Voorstel van wet (tweede lezing) : Voorstel van wet zoals het luidt na de daarin tot en met 16 mei 2023 aangebrachte wijzigingen
36 277 Tijdelijke regels over de instelling van een begrotingsfonds voor het landelijk gebied en de natuur (Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur)
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 2 Instelling en doel van het fonds
Artikel 3 Andere uit het fonds te financieren maatregelen
Artikel 4 Niet uit het fonds te financieren maatregelen
Artikel 5 Beheer van het fonds
Artikel 5a Verkenning transitiebeleid landelijk gebied en natuur
Artikel 5b Nationaal Kennisprogramma Stikstof
Artikel 6 Meerjarenprogramma Transitiefonds landelijk gebied en natuur
Artikel 7 Ontvangsten van het fonds
Artikel 8 Uitgaven van het fonds
Artikel 9 Subsidieverstrekking
Artikel 10 Onafhankelijk advies
Artikel 11 Evaluatiebepaling
Artikel 12 Verwijzing naar Omgevingswet
Artikel 13 Inwerkingtredings- en horizonbepaling
Artikel 14 Citeertitel
Nr. 57 VOORSTEL VAN WET ZOALS DAT LUIDT NA DE DAARIN TOT EN MET 16 MEI AANGEBRACHTE WIJZIGINGEN
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om met een brede, langjarige
generieke en gebiedsgerichte aanpak de stikstofbelasting van de natuur terug te dringen
en de natuur te beschermen en te ontwikkelen, een bijdrage te leveren aan het tijdig
voldoen aan de Kaderrichtlijn water, de emissie van broeikasgassen door de landbouw
en door landgebruik te verminderen en perspectief te bieden aan de landbouw, en daartoe
tijdelijk een begrotingsfonds in te stellen als bedoeld in artikel 2.11 van de Comptabiliteitswet
2016;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
fonds:
Transitiefonds landelijk gebied en natuur als bedoeld in artikel 2;
kaderrichtlijn water:
Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot
vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid
(PbEG 2000, L 327);
Onze Minister:
Onze Minister voor Natuur en Stikstof;
verordening landgebruik:
Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake
de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering
in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030, en tot wijziging van
Verordening (EU) nr. 525/2013 en Besluit nr. 529/2013/EU (PbEU 2018, L 156).
Artikel 2 Instelling en doel van het fonds
1. Er is een Transitiefonds landelijk gebied en natuur.
2. Het fonds heeft als doel de financiering van landbouw- en natuurmaatregelen met het
oog op:
a. het verminderen van de depositie van stikstof op voor stikstof gevoelige habitats
in Natura 2000-gebieden om te voldoen aan de omgevingswaarden voor stikstofdepositie,
bedoeld in artikel 2.15a, eerste lid, van de Omgevingswet;
b. het verminderen van de emissie van broeikasgassen en het vastleggen van koolstof om
te voldoen aan:
1°. de klimaatdoelen die voor landbouw en landgebruik zijn vastgesteld ter uitvoering
van artikel 2, eerste en tweede lid, van de Klimaatwet;
2°. de verordening landgebruik;
c. het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden en
het behoud of herstel van dier- en plantensoorten die van nature in Nederland in het
wild voorkomen, van hun biotopen en habitats, en van in Nederland voorkomende typen
natuurlijke habitats, in overeenstemming met de internationaalrechtelijke verplichtingen;
d. het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische toestand van watersystemen
volgens de doelstellingen van de kaderrichtlijn water, in samenhang met de emissies
door de landbouw en de inrichting van het landelijk gebied;
e. een economische, ecologische en sociale verduurzaming van de landbouw met het oog
op het bereiken van de onder a tot en met d genoemde doelen.
Artikel 3 Andere uit het fonds te financieren maatregelen
Uit het fonds kunnen mede worden gefinancierd:
a. in uitzonderlijke gevallen: andere maatregelen dan landbouw- en natuurmaatregelen:
1°. die door een van Onze Ministers of door gedeputeerde staten van een provincie zijn
voorgesteld aan de fondsbeheerder;
2°. die onderdeel zijn van of aansluiten op een gebiedsgerichte aanpak voor het integraal
bereiken van de doelen, genoemd in artikel 2, tweede lid, onder a tot en met d; en
3°. waarmee een of meer van die doelen ten minste even doelmatig en doeltreffend kan of
kunnen worden bereikt;
b. de ontwikkeling en ondersteuning van een gebiedsgerichte aanpak voor het integraal
bereiken van de doelen, genoemd in artikel 2, tweede lid.
Artikel 4 Niet uit het fonds te financieren maatregelen
Uit het fonds worden geen maatregelen gefinancierd:
a. in de sector glastuinbouw, voor zover het gaat om maatregelen met het oog op de klimaatdoelen
die voor die sector zijn vastgesteld ter uitvoering van artikel 2, eerste en tweede
lid, van de Klimaatwet;
b. ten behoeve van watersystemen of onderdelen daarvan die in beheer zijn bij het Rijk,
voor zover de kosten van die maatregelen al gedekt zijn door het deltafonds, bedoeld
in de Waterwet.
Artikel 5 Beheer van het fonds
1. Het fonds is een begrotingsfonds als bedoeld in artikel 2.11, eerste lid, van de
Comptabiliteitswet 2016.
2. Onze Minister beheert het fonds.
3. Onze Minister beoordeelt de maatregelen die overeenkomstig artikel 2 of 3 gefinancierd
kunnen worden onder meer met betrekking tot:
a. de overeenstemming met een generieke en gebiedsgerichte aanpak voor het integraal
bereiken van de doelen, genoemd in artikel 2, tweede lid;
b. de uitvoerbaarheid, doeltreffendheid en doelmatigheid van de maatregelen, waarbij
ten aanzien van de doelmatigheid ten minste beoordeeld wordt of de beoogde doelstelling
van de maatregelen ook bereikt kan worden met minder middelen;
c. de duur van de maatregelen in relatie tot de tijdelijkheid van het fonds;
d. of de maatregelen additioneel zijn aan landbouw- en natuurmaatregelen als bedoeld
in artikel 2, tweede lid, die zijn vastgesteld en gefinancierd voor 1 januari 2022;
e. de sociale effecten van de maatregelen; en
f. de mate waarin alternatieven op basis van vrijwilligheid zijn overwogen indien een
maatregel genomen wordt op basis van onvrijwilligheid.
Artikel 5a Verkenning transitiebeleid landelijk gebied en natuur
1. Het Planbureau voor de Leefomgeving brengt tweejaarlijks aan Onze Minister een verkenning
uit van de ten behoeve van de transitie van het landelijk gebied en de natuur genomen
en voorgenomen maatregelen in het licht van de doelen, genoemd in artikel 2, tweede
lid, waarbij voor zover mogelijk het effect van het fonds inzichtelijk wordt gemaakt.
2. De verkenning, bedoeld in het eerste lid, is een wetenschappelijk rapport over de
gevolgen van het gevoerde beleid in de voorafgaande jaren en het lopende kalenderjaar
en een verkenning van de voorgenomen maatregelen voor de komende jaren, vergezeld
van gegevens over de mate waarin de doelen, genoemd in artikel 2, tweede lid, zijn
behaald.
Artikel 5b Nationaal Kennisprogramma Stikstof
Onze Minister draagt zorg voor een Nationaal Kennisprogramma Stikstof, gericht op
het verbeteren van metingen en berekeningen inzake stikstof.
Artikel 6 Meerjarenprogramma Transitiefonds landelijk gebied en natuur
1. Jaarlijks biedt Onze Minister gelijktijdig met het voorstel van wet tot vaststelling
van de begrotingsstaat van het fonds een Meerjarenprogramma Transitiefonds landelijk
gebied en natuur, alsmede tweejaarlijks de verkenning, bedoeld in artikel 5a, aan
de Staten-Generaal aan.
2. Het meerjarenprogramma verschaft informatie over de meerjarige uitgaven van het fonds,
bedoeld in artikel 8. Het meerjarenprogramma maakt tevens zichtbaar hoe de financiële
middelen van het fonds worden verdeeld.
3. Het meerjarenprogramma geeft inzicht:
a. in de wijze waarop en de verwachte effectiviteit waarmee de uit het fonds te financieren
maatregelen gaan bijdragen aan de doelen, genoemd in artikel 2, tweede lid;
b. in de voortgang van de maatregelen die uit het fonds gefinancierd worden;
c. in de planvorming, voortgang en resultaten van het Nationaal Kennisprogramma Stikstof,
bedoeld in artikel 5b.
Artikel 7 Ontvangsten van het fonds
De ontvangsten van het fonds zijn:
a. gelden verkregen uit algemene middelen van het Rijk;
b. bijdragen ten laste van andere begrotingen van het Rijk als bedoeld in artikel 2.1,
eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016;
c. bijdragen van derden met het oog op de doelen van het fonds, genoemd in artikel 2,
tweede lid.
Artikel 8 Uitgaven van het fonds
1. Ten behoeve van maatregelen als bedoeld in artikel 2 of 3 komen ten laste van het
fonds:
a. subsidies aan publiekrechtelijke rechtspersonen, privaatrechtelijke rechtspersonen
of natuurlijke personen;
b. bijdragen aan andere begrotingen van het Rijk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid,
van de Comptabiliteitswet 2016;
c. andere uitgaven.
2. Onverminderd de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies kunnen bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur nadere regels worden gesteld over de uitgaven ten laste van het fonds.
Artikel 9 Subsidieverstrekking
Op grond van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies kunnen ook subsidies worden verstrekt
voor maatregelen als bedoeld in artikel 3.
Artikel 10 Onafhankelijk advies
Onze Minister laat zich ten behoeve van de uitgaven ten laste van het fonds bijstaan
door een of meer adviseurs.
Artikel 11 Evaluatiebepaling
Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal
een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 12 Verwijzing naar Omgevingswet
Tot het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3.1 van de Aanvullingswet natuur
Omgevingswet wordt in artikel 2, tweede lid, onder a, in plaats van «de omgevingswaarden
voor stikstofdepositie, bedoeld in artikel 2.15a, eerste lid, van de Omgevingswet»
gelezen «de omgevingswaarden voor stikstofdepositie, bedoeld in artikel 1.12a, eerste
lid, van de Wet natuurbescherming».
Artikel 13 Inwerkingtredings- en horizonbepaling
1. Deze wet treedt in werking en vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip,
met dien verstande dat de wet van toepassing blijft op uitgaven als bedoeld in artikel 8
die zijn gedaan voordat de wet vervalt.
2. Met ingang van twaalf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet worden
geen nieuwe ontvangsten als bedoeld in artikel 7 aan het fonds toegevoegd.
Artikel 14 Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Natuur en Stikstof,
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
De Minister van Financiën,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.