Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 352 Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen houdende aanvullende maatregelen voor kinderen, ex-partners van gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag, nabestaanden van overleden gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag en overleden kinderen (Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)
Nr. 6
VERSLAG
Vastgesteld 25 mei 2023
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Meijerink
Inhoudsopgave
Inleiding
I.
ALGEMEEN
I
Algemene toelichting
1
Inleiding
2
Aanleiding voor aanvullende herstelmaatregelen
3
Herstelmaatregelen voor ex-partners
4
Kindregeling
5
Regeling nabestaanden overleden gedupeerden
6
Regeling nabestaanden overleden kinderen
7
Uitbreiding vooraankondiging en aanpassen zienswijzetermijn
9
Rechtsbescherming
11
Budgettaire aspecten
12
Uitvoering
15
EU-aspecten
16
Advies en consultatie
18
Evaluatie
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben nog
enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Zij hebben
hierover nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel aanvullende
regelingen hersteloperatie toeslagen. Deze leden vinden het goed dat ex-partners ook
erkenning krijgen, omdat zij eveneens hard geraakt kunnen zijn door de toeslagenaffaire
en het niet altijd mogelijk is samen met de ex-partner tot een verdeling te komen
van de compensatie die de aanvrager heeft gekregen. Dat geldt ook voor nabestaanden
die recht hebben op wat hun ouders of kinderen zouden krijgen voor het leed dat hen
is aangedaan. Deze leden hebben wel enige moeite met de generieke vormgeving van de
compensatie, waarbij de ruimte beperkt is vanwege eerder door het regering gedane
beloften, zonder dat consequenties van uitvoering en proportionaliteit in goed overleg
met de Kamer zijn overwogen. Zij zijn van mening dat daardoor grote rechtsongelijkheid
kan ontstaan en hebben vraagtekens bij de proportionaliteit van de ruimhartige compensatie
in gevallen waarin de schade heel beperkt kan zijn. Zij hebben dan ook enkele vragen
en opmerkingen bij de vormgeving van deze wet.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de aanvullende regelingen voor
ex-partners en overleden ouders en kinderen gedupeerd in het toeslagenschandaal.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel
De leden van de GroenLinks-fractie hebben het wetsvoorstel met interesse gelezen.
Zij maken zich enige zorgen over de hoge complexiteit van het wetsvoorstel en hebben
enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van
het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden zijn van mening dat dat alle ouders, inclusief
ex-partners, die gedupeerd zijn door het toeslagenschandaal ruimhartig gecompenseerd
dienen te worden. Deze leden achten het daarom een goede zaak dat de regering de bestaande
herstelregeling nu uitbreidt voor ex-partners, zodat ook zij toegang krijgen tot de
kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden en betalingsachterstanden van privaatrechtelijke
schulden, alsook compensatie voor werkelijke schade. Tegelijkertijd hebben deze leden
twijfels bij de forfaitaire uitkering van tienduizend euro voor ex-partners. Deze
leden vrezen dat deze extra uitkering tot rechtsongelijkheid leidt tussen gedupeerden
die samen zijn gebleven, en gedupeerden voor wie dat niet geldt. Om deze en andere
redenen hebben deze leden een aantal kritische vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Zij hebben daarover enkele vragen. Deze leden begrijpen en onderschrijven de wens
om gedupeerden te helpen, op allerlei manier. Tegelijk zijn deze leden kritisch op
voorliggend wetsvoorstel. Zij hebben dan ook nog enkele vragen.
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Het lid Omtzigt heeft kennisgenomen van het wetsvoorstel.
I. ALGEMEEN
I Algemene toelichting
De leden van de SP-fractie waarderen deze toevoegingen en vinden het terecht dat er
na jaren wachten eindelijk hulp komt voor ex-partners en de families van overleden
gedupeerden.
Alhoewel de leden van de SP-fractie blij zijn dat deze regelingen er eindelijk zijn,
willen zij toch graag meegeven aan de regering dat deze regelingen onnodig waren geweest
als de huidige compensatieregeling was uitgegaan van het gezin en de omgeving in plaats
van alleen de toeslagenaanvrager. Dat dit nu «er in geregeld» moet worden, is moeizaam
voor de herstelorganisatie (UHT) maar ook voor pijnlijk voor de gedupeerden.
De leden van de SP-fractie lezen met verbazing dat de regering aangeeft dat er een
externe partij zal worden ingehuurd om de aanvraag van compensatie werkelijke schade
in de ex-partnerregeling uit te voeren. De leden vragen zich af waarom deze taak niet
aan de UHT wordt toegewezen. Waarom hebben we een Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen
als zij het herstel niet kan uitvoeren?
De leden van de SP-fractie zouden ook graag een onderbouwing willen van het besluit
voor een forfaitair bedrag van 10.000 euro voor ex-partners. Is het door de lessen
van de hersteloperatie niet zinvol om direct alles in één keer te regelen? Om tafel
met de ex-partner en de zaak niet zo te regelen dat ook ex-partners door alle hoepels
en procedures moeten die de UHT en regering hebben bedacht, maar de afhandeling nodeloos
rekken en duur maken? Ziet de regering mogelijkheden om dit directer af te handelen
en de verschillende fases over te slaan, ook om ervan te leren voor de reguliere hersteloperatie?
De leden van de SP-fractie zijn verbaasd dat nabestaanden van overleden gedupeerde
aanvragers niet worden geïnformeerd door de UHT of Belastingdienst dat zij aanvraag
mogen doen op de nieuwe regelingen wanneer de gedupeerde aanvrager overlijdt. Waarom
wordt een toeslagenpartner of kind niet geïnformeerd dat zij een aanvraag mogen doen
op de nieuwe regeling wanneer de gedupeerde aanvrager overlijdt? Waarom worden kinderen
wel geïnformeerd over de regeling wanneer één van de andere kinderen een aanvraag
doet? Kan de regering deze logica uitleggen? Op welke wijze worden toeslagpartners
en kinderen van overleden gedupeerde aanvragers geïnformeerd over deze nieuwe regeling?
Waarom moeten nabestaanden van gedupeerde aanvragers binnen zes maanden een aanvraag
op de nieuwe regeling doen? Kan de regering de reden voor dit tijdslimiet uitleggen?
De leden van de SP-fractie roepen de regering met klem op om de gezinnen die vallen
onder dit wetsvoorstel niet de afschrikwekkende procedure van de hersteloperatie en
-organisatie te geven die nu bestaat. Kan de regering toezeggen dat met deze gezinnen
om tafel, waar zij dat willen, tot een oplossing en afspraken voor herstel wordt gekomen?
Is de regering bereid dit te doen?
De leden van de PvdA-fractie vinden het belangrijk dat er ook voor de ex-partners
een regeling komt, maar met name dat deze regeling makkelijk en snel uitvoerbaar is.
Het blijft onuitlegbaar richting de gedupeerden dat de hersteloperatie zo lang duurt.
Daarom willen zij de regering in de eerste plaats vragen of de regering de gewekte
verwachtingen uit dit wetsvoorstel waar kan maken.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat zij geen duidelijk overzicht hebben
van de verschillende situaties van gedupeerden en hoe zij behandeld worden binnen
de hersteloperatie. Zij vragen de regering daarom alle mogelijke situaties die in
dit wetsvoorstel en in de Wet hersteloperatie toeslagen aan bod komen in een tabel
zetten, met daarbij een korte samenvatting van de problematiek en de aanpak per situatie
in de hersteloperatie.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering daarnaast te reflecteren op
de hoge complexiteit van dit wetsvoorstel en de hersteloperatie als geheel. Hoe waarborgt
de regering dat gedupeerden de weg kunnen vinden in alle verschillende regelingen,
organisaties en loketten?
Het lid van de BBB-fractie moet echt iets van het hart op dit dossier, zoals ze ook
in het debat op dinsdag 23 mei 2023 heeft aangegeven: «Wij weten niet meer wat we
met deze Minister-President moeten. Het vorige kabinet is afgetreden vanwege het ONTSTAAN
van deze toeslagenaffaire. De posten werden herverdeeld en hups, dezelfde coalitie
met dezelfde Minister-President gaat weer vrolijk verder, zoals we gisteravond nog
op tv zagen. Deze jaren zou gewerkt worden aan het OPLOSSEN van de problemen die zijn
ontstaan door de toeslagenaffaire. Er werden vele oplossingen medegedeeld, inclusief
harde deadlines. Elke nieuwe belofte leidde echter weer tot nieuwe teleurstellingen.»
Maar daarnaast beseft het lid van de BBB-fractie dat waar we maatregelen kunnen nemen
om de positie van de gedupeerden ook maar iets te verbeteren, we dit moeten doen oppakken.
Daarom is dit lid blij met voorliggend voorstel met aanvullende herstelmaatregelen
voor ex-toeslagpartners van gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag, kinderen
en (voormalig) pleegkinderen van ex-partners, bepaalde nabestaanden van overleden
gedupeerde aanvragers en nabestaanden van overleden kinderen.
Het lid Omtzigt onderkent dat dit wetsvoorstel een verdere invulling geeft aan het
doel van de hersteloperatie, namelijk het compenseren van gedupeerden voor de hardheid
die wet en praktijk kenden. Maar dit lid vreest dat de opzet van deze wet zal leiden
tot een toename van onevenwichtigheden en daarmee ook van (juridische) kwetsbaarheden.
Bij het lid Omtzigt rijst voorts de vraag of de voorgestelde uitbreidingen van de
groepen die voor herstel in aanmerking komen, wel uit te voeren is en of verdere vertragingen
niet uit zullen blijven. Grote moeite heeft dit lid met het uitbesteden van de afhandeling
van werkelijke schade van ex-partners.
1 Inleiding
Het lid Omtzigt onderschrijft de conclusie van de Raad van State dat het nieuwe voorstel
niet alleen de uitvoering verder onder druk zet door de nieuwe stroom aanvragen, maar
ook dat dit wetsvoorstel de (juridische) risico’s – vooral waar het gaat om het gelijkheidsbeginsel
– groter maakt. Steeds minder goed kan worden uitgelegd waarom bepaalde groepen in
de hersteloperatie worden betrokken en andere niet. Het lid Omtzigt deelt de angst
van de Raad van State dat dit kan leiden tot de roep om verdere uitbreidingen.
2 Aanleiding voor aanvullende herstelmaatregelen
De leden van de D66-fractie herkennen de noodzaak om tot aanvullende maatregelen te
komen om ex-partners, kinderen en nabestaanden te helpen.
Kan de regering aangeven in hoeverre er nog andere situaties in de praktijk voorkomen
die niet in dit wetsvoorstel zijn opgenomen? Zijn er nog groepen potentiële gedupeerden
die niet onder de Wet hersteloperatie toeslagen vallen en ook niet onder dit wetsvoorstel,
en zo ja, waarom zijn zij niet meegenomen?
Kan de regering toelichten wat bedoeld wordt met de zin «maar daarmee is niet voorzien
in de toekenning van de herstelmaatregelen voor een gedupeerde ouder en diens gezinsleden»?
3 Herstelmaatregelen voor ex-partners
De leden van de VVD-fractie vragen naar stand van zaken omtrent de VSO-trajecten.
Is de regering van plan om ook VSO-trajecten mogelijk te maken voor ex-partners? Kunnen
de ex-partners – indien zij dit willen – bijvoorbeeld gemakshalve aansluiten bij VSO’s
van hun ex-partner?
De leden van de D66-fractie vragen de regering een uitputtende opsomming te geven
van waar de ex-partnerregeling afwijkt ten opzichte van de regelingen voor gedupeerde
aanvragers.
De leden van de CDA-fractie begrijpen uit de memorie van toelichting dat het forfaitaire
compensatiebedrag voor ex-partners 10.000 euro is. Enerzijds begrijpen deze leden
dat sommige ex-partners eveneens heel hard zijn geraakt door de toeslagenaffaire en
dat het terecht is dat zij een compensatiebedrag krijgen. Wel vragen deze leden op
welke gebieden rechtsongelijkheid zal ontstaan. Bijvoorbeeld bij dubbele aanvragers
of mensen die nog bij elkaar zijn, die krijgen maar één compensatiebedrag. Zij vragen
of het regering de risico’s van juridische houdbaarheid kan toelichten. Ook vragen
deze leden in hoeveel procent van de gevallen het ministerie denkt dat ex-partners
onder de regeling dubbele aanvrager zullen vallen, en in hoeveel procent van de gevallen
onder de ex-partnerregeling.
Deze leden vinden dat door het regering terecht wordt geconstateerd dat het begrip
ex-partner breed is. Er zijn immers ook ex-partners die de andere ouder en soms ook
zelfs hun kinderen aan het lot hebben overgelaten. Zij vragen hoe we kunnen voorkomen
dat deze ex-partners beloond worden voor dit gedrag door middel van compensatie. Deze
zorg zit diep bij sommige ouders en levert veel stress op en versterkt het gevoel
van onrechtvaardigheid. Zij vragen het regering aan te geven hoe aan deze zorg tegemoet
kan worden gekomen.
De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in enerzijds de onderkenning van de
Raad van State dat dit een volgende stap is in de verdere invulling aan het doel van
de hersteloperatie. Maar tegelijk delen deze leden ook de zorg voor de grofmazige
en ruimhartige opzet en de maatregelen om aanvragen zo mogelijk te kanaliseren. Zij
zien namelijk tegelijk dat de overheid inmiddels de hersteloperatie aan het aanpassen
is aan «meer menselijke maat» en dat is natuurlijk niet zomaar. Deze leden vragen
de regering aan te geven of het niet verstandig is om deze aanpassingen en lessen
in de uitwerking van voorliggende wetten mee te nemen.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering verder een nadere onderbouwing te geven
op de opmerking van de Raad van State met betrekking tot het op basis van een fictie
aanmerken van gedupeerden, in relatie tot de voorzieningen die hier tegenover staan.
Ook vragen zij de regering een onderbouwing te geven van de opmerking van de Raad
van State over het huwelijksvermogensrecht in relatie tot mogelijke procedures.
De leden van de SGP-fractie vragen of met dit wetsvoorstel alle potentiële doelgroepen
en herstelregelingen wettelijk geregeld zijn, of zijn er meer groepen die mogelijk
in aanmerking gaan komen voor aanvullende herstelmaatregelen.
Het lid Omtzigt vreest dat de herstelmaatregelen voor ex-partners zullen leiden tot
een rechtsongelijkheid tussen ex-partners en partners die bij elkaar gebleven zijn.
Als je niet gescheiden bent, heeft de partner- die alle ellende ook meegeleefd heeft
– geen recht op compensatie. Wat is de objectieve rechtvaardigheidsgrond voor het
wel toekennen van een bedrag aan de ex-partner en niet aan de partner? In de Memorie
van Toelichting schrijft de regering dat met de keuze voor een forfaitaire compensatie
van 10.000 euro voor de ex-partner het verschil met partners die nog bij elkaar zijn
(zij krijgen gezamenlijk 30.000 euro), beperkt is. Het lid Omtzigt deelt die mening
niet, hij is van mening dat voor deze gezinnen een bedrag van 10.000 euro ongekend
hoog is. Ook de Raad van State wijst er meer in het algemeen op dat de grofmazige
en ruimhartige vormgeving van de hersteloperatie de regeling kwetsbaar maakt in het
licht van het gelijkheidsbeginsel. Het lid Omtzigt vraagt of de regering deze zorg
kan delen. Zo nee, waarom niet?
De leden van de van de GroenLinks-fractie vragen de regering toe te lichten wat bedoeld
wordt met «De onterechte terugbetaling van kinderopvangtoeslag wordt al via de compensatieregeling
voor de aanvrager afgewikkeld. Er vindt daarom voor de beoordeling van de gedupeerdheid
van de ex-partner geen integrale beoordeling plaats».
3.1 Begrip ex-partner
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat betrokken ex-partners herstel
krijgen in de hersteloperatie toeslagen. De leden vragen zich echter af hoe betrokkenheid
gedefinieerd wordt, hoe dit getoetst wordt en wat de reikwijdte is. Is het regime
voor elke vorm van betrokkenheid bijvoorbeeld hetzelfde?
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat er een duidelijke reikwijdte
inclusief (onder)grens is aan het begrip ex-partner. Deze leden vragen wat er in de
uitvoering gaat gebeuren als mensen zich melden die enkele dagen «te kort» een relatie
hebben gehad. Hoeveel ruimte voor maatwerk is er hier? Een partner die bijvoorbeeld
8 maanden een toeslagenpartner was en achteraf grote financiële betrokkenheid heeft
gehad, heeft een andere positie dan een toeslagenpartner van 14 maanden die na het
beëindigen van de relatie minimale betrokkenheid gehad heeft. Graag een reflectie.
De leden van de D66-fractie vragen de regering een onderbouwing te geven voor de inschatting
dat sprake zou kunnen zijn van 11.000 aanvragen van voormalig toeslagpartners. Wat
is de inschatting voor hoeveel personen niet voldoen aan de definitie van ex-partner?
In hoeverre wordt het duurcriterium, gedurende ten minste een jaar na de dagtekening
van de beschikking die heeft geleid tot toekenning van een herstelmaatregel aan de
aanvrager, niet als arbitrair ervaren? Klopt het dat op de definitie van ex-partner
geen hardheidsclausule van toepassing is? Waarom acht de regering dit niet van meerwaarde?
De leden van de D66-fractie zetten hier grote vraagtekens bij.
De leden van de CDA-fractie lezen bij de criteria om aanspraak te maken op de ex-partnercompensatie,
dat ex-partners aan een van de twee moeten voldoen, namelijk aan het duurcriterium
óf het kindcriterium. Onder het duurcriterium moeten zij in ieder geval gedurende
één jaar toeslagpartner zijn geweest van de aanvrager. Onder het kindcriterium moet
de compensatie op de kinderopvang van het kind of toenmalige pleegkind van de toeslagpartner
gaan. Ten aanzien van de criteria geeft de regering aan dat ex-partners die te kort
onderdeel hebben uitgemaakt van het huishouden en verder van de problematiek staan,
worden uitgesloten van de regeling. Deze leden vragen de regering waarom in het zoeken
van een balans is gekozen voor een duur van één jaar, aangezien dat hen relatief kort
lijkt om aanspraak te kunnen maken op compensatie, maar ook brede ondersteuning en
kwijtschelden van schulden. Zij vragen de regering om nadere toelichting waarom zo’n
korte periode proportioneel is. Kan de regering aangeven hoe gedupeerden zelf naar
deze balans kijken? Hebben zij zelf voorstellen gedaan?
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering hier niet een criterium heeft overwogen
zoals een minimale hoogte van terugvordering of een relatie met het bedrag dat de
aanvrager gecompenseerd krijgt, waarbij naar rato van de duur van de relatie kan worden
ingeschat of significante schade is geleden. Kan het zo zijn dat een ex-partner die
weinig impact van de toeslagenaffaire heeft geleden, toch relatief eenvoudig aanspraak
kan maken op de compensatie, schuldenkwijtschelding en ook op de andere ondersteuning?
Ook vragen deze leden of de regering heeft overwogen in gesprek te gaan met de ex-partners
en aan de hand van hun gegevens en hun verhaal een inschatting te maken van wat redelijk
is. Waarom zijn niet bijvoorbeeld twee sporen gemaakt, een spoor voor licht gedupeerden
en een voor zwaar-gedupeerden, zodat zonder al te veel beoordeling van de werkelijke
schade, toch meer kan worden aangesloten bij de betreffende situatie?
De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd naar de onderbouwing voor het duurcriterium.
Waarom heeft de regering ervoor gekozen om iemand als ex-partner aan te merken, wanneer
deze voor een periode van een jaar na de dagtekening van de beschikking die heeft
geleid tot toekenning van een herstelmaatregel aan de aanvrager toeslagenpartner is
geweest?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering toe te lichten waarom gekozen
is voor een jaar na de relevante beschikking als minimale termijn in het ex-partnerbegrip.
Is hiervoor ook een kortere of juist langere termijn overwogen?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat het, om onder het ex-partnerbegrip
te vallen, nodig is om te voldoen aan ofwel het duurcriterium ofwel het kindcriterium.
Deze leden vragen waarom voor twee afzonderlijke criteria gekozen is, in plaats van
de samenloop van beide. In dit licht vragen deze leden welk deel van de genoemde 11.000
ex-partners voldoet aan het duur- of kindcriterium, of beide.
Ook wijzen deze leden op de theoretische mogelijkheid dat een ex-partner bij meerdere
aanvragers onder het ex-partnerbegrip valt. Wordt de voorgestelde forfaitaire uitkering
in dit geval ook meermaals uitgekeerd?
De leden van de SGP-fractie begrijpen dat er niet wordt bezien in hoeverre ex-partners
gevolgen hebben ondervonden van de problemen met de kinderopvangtoeslagen, en dat
zelfs niet wordt bezien of er sprake is van gevolgen. Waarom wordt hier niet op getoetst?
Ontstaat daardoor niet de situatie dat veel ex-partners onterecht een compensatie
krijgen, of dat de compensatie niet in verhouding staat tot de geleden schade?
Het lid Omtzigt vindt de definitie van ex-partner erg ruim. Als iemand in 2006 een
relatief geringe terugvordering heeft gehad en in 2014–2016 een fiscaal partner had
die van de gevolgen niets gemerkt heeft, dan heeft die partner wel recht op een regeling
waarbij hij 10.000 euro krijgt, krijgt hij private schulden kwijtgescholden en meer.
Het lid Omtzigt mist de poging om een link tussen het hebben ondervonden van de gevolgen
van de terugvordering en de uitkering. Omdat de groep onder de Catshuisregeling veel
te royaal was en ook heel veel mensen met relatief weinig schade (bijvoorbeeld wel
een stopzetting maar even later weer een hervatting of een terugvordering van een
gering bedrag in een CAF-zaak), zullen veel ex-partners van mensen die zeer weinig
tot weinig schade hebben geleden ook onder de regeling vallen, terwijl zij daarvoor
echt geen idee hadden dat ze slachtoffer van iets waren. Dit lid vraagt de regering
dit nader te motiveren.
3.2 Forfaitaire compensatie
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar een uitgebreide toelichting van de
regering wat de ratio is achter de hoogte van 10.000 euro als het forfaitaire bedrag.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de redenering van de regering
om een forfaitaire compensatie toe te kennen aan ex-partners. Acht de regering het
nog wenselijk dat de gedupeerde de 30.000 euro forfaitaire compensatie deelt met de
ex-partner indien die ex-partner ook de eigen forfaitaire 10.000 euro heeft ontvangen?
Zo nee, wil de regering de positie van de gedupeerde dan beschermen, als die in bijvoorbeeld
een civielrechtelijke zaak de 30.000 euro moet delen met de ex-partner?
De leden van de D66-fractie vragen de regering hoe de uitvoering van de forfaitaire
compensatie zal plaatsvinden. Is dit op volgorde van aanmelding? Hoe ziet de informatiebrief
en beschikking eruit? Per uiterlijk wanneer staan de betalingen op de rekening van
de ex-partners?
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen erop dat de forfaitaire uitkering aan
ex-partners leidt tot rechtsongelijkheid tussen gedupeerden die samen zijn gebleven,
en stellen die bij elkaar zijn gebleven. Zoals in de Memorie van Toelichting vermeld
staat, was het altijd de bedoeling van de forfaitaire Catshuisregeling dat het uitgekeerde
bedrag van 30.000 euro gedeeld zou worden tussen beide toeslagpartners. Dat dit in
de praktijk niet altijd gebeurt, vinden deze leden op zichzelf geen reden om ex-partners
een extra forfaitair bedrag uit te keren, waardoor het totaalbedrag dat van stellen
die wel bij elkaar gebleven zijn te boven gaat. Deze leden vragen de regering om te
reflecteren op deze rechtsongelijkheid.
Voorts roepen deze leden in herinnering dat de gedachte achter de forfaitaire Catshuisuitkering
was dat ouders met een schade onder de 30.000 euro na ontvangst van dit bedrag niet
zouden opteren voor aanvullend herstel. Klopt de observatie van deze leden dat dit
in de praktijk zeer beperkt lijkt te gebeuren? Is de regering met deze leden van mening
dat hetzelfde effect zou kunnen optreden bij deze forfaitaire uitkering voor ex-partners,
namelijk dat ex-partners na ontvangst van het forfaitaire bedrag zich alsnog aanmelden
voor de compensatie van de werkelijke schade boven het forfaitaire bedrag, terwijl
de werkelijke schade het forfait niet te boven gaat? Zou het – gegeven het feit dat
ouders hiervoor waarschijnlijk zullen opteren – niet verstandiger zijn geen forfait
toe te kennen dan wel dit te verlagen, en deze ouders eenvoudigweg toegang te geven
tot het traject dat ziet op de vergoeding van de werkelijke schade voor ex-partners
en schuldkwijtschelding? Welke bedragen lager dan 10.000 euro heeft de regering overwogen,
en waarom is precies gekozen voor het bedrag van 10.000 euro?
Ook wijzen deze leden erop dat deze uitkering, waarbij het bedrag niet afhangt van
de specifieke omstandigheden van de casus, leidt tot de situatie dat ex-partners met
een schade die groter is dan het forfaitaire bedrag te weinig compensatie ontvangen,
terwijl een andere groep ex-partners juist een geldbedrag ontvangt dat buitenproportioneel
hoger is dan het ondergane nadeel. Ook ten aanzien van dit punt vragen deze leden
de regering om een reflectie.
In de uitvoeringstoets valt te lezen dat andere werkzaamheden vertraging oplopen door
deze maatregel. De leden van de SGP-fractie vragen om welke andere werkzaamheden dat
zijn.
De forfaitaire compensatie voor de ex-partner bedraagt 10.000 euro. Het lid Omtzigt
vraagt of de regering kan toelichten waar de hoogte van dit bedrag op is gebaseerd.
3.2.1 Doel en hoogte forfaitaire compensatie
De leden van de CDA-fractie lezen dat het forfaitaire bedrag 10.000 euro is, waarbij
de redenatie is dat het substantieel genoeg wordt geacht om echt iets te betekenen,
maar dat het verschil met partners die nog bij elkaar zijn (30.000 euro) beperkt blijft.
Deze leden vragen de regering nader te onderbouwen waarom 10.000 euro het meest geschikte
bedrag is, aangezien daarin ook een balans gevonden moet worden tussen mensen die
nauwelijks schade hebben ondervonden en mensen die meer geleden hebben.
Het regering geeft aan dat met het bedrag van 10.000 euro het verschil met de Catshuisregeling
(30.000 euro) beperkt blijft. Deze leden vragen wat de regering hier eigenlijk mee
bedoelt, omdat dit toch om 33 procent hogere compensatie gaat.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de 10.000 euro voor ex-partners substantieel
genoeg wordt geacht om echt iets te betekenen voor ex-partners. Verder schrijft de
regering dat er wordt verwacht dat deze regeling een groot deel van de geleden materiële
en immateriële schade vergoedt. Hoe is dit vastgesteld? Kan de regering verder onderbouwen
waar het gekozen forfaitaire bedrag van 10.000 euro op gebaseerd is?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering toe te lichten waarop de hoogte
van het forfaitaire bedrag gebaseerd is. Op basis waarvan stelt de regering dat 10.000
euro «substantieel genoeg wordt geacht om echt iets te betekenen»?
De leden van de SGP-fractie vragen of het klopt dat ex-partners alleen aanspraak kunnen
maken als het toeslagpartnerschap was verbroken voor uitbetaling aan de toeslagaanvrager.
Waarom is ook geen extra peildatum, bijvoorbeeld van bekendmaking van dit wetsvoorstel
opgenomen? Ontstaat door de huidige invulling van de voorwaarde niet de volgende situatie:
twee toeslagenpartners doen een aanvraag voor de 30.000 euro-regeling en zorgen dat
ze tijdelijk geen toeslagpartner zijn; daardoor maakt de ene aanspraak op 30.000 euro
en de andere op 10.000 euro. Door tijdelijk ervoor te zorgen dat men geen toeslagpartner
is, kan 10.000 euro meer gekregen worden. Hoe worden dit soort situaties voorkomen?
Waar is de termijn van één jaar van het duurcriterium op gebaseerd, zo vragen de leden
van de SGP-fractie.
De leden van de SGP-fractie wijzen op het feit dat de forfaitaire compensatie kan
leiden tot grote onevenwichtige uitkomsten. Zo is het in de eerste plaats het geval
dat toeslagpartners die nog samen zijn 30.000 euro krijgen, terwijl toeslagpartners
die niet meer samen zijn 40.000 euro krijgen. De scheiding resulteert dus in 10.000
euro extra compensatie. Maar ook kan het gebeuren dat ex-partners het oorspronkelijke
bedrag van 30.000 euro gedeeld hebben, terwijl de ex-partner nu nog 10.000 euro extra
krijgt. Dit wringt te meer, doordat ex-partners deze tegemoetkoming krijgen ongeacht
de mate en termijn van schade. Voor sommige ex-partners is deze regeling daardoor
enorm gunstig. Daar komt nog bij dat de uitvoering van deze regeling voor vertraging
van de hersteloperatie zorgt, waardoor andere gedupeerden juist langer moeten wachten.
Kan de regering hierop reflecteren? Worden hiermee niet ongewenste situaties gecreëerd?
Het lid van de BBB-fractie vraagt waar het forfaitaire bedrag van 10.000 euro op is
gebaseerd. Op blz. 52 van de Memorie van Toelichting staat dat wordt verwacht dat
een groot deel van de geleden materiële en immateriële schade hiermee wordt vergoed,
maar hoe is dit vastgesteld?
3.2.2 Aanvraag en toekenning van forfaitaire compensatie
De leden van de D66-fractie vragen de regering een onderbouwing te geven waarom het
nodig is om zes maanden na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel het loket voor
ex-partners te openen. Waarom is dit niet vier of acht maanden afgezet tegen de 11.000
aanvragen?
Hoe lang kan de uitbetaling van de forfaitaire compensatie maximaal worden uitgesteld?
Het is voor de leden van de PvdA-fractie niet duidelijk wanneer personen die niet
worden aangeschreven door Belastingdienst/Toeslagen een aanvraag kunnen indienen voor
de ex-partnerregeling. Zo lezen zij in de Memorie van Toelichting dat dit na zes maanden
zal zijn, maar in het nader verslag dat tijdens de uitvoering moet worden besloten
wanneer het briefvereiste vervalt.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat ouders de uitkering van het voorgestelde
forfaitaire bedrag kunnen uitstellen, zodat deze niet in de schuldenboedel verdwijnt.
Deze leden vragen hoe de regering wil waarborgen dat ex-partners deze optie en de
gevolgen daarvan ten volle overzien, en vragen tevens of het vertragen van een dergelijke
uitkering teneinde het buiten de boedel te houden wel past binnen de wettelijke kaders
van bijvoorbeeld de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp).
Worden alleen ex-partners aangeschreven van wie de toeslagpartner vastgesteld gedupeerd
is, zo vragen de leden van de SGP-fractie. In de uitvoeringstoets is namelijk te lezen
dat het risico bestaat dat een deel van de burgers die wordt aangeschreven toch geen
recht kan hebben. Waarom wordt dit niet vooraf bepaald?
Waarom worden alle mogelijke en bekende rechthebbenden in één keer aangeschreven,
en niet in fases, om de uitvoering te verbeteringen, zo vragen de leden van de fractie
van de SGP.
In het nader rapport (Kamerstuk 36 352, nr. 4), wordt gesteld dat pas tijdens de uitvoering van de ex-partnerregeling kan worden
bezien op welk moment het briefvereiste voor de aanvraag van de ex-partnerregeling
vervalt en ex-partners die niet benaderd zijn door UHT zich kunnen melden, zo leest
het lid van de BBB-fractie. In het wetsvoorstel is echter een termijn van zes maanden
na inwerkingtreding opgenomen. Waarop is deze termijn gebaseerd?
3.3 Aanvullende compensatie voor werkelijke schade
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de beoordeling van eventuele extra schade
van de ex-partner plaatsvindt. Zij vragen of dit de reguliere afhandeling kan doorkruisen,
waardoor het traject van «regulier herstel» nog langer duurt.
Voor de uitvoering van de schaderegeling voor ex-partners wordt onderzocht of een
marktpartij deze taak kan uitvoeren. Dit doet bij het lid Omtzigt enkele vragen rijzen.
Zo vraagt dit lid of de bestuursrechtelijke bescherming kan afwijken van de uitvoering
van de schaderegeling voor de andere gevallen, die door de overheid worden uitgevoerd.
Zo ja, kan de regering dan toelichten, op welke punten een afwijking te mogelijk is?
In het verlengde hiervan constateert het lid Omtzigt dat de UHT een mediation-tender
heeft uitgeschreven als hulpmiddel om langslepende zaken met gedupeerde ouders sneller
op te lossen. Het lid Omtzigt vraagt of de tender wel voldoet aan de standaarden die
hiervoor zijn opgesteld. Kunnen de ingehuurde mediators wel een neutrale rol in de
toeslagenaffaire hebben, als alleen de UHT bepaalt welke mediators worden toegelaten,
alleen de UHT bepaalt wat de vergoeding per mediation is, en als de UHT eist dat er
een Vaststellingsovereenkomst moet komen als uitkomst van de mediation en dat elke
andere uitkomst een einde van de mediation zou betekenen? Graag een reactie van de
regering hierop.
3.3.2 Aanvraag en toekenning werkelijke schade
De leden van de CDA-fractie lezen bij de CWS-beoordeling dat wordt overwogen een externe
marktpartij de evaluatie te laten uitvoeren. Deze leden vragen of voldoende goedgeschoolde
mensen kunnen worden gevonden om dit te doen, en ook zouden zij graag een inschatting
van de kosten hiervan zien. Op basis waarvan denk de regering dat deze marktpartij
een goede beoordeling van mate van gedupeerdheid kunnen maken en op welke manier zullen
zij dat doen? Hoe zal de externe partij bij de informatie van de ouders kunnen? Is
dit informatie die vanuit de Belastingdienst benodigd is eenvoudig te verkrijgen is
door een dergelijke marktpartij, en zullen dergelijke informatieverzoeken niet vele
vertragingen opleveren voor de reguliere hersteloperatie? Hoe kan het dat met een
externe marktpartij het CWS-proces naar verwachting wel snel kan worden doorlopen,
terwijl dat in het reguliere proces juist een bottleneck vormt?
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre uitbesteden meerkosten met zich meebrengt
ten opzichte van intern organiseren. Zij vragen de regering een rekenvoorbeeld te
geven van een post zonder CWS en een post met CWS in het reguliere en het uitbestede
proces. Ook vragen zij de regering de mogelijke efficiencywinst te kwantificeren.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Raad van State kritische vragen stelt over
de uitvoerbaarheid van de regeling en vertragingen voorspelt. De aan het woord zijnde
leden vinden het belangrijk dat de regering realistische verwachtingen schept met
betrekking tot dit wetsvoorstel. Heeft de regering dat gedaan in dit wetsvoorstel?
Kan de regering onderbouwen waarom zij gekozen hebben om een marktpartij de uitvoering
van de schaderegeling te laten doen, welke risico’s hieraan verboden zijn en wat dit
betekent voor de uitvoeringskosten? De Raad van State waarschuwt ook voor het risico
dat wettelijke termijnen niet gehaald kunnen worden. De regering schrijft zelf in
reactie hierop zich zorgen te maken over uitvoering van bezwaar- en beroepszaken.
Hoeveel bezwaar- en beroepszaken verwacht de regering? Hoe houdt de regering de uitvoering
behapbaar?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verbaasd over de opmerking dat «voor de uitvoering
van de schaderegeling voor ex-partners onderzocht [wordt] of een marktpartij deze
taak kan uitvoeren». Kan de regering toelichten waarom een marktpartij dit beter zou
kunnen dan de overheid? Hoeveel hoger zijn de uitvoeringskosten als inderdaad gekozen
wordt voor een marktpartij? En kan de regering toelichten of er risico’s verbonden
zijn aan deze keuze, en zo ja, welke?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering voornemens is voor de uitvoering
van het traject dat ziet op de vergoeding van de werkelijke schade voor ex-partners
gebruik te maken van een externe marktpartij. Gelet op de druk die er momenteel ligt
bij de herstelorganisatie en de CWS begrijpen deze leden de gedachte hierachter, namelijk
het ontlasten van de genoemde organisaties. Tegelijkertijd vragen deze leden de regering
of het aantrekken van een externe partij niet tot gevolg zal hebben dat deze partij
met UHT en CWS concurreert om schaarse werknemers. Ook vragen deze leden naar de kosten
de voorgestelde private uitvoering van het werkelijkeschadetraject, ook in vergelijking
met een eventuele uitvoering door een publieke organisatie.
Tevens vragen deze leden hoe de vergoeding van de werkelijke schade van ex-partners
interacteert met een eventueel CWS-traject van de andere partner. Hoe wordt in dezen
omgegaan met een werkelijkeschadecomponent die voor beide ouders van toepassing is?
Is er de mogelijkheid dat zo’n schadecomponent zowel in het CWS-traject als het traject
voor de ex-partner vergoed wordt? Welke andere mogelijke interacties voorziet de regering,
en hoe is het werkelijkeschadetraject voor ex-partners daarop ingericht?
3.4 Aanpak schulden van ex-partners
De leden van de VVD-fractie merken op dat de schuldregeling voor ex-partners op bepaalde
aspecten anders is t.o.v. de schuldregeling voor rechtstreeks gedupeerden. Hoe gaat
dit aan de ex-partners duidelijk worden gemaakt zodat zij realistische verwachtingen
hebben?
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het verstandig dat de regering met het
onderhavige wetsvoorstel voorziet in de een schuldenaanpak voor bestuursrechtelijke
schulden en een deel van de privaatrechtelijke schulden. Deze leden wijzen op het
feit dat de afwezigheid hiervan geleid heeft tot schrijnende situaties, en verwelkomen
dit deel van het wetsvoorstel.
3.4.1 Context en doel
De leden van de CDA-fractie vragen of het regering het proportioneel acht dat iemand
die bijvoorbeeld heel 2015 partner is geweest van een gedupeerde ouder, waarna de
relatie verbroken is, aanspraak kan maken op kwijtschelding van al zijn schulden tot
en met 2021, zonder dat de link met de toeslagenaffaire wordt onderzocht. Zij vragen
of het te verantwoorden is dat de regering er op die manier vanuit gaat dat alle schulden
daarna vervolgschulden zijn van hetgeen is ontstaan als gevolg van de toeslagenaffaire.
3.4.2 Aanpak van bestuursrechtelijke schulden
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering nader kan toelichten waarom voor
ex-partners alle betaalachterstanden van private schulden en publieke schulden worden
kwijtgescholden. Wat is de afweging om bijvoorbeeld ook verkeersboetes kwijt te schelden
voor ex-partners? Deze leden merken op dat de forfaitaire 10.000 euro voor de ex-partners
in plaats van 30.000 euro voor gedupeerden een onderscheid kan suggereren. Waarom
is de schuldregeling dan vrijwel hetzelfde?
De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering omgaat met schulden van buitenlandse
overheden. Worden hier, in lijn met de aanpak van privaatrechtelijke schulden, enkel
betalingsachterstanden opgelost of geldt kwijtschelding?
3.4.3 Aanpak van privaatrechtelijke schulden
In hoeverre worden ex-partners geholpen bij het indienen van de aanvragen, zo vragen
de leden van de D66-fractie. Is het mogelijk om een aanvraag later dan zes maanden
na de dagtekening van de beschikking tot toekenning van de compensatie in te dienen?
3.4.5 Verschil met schuldenregeling voor gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten op welke termijn zij
de in aanmerking komende publieke en private schulden verwacht te kunnen behandelen,
gezien de regering het niet nodig lijkt te vinden om een moratorium in te stellen.
3.4.6 Overwogen alternatieven
De leden van de CDA-fractie lezen dat er ex-partners zijn die hebben gevraagd om schulden
bij de Belastingdienst te pauzeren. Zij vragen hoe met deze verzoeken is omgegaan.
De leden van de CDA-fractie lezen dat diverse alternatieven zijn overwogen, onder
andere van maatwerk. Snelheid lijkt het zwaarste argument om niet voor deze in de
ogen van deze leden betere oplossing te kiezen. Zij vragen of dit klopt. Ook vragen
zij of als wel voor die optie zou worden gekomen, het nog steeds klopt dat dan in
2026 tot compensatie zou kunnen worden overgegaan, waarmee je ook gelijk zou kunnen
gaan lopen met de afronding van de integrale beoordelingen van de groep gedupeerde
aanvragers van de kinderopvangtoeslag. Ook vragen deze leden wat de consequenties
zouden zijn als je wacht tot na de integrale beoordelingen met beoordeling van de
ex-partner dossiers, als er weer iets meer ruimte is. Zou je dan niet vertragingen
kunnen voorkomen?
3.6 Noodvoorziening
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ten aanzien van de noodvoorziening – die
zij van harte toejuichen – waarom gekozen is voor een bedrag van 500 euro. Zijn er
signalen uit de reguliere hersteloperatie dat dit bedrag niet afdoende was, en als
dit voorkomt, is er dan de mogelijkheid om discretionair af te wijken van het genoemde
bedrag?
3.7 Brede ondersteuning
De leden van de D66-fractie vragen de regering wat erop tegen is de brede ondersteuning
te bieden op het moment van aanvragen van de ex-partnerregeling. Dit voorstel is gebaseerd
op de verwachting dat ex-partners snel compensatie krijgen en daarmee ook snel recht
krijgen op brede ondersteuning. Met de pauzeknop voor brede ondersteuning staat het
maken van een nieuwe start wel stil, terwijl de brede ondersteuning voor de ex-partner
en diens gezin wordt aangeboden nadat aan de ex-partner de compensatie van 10.000
euro is toegekend.
3.7.2 Brede ondersteuning in het buitenland
De leden van de D66-fractie vragen de regering aan te geven in hoeverre de brede ondersteuning
in het buitenland voor ex-partners afwijkt van de gedupeerde aanvragers in het buitenland.
Ex-partners krijgen vanaf het ambtshalve aanbod van OTB drie maanden bedenktijd om
de wens om te remigreren kenbaar te maken. Is dit hetzelfde als voor de gedupeerde
aanvrager?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de brede ondersteuning via het leefgebied gezin
ook geldt voor de huidige partner van de ex-partner en de kinderen van de ex-partner.
Ook hier hebben deze leden zorgen bij de proportionaliteit, omdat mogelijk ondersteuning
zal worden geboden aan gezinnen waar nauwelijks causaliteit bestaat met de toeslagenaffaire.
Zij vragen de regering hier nader op te reflecteren.
3.8 Terugvordering
Bij onjuiste informatie kunnen uitkeringen weer teruggevorderd worden van ex-partners.
De leden van de VVD-fractie vinden dit belangrijk, omdat misbruik druk zet onder het
draagvlak voor de ruimhartige compensatie voor gedupeerden en hun ex-partners. De
leden willen graag weten hoe de regering de balans wil vinden tussen enerzijds duidelijk
maken dat er bij misbruik zal worden teruggevorderd, en anderzijds ervoor wil zorgen
dat dit geen ex-partners die te goeder trouw zijn afschrikt – wat mogelijk tot niet-gebruik
van relevante regelingen kan leiden.
4 Kindregeling
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat kinderen van ex-partners die gedurende het
toeslagenpartnerschap onderdeel waren van het gezin ook onder de regelingen vallen.
Zij vragen hoeveel extra kinderen het regering verwacht met de uitbreiding van deze
regeling.
Alhoewel het lid Omtzigt begrip heeft voor het feit dat de regering ook oog heeft
voor de kinderen die in een huishouden opgroeiden waar het toeslagenschandaal effect
op sorteerde, vreest dit lid dat de doelgroep van de kindregeling veel te ruim is.
Deze groep omvat namelijk ook kinderen die uitwonend waren ten tijde van het toeslagpartnerschap.
Hoe denkt de regering zeker te kunnen stellen dat deze groep alleen een beroep kan
doen op compensatie als duidelijk is dat de ouders daadwerkelijk een beroep op deze
kinderen heeft gedaan? Wordt dit slechts marginaal getoetst? Dat zou het lid Omtzigt
zeer bevreemden.
Uit de uitvoeringstoets blijkt dat de verruiming van de hardheidsconclusie niet uitvoerbaar
is binnen de gestelde termijnen, zo lezen de leden van de SGP-fractie. Wat betekent
dit concreet? Wordt er dan een maatregel voorgesteld die niet uitvoerbaar is en dus
in de praktijk ook geen effect zal hebben? Binnen welke termijn is de verruiming wel
uitvoerbaar?
4.1 Kinderen van ex-partners
In de ogen van het lid Omtzigt is de definitie van kinderen van ex-partners te ruim.
Begrijpt het lid Omtzigt nu goed dat een kind dat op 1 januari 2005 20 was en op 1 januari
2015 30 was ook onder regeling valt?
4.4 Overwogen alternatieven
De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt dat ook voor kinderen die niet in
de regeling vallen, maar wel onderdeel uitmaken van het gezin van de ex-partner, brede
ondersteuning mogelijk is. Zij vragen of dat alleen gaat om gezinsondersteunende maatregelen
(denk aan een koelkast enz.), of ook specifiek voor dit kind geldende maatregelen.
Zij vragen ook hoe discussie hierover bij de diverse gemeenten die dit wellicht allemaal
anders zullen wegen kan worden voorkomen.
5 Regeling nabestaanden overleden gedupeerden
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de bewijslast voor de nabestaanden.
De leden willen graag weten of deze bewijslast behapbaar en dus niet te complex is.
Hoe wordt erop toegezien dat dit zo is en blijft? Hoe wordt de menselijke maat geborgd,
juist op dit intens gevoelige punt? En hebben de nabestaanden een rechtstreekse claim
op het forfaitaire bedrag, en vragen de nabestaanden dit zelf aan of wordt dit automatisch
toegewezen?
Als een gedupeerde overlijdt voordat zijn gedupeerdheid is vast komen te staan, kan
de herstelbetaling uitgekeerd worden aan de eigen levende kinderen van de overleden
aanvrager. Het lid Omtzigt moet daarmee concluderen dat het forfaitaire bedrag van
10.000 euro zo naar de biologische kinderen van een ex-partner kunnen vloeien, die
altijd bij hun andere ouder hebben gewoond en in het geheel geen last hebben gehad
van het toeslagenschandaal. Acht de regering dit niet veel te ruim?
5.1 Inleiding
De leden van de CDA-fractie vinden het terecht dat door nabestaanden nog steeds aanspraak
kan worden gemaakt op de compensatie die anders ontvangen zou zijn, en waar zij indirect
ook mee zouden zijn gecompenseerd. Zij vragen of bij de zelfstandige aanspraak ook
voldoende rekening is gehouden met fiscale aspecten, dat wil zeggen, of de nabestaanden
moeten afrekenen over ontvangen bedragen of het risico lopen gekort te worden op eventuele
uitkering door het verkrijgen van deze incidentele middelen.
5.3 Begunstigden van de regeling
De leden van de D66-fractie vragen de regering of iemand die op het moment van overlijden
van de gedupeerde diens ex-partner was, op dezelfde manier recht heeft op de ex-partnerregeling
als ex-partners van andere gedupeerden. Deze leden vragen hoe in het voorstel omgegaan
wordt met de ex-partner van een toeslagpartner op het moment van overlijden.
5.4 Herstelregelingen
De leden van de CDA-fractie lezen dat er niet voor is gekozen de werkelijke schade
van overleden gedupeerden te compenseren, omdat het moeilijk vast te stellen zou zijn
of hier sprake van is. Deze leden vraagt hoe omgegaan wordt met situatie waarin het
zo evident is dat de schade heel veel groter is dan de Catshuisregeling. Zij vragen
of in die gevallen toch opties tot maatwerk beschikbaar zijn, zonder dat dit direct
tot een gang naar de rechter hoeft te leiden.
6 Regeling nabestaanden overleden kinderen
De leden van de SP-fractie lezen met veel verdriet dat er circa 200 gedupeerde ouders
en 413 kinderen van gedupeerde ouders zijn overleden. Deze leden vragen de regering
of zij kan aangeven over hoe dit aantal is opgebouwd. Over welke periode zijn deze
ouders en kinderen overleden? Is dit statistisch gezien een hoger aantal overlijdens
vergeleken met niet-gedupeerden?
Met dit voorstel krijgen ook de kinderen die getroffen zijn door de toeslagenproblematiek
compensatie. Dit recht op compensatie verdwijnt niet als het kind overlijdt. Bij de
UHT is bekend dat in de periode van 1 januari 2005 tot aan de inwerkingtreding van
de WHT op 4 november 2022 413 kinderen van gedupeerde aanvragers zijn overleden. Het
lid Omtzigt zou graag van de regering horen of voldoende zicht is op de aard van deze
overlijdens. Weet de regering de doodsoorzaak van deze kinderen? Zo ja, dan de regering
ons daarvan dan een overzicht doen toekomen? Tevens verneemt hij graag van de regering
of de sterfte onder deze kinderen hoger was dan de sterfte onder de algemene bevolking.
Heel wezenlijk is de conclusie van de Raad van State dat de voorgestelde uitbreiding
van de mogelijkheden tot tegemoetkoming nadat een kind is overleden een geheel ander
karakter heeft dan andere regelingen in de hersteloperatie. Bij deze regeling gaat
het uitsluitend om de erkenning van leed. De regeling heeft daarmee niet meer het
karakter van een schaderegeling maar die van een regeling ter voldoening van een dringende
morele verplichting. Daarmee valt een belangrijke begrenzing weg, namelijk de hoogte
van de schade. Het lid Omtzigt vraagt de regering of zij bewust deze weg is ingeslagen
en deze fundamentele stap beter te motiveren.
7 Uitbreiding vooraankondiging en aanpassen zienswijzetermijn
De leden van de CDA-fractie lezen dat wordt voorgenomen de werkwijze te verbeteren,
waarin op een vroeger moment met de ouders de feiten en de uitkomst van de beoordeling
worden besproken, zowel van een positieve als negatieve beslissing. Zij zijn het eens
met deze werkwijze, en vragen de regering nader in te gaan op welke manier een zienswijze
kan worden gegeven en hoe die verder wordt behandeld. Deze leden verwachten dat veel
meer zienswijzen zullen worden gegeven op negatieve beslissingen dan positieve en
vragen daarom naar een inschatting van de impact van deze uitbreiding. In aanvulling
hierop vragen zij waarom het noodzakelijk is de zienswijzetermijn te verkorten van
zes naar twee weken, en in hoeverre dit nou echt versnelling oplevert in plaats van
meer complexiteit voor de ouders.
De regering verwacht dat een zienswijzetermijn van twee weken ook volstaat. Het lid
van de BBB-fractie hoort graag waar de regering dat op baseert, en welke concrete
verbeteringen in het proces zouden leiden tot deze conclusie. Daarnaast wil het lid
van de BBB-fractie graag weten of de zienswijzetermijn dan wel in verhouding is met
de totale doorlooptijd van alle herstelacties en niet juist ervaren wordt als een
ontmoediging van het leveren van een zienswijze. Hoe kijkt de regering hier tegenaan?
Het lid Omtzigt constateert met verbazing dat de zienswijzetermijn van zes naar twee
weken wordt teruggeschroefd. De regering verwacht namelijk dat de zienswijzetermijn
van twee weken ook volstaat, nu de vooraankondiging is uitgebreid. Het lid Omtzigt
betwijfelt of de uitbreiding van de vooraankondiging de beperking van de zienswijzetermijn
goed maakt. Wordt de verkorting van de zienswijzetermijn wel geëvalueerd? Zo ja, wanneer?
9 Rechtsbescherming
De leden van de CDA-fractie lezen dat gedupeerde ex-partners gratis rechtsbijstand
kunnen ontvangen voor het verzoek tot betaling of overname van private schulden en
de regeling voor werkelijke schade. Verderop lezen deze leden over de zorgen van de
Raad voor Rechtsbijstand. Deze leden vragen of de kosteloze juridische bijstand tijdig
geregeld voor deze groep aangezien het proces hieromtrent nog loopt. Hoe groot is
het risico dat we dit niet goed kunnen inregelen omdat capaciteit hiervoor ontbreekt
en we mensen moeten gaan teleurstellen?
11 Budgettaire aspecten
De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om de budgettaire aspecten uitgebreid
nader toe te lichten dan wel te verduidelijken. Kan de regering hierbij in ieder geval
stil staan bij de volgende aspecten: wat is het totale budgettaire beslag dat samenhangt
met de voorliggende wetgeving, waaruit wordt het gedekt, hoeveel wordt er ingezet
voor compensatie, hoeveel gaat er naar apparaatskosten, hoeveel wordt uitgegeven aan
externe commerciële partijen, hoeveel verwacht de regering uit te geven aan dwangsommen
in verband met (het significante risico op) wettelijke termijnoverschrijding?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om tevens nader toe te lichten wat
de budgettaire aspecten zijn indien de uitvoering van de schaderegeling voor ex-partners
bij een externe partij komt te liggen. Is de 150 fte waar in de uitvoeringstoets naar
wordt verwezen dan niet benodigd, bestaat er dan geen significant risico meer op het
overschrijden van wettelijke termijnen is er dan geen herprioritering van de IV-portfolio
noodzakelijk?
Het lid van de BBB-fractie hoort graag hoe de bedragen uit deze paragraaf gerelateerd
kunnen worden aan de eerste suppletoire begroting c.q. de Voorjaarsnota 2023.
12 Uitvoering
In meer algemene zin vragen de leden van de PVV-fractie breed te reflecteren op de
gevolgen van het voorliggende wetsvoorstel voor de reeds lopende hersteloperatie.
Kan de regering hierbij specifiek aandacht besteden aan de volgende aspecten: het
samenstellen van individuele dossiers, het (nu al) niet halen van wettelijke termijnen,
de in de uitvoeringstoetsen aangekondigde significante risico’s op het niet halen
van wettelijke termijnen?
Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft onderhavig wetsvoorstel niet geselecteerd
voor een advies. Is de regering bereid om expliciet advies te vragen nu diverse regelingen
worden aangemerkt als inhoudelijk complex?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er enkele risico’s zijn in de uitvoering. Dat
zijn tijdige uitvoering van een op voorhand niet in te schatten hoeveelheid bezwaar
en beroep, het niet kunnen aantrekken van voldoende personele capaciteit, en herprioritering
in de IV-portefeuille. Deze leden hebben zorgen bij deze uitvoeringsgevolgen en vragen
de regering een goed gebalanceerde overweging te maken, of een snelle uitvoering in
goede verhouding staan tot de kwaliteit en uitvoeringskosten. Zij vragen de regering
eveneens te reflecteren op het later uitvoeren van de regeling als er weer meer capaciteit
beschikbaar is.
Ten aanzien van de IV-capaciteit zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd ten koste
van welke projecten dit precies gaat in de IV-portefeuille van de Belastingdienst.
Zij vragen de regering hier nader inzicht in te geven om mee te kunnen nemen in de
afwegingen.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar de prioritering in de uitvoering.
Hoe wordt beoordeeld welke gevallen het meest urgent zijn en daarom het snelst moeten
worden afgehandeld?
De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de uitvoerbaarheid van dit
wetsvoorstel. Diverse uitvoeringstoetsen laten zien dat de hersteloperatie vertraging
op zal lopen, maar ook dat dit wetsvoorstel nauwelijks uitvoerbaar is. Wat is de impact
van dit wetsvoorstel op de voortgang van de lopende hersteloperatie? In hoeverre is
er een risico op ernstige verstoring, waardoor wellicht een deel van de hersteloperatie
stopgezet moet worden?
De leden van de fractie van de SGP zijn van mening dat de uitvoering van dit wetsvoorstel
goed gemonitord moet worden, zodat er, mocht dit nodig zijn, snel ingegrepen kan worden.
Hoe worden de uitvoeringsgevolgen gemonitord?
De leden van de SGP-fractie lezen op diverse plekken dat het zeer waarschijnlijk is
dat wettelijke termijnen, bijvoorbeeld in het kader van bezwaar en beroep, niet gehaald
zullen worden. En dat dit wetsvoorstel ervoor zorgt dat de termijnen nog verder uit
beeld komen. De leden wijzen erop dat het wettelijk verplicht is om deze termijnen
te halen. Wordt door het aannemen van dit wetsvoorstel niet inbreuk gedaan op andere
wettelijke bepalingen?
12.1 Belastingdienst en Belastingdienst/Toeslagen
De leden van de PVV-fractie merken op dat in de Memorie van Toelichting (pagina 41)
gesteld wordt dat Belastingdienst/Toeslagen alle voorgestelde maatregelen uitvoerbaar
acht. Kan de regering deze stelling nader onderbouwen aangezien in twee uitvoeringstoetsen
(Commissie Werkelijke schade nabestaanden Wet hersteloperatie toeslagen en hardheidsclausule
kindregeling ex-partners, ex-partner en nabestaandenregeling Wet hersteloperatie toeslagen)
het eindoordeel is dat de regelingen niet uitvoerbaar zijn en één regeling (forfaitair
bedrag ex-partners) vermoedelijk niet uitvoerbaar is in verband met complexiteit,
niet beschikbare capaciteit en overschrijding van wettelijke termijnen?
Uit de Memorie van Toelichting volgt dat de regering de IV-portfolio moet herprioriteren.
Kan de regering aan de leden van de PVV-fractie aangeven welke keuze de regering hierin
voornmens is te maken?
12.2 Uitvoerder aanvullende compensatie werkelijke schade
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse gelezen dat er wordt gekeken naar
een marktpartij voor de uitvoering. Hoe wordt deze marktpartij op hetzelfde niveau
gebracht als de CWS? En hoe wordt geborgd dat de marktpartij binnen relevante kaders
opereert, bijvoorbeeld op het vlak van kosten en privacy? Als de samenwerking met
een marktpartij een succes is, is de regering dan van plan om meer marktpartijen in
te schakelen om te helpen in de hersteloperatie? Kan de regering hier uitgebreid op
reflecteren?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om nader te reflecteren op de gevolgen
voor rechts(on)gelijkheid indien de ene gedupeerde zich moet wenden tot de Commissie
Werkelijke Schade en de andere gedupeerde (de ex-partner) zich voor werkelijke schade
moet wenden tot een extern ingehuurd commercieel bureau.
12.3 Gemeenten en VNG
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) aangeeft
dat er voldoende voorbereidingstijd nodig is voor gemeenten. Kan de regering aangeven
hoeveel tijd dat zou moeten zijn? Ook vragen deze leden de regering een werkwijze
te schetsen om tot zoveel mogelijkheid eenduidigheid te komen in de uitvoering en
heldere communicatie richting gemeenten. Deze leden zien dat daar in de reguliere
hersteloperatie vaak onduidelijkheid optreedt en dat ouders aangeven dat er ongelijkheid
zit in steun door verschillende gemeenten. Kan de regering aangeven hoe zij hiermee
wil omgaan en of mogelijk een sterkere coördinerende rol richting gemeenten nodig
is?
De leden van de CDA-fractie vragen of gemeenten de brede ondersteuning op de vijf
leefgebieden van ex-partners er zomaar bij kunnen hebben. Hoeveel extra werk verwachten
we hierdoor bij gemeenten? Zij vragen hoe groot de impact is voor gemeenten van deze
uitbreiding in taken, en of ze verwachten dit redelijkerwijs waar te kunnen maken.
Zij ontvangen graag een nadere beschouwing van de VNG op de uitvoerbaarheid van deze
regelingen.
15 EU-aspecten
De leden van de VVD-fractie vrezen dat gedupeerde ondernemers door EU-regels niet
een waardig herstel kunnen krijgen, omdat dit mogelijk onder staatssteun kan vallen.
Kan de regering duidelijk maken hoeveel ex-partners niet (volledig) gecompenseerd
kunnen worden door Europese staatssteunregels? Om welke bedragen gaat dit? En onderzoekt
de regering ook alle (onorthodoxe) middelen om deze doelgroep toch volledig te compenseren?
Is de regering bereid om naar de EU te gaan om hierover in gesprek te gaan met de
Europese Commissie? Is de regering bereid om te laten onderzoeken of het echt als
staatssteun gezien zal worden? Is de regering het met deze leden eens dat ook ondernemers
erop moeten kunnen rekenen dat de overheid hen zal compenseren voor het aangedane
leed?
De leden van de CDA-fractie lezen wederom van de mogelijke strijdigheid met staatssteunregels
voor gedupeerde ondernemers. Zij vragen allereerst of überhaupt sprake kan zijn van
staatssteun, omdat het karakter van de betalingen een terugbetaling of schadecompensatie
is. En mocht er toch sprake zijn van staatssteun, dan zijn zij van mening dat dit
mogelijk om gerechtvaardigde staatssteun kan gaan, en vragen of de regering de casuïstiek
reeds met de Europese Commissie heeft besproken. Zij vragen of de regering bij de
Commissie kenbaar kan maken waarom het gerechtvaardigd is dat inwoners in het kader
van de toeslagenaffaire geld uitgekeerd krijgen waar zij recht op hebben, en hiervoor
begrip te vragen.
Heeft de regering enig zicht op hoeveel ex-partners compensatie van werkelijke schade
mislopen door deze beperkingen in het kader van de staatssteunregels en om welke bedragen
het daarbij gaat, zo vraagt het lid van de BBB-fractie?
16 Advies en consultatie
De leden van de VVD-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het feit dat de Raad
van State waarschuwt voor vertraging indien er niet of nauwelijks buffers zijn voor
eventuele tegenvallers. Kan de regering deze uitspraak verder duiden: hoe gaat de
regering de uitvoering voorbereiden op mogelijke tegenvallers?
De leden van de VVD-fractie hebben eveneens bezorgd kennisgenomen van de waarschuwing
van de Raad van State voor oprekking grenzen van niet-gedupeerden. De leden vragen
of er meer niet-gedupeerden onder compensatieregelingen zullen vallen. Zij krijgen
ook hun schulden kwijtgescholden. Is de regering bang voor een eventuele aanzuigende
werking? Hoe groot wordt het risico op deze werking geacht? Is er een inschatting
te maken hoeveel niet-gedupeerden op deze manier onder de compensatieregelingen vallen?
En wat kan de regering doen om dit zoveel mogelijk in te perken?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er volgens de Raad van State een risico bestaat
dat wettelijke termijnen niet gehaald worden door arbeidsmarktkrapte. Hoe reflecteert
de regering hierop?
16.1 Raad voor de rechtspraak
De Raad voor de Rechtspraak geeft aan meer rechtszaken te verwachten, zo lezen de
leden van de CDA-fractie. Wat is hun verwachting indien deze aanvullende maatregelen
niet genomen worden met betrekking tot een gang naar de rechter? Is het niet logisch
te veronderstellen dat het aantal rechtszaken in dat geval nog vele malen hoger zal
zijn?
16.2 Raad voor Rechtsbijstand
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Raad voor de Rechtsbijstand kritisch is op
de ingeslagen weg van de hersteloperatie, juridisering en onvoldoende en te late genoegdoening
van gedupeerden, die met dit voorstel verder wordt voortgezet. Deze leden merken op
dat bij de reguliere hersteloperatie deze kritiek ook vaak is geuit door betrokkenen
en dat daar nu een andere manier van werken wordt verkend. Zij hadden het logisch
gevonden dat die lessen ook worden meegenomen bij deze aanvullende wetgeving en vragen
de regering waarom dit niet meer is gedaan.
18 Evaluatie
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de uitbreiding van de vooraankondiging en de
verkorting van de zienswijzetermijnen ook worden geëvalueerd en zo ja, wanneer. Wanneer
wordt de uitvoering van de regeling voor nabestaanden van overleden kinderen geëvalueerd?
Zullen de regelingen uit onderhavig wetsvoorstel ook meegenomen worden in de invoeringstoets?
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.J. Meijerink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.