Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Lee over lonen en winsten
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over lonen en winsten (ingezonden 8 mei 2023).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 23 mei
2023).
Vraag 1
Bent u bekend met twee nieuwe onderzoeken van Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV),
namelijk «Hoge winsten en lage lonen»1 en «Stijgende prijzen en hoge winsten»2?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe veranderen de nieuwe inzichten uit deze onderzoeken «de reactie van het kabinet
op de twee rapporten van FNV»?
Antwoord 2
Ik zie in de nieuwe rapporten interessant cijfermateriaal over de ontwikkeling van
prijzen, winsten en lonen. Ik zie echter geen aanleiding om mijn reactie3 op de eerdere rapporten te herzien. Het kabinet vindt dat werk moet lonen en dat
het vaststellen van lonen in eerste instantie een kwestie tussen werkgevers en werknemers
is. Daarbij blijft het kabinet werkgevers oproepen om de lonen tijdig te laten stijgen
waar daar ruimte voor bestaat. Loonstijging vormt een structurele oplossing voor de
koopkracht van huishoudens. Daarmee wordt economische voorspoed eerlijk verdeeld over
werkenden en verschaffers van kapitaal.
Het kabinet ziet dat er nog steeds ruimte is voor hogere lonen. Want de productiviteit
van werknemers stijgt, evenals de prijzen die bedrijven vragen voor hun goederen en
diensten.4 Het kabinet ziet dat die ruimte in de praktijk ook daadwerkelijk wordt benut. Lonen
stijgen momenteel fors. Het Centraal Planbureau verwacht dat de cao-lonen dit jaar
met 5% zullen stijgen. Cao’s die recent zijn afgesloten bevatten loonstijgingen van
circa 7% op jaarbasis.5
Het Centraal Planbureau raamde in het Centraal Economisch Plan dat de stijging van
lonen zich de komende jaren zal voortzetten en dat lonen harder zullen stijgen dan
de consumentenprijzen. Ik verwacht daarom dat de lonen in reële termen zullen inhalen
wat zij in 2022 verloren hebben.
Vraag 3
In hoeverre denkt u dat het daadwerkelijk voorkomen gaat worden dat de lonen minder
hard stijgen dan de winsten (het exploitatieoverschot)? Dragen de gekozen maatregelen
hier wel voldoende aan bij?
Antwoord 3
Het vaststellen van lonen is in eerste instantie aan werkgevers en werknemers. De
afspraken die zij maken, zullen bepalen hoe hard lonen stijgen. Als kabinet hebben
we werkgevers meermaals opgeroepen om lonen te verhogen waar daar ruimte voor bestaat.
Ik ben blij dat ik de lonen inderdaad zie stijgen. Voor de toekomst blijft er, op
basis van verdere stijgingen van productiviteit en de prijzen die bedrijven vragen
voor hun goederen en diensten, nog ruimte voor verdere stijgingen. Dat die ruimte
voor loonstijging wordt benut is belangrijk voor de koopkracht. Ook in de komende
jaren is het van belang dat de ruimte voor loonstijging tijdig benut blijft worden.
Met de maatregelen die ik noemde in mijn brief van 19 april jl. is het werk van het
kabinet nog niet klaar. Zo buigt het kabinet zich in augustus over de ontwikkeling
van de lastenverdeling en de koopkracht in 2024.
Vraag 4
Hoe verhoudt de loonstijging zich op dit moment tot de stijging van de winst/toegevoegde
waarde?
Antwoord 4
De figuur hieronder laat de ontwikkeling zien van de beloning van werknemers, de winsten
van niet-financiële bedrijven en de totale toegevoegde waarde.
De winst van niet-financiële bedrijven (vóór afschrijvingen en belasting) steeg volgens
het CBS in 2022 met 14 procent. In hetzelfde jaar nam de totale beloning van werknemers
met 8% toe.
De winstquote (het bruto exploitatieoverschot als percentage van de bruto toegevoegde
waarde) daalde in 2022 licht. Volgens voorlopige cijfers van het CBS daalde de winstquote
van 41,1 procent in 2021 naar 40,9 procent in 2022. Zie figuur 2.
Figuur 1. Toegevoegde waarde, beloning van werknemers en brutowinst niet-financiële
bedrijven in miljarden euro’s (bron: CBS).
Figuur 2. Winstquote van niet-financiële vennootschappen in % (bron: CBS).
Vraag 5
Deelt u dat de eerste tekenen dat de loonruimte die er is benuttigd wordt, niet bemoedigend
zijn, namelijk dat de winstquote van niet-financiële vennootschappen in het vierde
kwartaal van vorig jaar historisch hoog ligt6 en dat de winsten bij 49 beursgenoteerde bedrijven in 2022 veel harder zijn gestegen
ten opzichte van 2019 dan de omzet en de personeelskosten7?
Antwoord 5
De eerste tekenen dat lonen substantieel stijgen vind ik juist wel bemoedigend. Het
is gebruikelijk dat lonen met vertraging reageren.8 Die vertraging komt onder meer doordat veel collectieve arbeidsovereenkomsten eerder
zijn afgesloten en een meerjarige looptijd hebben. De stijging van de cao-lonen zal
dit jaar naar verwachting ongeveer 5% bedragen. Het CPB verwacht daarnaast dat ook
volgend jaar de cao-lonen met 5% zullen stijgen. Cao’s die recent zijn afgesloten
bevatten loonstijgingen van circa 7% op jaarbasis.9 Ik vind dit een positieve ontwikkeling.
Vraag 6
Wat gaat u doen mochten de lonen toch niet meestijgen met de winst/toegevoegde waarde?
Antwoord 6
Voor het beoordelen van de loonontwikkeling kijk ik naar de ontwikkeling van de reële
loonkosten in relatie tot de arbeidsproductiviteit. Het kabinet wil de komende jaren
evenwicht in de loonontwikkeling behouden. Daarvoor blijft de komende jaren loongroei
nodig. Zoals het Centraal Planbureau heeft aangegeven is die loongroei bovendien nodig
als structurele oplossing voor het beschermen van de koopkracht van huishoudens. Uiteraard
zal ik nauwgezet blijven volgen hoe de loonvorming de komende tijd verloopt.
Daarnaast geldt dat het kabinet excessieve winsten wil voorkomen. Bijvoorbeeld door
markten goed te ordenen. En door toezicht van de ACM op de mededinging, een aantal
specifieke sectoren en het consumentenrecht. Wanneer zich desondanks excessen voordoen,
kan het kabinet besluiten om in te grijpen indien sprake zou zijn van overwinsten.
Een ingreep kan zich richten op de oorzaak van die overwinsten. Of op het gevolg in
de vorm van de overwinsten zelf. Een voorbeeld van zo’n ingreep is het tijdelijk verplicht
plafond op marktinkomsten van elektriciteitsproducenten van de Minister voor Klimaat
en Energie.
Vraag 7
Bent u bekend met het onderzoek van Weber waarin hij opmerkt dat bedrijven de afgelopen
periode dalende producentenprijzen hebben aangegrepen om hun winstmarges verder te
vergroten en hij verwacht dat zij dit ook de komende periode zullen doen10?
Antwoord 7
Ja.
Vraag 8
Bent u bekend met de analyses hierover van de Europese Centrale Bank (ECB) (Isabelle
Schnabel11 en Fabio Panetta12) en Goldman Sachs13? Bent u ermee bekend dat uit het rapport van FNV «Stijgende prijzen en hoge winsten»
blijkt dat ook in Nederland de winstmarges van beursgenoteerde bedrijven zijn toegenomen
van 7.5 naar 5 cent per euro omzet tussen 2019 en 2022?
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9
Deelt u de opvatting dat de consumentenprijzen door bedrijven met marktmacht niet
worden verlaagd nadat de producentenprijzen zijn gedaald en dat dit leidt tot extra
winst-gedreven inflatie?
Antwoord 9
Het is duidelijk dat de winsten van bedrijven in 2022 zijn gegroeid. Ook is duidelijk
dat de stijging van consumentenprijzen voor een deel te verklaren valt door het feit
dat bedrijven meer winst hebben gemaakt. In die zin deel ik de gedachte dat in 2022
deels sprake was van winst-gedreven inflatie.
Ik kan op dit moment echter nog geen conclusies trekken over hoe winst-gedreven inflatie
exact tot stand is gekomen.
Het is in ieder geval duidelijk dat de economie in 2022 en waarschijnlijk ook nog
in het begin van 2023 oververhit was.14 Dat wil zeggen dat de vraag naar goederen en diensten groter is dan wat bedrijven
op korte termijn kunnen leveren. Dat heeft een prijsopdrijvend effect. Hogere prijzen
zijn nadelig voor huishoudens wier lonen niet meteen mee groeien. Hogere prijzen veroorzaken
pijn bij deze huishoudens in de vorm van een afname in koopkracht. Tegelijkertijd
hebben hogere prijzen als positief effect dat zij de vraag naar goederen en diensten
afremmen, en bedrijven aansporen het aanbod te vergroten. Dit mechanisme is in principe
in lijn met de verwachting. De economie is volgens een eerste berekening van het Centraal
Bureau voor de Statistiek in het eerste kwartaal van dit jaar met 0,7 procent gekrompen.15 Dat zou een signaal kunnen zijn dat de vraag inderdaad afneemt.
In het maatschappelijke debat zijn daarnaast andere mogelijke verklaringen geopperd
voor hoe winsten hebben kunnen bijdragen aan de inflatie. Die verklaringen geven aan
welke andere mechanismen zouden kunnen hebben bijgedragen aan het feit dat prijzen
sterker zijn gestegen dan de kosten van bedrijven.
De tweede mogelijke verklaring is, zoals de gestelde vraag ook suggereert, dat bedrijven
over marktmacht beschikken. Die marktmacht zou maken dat zij minder concurrentie ondervinden.
De essentie van deze verklaring is dat de markt niet goed functioneert. Een derde
mogelijke verklaring is dat bedrijven prijzen verhogen om te anticiperen op toekomstige
kosten of onzekerheid over de toekomst. Bijvoorbeeld op stijgende loonkosten. Op kosten
voor het inlossen van schulden uit de corona periode. En/of op economische onzekerheid,
bijvoorbeeld als gevolg van de oorlog in Oekraïne. Een vierde mogelijke verklaring
is dat afnemers de prijsverhogingen minder zouden opmerken in tijden van inflatie.
Dit zou ertoe leiden dat zij hun koopgedrag minder zouden bijstellen. Bedrijven zouden
zo’n periode dan aangrijpen om prijzen meer te verhogen dan hun kosten.
Op dit moment kan ik geen conclusies trekken over de (on)juistheid van deze andere
verklaringen. Dat komt doordat nog niet is onderzocht in hoeverre deze verklaringen
werkelijk hebben gespeeld bij de ontwikkeling van winsten en prijzen in 2022. Dergelijke
conclusies zal ik wel kunnen trekken zodra nader onderzoek beschikbaar komt. Daarnaast
zal de komende maanden duidelijk worden hoe de winsten en prijzen zich dit jaar ontwikkelen.
Daarmee zal ook duidelijker worden in hoeverre winst-gedreven inflatie een blijvend
dan wel tijdelijk fenomeen is.
Vraag 10
Deelt u de opvatting dat dit ook in Nederland aan de orde van de dag is? Ziet het
kabinet winst-gedreven-inflatie ook als mogelijk risico nu de producentenprijzen maand
op maand afvlakken en de consumentenprijsindex (CPI) gestaag blijft stijgen?
Antwoord 10
Het is in mijn beleving te vroeg om te zeggen of ook in 2023 sprake zal zijn van winst-gedreven
inflatie. Kwantitatieve gegevens over de winsten van bedrijven zijn immers nog niet
beschikbaar. In ieder geval geldt dat winsten niet alleen afhangen van prijzen van
grondstoffen, goederen en diensten, maar ook van bijvoorbeeld afzetvolumes, loonkosten
en marktdynamiek. Voor de loonkosten is de verwachting dat zij dit jaar substantieel
zullen toenemen, onder andere als gevolg van de stijgende cao-lonen. Tegelijkertijd
zagen we dat het BBP is gedaald in het eerste kwartaal.
Vraag 11
Deelt u de opvatting dat winst-gedreven-inflatie, ofwel graaiflatie, onrechtvaardig
is?
Antwoord 11
Als bedrijven moedwillig hun prijzen extra verhogen op een moment dat prijzen toch
al hard stijgen, ja, dan vind ik dat inderdaad onrechtvaardig. We hebben het dan over
de vierde mogelijke verklaring die ik noemde in mijn antwoord op vraag 9.
Zoals ik al aangaf, weet ik echter niet in hoeverre die mogelijke verklaring momenteel
in Nederland aan de orde is. Er zijn immers ook andere mogelijke verklaringen voor
het feit dat de stijging van consumentenprijzen gepaard gaat met hogere bedrijfswinsten.
Los daarvan zou het onwenselijk zijn als bedrijfswinsten structureel op een onevenwichtig
hoog niveau komen te liggen. Of dit zal gebeuren is moeilijk te voorspellen. DNB president
Klaas Knot gaf recent aan dat het jaar 2022 in meerdere opzichten een jaar van unieke
omstandigheden was, dat hij een ommekeer verwacht, en dat de winstmarges weer zullen
dalen.16 Tegelijkertijd is de verwachting dat de lonen van werknemers in dit jaar en de komende
jaren substantieel zullen stijgen.
Vraag 12
Wat gaat u doen om deze mogelijke extra stijging van de winst-gedreven inflatie te
voorkomen?
Antwoord 12
We zien dat de winsten van bedrijven sinds 2021 zijn gestegen. En we merken allemaal
dat de prijzen in winkels omhoog zijn gegaan. Volgens de Rabobank kan een vijfde van
de inflatie verklaard worden door toegenomen winst.17 Dat voelt oneerlijk. Als ondernemers misbruik maken van de situatie door prijzen
disproportioneel te verhogen en zo hun winsten te vergroten, is dat zeer onwenselijk.
Tegelijkertijd weten we nog onvoldoende waarom de prijzen harder zijn gestegen dan
de kosten. Het zou goed kunnen dat dit een tijdelijke situatie is en dat we binnenkort
gaan zien dat juist werknemers aan koopkracht winnen, zoals het CPB raamt.18
Zoals hierboven gezegd is het op dit moment te vroeg om definitief te oordelen over
wat nu maakt dat we zien dat winsten een deel van de prijsstijgingen kunnen verklaren.
Duidelijk is wel dat de pijn van inflatie eerlijk verdeeld moet worden tussen bedrijven,
werknemers en consumenten. Ook economische voorspoed moeten we eerlijk delen. Daarom
heeft het kabinet eerder werkgevers opgeroepen de lonen te verhogen. Loonstijging
is nodig voor het structureel vergroten van de koopkracht van huishoudens. Ik ben
blij te zien dat de lonen echt aan het stijgen zijn. Verder kijkt het kabinet in augustus
naar het lastenbeeld en koopkracht, waarbij uiteraard ook de winstgevendheid van bedrijven
in ogenschouw zal worden genomen.
Daarnaast heeft de ACM een belangrijke verantwoordelijkheid als toezichthouder op
de markt indien er een gebrek aan concurrentie aan de basis ligt van de overwinsten
die worden gemaakt. Dit beleid grijpt aan op factoren die overwinsten kunnen veroorzaken.
Vraag 13
Wat gaat u doen om de winst-gedreven inflatie die mogelijk al heeft plaatsgevonden,
recht te zetten?
Antwoord 13
In mijn vorige antwoord gaf ik al aan dat ik focus op de koopkracht van huishoudens
en tegelijkertijd blijf volgen hoe winsten en prijzen zich ontwikkelen.
Lonen zijn aan het stijgen. Dat is ook nodig voor het structureel vergroten van de
koopkracht van huishoudens. Als de lonen inderdaad, net als in het verleden, vertraagd
reageren, zullen die nog enkele jaren flink groeien. Het CPB heeft deze verwachting
ook uitgesproken in haar meest recente raming.
Voor de korte termijn heeft het kabinet in 2022 een omvangrijk pakket aan koopkrachtmaatregelen
getroffen. Ook heeft het kabinet in het Belastingplan 2023 meerdere maatregelen opgenomen
om de belastingdruk op arbeid en vermogen structureel meer in balans te brengen. In
augustus zal het kabinet zich opnieuw over het lastenbeeld en de koopkracht buigen.
Vraag 14
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 24 mei, de dag waarop het rondetafelgesprek over
winsten en lonen in de Tweede Kamer gepland is?
Antwoord 14
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.