Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragenvan de leden Sjoerdsma, Jasper van Dijk, Piri, Brekelmans, Agnes Mulder, Ephraim, Gündogan, Van der Lee, Sylvana Simons, Eppink, Ceder, Van der Plas, Teunissen, Kuzu, Omtzigt, Van der Staaij, Den Haan, Wilders en Dekker over de hoogst mogelijke koninklijke onderscheiding voor de heer Zwartendijk
Vragen van de leden Sjoerdsma (D66), Jasper van Dijk (SP), Piri (PvdA), Brekelmans (VVD), Agnes Mulder (CDA), Koekkoek (Volt), Ephraim (Groep Van Haga), Gündoğan (Gündoğan), Van der Lee (GroenLinks), Sylvana Simons (Bij1), Eppink (JA21), Ceder (ChristenUnie), Van der Plas (BBB), Teunissen (PvdD), Kuzu (DENK), Omtzigt (Omtzigt), Van der Staaij (SGP), Den Haan (Fractie Den Haan), Wilders (PVV) en Dekker (FvD) aan de Minister-President en de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de hoogst mogelijke koninklijke onderscheiding voor de heer Zwartendijk (ingezonden 15 februari 2023).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister-President
en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 21 april 2023).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1890.
Vraag 1
Bent u bekend met het verhaal over Jan Zwartendijk in het boek «De rechtvaardigen» van Jan Brokken (2018), waarin uiteen wordt gezet hoe hij duizenden Joden redde tijdens
de Tweede Wereldoorlog?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Bent u bekend met het feit dat de heer Zwartendijk een reprimande kreeg voor zijn
heldhaftige gedrag?1
Herinnert u zich dat de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken reeds aangaf dat
Zwartendijk erkenning en eerbetoon verdient voor zijn dappere gedrag?2
Antwoord 2 en 3
Het moge duidelijk zijn dat de heer Zwartendijk geen berisping verdiende voor zijn
buitengewoon moedig handelen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Als dit is gebeurd was
dit volstrekt ongepast. De secretaris-generaal van mijn ministerie heeft deze boodschap,
inclusief excuses, in 2018 dan ook nadrukkelijk gedeeld in een brief aan de familie
van de heer Zwartendijk. Bij de onthulling van het monument voor de heer Zwartendijk
in Kaunas in 2018 hebben Zijne Majesteit de Koning en mijn voorganger persoonlijk
gesproken met de zoon en dochter van de heer Zwartendijk, waarbij grote bewondering
is betuigd voor het optreden van hun vader in 1940.
Vraag 4
Bent u bekend met de open brief aan de Koning, waarin wordt opgeroepen om Zwartendijk
alsnog de hoogst mogelijke Koninklijke onderscheiding te verlenen?3
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Deelt u de mening uit de genoemde open brief dat de belofte van «nooit meer» begint
bij het voorkomen van haat en dat het eren van diegenen die destijds in verzet kwamen
daar onderdeel van is, omdat dit de rolmodellen zijn om ons aan te spiegelen in tijden
van morele dilemma’s?
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Bent u gezien het feit dat Zwartendijk in Litouwen handelde als vertegenwoordiger
van de Nederlandse staat bereid om de heer Zwartendijk voor te dragen voor de hoogst
mogelijke Koninklijke onderscheiding? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid daarvoor
zo nodig het Reglement op de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau
aan te passen om ook postume verlening van onderscheidingen mogelijk te maken?4
Antwoord 6
Ik deel de bewondering voor het heldhaftig optreden van de heer Zwartendijk die in
uw vragen, en in de open brief naar de Koning, wordt geuit. Ik ben dan ook van harte
bereid om het Kapittel voor de Civiele Orden om advies te vragen of de heer Zwartendijk
postuum kan worden voorgedragen voor de Erepenning voor Menslievend Hulpbetoon, in
goud. Bij een positief advies zal mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
de heer Zwartendijk formeel voordragen voor deze onderscheiding. De Erepenning in
goud geldt als één van de hoogste onderscheidingen van Nederland. Sinds 1822 werd
deze onderscheiding slechts 99 keer toegekend, laatstelijk in 1964.
Op 9 juli 1951 besloot de ministerraad om (na het verstrijken van een termijn van
een jaar) geen aanvragen voor onderscheidingen voor verzetsdaden begaan tijdens de
Tweede Wereldoorlog meer in behandeling te nemen. Dit besluit is nog steeds van kracht,
en er is sindsdien niet meer van afgeweken. De regering acht de verdiensten van de
heer Zwartendijk echter dermate uitzonderlijk, gezien het zeer hoge aantal mensen
die mede dankzij hem aan de Holocaust hebben kunnen ontkomen, dat zij bereid is om
in zijn geval eenmalig van het besluit uit 1951 af te wijken. De ministerraad heeft
tijdens haar vergadering op 21 april jl. hiertoe besloten. Hiermee wordt het Kapittel
voor de Civiele Orden bij wijze van hoge uitzondering in staat gesteld om bovengenoemde
adviesaanvraag inhoudelijk te behandelen.
Het is tot slot belangrijk om te vermelden dat de heer Zwartendijk in 1956 ook al
Koninklijk is onderscheiden als Ridder in de Orde van Oranje-Nassau op voordracht
van de Minister van Buitenlandse Zaken. In de ondersteunende brief voor deze onderscheiding
van zijn werkgever, Philips, wordt gerefereerd aan zijn functie als consul in Litouwen
«in welke functie hij tal van personen van Joodse afkomst in de gelegenheid stelde
de Duitse dreiging te ontlopen door uit te wijken naar Curaçao». In de officiële voordracht door Minister Beyen en Minister Luns uit 1956 voor deze
onderscheiding wordt niet specifiek gerefereerd aan de visa die hij verleende, maar
wel waarderend gesproken over zijn werk in Litouwen: «Tijdens de Russische bezetting heeft betrokkene zowel de Nederlandse als de specifieke
Philipsbelangen met voorbeeldig vasthoudendheid beschermd.»De volle toedracht en de omvang van de inzet van de heer Zwartendijk zijn pas later
bekend geworden.
Vraag 7
Bent u bereid een standbeeld te plaatsen of gedenkplaat op te hangen op het Ministerie
van Buitenlandse Zaken voor Jan Zwartendijk en de overige bij deze reddingsactie betrokken
diplomaten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid bovenstaande met spoed te verwezenlijken
gezien de leeftijd van de kinderen van de heer Zwartendijk?
Antwoord 7
Ik deel uw mening dat een gedenkteken op het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor
de heer Zwartendijk en de diplomaten die zich met hem hebben ingezet voor Joodse vluchtelingen,
passend zou zijn. De voorbereidingen daartoe zijn reeds in gang gezet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
H.G.J. Bruins Slot, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
M. Rutte, minister-president
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.