Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Nader gewijzigd amendement van de leden Omtzigt en Van der Plas ter vervanging van nr. 16 over het uitbreiden van de mogelijkheid van wetenschappelijk onderzoek
36 275 Regels aangaande een tijdelijke uitwisseling van persoonsgegevens ter identificering van de ouders die gedupeerd zijn als gevolg van problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en geconfronteerd zijn met uithuisplaatsing van kinderen (Tijdelijke wet uitwisseling persoonsgegevens UHP KOT)
Nr. 20 NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN OMTZIGT EN VAN DER PLAS TER VERVANGING VAN
DAT GEDRUKT ONDER NR. 16
Ontvangen 3 april 2023
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde een onderdeel ingevoegd, luidende:
instelling of dienst:
een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek of dienst met taken op het
terrein van onderzoek;
II
Artikel 2, tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. het kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek al dan niet op verzoek van de
commissie of Onze Minister of het verrichten van onderzoek door de commissie, naar
de samenhang van de problemen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag en de uithuisplaatsing
van UHP KOT-kinderen.
III
Na artikel 6, derde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Onze Minister kan de lijst van UHP KOT-kinderen verstrekken aan een instelling of
dienst, ten behoeve van het in artikel 2, tweede lid, onderdeel d, genoemde doel.
IV
Artikel 6a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de tekst wordt «, de gecertificeerde instelling, de Raad voor de rechtspraak of
het gerecht kunnen» vervangen door «en de gecertificeerde instelling geven» en wordt
«aan de commissie inzage geven» vervangen door «aan de commissie of aan de instelling
of dienst waaraan de commissie een verzoek heeft gedaan inzage».
b. Er worden twee zinnen toegevoegd, luidende: Op een dergelijk verzoek gedaan aan de
Raad voor de rechtspraak of het gerecht kan inzage worden gegeven in het dossier van
een UHP KOT-kind. Indien de Raad voor de rechtspraak of het gerecht geen inzage geven
in het dossier van een UHP KOT-kind en de commissie of de instelling of dienst waaraan
de commissie een verzoek heeft gedaan Onze Minister hiervan op de hoogte stelt, verzoekt
Onze Minister de Raad voor de rechtspraak of het gerecht dat geen inzage geeft in
het dossier van een UHP KOT-kind om een motivering en informeert Onze Minister de
Tweede Kamer van de Staten-Generaal terstond over dit verzoek en de reactie van de
Raad voor de rechtspraak of het gerecht.
2. In het vierde lid, aanhef, wordt na «commissie» ingevoegd «of de instelling of dienst
waaraan de commissie een verzoek heeft gedaan».
3. In het vierde lid, onderdeel a, wordt na «Instellingsbesluit» ingevoegd «en artikel 2,
tweede lid, onderdeel d».
Toelichting
Via gegevenskoppeling is vast komen te staan dat meer dan 2.000 kinderen, die slachtoffer
zijn van het toeslagenschandaal uit huis geplaatst zijn (geweest) sinds 2015. Het
werkelijke aantal kinderen dat uithuisgeplaatst is, is nog hoger, omdat cijfers van
voor 2015 ontbreken en omdat alleen uithuisplaatsingen na een rechterlijke uitspraak
geregistreerd worden.
De prangende vraag is: zouden deze kinderen zonder het toeslagenschandaal ook uit
huis geplaatst zijn. Hiervoor is wetenschappelijk onderzoek nodig. De Tweede Kamer
heeft in november 2021 unaniem de motie-Omtzigt c.s. aangenomen over onafhankelijk
onderzoek naar uithuisplaatsingen in het toeslagenschandaal.1 Tot nu toe kon dat onderzoek niet plaatsvinden, omdat de databestanden niet gekoppeld
konden worden: dit amendement voorziet er in dat onafhankelijk onderzoek op dossierniveau
wel kan plaatsvinden.
Het is van groot belang, dat het onderzoek ook daadwerkelijk kan worden uitgevoerd
en niet door een betrokken partij kan worden tegengehouden. Daarom is artikel 6a,
tweede lid, gewijzigd, zodat de kinderbescherming of de gecertificeerde instelling
in beginsel moeten meewerken aan het verschaffen van inzage. Hoewel het onderzoek
zich niet richt op de juistheid van de rechterlijke beslissing, is aan de zorg van
de Raad voor de Rechtspraak tegemoetgekomen door geen verplichting tot inzage in dossiers
te geven. Wel is een verplichting opgenomen om te verantwoorden waarom hier niet toe
wordt overgegaan. De Tweede Kamer dient hierover te worden geïnformeerd. Voor het
overige is zowel de AVG als de UAVG op de onderzoeken van toepassing, waardoor de
privacy van betrokkenen is gewaarborgd.
Toegevoegd is, dat het wetenschappelijk onderzoek al dan niet op verzoek van de commissie
of de Minister voor Rechtsbescherming mag worden uitgevoerd. In het voorstel was niet
duidelijk geregeld, dat de commissie daartoe aan instellingen voor hoger onderwijs
een verzoek kan doen (artikel 2). De Minister voor Rechtsbescherming is toegevoegd,
omdat daardoor het verzoek ook kan worden gedaan aan een instelling voor hoger onderwijs
of dienst met taken op het terrein van onderzoek, zoals het WODC. De mogelijkheid
van onderzoek door het WODC of een andere door de Minister voor Rechtsbescherming
aangezochte instelling brengt met zich mee, dat de lijst van UHP KOT-kinderen ook
aan de instelling of dienst ter beschikking wordt gesteld, indien dit voor onderzoek
nodig is.
Het Instellingsbesluit vermeldt niet met zoveel woorden wetenschappelijk onderzoek.
Daarom is in artikel 6a, vierde lid, verwezen naar de doelstelling van de verwerking
zoals in artikel 2 van de wet is vermeld.
Omtzigt
Van der Plas
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Caroline van der Plas, Tweede Kamerlid