Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Staaij over het bericht ‘Experts wereldwijd roepen op tot afschaffing draagmoederschap’
Vragen van het lid Van der Staaij (SGP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht «Experts wereldwijd roepen op tot afschaffing draagmoederschap» (ingezonden 10 maart 2023).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (ontvangen 3 april 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met de inhoud van het bericht «Experts wereldwijd roepen op tot afschaffing
draagmoederschap»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de verklaring over de wereldwijde afschaffing van draagmoederschap?
Antwoord 2
De experts roepen in de verklaring op tot algehele afschaffing van draagmoederschap,
omdat dit volgens hen in strijd zou zijn met de menselijke waardigheid van de vrouw
en zou bijdragen aan commodificatie van vrouwen en kinderen, ongeacht de voorwaarden
waaronder dit plaatsvindt. Dat oordeel deel ik niet. Het kabinet is zich ervan bewust
dat de praktijk rond draagmoederschap risico’s kent. De Staatscommissie Herijking
ouderschap heeft hierover in haar rapport uit 2016 reeds zorgen geuit.2 Ook de commissie onderzoek interlandelijke adoptie in het verleden (commissie-Joustra)
heeft hiervoor aandacht gevraagd.3
Op aanbeveling van de Staatscommissie werkt het kabinet aan een wetsvoorstel waarin
een norm wordt gelegd voor verantwoord draagmoederschap. Het rapport van de commissie-Joustra
wordt hierbij betrokken. Dit wetsvoorstel is momenteel in voorbereiding en verwacht
ik rond de zomer bij uw Kamer in te dienen. De regeling bevat een juridisch kader
voor zorgvuldig draagmoederschap in Nederland. Tevens omvat het prikkels voor wensouders
die kiezen voor een buitenlands traject, om te kiezen voor een traject dat voldoet
aan bepaalde zorgvuldigheidseisen. Daarnaast bevat de regeling een strafbaarstelling
van het betalen voor de overdracht van het ouderschap over een kind en van het doen
en ontvangen van betalingen voor draagmoederschap die bij algemene maatregel van bestuur
bepaalde maximale vergoedingen te boven gaan. Met de regeling wordt getracht misstanden
en bestaande risico’s rond draagmoederschap zo veel mogelijk te beperken.
Ik ben mij ervan bewust dat geen enkele regeling misstanden en risico’s volledig kan
wegnemen. Dit zou ook niet het geval zijn bij een verbod op of afschaffing van draagmoederschap.
De overheid kan niet verhinderen dat draagmoederschap gebruikt blijft worden als middel
van gezinsvorming. Met het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel worden betrokkenen
gestimuleerd te kiezen voor verantwoord draagmoederschap, waarbij de positie van kinderen,
draagmoeders en wensouders zo goed mogelijk geborgd is.
Vraag 3
Bent u het met de experts uit 76 verschillende landen eens dat draagmoederschap een
schending van mensenrechten is en dat landen dit moeten bestrijden?
Antwoord 3
Met draagmoederschap dat voldoet aan bepaalde zorgvuldigheidseisen worden naar mijn
mening geen mensenrechten geschonden. Daarbij vind ik het van belang dat draagmoederschap
zorgvuldig en transparant plaatsvindt, waarbij het kind toegang heeft tot informatie
over zijn ontstaansgeschiedenis en zo veel mogelijk rechtszekerheid wordt geboden
aan betrokkenen. Daarmee worden de belangen van het kind, de draagmoeder en ook de
wensouders beter beschermd. Om die reden bereid ik het voornoemde wetsvoorstel voor.
Vraag 4
Hoe verhoudt deze internationale verklaring zich met het coalitieakkoord waarin benoemd
wordt dat de behandeling van voorstellen voor een goede regeling voor draagmoederschap
gecontinueerd wordt? Kunt u hierbij ook de kritische noten uit het rapport van de
Commissie Joustra over draagmoederschap betrekken?4
Antwoord 4
Het is duidelijk dat draagmoederschap een onderwerp is waar verschillend over wordt
gedacht, binnen uw Kamer, binnen de maatschappij en ook internationaal. De aangehaalde
verklaring past in dat beeld, en heeft op zichzelf geen gevolgen voor de afspraak
in het coalitieakkoord op het vlak van draagmoederschap. Het coalitieakkoord stelt
daarbij tevens dat bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel het rapport van de commissie-Joustra
wordt betrokken. Zij heeft geen specifiek onderzoek gedaan naar draagmoederschap,
maar ziet daarbij dezelfde kwetsbaarheden als in het interlandelijke adoptieveld:
een kinderwens, bemiddeling bij het vervullen van deze wens, geld en internationaal
verkeer. Ik onderken de door de commissie-Joustra benoemde risico’s en vind het dan
ook belangrijk dat draagmoederschap zorgvuldig en verantwoord plaatsvindt. Dit wordt
met het wetsvoorstel beoogd.
Vraag 5
Verandert deze internationale verklaring iets aan het kabinetsstandpunt omtrent draagmoederschap?
Antwoord 5
Nee, de internationale verklaring verandert het kabinetsstandpunt rond draagmoederschap
niet. De verklaring onderstreept het belang van een regeling voor zorgvuldig draagmoederschap.
Vraag 6
Wat is de houding van het kabinet ten opzichte van het voorstel voor een internationaal
verdrag om draagmoederschap af te schaffen?
Antwoord 6
Ik zie geen aanleiding voor een (internationaal) verdrag tot afschaffing van draagmoederschap.
Wel is het van belang om te komen tot een internationaal (juridisch) kader op dit
terrein om risico´s en misstanden tegen te gaan. In dat kader verwijs ik naar de werkzaamheden
van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht (HccH). De HccH heeft begin
maart jongstleden een werkgroep ingesteld die het komende jaar onderzoek doet naar
de haalbaarheid van een verdrag voor de erkenning van ouderschap, inclusief ouderschap
na draagmoederschap. In dat verband noem ik ook het voorstel van de Europese Commissie
voor een verordening aangaande de wederzijdse erkenning van ouderschap.5 Voorts volgt Nederland de ontwikkelingen van de International Social Service (ISS)
op het terrein van draagmoederschap. De ISS, bestaande uit onafhankelijke deskundigen
uit verschillende disciplines en verschillende regio’s in de wereld, hebben begin
2021 richtlijnen gepubliceerd die landen moeten helpen bij het creëren van (wettelijke)
waarborgen ter bescherming van de grondrechten van kinderen die uit draagmoederschap
worden geboren.6
Nederland steunt voorgaande ontwikkelingen. Dat neemt niet weg dat de verwachting
is dat het nog aanzienlijke tijd zal duren voordat een internationaal instrument op
het terrein van draagmoederschap zal kunnen worden vastgesteld.
Vraag 7
Welke voornemens hebt u om in ieder geval misstanden rond het draagmoederschap eerder
te signaleren en verder tegen te gaan?
Antwoord 7
Zoals in het antwoord onder vraag 2 is genoemd, wordt met een nationale regeling voor
verantwoord draagmoederschap getracht misstanden en risico’s waar mogelijk te beperken.
De ontwikkelingen op internationaal vlak, zoals genoemd in het antwoord op vraag 6,
dragen ook bij aan het voorkomen van misstanden op dit terrein. Nederland maakt verder
deel uit van het European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats (EMPACT)
waarin door de EU lidstaten tussen politie- en justitiediensten, EU agentschappen
en andere partners operationeel wordt samengewerkt in de aanpak van de georganiseerde
misdaad. Nederland is de Driver van EMPACT THB (Trafficking in Human Beings). EMPACT
THB heeft het onderwerp illegaal commercieel draagmoederschap en «verkopen van baby’s
opgenomen in het Operational Action Plan (OAP) van 2023. Bulgarije is leider van dit
programma en Nederland is een van de deelnemers. Het programma richt zich op het identificeren
en verstoren van criminele samenwerkingsverbanden die binnen de EU op dit gebied actief
zijn.
Vraag 8
Bent u het met de stelling uit de verklaring eens dat draagmoederschap de rechten
van zowel vrouwen als kinderen schendt? Zo ja, wat gaat het kabinet doen om hiertegen
op te treden?
Antwoord 8
Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 2.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.