:
a. een buitenlandse instelling, die op grond van nationale wettelijke regels is belast
met de toepassing van de regels op het gebied van elektriciteit of gas, voor zover
die bescheiden, gegevens of inlichtingen van betekenis zijn of kunnen zijn voor de
uitoefening van de taak van die instelling;
b. een bestuursorgaan dat op grond van deze wet of van een andere wettelijke regeling
dan deze wet is belast met taken die de toepassing of mede de toepassing van bepalingen
op het gebied van elektriciteit of gas betreffen, voor zover die bescheiden, gegevens
of inlichtingen van noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de taak van dat bestuursorgaan;
c. Acer, voor zover die bescheiden, gegevens of inlichtingen van betekenis kunnen zijn
voor de uitoefening van de taak van Acer.
3. Op basis van het tweede lid kunnen uitsluitend bescheiden, gegevens of inlichtingen
worden verstrekt indien:
a. de verdere geheimhouding van de bescheiden, gegevens of inlichtingen in voldoende
mate is gewaarborgd; en
b. voldoende is gewaarborgd dat de bescheiden, gegevens of inlichtingen niet zullen worden
gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
4. Indien Onze Minister op grond van artikel 5.13, derde lid, een transmissiesysteembeheerder
opdraagt werkzaamheden te verrichten, zijn het eerste tot en met het derde lid van
overeenkomstige toepassing op die systeembeheerder.
Artikel 5.25 verstrekken gegevens aan Acer
1. In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument
en Markt en onverminderd artikel 7, derde lid, van die wet is de Autoriteit Consument
en Markt bevoegd gegevens of inlichtingen te verstrekken aan Acer, voor zover die
gegevens of inlichtingen van betekenis kunnen zijn voor de uitoefening van de taak
van Acer.
2. Artikel 7, vierde lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt is van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 5.26 verstrekken gegevens en inlichtingen aan Europese Commissie
1. De Europese Commissie kan van een marktdeelnemer, een transmissiesysteembeheerder
of interconnectorbeheerder de gegevens, bescheiden of inlichtingen verlangen die zij
nodig heeft voor de uitvoering van artikel 52 van richtlijn 2019/944 of artikel 10
van richtlijn 2009/73.
2. Degene aan wie een verzoek is gedaan om gegevens, bescheiden of inlichtingen te verstrekken
als bedoeld in het eerste lid, is verplicht binnen de door de Europese Commissie gestelde
redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen
bij de uitoefening van haar bevoegdheden.
AFDELING 5.6 RETRIBUTIES
Artikel 5.27 retributies Minister
1. Overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels
is een door Onze Minister vast te stellen vergoeding verschuldigd voor kosten die
samenhangen met het behandelen van een aanvraag om of het geven van een beschikking
inzake een bij of krachtens deze wet door Onze Minister te verlenen instemming, aanwijzing,
ontheffing of vergunning.
2. De vergoeding bedraagt ten hoogste de gemaakte kosten en wordt in rekening gebracht
bij de aanvrager of degene aan wie de beschikking is gericht.
3. Bij gebreke van volledige betaling binnen de gestelde termijn kan Onze Minister een
verschuldigde vergoeding invorderen bij dwangbevel.
4. Ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde vergoedingen is, voor zover niet al
van toepassing, afdeling 4.4, met uitzondering van de artikelen 4:85 en 4:95, van
de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN
AFDELING 6.1. PROJECTBESLUIT
Artikel 6.1 projectbesluit Minister
1. Werken met een nationaal belang waarvoor Onze Minister in ieder geval een projectbesluit
als bedoeld in afdeling 5.2 van de Omgevingswet vaststelt, zijn de volgende projecten:
a. de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie, met inbegrip van de aansluiting
van die installatie op een systeem, met een capaciteit van ten minste 100 MW, indien
het betreft een windpark op land;
b. de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie, met inbegrip van de aansluiting
van die installatie op een systeem, met een capaciteit van ten minste 100 MW, indien
het betreft een installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp
van zonne-energie;
c. de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie, met inbegrip van de aansluiting
van die installatie op een systeem, met een capaciteit van ten minste 50 MW, indien
het betreft een installatie voor de opwekking van duurzame elektriciteit anders dan
met behulp van windenergie of zonne-energie;
d. de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie voor de opwekking van andere
dan duurzame elektriciteit, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op
een systeem, indien die productie-installatie een capaciteit heeft of zal krijgen
van ten minste 500 MW;
e. een project van gemeenschappelijk belang als bedoeld in artikel 2, onderdeel 5, van
verordening 2022/869 of van wederzijds belang, als bedoeld in artikel 2, onderdeel
6, van verordening 2022/869;
f. de aanleg of uitbreiding van een interconnector;
g. een uitbreiding van het transmissiesysteem voor elektriciteit voor zover het betreft
delen van het systeem voor het transport van elektriciteit op een spanningsniveau
van 220 kilovolt of hoger;
h. de aanleg of uitbreiding van het transmissiesysteem voor elektriciteit op zee;
i. een uitbreiding van het transmissiesysteem voor gas, voor zover het betreft de van
dat systeem deel uitmakende leidingen met een druk van ten minste 40 bar en een diameter
van ten minste 45,7 centimeter; en
j. de aanleg of uitbreiding van een LNG-systeem met een jaarlijkse hervergassingscapaciteit
van ten minste 4 miljard m3 gas, met inbegrip van de aansluiting van dat systeem op een transmissie- of distributiesysteem
voor gas.
2. Artikel 16.7 van de Omgevingswet is van toepassing op de coördinatie van besluiten
ter uitvoering van projectbesluiten als bedoeld in het eerste lid.
3. In afwijking van het eerste lid stelt Onze Minister geen projectbesluit vast als
naar zijn oordeel besluitvorming door een ander bestuursorgaan het project kan versnellen
of aan besluitvorming door een ander bestuursorgaan anderszins aanmerkelijke voordelen
zijn verbonden.
4. Voor projecten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, stelt Onze Minister, in
overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, een
handleiding vast als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de verordening, genoemd
in dat onderdeel.
Artikel 6.2 projectbesluit gedeputeerde staten
1. Werken met een provinciaal belang waarvoor gedeputeerde staten in ieder geval een
projectbesluit als bedoeld in afdeling 5.2 van de Omgevingswet vaststellen, zijn de
volgende projecten:
a. de aanleg of uitbreiding van een windpark met een capaciteit van ten minste 15 MW
maar minder dan 100 MW, met inbegrip van de aansluiting van dat windpark op een systeem;
en
b. de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie voor opwekking van duurzame
elektriciteit met behulp van zonne-energie met een capaciteit van ten minste 50 MW
maar minder dan 100 MW, met inbegrip van de aansluiting van die installatie op een
systeem.
2. In afwijking van het eerste lid stellen gedeputeerde staten geen projectbesluit vast
als naar hun oordeel besluitvorming door een ander bestuursorgaan het project kan
versnellen of aan besluitvorming door een ander bestuursorgaan anderszins aanmerkelijke
voordelen zijn verbonden.
AFDELING 6.2 INVESTERINGSTOETSEN
Artikel 6.3 wijziging zeggenschap LNG en productie elektriciteit
1. Een LNG-beheerder meldt iedere voorgenomen wijziging van zeggenschap als bedoeld
in artikel 26 van de Mededingingswet in de onderneming die eigenaar is van het LNG-systeem,
aan Onze Minister.
2. Iedere voorgenomen wijziging van zeggenschap als bedoeld in artikel 26 van de Mededingingswet
in een productie-installatie met een nominaal elektrisch vermogen van in totaal meer
dan 100 MW of een onderneming die een of meer productie-installaties met een nominaal
elektrisch vermogen van in totaal meer dan 100 MW beheert, wordt door één van de bij
deze wijziging betrokken partijen gemeld aan Onze Minister.
3. Onze Minister kan op grond van overwegingen van openbare veiligheid, de leveringszekerheid
of de voorzieningszekerheid de wijziging, bedoeld in het eerste lid, verbieden of
voorschriften hieraan verbinden. De artikelen 19 en 20 van de Wet veiligheidstoets
investeringen, fusies en overnames zijn van overeenkomstige toepassing.
4. Rechtshandelingen die strekken tot een wijziging van zeggenschap als bedoeld in het
eerste of tweede lid, die niet overeenkomstig die leden zijn gemeld, of die in strijd
zijn met het verbod of de voorschriften, bedoeld in het derde lid, zijn door een rechterlijke
uitspraak vernietigbaar.
AFDELING 6.3. PARLEMENTAIRE BETROKKENHEID BIJ GEDELEGEERDE REGELGEVING
Artikel 6.4 voorhangprocedure
De voordracht voor een krachtens de artikelen 3.20, eerste en tweede lid, 3.27, vijfde
lid, 3.87, vierde lid, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder
gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
AFDELING 6.4. VERHOUDINGEN ANDERE WETTEN
Artikel 6.5 verhouding tot Burgerlijk Wetboek
Voor de toepassing van artikel 20, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek
wordt een systeem beschouwd als een net.
Artikel 6.6 verhouding tot Mededingingswet
1. De Mededingingswet is mede van toepassing op het continentaal plat ten aanzien van
het verrichten van transport van gas met behulp van een gasproductienet.
2. Ten aanzien van het transport van gas, bedoeld in het eerste lid, wordt onder gasproductienet
niet verstaan de pijpleidingen die ter plaatse binnen een olie- of gaswinningsproject
worden gebruikt.
AFDELING 6.5. OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 6.7 belanghebbende representatieve organisaties
Een representatieve organisatie van partijen op de elektriciteits- of gasmarkt wordt
geacht belanghebbende te zijn bij besluiten van de Autoriteit Consument en Markt als
bedoeld in Afdeling 3.6.
Artikel 6.8 decentrale overheden
Provinciale staten en de gemeenteraad zijn niet bevoegd het produceren, transporteren
en leveren van elektriciteit of gas in het belang van de energievoorziening aan regels
te binden.
Artikel 6.9 grondslag regels ter uitvoering EU-besluiten
1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de uitvoering van onderdelen
van bindende EU-rechtshandelingen, vastgesteld krachtens richtlijn 2009/73, richtlijn
2019/944, verordening 715/2009 en verordening 2019/943.
2. Hetgeen ingevolge deze wet bij algemene maatregel van bestuur kan worden geregeld,
kan in afwijking daarvan bij ministeriële regeling worden geregeld, indien de regels
uitsluitend strekken ter uitvoering van een bindende EU-rechtshandeling, tenzij voor
een juiste uitvoering wijziging van een algemene maatregel van bestuur of de wet noodzakelijk
is.
3. Een wijziging van een bindende EU-rechtshandeling waarnaar in voorschriften, gesteld
bij of krachtens deze wet, wordt verwezen, gaat voor de toepassing van die voorschriften
gelden met ingang van de dag waarop aan die wijziging uitvoering moet zijn gegeven
dan wel bij gebreke daarvan, de dag waarop die wijziging is vastgesteld.
4. Onze Minister kan besluiten dat een wijziging als bedoeld in het derde lid in afwijking
van dat lid op een eerder tijdstip gaat gelden. Dit besluit wordt in de Staatscourant
bekendgemaakt.
5. Indien een bindende EU-rechtshandeling waarnaar in deze wet of de daarop berustende
bepalingen wordt verwezen, in het kader van hercodificatie wordt ingetrokken en vervangen
door een nieuwe bindende EU-rechtshandeling, kunnen bij ministeriële regeling de verwijzingen
naar de ingetrokken bindende EU-rechtshandeling worden vervangen door verwijzingen
naar de nieuwe bindende EU-rechtshandeling.
Artikel 6.10 laadinfrastructuur elektrisch vervoer
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de laadinfrastructuur
voor elektrisch vervoer ter uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen
op het gebied van elektrisch vervoer.
HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
AFDELING 7.1 WIJZIGING ANDERE WETTEN
Artikel 7.1 wijziging Algemene Douanewet
De bijlage bij de artikelen 1:1 en 1:3 van de Algemene douanewet, onderdeel B. Nationale
regelgeving, wordt als volgt gewijzigd:
1. «– Elektriciteitswet 1998» vervalt;
2. «– Gaswet» vervalt;
3. in de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
– Energiewet.
Artikel 7.2 wijziging Algemene wet bestuursrecht
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In Bijlage 1. Regeling rechtstreeks beroep (artikel 7:1, eerste lid, onderdeel g)
vervallen de zinsneden met betrekking tot de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en
wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
Energiewet: de artikelen 5.4 en 5.5.
B
Bijlage 2. Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (artikelen 8:5, 8:6, 8:7, 8:105
en 8:106) wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 1 vervallen de zinsneden met betrekking tot de Elektriciteitswet 1998
en de Gaswet en wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
Energiewet: de artikelen 6.1, derde lid, en 6.2, tweede lid;
2. In artikel 4 vervallen de zinsneden met betrekking tot de Elektriciteitswet 1998
en de Gaswet en wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
Energiewet, met inbegrip van een besluit van de Autoriteit Consument en Markt genomen
op grond van artikel 3.37, 3.105, tweede lid, 3.107, 3.108, 3.109, 3.111 en 3.120,
voor zover het besluit kan worden aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift
als bedoeld in artikel 8.3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en met
uitzondering van een besluit op grond van de artikelen 3.33, tweede lid, onderdeel
e, 3.47, vierde lid, 5.19, 5.21, 6.1, derde lid, en 6.2, tweede lid.
3. In de artikelen 7 en 11 vervallen de zinsneden met betrekking tot de Elektriciteitswet
1998, de Gaswet en de Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Elektriciteitswet
1998 en van de Gaswet (implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied
van elektriciteit en gas) en wordt in de alfabetische rangschikking een onderdeel
ingevoegd, luidende:
Energiewet: de artikelen 3.33, tweede lid, onderdeel e, 3.47, vierde lid, 5.19, en
5.21.
Artikel 7.3 wijziging Elektriciteitswet 1998
Na artikel 104 van de Elektriciteitswet 1998 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 104a
Deze wet vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende
artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 7.4 wijziging Gaswet
Na artikel 88 van de Gaswet wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 88a
Deze wet vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende
artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 7.5 wijziging Gemeentewet
Artikel 228, tweede lid, van de Gemeentewet komt te luiden:
2. Geen belasting wordt geheven ter zake van:
a. de infrastructuur, bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Drinkwaterwet;
b. een systeem dat wordt beheerd door een transmissie- of distributiesysteembeheerder
als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet; of
c. werken als bedoeld in artikel 38 van de Warmtewet.
Artikel 7.6 wijziging Omgevingswet
De Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 10.14, tweede lid, wordt onder verlettering van de onderdelen d en e naar
c en d als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. een transmissie- of distributiesysteem voor elektriciteit als bedoeld in artikel 1.1
van de Energiewet of een windpark met een capaciteit van ten minste 5 MW,
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. een transmissie- of distributiesysteem voor gas of een gasproductienet als bedoeld
in artikel 1.1 van de Energiewet,
B
Artikel 13.3e, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. bij een gedoogplicht als bedoeld in artikel 10.14, tenzij de initiatiefnemer een transmissie-
of distributiesysteembeheerder als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet, of een
netbeheerder als bedoeld artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet is, of.
C
Artikel 23.3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «Elektriciteitswet 1998» vervangen door «Energiewet».
2. Onderdeel c vervalt, onder verlettering van de onderdelen d tot en met g tot c tot
en met f.
Artikel 7.7 wijziging Provinciewet
Artikel 222c, tweede lid, van de Provinciewet komt te luiden:
2. Geen belasting wordt geheven ter zake van:
a. de infrastructuur, bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Drinkwaterwet;
b. een systeem dat wordt beheerd door een transmissie- of distributiesysteembeheerder
als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet; of
c. werken als bedoeld in artikel 38 van de Warmtewet.
Artikel 7.8 wijziging Warmtewet
De Warmtewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 12d wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister kan een transmissiesysteembeheerder voor gas als bedoeld in artikel 1.1
van de Energiewet of een distributiesysteembeheerder voor gas als bedoeld in artikel 1.1
van de Energiewet, opdracht geven tot het aanleggen van een transmissie- of distributiesysteem
voor gas in het door hem aangewezen gebied. Verbruikers ontvangen een gehele of gedeeltelijke
tegemoetkoming in verband met de kosten van de aansluiting op het transmissie- of
distributiesysteem voor gas.
2. In het derde lid, wordt «gastransportnet» vervangen door «transmissie- of distributiesysteem
voor gas».
B
In artikel 13, eerste lid, vervalt «en voor het opstellen van het energierapport,
bedoeld in artikel 2 van de Elektriciteitswet 1998».
C
Artikel 41 vervalt.
Artikel 7.9 wijziging Waterschapswet
Artikel 114, tweede lid, van de Waterschapswet komt te luiden:
2. Geen belasting wordt geheven ter zake van:
a. de infrastructuur, bedoeld in artikel 7, derde lid, van de Drinkwaterwet;
b. een systeem dat wordt beheerd door een transmissie- of distributiesysteembeheerder
als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet; of
c. werken als bedoeld in artikel 38 van de Warmtewet.
Artikel 7.10 wijziging Wet belastingen op milieugrondslag
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdelen b en c, vervallen.
2. Het eerste lid, onderdeel v, komt te luiden:
v. productie-installatie: installatie als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet, die
bestemd is voor de productie van elektriciteit.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Met betrekking tot elektriciteit wordt onder distributienet verstaan een transmissie-
of distributiesysteem voor elektriciteit als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet,
met uitzondering van een distributiesysteem voor elektriciteit met een spanningsniveau
van ten hoogste 0,4 kilovolt en een verbruik van ten hoogste 0,1 GWh per jaar, indien
een ander dan een distributiesysteembeheerder voor elektriciteit als bedoeld in artikel 1.1
van de Energiewet een recht van gebruik heeft van dat systeem.
4. In het zesde lid wordt »gastransportnet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel
d, van de Gaswet» vervangen door «een transmissie- of distributiesysteem voor gas
als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet».
B
Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «artikel 31c, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet
1998» vervangen door «artikel 2.29 van de Energiewet».
2. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. het verbruik van aardgas of elektriciteit, indien dit product is verkregen door tussenkomst
van een energiehandelsmarkt als bedoeld in artikel 1.1 Energiewet en geen sprake is
van een levering via een aansluiting;
C
Aan artikel 53 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste lid, wordt bij een levering van elektriciteit waarbij
sprake is van peer-to-peer handel als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet, de
belasting geheven van de marktdeelnemer die de automatische uitvoering en afwikkeling
van de levering realiseert.
D
In artikel 55, onderdeel a, wordt «krachtens de Gaswet» vervangen door «bij of krachtens
de Energiewet».
Artikel 7.11 wijziging Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie
De Wet uitvoering EU-handelingen energie-efficiëntie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5 wordt «gas als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Gaswet» vervangen
door «gas als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet».
B
Artikel 6 vervalt.
Artikel 7.12 wijziging Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten
en netwerken
In artikel 41a van de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten
en netwerken wordt «een net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van
de Elektriciteitswet 1998» vervangen door «een transmissie- of distributiesysteem
voor elektriciteit als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet».
Artikel 7.13 wijziging Wet normering topinkomens
Het onderdeel Ministerie van Economische Zaken en Klimaat van Bijlage 1. bij artikel 1.3,
eerste lid, onderdeel d, van de Wet normering topinkomens, wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De distributiesysteembeheerders voor elektriciteit, bedoeld in artikel 1.1 van de
Energiewet.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De distributiesysteembeheerders voor gas, bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet.
Artikel 7.14 wijziging Wet op de accijns
Artikel 69a van de Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder net verstaan een transmissie- of distributiesysteem
voor elektriciteit als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet.
Artikel 7.15 wijziging Wet windenergie op zee
In artikel 1 van de Wet windenergie op zee wordt de begripsomschrijving bij net vervangen
door: systeem als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet, voor elektriciteit.
Artikel 7.16 wijziging Wet op de economische delicten
Artikel 1 van de Wet op de Economische delicten wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder 1° wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: De Overgangswet elektriciteitsproductiesector,
de artikelen 8, tweede lid, en 12;.
2. Onder 3° wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd: de Energiewet, artikel 2.64.
3. Onder 3° vervallen «de Elektriciteitswet 1998, artikel 86i, eerste lid;» en «de Gaswet,
artikel 66h, eerste lid;».
Artikel 7.17 wijziging Wetboek van Strafvordering
In artikel 67, eerste lid, onderdeel c, van het Wetboek van Strafvordering wordt «artikel 86i,
eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;» en «artikel 66h, eerste lid, van de Gaswet;»
vervangen door «artikel 2.64 van de Energiewet;».
Artikel 7.18 wijziging overgangsrecht WON
Na artikel IV van de Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet
1998 en de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer
wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel IVa
Waar in de artikelen V tot en met VII wordt verwezen naar artikelen van de Elektriciteitswet
1998 of de Gaswet, wordt verwezen naar deze artikelen zoals deze luidden onmiddellijk
voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Energiewet.
AFDELING 7.2 OVERGANGSRECHT
Artikel 7.19 overgangsrecht leveringsvergunning
Als op grond van artikel 95d van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 45 van de Gaswet,
zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel 2.18, derde lid, een vergunning is verleend, wordt deze vergunning voor de
duur van deze vergunning aangemerkt als een vergunning als bedoeld in artikel 2.18,
derde lid.
Artikel 7.20 overgangsrecht eisen meetinrichtingen grote aansluitingen elektriciteit
(E3-meetinrichtingen)
1. Indien voor inwerkingtreding van artikel 2.44 een aangeslotene met grote aansluiting
met een gecontracteerd vermogen van minder dan 0,1 MW, met uitzondering van een aangeslotene
als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, beschikt over een meetinrichting zonder communicatiefunctionaliteit
die voldoet aan de krachtens artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 gestelde voorwaarden
zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van artikel 2.44, mag een aangeslotene
deze meetinrichting tot en met 31 december 2025 gebruiken.
2. Indien voor inwerkingtreding van artikel 3.55, eerste lid, bij een systeemkoppeling
tussen een distributiesysteem en een transmissiesysteem voor elektriciteit op grond
van de krachtens artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 gestelde voorwaarden zoals
deze luidden voor de inwerkingtreding van artikel 3.55, eerste lid, geen meetinrichting
is vereist, beschikt deze systeemkoppeling uiterlijk op 31 december 2029 over een
geïnstalleerde meetinrichting.
Artikel 7.21 overgangsrecht meetinrichtingen en verzamelen meetgegevens maatschappelijke
multisites (A1-meetinrichtingen)
1. Een meetinrichting zonder communicatiefunctionaliteit waarover een aangeslotene als
bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, voor inwerkingtreding van artikel 2.44 beschikt,
wordt tot 1 januari 2028 aangemerkt als een meetinrichting die voldoet aan de krachtens
artikel 2.44, derde lid, gestelde eisen.
2. Zodra een aangeslotene als bedoeld in het eerste lid beschikt over een meetinrichting
die voldoet aan de krachtens artikel 2.44, derde lid, gestelde eisen:
a. maakt hij gebruik van de communicatiefunctionaliteit van die meetinrichting; en
b. verzamelt een erkende meetverantwoordelijke partij bij deze aangeslotene uiterlijk
op 1 januari 2028 de meetgegevens met de krachtens artikel 2.46, tweede lid, vastgestelde
frequentie.
Artikel 7.22 overgangsrecht eisen meetinrichtingen en verzamelen meetgegevens grote
aansluitingen gas (G2C-meetinrichtingen)
1. Indien voor inwerkingtreding van artikel 2.44 een aangeslotene met grote aansluiting
op een systeem voor gas met een jaarlijks verbruik van ten hoogste 170.000 m3 gas beschikt over een meetinrichting zonder communicatiefunctionaliteit die voldoet
aan de krachtens artikel 12f van de Gaswet gestelde voorwaarden zoals deze luidden
voor de inwerkingtreding van artikel 2.44, mag een aangeslotene deze meetinrichting
tot en met 31 december 2026 gebruiken.
2. Een erkende meetverantwoordelijke partij verzamelt bij een aangeslotene als bedoeld
in het eerste lid, uiterlijk op 1 januari 2027 de meetgegevens met de krachtens artikel 2.46,
tweede lid, vastgestelde frequentie.
Artikel 7.23 overgangsrecht beheer meetinrichtingen
1. Indien voor inwerkingtreding van deze wet door een systeembeheerder op verzoek een
meetinrichting ter beschikking is gesteld aan een aangeslotene met een grote aansluiting,
blijft de systeembeheerder deze meetinrichting op verzoek ter beschikking stellen
en wordt deze meetinrichting op verzoek van de aangeslotene beheerd door de systeembeheerder.
2. Indien voor inwerkingtreding van deze wet een aangeslotene met een aansluiting op
het transmissiesysteem voor gas een meetinrichting beheert, blijft de aangeslotene
deze meetinrichting beheren.
Artikel 7.24 overgangsrecht meetinrichtingen kleine aansluitingen
1. Een meetinrichting met communicatiefunctionaliteit die voor inwerkingtreding van
deze wet aan een aangeslotene met een kleine aansluiting ter beschikking is gesteld
en die niet of niet geheel voldoet aan de krachtens artikel 95la, eerste lid, van
de Elektriciteitswet 1998 of de krachtens artikel 42a, eerste lid, van de Gaswet gestelde
eisen zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet, wordt voor 15 jaren, te rekenen vanaf de datum van terbeschikkingstelling
aan die aangeslotene aangemerkt als een meetinrichting die voldoet aan de krachtens
artikel 2.44, derde lid, gestelde eisen.
2. Een meetinrichting met communicatiefunctionaliteit die voor inwerkingtreding van
deze wet aan een aangeslotene met een kleine aansluiting ter beschikking is gesteld
en die tenminste voldoet aan de krachtens artikel 95la, eerste lid, van de Elektriciteitswet
1998 of de krachtens artikel 42a, eerste lid, van de Gaswet gestelde eisen zoals deze
luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet,
wordt aangemerkt als een meetinrichting die voldoet aan de krachtens artikel 2.44,
derde lid, gestelde eisen.
Artikel 7.25 regels tijdens uitrol meetinrichtingen met communicatiefunctionaliteit
1. Een distributiesysteembeheerder stelt in een bij algemene maatregel van bestuur te
bepalen periode op een door hem voorzien tijdstip aan aangeslotenen met een kleine
aansluiting een meetinrichting die voldoet aan de krachtens artikel 2.44, derde lid,
gestelde eisen op of nabij het overdrachtspunt beschikbaar, tenzij hij redelijkerwijs
niet in staat is die meetinrichting te plaatsen en de oorzaak daarvan niet in de macht
van de aangeslotene ligt.
2. Een distributiesysteembeheerder stelt een aangeslotene met een kleine aansluiting
op zijn verzoek op een ander tijdstip dan het door de systeembeheerder op grond van
het eerste lid voorziene tijdstip binnen vier maanden een meetinrichting met communicatiefunctionaliteit
ter beschikking tenzij dit ertoe leidt dat de planning die de distributiesysteembeheerder
hanteert om te voldoen aan de in het eerste lid bedoelde verplichting, niet wordt
gehaald.
3. Een distributiesysteembeheerder stelt aan een aangeslotene met een kleine aansluiting
op zijn verzoek een meetinrichting met communicatiefunctionaliteit beschikbaar:
a. indien de bestaande meetinrichting wordt vervangen, tenzij het ter beschikking stellen
niet kostenefficiënt is in verhouding tot de geraamde potentiële energiebesparingen
op lange termijn;
b. indien een nieuwe aansluiting wordt aangelegd in een gebouw;
c. indien een gebouw ingrijpend wordt gerenoveerd.
4. Indien een systeembeheerder redelijkerwijs niet in staat is een meetinrichting die
voldoet aan de krachtens artikel 2.44, derde lid, gestelde eisen te plaatsen en de
oorzaak daarvan niet in de macht van de aangeslotene ligt, mag een aangeslotene met
een kleine aansluiting de geïnstalleerde meetinrichting die niet voldoet aan de krachtens
artikel 2.44, derde lid, gestelde eisen blijven gebruiken.
5. Indien een meetinrichting met communicatiefunctionaliteit door een distributiesysteembeheerder
ter beschikking is gesteld ingevolge het tweede of derde lid, is de desbetreffende
aangeslotene aan de desbetreffende distributiesysteembeheerder een vergoeding verschuldigd
in verband met de meerkosten.
6. Een distributiesysteembeheerder zendt Onze Minister de persoonsgegevens van een aangeslotene
met een kleine aansluiting indien hij deze aangeslotene een meetinrichting die voldoet
aan de krachtens artikel 2.44, derde lid, gestelde eisen ter beschikking heeft gesteld
maar dit niet heeft geleid tot installatie van die meetinrichting.
Artikel 7.26 overgangsrecht erkenning meetverantwoordelijke partij
1. Indien een meetverantwoordelijke partij die de krachtens artikel 36 van de Elektriciteitswet
1998 onderscheidenlijk artikel 12f van de Gaswet gestelde voorwaarden zoals deze luidden
voor de inwerkingtreding van artikel 2.48, is erkend, wordt deze erkenning tot het
tijdstip waarop de Autoriteit Consument en Markt heeft besloten op een aanvraag om
een erkenning als bedoeld in artikel 2.48 aangemerkt als een erkenning als bedoeld
in artikel 2.48.
2. Een meetverantwoordelijke partij als bedoeld in het eerste lid vraagt binnen twee
jaar na inwerkingtreding van artikel 2.48 een erkenning aan bij de Autoriteit Consument
en Markt.
Artikel 7.27 overgangsrecht garanties van oorsprong
1. Een rekening die is geopend op grond van artikel 73 van de Elektriciteitswet 1998
zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel 2.56, tweede lid, wordt aangemerkt als rekening geopend op grond van artikel 2.56,
tweede lid.
2. Een rekening die is geopend op grond van artikel 66i van de Gaswet zoals dit luidde
onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.56, tweede
lid, wordt aangemerkt als rekening geopend op grond van artikel 2.56, tweede lid.
3. Een garantie van oorsprong voor duurzame elektriciteit die is uitgegeven op grond
van artikel 73 van de Elektriciteitswet 1998 zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand
aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.55, eerste lid, wordt aangemerkt
als garantie van oorsprong voor elektriciteit uit hernieuwbare bronnen uitgegeven
op grond van artikel 2.55, eerste lid.
4. Een garantie van oorsprong voor elektriciteit geproduceerd in een installatie voor
hoogrenderende warmtekrachtkoppeling die is uitgegeven op grond van artikel 73 van
de Elektriciteitswet 1998 zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel 2.55, tweede lid, wordt aangemerkt als garantie van
oorsprong voor elektriciteit geproduceerd in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling
uitgegeven op grond van artikel 2.55, tweede lid.
5. Een certificaat van oorsprong voor elektriciteit die is uitgegeven op grond van artikel 73
van de Elektriciteitswet 1998 zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel 2.55, vierde lid, wordt aangemerkt als garantie van
oorsprong voor elektriciteit uit niet-hernieuwbare bronnen uitgegeven op grond van
artikel 2.55, vierde lid.
6. Een garantie van oorsprong voor hernieuwbare energiebronnen die is uitgegeven op
grond van artikel 66i van de Gaswet zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan
het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.55, derde lid, wordt aangemerkt als
garantie van oorsprong voor gas uit hernieuwbare bronnen uitgegeven op grond van artikel 2.55,
derde lid.
Artikel 7.28 overgangsrecht aanwijzing en certificering
1. Als op grond van artikel 10, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 zoals dat
luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.2
een netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is aangewezen, wordt deze aanwijzing
voor de duur daarvan aangemerkt als een aanwijzing als bedoeld in artikel 3.2, eerste
lid, onderdeel a.
2. Als op grond van de artikelen 10, negende lid, en 12, tweede lid, van de Elektriciteitswet
1998 zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel 3.2 een netbeheerder is aangewezen en Onze Minister met die aanwijzing
heeft ingestemd, wordt deze aanwijzing en die instemming voor de duur daarvan aangemerkt
als een aanwijzing als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel e, en worden
de aldus aangewezen netbeheerder voor de duur van die aanwijzing geacht te zijn gecertificeerd
als bedoeld in artikel 3.4.
3. Als op grond van artikel 2, eerste lid, van de Gaswet, zoals dat luidde onmiddellijk
voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.2 een netbeheerder
van het landelijk gastransportnet is aangewezen, wordt deze aanwijzing voor de duur
daarvan aangemerkt als een aanwijzing als bedoeld in artikel 3.2 eerste lid, onderdeel
c.
4. Als op grond van de artikelen 2, achtste lid, en 4, tweede lid, van de Gaswet, zoals
dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.2
een netbeheerder is aangewezen en Onze Minister met die aanwijzing heeft ingestemd,
wordt deze aanwijzing en die instemming voor de duur daarvan aangemerkt als een aanwijzing
als bedoeld in artikel 3.2 eerste lid, onderdeel f, en worden de aldus aangewezen
netbeheerder geacht voor de duur van die aanwijzing gecertificeerd te zijn als bedoeld
in artikel 3.4.
5. Als op grond van artikel 15a, tweede lid, in combinatie met artikel 10, tweede lid,
van de Elektriciteitswet 1998 zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel 3.2 een netbeheerder voor het net op zee is aangewezen,
wordt deze aanwijzing voor de duur daarvan aangemerkt als een aanwijzing als bedoeld
in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel g, en worden de aldus aangewezen netbeheerder
voor de duur van die aanwijzing geacht te zijn gecertificeerd als bedoeld in artikel 3.4.
6. Als op grond van artikel 9a van de Gaswet zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand
aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.2 een beheerder van een LNG-installatie
of een gasopslaginstallatie is aangewezen en Onze Minister met die aanwijzing heeft
ingestemd, wordt deze aanwijzing en die instemming voor de duur daarvan aangemerkt
als een aanwijzing als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onderdelen h respectievelijk
i.
7. Als op grond van artikel 10, derde lid, of artikel 10Aa, eerste lid, van de Elektriciteitswet
1998, zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel 3.4 een netbeheerder of interconnectorbeheerder is gecertificeerd, wordt
deze certificering aangemerkt als een certificering als bedoeld in artikel 3.4, eerste
lid.
8. Als op grond van artikel 15a, tweede lid, in combinatie met artikel 10, derde lid,
van de Elektriciteitswet 1998, zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het
tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.4 een netbeheerder voor het net op zee
is gecertificeerd, wordt deze certificering aangemerkt als een certificering als bedoeld
in artikel 3.4, eerste lid.
9. Als op grond van artikel 2, derde lid, of 2b, eerste lid, van de Gaswet, zoals deze
luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.4
een netbeheerder of interconnectorbeheerder is gecertificeerd, wordt deze certificering
aangemerkt als een certificering als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid.
Artikel 7.29 overgangsrecht gesloten distributiesysteem
1. Als op grond van artikel 15 van de Elektriciteitswet 1998 zoals dat luidde onmiddellijk
voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.6 en artikel 3.7,
aan een eigenaar van een gesloten distributiesysteem ontheffing is verleend van het
gebod van artikel 10, negende lid, van de Elektriciteitswet 1998 wordt de eigenaar
van een gesloten systeem gedurende de tijd waarvoor hij over deze ontheffing beschikt,
geacht te beschikken over een erkenning als bedoeld in artikel 3.7 en een aanwijzing
als bedoeld in artikel 3.6, onderdeel a.
2. Als op grond van artikel 2a van de Gaswet, zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand
aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.6 en artikel 3.7, aan een eigenaar
van een gesloten distributiesysteem ontheffing is verleend van het gebod van artikel 2,
achtste lid, van de Gaswet, wordt de eigenaar van een gesloten systeem gedurende de
tijd waarvoor hij over deze ontheffing beschikt, geacht te beschikken over een erkenning
als bedoeld in artikel 3.7 en een aanwijzing als bedoeld in artikel 3.6, onderdeel
b.
Artikel 7.30 overgangsrecht directe lijn
Als op grond van artikel 9h van de Elektriciteitswet 1998 zoals dit luidde onmiddellijk
voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.9 of op basis van
artikel 39h van de Gaswet, zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel 3.9 een melding is gedaan, wordt deze melding aangemerkt
als een melding als bedoeld in artikel 3.9, tweede lid.
Artikel 7.31 overgangsrecht eigendom systemen
1. Het beheer van een systeem met een spanningsniveau van 110 kilovolt of van 150 kilovolt
door een transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit geschiedt voor zover dat,
en op een wijze die, in overeenstemming is met de rechten van derden die voortvloeien
uit een overeenkomst als bedoeld in artikel V, eerste lid, van de Wet van 23 november
2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere
regels omtrent een onafhankelijk netbeheer (Stb. 2006, 614) met betrekking tot dat systeem.
2. Als ingevolge een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, een ander dan een systeembeheerder
voor elektriciteit over de eigendom van een systeem beschikt, behoeft, in afwijking
van artikel 3.14, de systeembeheerder voor elektriciteit niet over de eigendom van
dat systeem te beschikken.
3. Indien sprake is van een aansluitpunt als bedoeld in de Gaswet zoals die luidde voor
1 januari 2019 behoeft, in afwijking van artikel 3.14, de transmissie- of distributiesysteembeheerder
voor gas niet over de eigendom te beschikken van de aansluitleiding achter het aansluitpunt.
4. De transmissiesysteembeheerder voor gas behoeft, in afwijking van artikel 3.14, niet
over de eigendom te beschikken van een aansluitleiding en daarmee verbonden hulpmiddelen
die een buiten Nederland gelegen gasopslagsysteem verbindt met het transmissiesysteem
voor gas indien hij onmiddellijk voorafgaand aan inwerkingtreding van artikel 3.14
niet over de eigendom van deze aansluitleiding en daarmee verbonden hulpmiddelen beschikte.
Artikel 7.32 overgangsrecht leidingen op zee
Voor de toepassing van deze wet worden leidingen en daarmee verbonden hulpmiddelen
ten behoeve van transport van elektriciteit die één of meer windparken op zee verbinden
met een transmissiesysteem voor elektriciteit en waarvoor voor de datum waarop deze
wet in werking treedt een vergunning op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken
of op grond van artikel 6.5 van de Waterwet is verleend, geacht geen onderdeel uit
te maken van het transmissiesysteem voor elektriciteit op zee.
Artikel 7.33 werkzaamheden netwerkbedrijven
1. Als op grond van artikel 17c, tweede lid, onderdeel a, onder 5, van de Elektriciteitswet
1998, zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel 3.21, eerste en tweede lid, juncto artikel 3.19, tweede lid, onderdeel
a, onder 2, handelingen of activiteiten gerelateerd aan het beheer van netten of gastransportnetten
zijn uitgevoerd die betrekking hebben op het aanleggen, onderhouden of ter beschikking
stellen van productie- of opslaginstallaties of onderdelen daarvan en die op grond
van deze artikelen niet langer zijn toegestaan, mogen deze handelingen of activiteiten
gedurende vijf jaar worden voortgezet.
2. Als op grond van artikel 10d, tweede lid, onderdeel a, onder 5, van de Gaswet, zoals
dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.21,
eerste en tweede lid, juncto artikel 3.19, tweede lid, onderdeel a, onder 2, handelingen
of activiteiten gerelateerd aan het beheer van netten of gastransportnetten zijn uitgevoerd
die betrekking hebben op het aanleggen, onderhouden of ter beschikking stellen van
productie- of opslaginstallaties of onderdelen daarvan, die op grond van deze artikelen
niet langer zijn toegestaan, mogen deze handelingen of activiteiten gedurende vijf
jaar worden voortgezet.
3. Als op grond van artikel 17c, tweede lid, onderdeel e, van de Elektriciteitswet 1998,
zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel 3.21, eerste en tweede lid, juncto artikel 3.19, tweede lid, onderdeel b,
onder 1, handelingen of activiteiten ten aanzien van andere infrastructuur zijn uitgevoerd
die betrekking hebben op het aanleggen, onderhouden of ter beschikking stellen van
productie- of opslaginstallaties of onderdelen daarvan en die op grond van deze artikelen
niet langer zijn toegestaan, mogen deze handelingen of activiteiten gedurende vijf
jaar worden voortgezet.
4. Als op grond van artikel 10d, tweede lid, onderdeel e, van de Gaswet, zoals dit luidde
onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.21, eerste
en tweede lid, juncto artikel 3.19, tweede lid, onderdeel b, onder 1, handelingen
of activiteiten ten aanzien van andere infrastructuur zijn uitgevoerd die betrekking
hebben op het aanleggen, onderhouden of ter beschikking stellen van productie- of
opslaginstallaties of onderdelen daarvan en die op grond van deze artikelen niet langer
zijn toegestaan, mogen deze handelingen of activiteiten gedurende vijf jaar worden
voortgezet.
Artikel 7.34 werkzaamheden transmissie- of distributiesysteembeheerders
1. Als op grond van artikel 17, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 10Aa,
eerste lid, van de Gaswet, zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel 3.17, eerste lid, werkzaamheden werden uitgevoerd
of uitbesteed, die op grond van artikel 3.17, eerste lid, niet langer zijn toegestaan,
mogen deze gedurende vijf jaar worden voortgezet.
2. Indien voor inwerkingtreding van artikel 3.17, eerste lid, een transformator en de
daaraan verbonden installaties ter beschikking is gesteld aan een eindafnemer, blijft
de systeembeheerder deze transformator en de daaraan verbonden installaties ter beschikking
stellen en wordt deze transformator beheerd door de systeembeheerder.
Artikel 7.35 overgangsbepaling investeringsplan
1. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor elektriciteit stelt voor de
eerste maal een investeringsplan als bedoeld in artikel 3.34 op, twee jaar nadat zij
voor de laatste maal een investeringsplan heeft opgesteld op grond van artikel 21
van de Elektriciteitswet 1998 zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel 3.34. Tot dat tijdstip wordt het laatste investeringsplan
dat is opgesteld op grond van artikel 21 van de Elektriciteitswet 1998 zoals dat luidde
onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.35, vijfde
lid, beschouwd als investeringsplan als bedoeld in dat voorschrift.
2. Een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor gas stelt voor de eerste maal
een investeringsplan als bedoeld in artikel 3.34 op, twee jaar nadat zij voor de laatste
maal een investeringsplan heeft opgesteld op grond van artikel 7a van de Gaswet zoals
dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.34.
Tot dat tijdstip wordt het laatste investeringsplan dat ze op grond van artikel 7a
van de Gaswet zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel 3.35, vijfde lid, beschouwd als investeringsplan als bedoeld in dat voorschrift.
Artikel 7.36 overgangsbepaling gebiedsindeling
1. Het besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 21 april 2016 inzake de Gebiedsindeling
elektriciteit, als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel d, van de Elektriciteitswet
1998, zoals dat is gepubliceerd op de website van de Autoriteit Consument en Markt,
en zoals dat nadien is gewijzigd, wordt geacht te zijn een besluit genomen krachtens
artikel 3.37, eerste lid. De Autoriteit Consument en Markt publiceert dit besluit
in de Staatscourant.
2. Het besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 21 april 2016 inzake de Gebiedsindeling
gas, onderdeel van de voorwaarden als bedoeld in artikel 12b van de Gaswet, zoals
dat is gepubliceerd op de website van de Autoriteit Consument en Markt, en zoals dat
nadien is gewijzigd, wordt geacht te zijn een besluit genomen krachtens artikel 3.37,
eerste lid.
Artikel 7.37 overgangsbepaling aanwijzen gebieden waar verbod aansluiten nieuwbouw
niet geldt of waar een alternatieve infrastructuur voor warmte aanwezig is
1. Een besluit van een college van burgemeester en wethouders dat voorafgaand aan inwerkingtreding
van deze wet is genomen krachtens artikel 10, zevende lid, onderdeel a, van de Gaswet,
wordt geacht te zijn een besluit genomen krachtens artikel 3.40, derde lid, onderdeel
a.
2. Een besluit van een college van burgemeester en wethouders dat voorafgaand aan inwerkingtreding
van deze wet is genomen krachtens artikel 10, zevende lid, onderdeel b, van de Gaswet,
wordt geacht te zijn een besluit genomen krachtens artikel 3.42, eerste lid.
Artikel 7.38 overgangsbepaling methodebesluiten en tarievenbesluiten
1. Indien op basis van artikel 41, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, zoals
dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.107,
of op basis van artikel 81, eerste lid, of 82, tweede lid, van de Gaswet, zoals dat
luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.107,
een methodebesluit is vastgesteld waarvan de geldigheidsperiode nog niet is verstreken,
wordt dit methodebesluit geacht te zijn vastgesteld op basis van artikel 3.107, eerste
lid.
2. Indien op basis van artikel 41a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998, zoals
dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.108,
of op basis van artikel 81a, eerste lid, of 82, vierde lid, van de Gaswet, zoals dat
luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.107,
een besluit is vastgesteld waarvan de geldigheidsperiode nog niet is verstreken, wordt
dit besluit geacht te zijn vastgesteld op basis van artikel 3.108, eerste lid.
3. In de situaties, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt het tarievenbesluit,
in afwijking van artikel 3.109, tweede lid, vastgesteld met inachtneming van artikel 41c
van de Elektriciteitswet 1998, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip
van inwerkingtreding van artikel 3.109, respectievelijk artikel 81c of 82, vijfde
lid, van de Gaswet, zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan inwerkingtreding
van artikel 3.109.
4. Indien op basis van artikel 42b, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 zoals
dit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.117,
een methodebesluit is vastgesteld, wordt dit methodebesluit geacht te zijn vastgesteld
op basis van artikel 3.117, tweede lid.
5. In de situatie, bedoeld in het vierde lid, wordt het besluit dat wordt vastgesteld
met overeenkomstige toepassing van artikel 3.109, in afwijking van dat artikel 3.117,
tweede lid, vastgesteld met inachtneming van de relevante bepalingen bij of krachtens
de Elektriciteitswet 1998, zoals deze luidden onmiddellijk voorafgaand aan inwerkingtreding
van artikel 3.117, voor het vaststellen van de totale toegestane of beoogde inkomsten
voor een betreffend jaar.
Artikel 7.39 overgangsbepaling meettarieven
1. De tarieven voor het in gebruik geven en beheren van een meetinrichting, als bedoeld
in artikel 3.51, worden vastgesteld op basis van artikel 40a van de Elektriciteitswet
1998 respectievelijk artikel 81e, tweede lid, van de Gaswet en de krachtens deze artikelen
vastgestelde Regeling meettarieven, zoals die luidden onmiddellijk voorafgaand aan
het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, tot het moment waarop voor de eerste
maal na inwerkingtreding van deze wet de op grond van artikel 3.109 vastgestelde tarieven
in werking treden.
2. Voor het vaststellen van de tarieven voor het in gebruik geven en beheren van een
meetinrichting, als bedoeld in artikel 3.51, betrekt de Autoriteit Consument en Markt
bij de toepassing van artikel 3.109, tweede lid, de verschillen die de Autoriteit
Consument en Markt vanaf 2011 jaarlijks heeft vastgesteld op basis van artikel 4a
van de Regeling meettarieven zoals die luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet.
3. De cumulatieve verschillen, bedoeld in het tweede lid, worden over een door de Autoriteit
Consument en Markt te bepalen periode gebruikt om de totale toegestane of beoogde
inkomsten en de tarieven voor het in gebruik geven en beheren van een meetinrichting,
als bedoeld in artikel 3.51, te corrigeren.
Artikel 7.40 overgangsbepaling tariefstructuren en voorwaarden
1. Tariefstructuren of voorwaarden die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van
inwerkingtreding van artikel 3.120 overeenkomstig hoofdstuk 3, paragraaf 5, van de
Elektriciteitswet 1998 en paragraaf 2.2 van de Gaswet van kracht waren, worden, voor
zover vallend binnen de reikwijdte van artikel 3.118, eerste lid, beschouwd als op
grond van artikel 3.120 goedgekeurde methoden of voorwaarden.
2. Als onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 3.119 en
3.120 een voorstel, dan wel een vaststellingsbesluit in voorbereiding is overeenkomstig
hoofdstuk 3, paragraaf 5, van de Elektriciteitswet 1998 of paragraaf 2.2 van de Gaswet,
blijven laatstgenoemde paragrafen van toepassing op de verdere voorbereiding en totstandkoming
van het voorstel en het vaststellingsbesluit.
3. Methoden of voorwaarden die overeenkomstig het tweede lid worden vastgesteld, worden
beschouwd als methoden of voorwaarden goedgekeurd op grond van artikel 3.120.
4. Op een overeenkomst tussen een transmissie- of distributiesysteembeheerder of de
transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit op zee en een aangeslotene, netgebruiker,
marktdeelnemer of balanceringsverantwoordelijke die onmiddellijk voor het tijdstip
van inwerkingtreding van paragraaf 3.6.5 van kracht was, zijn de methoden of voorwaarden,
bedoeld in artikel 3.120, van toepassing.
Artikel 7.41 overgangsbepaling ontheffing methoden en voorwaarden
1. Een ontheffing die onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.123,
overeenkomstig artikel 37a van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 12h van de Gaswet
van kracht is, wordt voor de duur van deze ontheffing gelijkgesteld met een ontheffing
als bedoeld in artikel 3.123.
2. Het recht zoals dat gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van
artikel 3.123 blijft van toepassing ten aanzien van de voorbereiding en vaststelling
van een besluit op een voor die inwerkingtreding gedane aanvraag om een ontheffing.
3. Een ontheffing die overeenkomstig het tweede lid wordt verleend wordt, zodra deze
onherroepelijk is geworden, gelijkgesteld met een ontheffing als bedoeld in artikel 3.123.
Artikel 7.42 overgangsbepaling methoden en voorwaarden met Europese grondslag
1. Methoden of voorwaarden die zijn vastgesteld op grond van een krachtens artikel 39
van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 35a van de Gaswet vastgestelde algemene maatregel
van bestuur worden gelijkgesteld met methoden of voorwaarden als bedoeld in artikel 3.120,
eerste lid.
2. Methoden of voorwaarden die zijn goedgekeurd op grond van een krachtens artikel 10Aa,
achtste lid, of 39 van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 2b, zevende lid, of 35a
van de Gaswet vastgestelde algemene maatregel van bestuur worden in geval van een
transmissiesysteembeheerder en in geval van een krachtens artikel 4 van verordening
2015/1222 door de Autoriteit Consument en Markt aangewezen benoemde elektriciteitsmarktbeheerder
gelijkgesteld met methoden of voorwaarden als bedoeld in artikel 3.120, tweede lid,
en in geval van een interconnectorbeheerder met methoden of voorwaarden als bedoeld
in artikel 3.122.
3. Op een overeenkomst tussen een transmissiesysteembeheerder of de transmissiesysteembeheerder
voor elektriciteit op zee en een aangeslotene, netgebruiker, marktdeelnemer, of balanceringsverantwoordelijke
die onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van paragraaf 3.6.5 van kracht
was, zijn de methoden of voorwaarden van de transmissiesysteembeheerder, bedoeld het
eerste en tweede lid, van toepassing.
Artikel 7.43 overgangsrecht ontheffingen
Als op grond van artikel 18h van de Gaswet zoals dit luidde onmiddellijk voorafgaand
aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.127 en 3.128 een ontheffing is
verleend, wordt deze ontheffing:
a. indien deze is verleend voor een interconnector voor gas, voor de duur daarvan aangemerkt
als een ontheffing als bedoeld in artikel 3.127;
b. indien deze is verleend voor een gasopslaginstallatie of een LNG-installatie, voor
de duur daarvan aangemerkt als een ontheffing als bedoeld in artikel 3.128.
Artikel 7.44 overgangsbepaling omschakelen
1. Als op grond van artikel 10g, tweede lid, van de Gaswet, zoals dit luidde onmiddellijk
voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.61, tweede lid, een
melding is gedaan, wordt deze melding aangemerkt als een melding als bedoeld in artikel 2.61,
tweede lid.
2. Als op grond van artikel 10j, eerste lid, van de Gaswet, zoals dit luidde onmiddellijk
voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.62, eerste lid, een
planning voor de buitenwerkingstelling is ingediend, wordt deze planning aangemerkt
als een planning als bedoeld in artikel 2.62, eerste lid.
3. Als op grond van artikel 10k, derde lid, van de Gaswet, zoals dit luidde onmiddellijk
voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.71, derde lid, een
bindende gedragslijn is opgelegd, wordt deze bindende gedragslijn aangemerkt als een
bindende gedragslijn als bedoeld in artikel 3.71, derde lid.
4. Als op grond van artikel 10l, eerste, tweede of derde lid, van de Gaswet, zoals dit
luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 2.63
een ontheffing is opgelegd, worden deze ontheffingen aangemerkt als ontheffingen als
bedoeld in artikel 2.63, eerste, tweede respectievelijk derde lid.
5. Als op grond van artikel 10m, eerste lid, van de Gaswet, zoals dit luidde onmiddellijk
voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 5.14, eerste lid, een
vergoeding is toegekend, worden deze vergoeding aangemerkt als vergoeding als bedoeld
in artikel 5.14, eerste lid.
Artikel 7.45 overgangsrecht bestaande experimenten
1. Als op grond van de artikelen 7a van de Elektriciteitswet 1998 en 1i van de Gaswet
zoals deze artikelen luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding
van deze wet, een ontheffing is verleend, blijft deze ontheffing van kracht voor de
duur van die ontheffing.
2. Onze Minister zendt de Tweede Kamer der Staten-Generaal uiterlijk drie maanden na
de beëindiging van een experiment een verslag over de doeltreffendheid en de effecten
ervan, alsmede een standpunt inzake de wenselijkheid van wijziging van wet- of regelgeving.
Artikel 7.46 overgangsrecht kleine velden
Artikel 66d, vierde lid, van de Gaswet zoals dat luidde voor inwerkingtreding van
het bij koninklijke boodschap van 19 mei 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging
van de Mijnbouwwet (het verwijderen of hergebruiken van mijnbouwwerken en investeringsaftrek)
(Kamerstukken 35 462) blijft van toepassing op reeds aangegane verplichtingen ter uitvoering van de taak,
bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet zoals dat luidde voor
inwerkingtreding van dat voorstel van wet.
Artikel 7.47 overgangsrecht aansluiting voor gas
1. Onder een aansluiting voor gas wordt mede verstaan een aansluitpunt, dat bestaat
uit een deel van de aansluiting van het transmissiesysteem of distributiesysteem tot
en met de eerste afsluiter die is aangelegd voor 1 januari 2019.
2. Indien sprake is van een aansluitpunt als bedoeld in de Gaswet zoals die luidde voor
1 januari 2019, beperkt de taak, bedoeld in artikel 3.41, eerste lid, zich tot het
in gebruik geven, beheren en onderhouden van dat aansluitpunt.
Artikel 7.48 overgangsrecht raffinaderijgas
De gaskwaliteitseisen in bijlage 3 bij de Regeling gaskwaliteit, zoals die luidde
voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 1 en artikel 3.38, eerste lid,
blijven van toepassing het raffinaderijgas-systeem, bedoeld in bijlage 8 bij die regeling.
Artikel 7.49 overgangsrecht aanhangige procedures
1. De op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende bepaling van deze wet
aanhangige aanvragen tot en verzoeken om het nemen van besluiten op grond van de Elektriciteitswet
1998 en de Gaswet en bezwaren tegen besluiten op grond van de Elektriciteitswet 1998
en de Gaswet worden, met uitzondering van de besluiten en bezwaren tegen besluiten,
bedoeld in artikel 7.40, tweede lid, geacht met ingang van dat tijdstip van rechtswege
aanvragen, verzoeken en bezwaren te zijn op grond van deze wet.
2. Overtredingen van het bepaalde bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet
worden afgehandeld overeenkomstig de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet, zoals deze
wetten luidden onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van
afdeling 5.4.
AFDELING 7.3 SAMENLOOPBEPALINGEN
Artikel 7.50 samenloop salderen
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 7 oktober 2020 ingediende voorstel van wet
tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,
de Omgevingswet en de Wet belastingen op milieugrondslag onder meer ter uitvoering
van de afbouw van de salderingsregeling voor kleinverbruikers (Kamerstukken 35 594) tot wet is of wordt verheven en:
a. artikel I, onderdeel aA van die wet in werking treedt of is getreden, wordt artikel 1.4,
derde lid, van deze wet als volgt gewijzigd:
1°. In de aanhef wordt « of installaties voor productie van zonne-energie» vervangen
door «, installaties voor productie van zonne-energie of installaties voor het opslaan
of converteren van elektriciteit».
2°. In onderdeel b vervalt aan het slot «en».
3°. Aan onderdeel c worden, onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma,
twee onderdelen toegevoegd, luidende:
d. ten minste één van de installaties een windpark of zonneweide betreft; en
e. het in onderdeel b bedoelde verzoek niet meer dan vier onroerende zaken als bedoeld
in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken behelst.
b. artikel I, onderdeel E, van die wet in werking treedt of is getreden, komt artikel 2.29
van deze wet te luiden als volgt:
Artikel 2.29 salderen elektriciteit
1. Voor eindafnemers met een kleine aansluiting, die duurzame elektriciteit invoeden
op het net, berekent de leverancier de kosten van het verbruik ten behoeve van de
facturering en inning van de jaarlijkse leveringskosten door per jaar de kosten van
de in dat jaar aan het net hoeveelheid onttrokken elektriciteit te verminderen met
het van toepassing zijnde percentage, genoemd in artikel 50, tweede lid, van de Wet
belastingen op milieugrondslag, van de kosten van de in dat jaar op het net ingevoede
hoeveelheid elektriciteit, voor zover de hoeveelheid ingevoede elektriciteit niet
meer bedraagt dan de hoeveelheid aan het net onttrokken elektriciteit. Als er in het
jaar verschillende perioden worden gehanteerd met een bij die periode horend tarief,
is het voor de berekening, bedoeld in de eerste zin, door de leverancier te hanteren
tarief per periode voor de ingevoede elektriciteit gelijk aan het tarief voor de onttrokken
elektriciteit en wordt het percentage, genoemd in artikel 50, tweede lid, van de Wet
belastingen op milieugrondslag, telkens per periode toegepast en worden de uitkomsten
van deze afzonderlijke berekeningen bij elkaar opgeteld. In het geval gedurende een
periode het percentage, genoemd in artikel 50, tweede lid, van de Wet belasting op
milieugrondslag wijzigt, past de leverancier bij de berekening, bedoeld in de eerste
zin, dat gewijzigde percentage toe vanaf het tijdstip dat de wijziging van het percentage
ingaat.
2. Voor eindafnemers met een kleine aansluiting, die niet-duurzame elektriciteit invoeden
op het net, berekent de leverancier de kosten van het verbruik ten behoeve van de
facturering en inning van de jaarlijkse leveringskosten door per jaar de kosten van
de in dat jaar aan het net onttrokken hoeveelheid elektriciteit te verminderen met
het van toepassing zijnde percentage, genoemd in artikel 50, tweede lid, van de Wet
belastingen op milieugrondslag, van de kosten van in dat jaar op het net ingevoede
hoeveelheid elektriciteit, met een maximum van 5000 kWh aan op het net ingevoede elektriciteit,
voor zover de hoeveelheid ingevoede elektriciteit niet meer bedraagt dan de hoeveelheid
aan het net onttrokken elektriciteit met een maximum van 5000 kWh. Als er in het jaar
verschillende perioden worden gehanteerd met een bij die periode horend tarief, is
het voor de berekening, bedoeld in de eerste zin, door de leverancier te hanteren
tarief per periode voor de ingevoede elektriciteit gelijk aan het tarief voor de onttrokken
elektriciteit en wordt het percentage, genoemd in artikel 50, tweede lid, van de Wet
belastingen op milieugrondslag, telkens per periode toegepast en worden de uitkomsten
van deze afzonderlijke berekeningen bij elkaar opgeteld. In het geval gedurende een
periode het percentage, genoemd in artikel 50, tweede lid, van de Wet belasting op
milieugrondslag wijzigt, past de leverancier bij de berekening, bedoeld in de eerste
zin, dat gewijzigde percentage toe vanaf het tijdstip dat de wijziging van het percentage
ingaat.
3. Indien de door de eindafnemer, bedoeld in het eerste en tweede lid, op het net ingevoede
hoeveelheid elektriciteit groter is dan de hoeveelheid die ingevolge die leden in
mindering wordt gebracht op de aan het net onttrokken elektriciteit, betaalt de leverancier
aan de betreffende eindafnemer voor het meerdere een redelijke vergoeding.
4. De redelijke vergoeding kan niet worden vastgesteld op een negatief bedrag.
5. Het voor de redelijke vergoeding, bedoeld in het derde lid, te hanteren minimumtarief
bedraagt ten minste 80% van de kosten die de leverancier is overeengekomen met de
eindafnemer voor de afname van elektriciteit per kWh, met uitzondering van de daarvoor
te berekenen belastingen en heffingen, tenzij dit hoger ligt dan een absoluut tarief
dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden vastgesteld. In dat geval geldt
dat vastgestelde tarief als minimumtarief voor de redelijke vergoeding.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de berekening van de jaarlijkse leveringskosten.
7. Indien de leveringsovereenkomst, bedoeld in artikel 2.6, derde lid, voor afloop van
het jaar als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt beëindigd, worden de leveringskosten
in afwijking van het eerste of tweede lid berekend over het deel van het jaar waar
de overeenkomst op van toepassing is, tenzij de opvolgende overeenkomst wordt afgesloten
bij dezelfde leverancier. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.
8. Indien aan de aansluiting meerdere allocatiepunten zijn toegekend, is het eerste
tot en met zevende lid van toepassing op een leverancier die levert op een allocatiepunt
dat direct verbonden is met het overdrachtspunt en waaraan door de distributiesysteembeheerder
zowel afname als invoeding wordt toegewezen.
c. artikel I, onderdeel Ea, van die wet in werking treedt of is getreden, komt artikel 2.29,
vijfde lid, van deze wet te luiden als volgt:
5. Onze Minister stelt elke twee jaar de hoogte of de berekening van de redelijke vergoeding
vast. De Autoriteit Consument en Markt brengt voorafgaand een advies uit over de redelijke
vergoeding en houdt hierbij in ieder geval rekening met de prijsontwikkeling voor
geleverde elektriciteit en de belangen van eindafnemers met een kleine aansluiting.
Indien Onze Minister bij de vaststelling afwijkt van het advies motiveert hij dit
bij zijn besluit, en legt hij het besluit binnen vier weken nadat het is vastgesteld
over aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur kunnen nadere regels worden vastgesteld over de vaststelling en bekendmaking
van de hoogte of de berekening van de redelijke vergoeding.
d. artikel IIA van die wet in werking treedt of is getreden, wordt artikel IIA van die
wet als volgt gewijzigd:
1°. In het eerste lid wordt «afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van de
Elektriciteitswet 1998» telkens vervangen door «eindafnemers met een kleine aansluiting
als bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet».
2°. In het tweede lid wordt «artikel 31c, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998» vervangen
door «artikel 2.29, derde lid, van de Energiewet».
AFDELING 7.4 SLOTBEPALINGEN
Artikel 7.51 intrekken wetten
De volgende wetten worden ingetrokken:
a. de Wet van 3 juni 1999 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van
het stellen van nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit
aan beschermde afnemers;
b. de Wet van 5 juni 2003 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van
de stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie;
c. de Wet van 20 november 2003 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve
van de bevordering van de opwekking van duurzame elektriciteit;
d. de Wet van 1 juli 2004 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter
uitvoering van richtlijn 2003/54/EG (PbEG L 176), verordening 1228/2003 (PbEG L 176)
en richtlijn 2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het
toezicht op het netbeheer (wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met
implementatie en aanscherping toezicht netbeheer);
e. de Wet van 28 juni 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met
enkele aanpassingen van de wijze van stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsvoorziening;
f. de Wet 8 mei 2008 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband het beëindigen
van de taak van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet tot verstrekking
van subsidie ten behoeve van de milieukwaliteit van de elektriciteitsproductie alsmede
ter bevordering van een doelmatig gebruik van warmte;
g. de Wet van 2 december 2010 tot wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998,
tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid
en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede
enkele andere wijzigingen van deze wetten;
h. de Wet van 26 februari 2011 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet
ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt;
i. de Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet
(implementatie richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas);
j. de Wet van 18 december 2013 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (volumecorrectie
nettarieven energie-intensieve industrie);
k. de Wet van 23 maart 2016 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (tijdig realiseren
doelstellingen Energieakkoord);
l. de Wet van 9 april 2018 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet
(voortgang energietransitie);
m. de Wet van 20 mei 2020 tot wijziging van de Gaswet betreffende het beperken van de
vraag naar laagcalorisch gas van grote afnemers.
Artikel 7.52 inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 7.53 citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Energiewet.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Klimaat en Energie,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.