Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het voorgenomen standpunt instellingsplan NWO 2023-2026
29 338 Wetenschapsbudget
Nr. 265
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 april 2023
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de
brief van 30 november 2023 over het voorgenomen standpunt instellingsplan NWO 2023–2026
(Kamerstuk 29 338, nr. 262).
De vragen en opmerkingen zijn op 21 december 2022 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 30 maart 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De griffier van de commissie, Verhoev
Inhoud
I
• Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
4
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie
4
• Inbreng van de leden van de SP-fractie
5
• Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
6
• Inbreng van de leden van de Groep Van Haga
7
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
7
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het «Voorgenomen
standpunt instellingsplan NWO 2023–2026». De leden hebben nog enkele vragen.
Onderzoek
NWO1 heeft als grootste onderzoeksfinancier een belangrijke verantwoordelijkheid bij het
behalen van beleidsdoelen en de reactie van de Minister op de strategie van NWO is
daarmee van het grootste belang. In dat verband valt het de leden van de VVD-fractie
op dat de Minister niet spreekt over excellentie en ambitie ten aanzien van de positie
van de Nederlandse wetenschappelijk onderzoek. Het wordt niet duidelijk wat de Minister
van NWO verwacht als het gaat om die ambitie, of wat de ambitie van NWO is. Ambitie
wordt alleen expliciet verbonden aan zaken zoals het programma «Erkennen en Waarderen»
en diversiteits- en inclusiebeleid. Kan de Minister uitleggen waarom het stellen van
ambities voor wetenschappelijk onderzoek, zowel als het gaat om het niveau als, om
de thematiek en de internationale positie, niet terug te vinden is in deze stukken?
Wat vraagt de Minister van NWO op dit vlak, zo vragen deze leden.
De leden constateren dat NWO in de strategie stelt dat er weinig samenhang is tussen
verschillende onderzoekprogramma’s. De Minister sluit zich vervolgens aan bij die
conclusie, die de leden van de VVD-fractie ook al eerder hebben getrokken, evenals
AWTI2, PWC3 en Berenschot. De oplossing van de Minister, zo lezen de leden, is vooral gelegen
in het verbinden van bestaande onderzoeksagenda’s. Is de Minister het met de leden
van deze fractie eens dat het tijd is voor regie op een hoger aggregatieniveau als
het gaat om thematiek van onderzoek? Zij vragen wie dan neemt dan de regie, de Minister
of NWO?
De leden van voornoemde fractie vernemen tegenstrijdige berichten rondom het programma
«Erkennen en Waarderen» bij NWO. Enerzijds wordt gezegd dat gestreefd wordt naar een
evenwichtige mix van criteria om onderzoek en onderzoekers te beoordelen, en anderzijds
dat in de praktijk meetbare, kwantitatieve criteria geen deel, of geen deel van belang,
meer uitmaken van de beoordeling. Is dit de invulling van het «evidence-based» CV4 dat de Minister voor ogen heeft? Is de Minister het met deze leden eens dat kwalitatieve
en kwantitatieve criteria elkaar moeten aanvullen? Is de Minister het tevens met de
leden eens dat met name in de bètawetenschappen kwantitatieve criteria niet ondergeschikt
kunnen worden gemaakt aan kwalitatieve, door ze bijvoorbeeld als sub-onderdeel van
een beoordeling te behandelen of zelfs helemaal te verbieden? Deelt de Minister de
mening dat op die manier een objectieve beoordeling van kwaliteit van wetenschap juist
in dit domein wordt bemoeilijkt? Kan de Minister daarnaast exact de verschillen aangeven
tussen de wijze van beoordeling zoals die gehanteerd wordt bij de research funds NIH5 en NSF6? Kan de Minister deze vraag exact zo beantwoorden, gericht op de verschillen, en
niet met een betoog over de overeenkomsten, zo vragen deze leden.
Sectorplannen en beurzen
De leden zien dat NWO stelt de samenhang tussen onderzoeksprogramma’s mede in het
oog te hebben via haar rol bij de sectorplannen. De sectorplannen worden achteraf
gezien vooral ingezet voor het wegnemen van werkdruk bij medewerkers. Welke inhoudelijke
rol speelt NWO dan nog via de sectorplannen om bij te dragen aan samenhangende thematiek?
De leden lezen dat NWO de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van sectorplannen
binnen het Nederlandse onderzoekslandschap ondersteunt en deze waar mogelijk met strategische
onderzoeksthema’s verbindt. De universiteiten hebben echter gezamenlijk de zwaarteverdeling
tussen de sectorplannen bepaald. Hoe kan NWO dan nog inhoudelijk voor samenhang en
maximale impact zorgen? Hoe wil de Minister daarnaast ervoor zorgen dat hij, en niet
de universiteiten, in het vervolg de zwaarteverdeling tussen sectorplannen bepaalt,
zo willen de leden weten
Een dergelijk issue zien de leden van de VVD-fractie bij het verdelen van starters-
en stimuleringsbeurzen, waarbij NWO betrokken is. Hoe wil de Minister zelf en via
NWO ervoor zorgen dat deze beurzen daar worden ingezet waar dat doelmatig is en niet
simpelweg worden verdeeld op basis van studentenaantallen? Opleidingen die bij uitstek
juist bijdragen aan het adresseren van de uitdagingen van de toekomst, zoals medische,
ICT- of tech-opleidingen kennen vaak een numerus fixus. Hoe gaan de middelen in voldoende
mate hier terecht komen als studentenaantallen de sleutel zijn? Hoe verhoudt dit zich
tot opleidingen die overmatig groeien en hier nog extra worden bediend?
Kennisveiligheid
De strategie rept van kennisveiligheid, maar maakt nog weinig concreet wat de inzet
van NWO daarbij is, terwijl gevoelige kennis en sleuteltechnologie door de handen
van NWO gaat en NWO in haar schakelrol direct zicht heeft op bijvoorbeeld financiering
van gevoelig onderzoek door derden. Wat gaat NWO vanuit die schakelrol concreet doen
om bij te dragen aan kennisveiligheid, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden lezen dat de Minister vindt dat NWO een initiërende en faciliterende rol
heeft op het gebied van kennisveiligheid. Welke concrete verwachtingen heeft de Minister
daarbij? Wat verwacht de Minister bijvoorbeeld op het gebied van best practices? Hoe gaat de Minister deze verwachtingen meetbaar maken, zo informeren deze leden.
Open science
De leden van de VVD-fractie zien een duidelijk contrast tussen de NWO-strategie en
de grote inzet voor Open Science. Kan de Minister specifieker uitleggen waaraan de
€ 20 miljoen voor Open Science over tien jaar aan wordt besteed, indien mogelijk in
een schematisch overzicht? Wat gaat bijvoorbeeld het regie-orgaan met 10 fte precies
doen? Welke meetbare doelstellingen stelt de Minister aan dit regie-orgaan en aan
het beleid voor Open Science in het algemeen, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de NWO-Strategie
2023–2026: «Wetenschap Werkt!» en het voorgenomen standpunt van de Minister. De leden
onderschrijven de reactie van de Minister ten aanzien van de strategie. De leden moedigen
specifiek de ambities van NWO op het gebied van aanvraagdruk, erkennen waarderen,
diversiteit en inclusie en duurzaamheid aan. De leden hebben enkele aandachtspunten
om mee te geven de raad van bestuur van NWO.
De leden van voornoemde fractie zien goede intenties op gebied van het verminderen
van de aanvraagdruk. De leden vinden het verlagen van de druk op onderzoekers in het
wetenschapssysteem een belangrijke uitdaging voor NWO. Specifiek vinden de leden dat
de tijdsinvestering bij het indienen van een aanvraag in goede verhouding dient te
staan tot de slaagkans van een aanvraag. De leden merken op dat NWO in haar strategie
streeft naar een honoreringspercentage van tenminste 25% voor ongebonden onderzoek.
De leden verzoeken de Minister om NWO te vragen om een heldere ambities te stellen
voor alle financieringslijnen.
De leden van de D66-fractie moedigen de ambities op het gebied praktijkgericht onderzoek
aan. Praktijkgericht onderzoek staat vanwege zijn opzet altijd dichtbij partners zoals
het MKB7 en regionale publieke organisaties. Daarnaast lezen de leden dat NWO maatschappelijke
partners die een wezenlijke bijdrage leveren aan de doelstelling van een NWO-samenwerkingsprogramma
en delen van de kennisketen financiert. De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk
dat er bewust beleid wordt gevoerd op financiering van maatschappelijke partners en
medeoverheden. De leden doen de Minister de suggestie aan de hand om NWO te verzoeken
om financiering van maatschappelijke partners en medeoverheden transparant te monitoren
en NWO te vragen hierover te rapporteren.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Voorgenomen standpunt
instellingsplan NWO 2023–2026». Zij maken zich zorgen over de reikwijdte van de invulling
van erkennen en waarderen door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek.
Zij hebben hierover enkele vragen, evenals over een aantal andere onderwerpen.
Erkennen en waarderen
De leden van de CDA-fractie willen graag weten hoe NWO ervoor gaat zorgen dat bij
het beoordelen van onderzoeksvoorstellen de kwaliteit van onderzoek en onderzoeker
als belangrijkste uitgangspunt blijft gelden. De Minister noemt het evidence-based
CV. Is het al duidelijk of een dergelijk CV gegevens gaat bevatten die meetbaar zijn?
De leden vernemen dat NWO door «Erkennen en Waarderen» vele meetbare criteria heeft
verwijderd, in sommige competities het CV helemaal heeft verwijderd, en dat NWO in
de talentcompetities het plan heeft om het CV niet meer apart te beoordelen. De leden
van voornoemde fractie maken zich daarom zorgen dat evaluaties door NWO, vooral in
de medische en bèta-disciplines, minder objectief en wetenschappelijk-kwalitatief
sterk zullen zijn. Welk bewijs heeft de Minister dat deze ingrijpende hervormingen
naar aanleiding van de evaluatie geen negatief effect hebben op selectie van de beste
wetenschap en wetenschappers, volgens internationale meetbare criteria, zo vragen
deze leden.
Is de Minister het met de leden van de CDA-fractie eens dat Nederland nu in de top
vijf van de wereld staat als het gaat om wetenschapskwaliteit en dat het verwijderen
van meetbare criteria voor wetenschappelijk onderzoek en onderzoekers bij alle onderzoekdisciplines
het risico in zich draagt dat dit kwaliteitsverlagend werkt?
De leden ontvangen graag een reflectie van de Minister op de zorgen zoals geformuleerd
door 95 jonge wetenschappers in het artikel «Heroriëntatie NWO-Talentcompetities bedreigt
toekomst Nederlandse wetenschap».8
Starters en stimuleringsbeurzen
De leden van de CDA-fractie vernemen dat er twee commissies zijn ingesteld om de verdeling
van de starters en stimuleringsbeurzen in goede banen te leiden. Op welke precieze
doelen gaan deze commissies sturen? Nu worden startersbeurzen door universiteiten
over faculteiten verdeeld op studentenaantallen, omdat werkdruk in de praktijk vooral
onderwijsdruk is. Hoe gaat de Minister er voor zorgdragen dat nieuwe mensen in vaste
dienst worden aangenomen? Hoe gaat de Minister er voor zorgen dat deze onderzoeksbeurzen
aan (ongebonden) fundamenteel onderzoek worden besteed? Hoe borgt de Minister de kwaliteit
van het onderzoek waaraan het geld wordt besteed? Gaat de Minister prioriteren op
studies en onderzoeksvelden waar in Nederland behoefte aan is? Zo nee, waarom niet?
Hoe kan de Kamer toezicht houden of deze middelen doelmatig besteed gaan worden, zo
vragen deze leden.
Kennisveiligheid
Welke plannen heeft NWO met de middelen van open science? Hoe gaat de Minister er
voor zorgen dat de middelen voor open science besteedt worden op een manier dat onze
kennis ook goed beschermd wordt, zo willen de leden weten.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorgenomen standpunt instellingsplan
NWO 2023–2026. De leden zijn erg kritisch op competitie in de wetenschap en NWO in
het bijzonder en hebben hierover nog vragen en opmerkingen.
Onlangs verscheen er in het Parool een column van Marcel Levi die nogal wat onrust
veroorzaakte in de academische wereld9. Levi stelde dat het begrip veiligheid aan inflatie onderhevig is, omdat het te pas
en te onpas wordt gebruikt. Het PNN10 en het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren hebben hun afkeur uitgesproken en
de leden van de SP-fractie sluiten zich hierbij graag aan. Een onveilig werkklimaat
kan leiden tot misstanden met grote gevolgen voor promovendi. Wetenschappers die te
maken krijgen met een onveilige werksituatie dienen gehoord en geholpen te worden.
In de NWO strategie voor 2023–2026 staan Diversiteit en Inclusie, kennisveiligheid
en een veilige academische werkomgeving expliciet in de ambities geformuleerd en de
column van Levi staat hier haaks op. De leden vragen de Minister of hij het hiermee
eens is en hoe NWO gaat bijdragen aan een veilig werkklimaat.
De Minister en NWO streven naar een stelsel met meer rust voor de onderzoeker en NWO
benadrukt haar rol in het verminderen van de werkdruk voor onderzoekers. De leden
vragen de Minister hoe hij de rol van NWO ziet in het ontwikkelen van beleid en financiering,
zodat de hoge druk op jonge onderzoekers, promovendi en postdocs met tijdelijke contracten
ook daadwerkelijk kan afnemen? Daarnaast vragen de leden of hij samen met NWO en de
instellingen afspraken kan maken voor een gezonde werkcultuur, met oog voor de mentale
en sociale veiligheid van onderzoekers?
Al jaren waarschuwen de leden van de SP-fractie voor de gevaren van afhankelijke wetenschap.
In het verleden heeft NWO programma’s opgezet samen met bedrijven, zoals Shell. De
leden zijn hier zeer kritisch op, omdat het mogelijk de onafhankelijkheid van de wetenschap
aantast. Daarom vragen de leden om een lijst van programma’s van NWO waarbij bedrijven
betrokken zijn.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie waren niet gelukkig met het onderzoeks- en wetenschapsbeleid
van de vorige Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en vragen of de weg
die de huidige Minister nu inslaat met zijn NWO-strategie 2023–2026: Wetenschap werkt (Bijlage bij Kamerstuk 29 338, nr. 258), wezenlijk daarvan afwijkt. Een van de prikkels is nog altijd het publish or perish, ofwel het sturen op outputindicatoren, zoals publicaties. De leden van voornoemde
fractie willen af van de publicatiedrift en willen meer geld vrijmaken voor fundamenteel
onderzoek. Wetenschappers moeten zich huns inziens kunnen ontwikkelen in meerdere
kerndomeinen van de wetenschap, te weten onderzoek, onderwijs, impact op de samenleving,
leiderschap en samenwerking, en hiervoor ook gewaardeerd en beloond moeten worden.
De huidige eenzijdige nadruk op outputindicatoren (van vooral onderzoek) staat hier
haaks op. Kan de Minister toelichten in hoeverre de extra ruimte die hij onderzoekers
wil bieden om evidence based te onderbouwen wat hen voor NWO maakt tot de beste kandidaat, ook recht doet aan
de meerdimensionale beoordeling die de leden van deze fractie voor ogen staat?
De leden van de PvdA-fractie willen de trend keren daar waar wetenschappers met onzekere
aanstellingen moeten woekeren met verdeling van hun tijd tussen onderzoek en onderwijs.
Zij stellen gerichte investeringen voor: een vast bedrag voor alle universiteiten
dat geoormerkt is voor meer vaste aanstellingen en een vaste onderzoeksvoet voor wetenschappers
in hun aanstellingen, zodat ze minder afhankelijk worden van de onzekere tweede geldstroom.
In hoeverre biedt de Minister bij zijn NWO-strategie flankerend beleid dat tegemoetkomt
aan deze wens, zo vragen deze leden.
De Minister schrijft dat de ambities die NWO op zich heeft genomen ten aanzien van
de vernieuwing en de continuïteit, uitvoering geven aan zijn wens om de onderzoeksinfrastructuur
de komende jaren te versterken voor alle typen van onderzoek. Bij het onderzoeks-
en wetenschapsbeleid bepleiten de leden van de PvdA-fractie een eerlijker verdeling
tussen bèta-techniek, de alfa- en gammastudies en medische wetenschappen. Zij vinden
dat extra geld voor technische studies mag niet leiden tot minder budget voor studies
binnen andere wetenschappelijke domeinen. Handhaaft de huidige Minister de keuze die
zijn ambtsvoorganger in dezen heeft gemaakt, onverkort, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de Groep Van Haga
De leden van de Groep Van Haga hebben kennisgenomen van de onderhavige brief en de
NWO-strategie «Wetenschap werkt». De leden hebben nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden vinden het zeer positief dat er wordt ingezet om meer vaste contracten te
verstrekken voor onderzoekers in het wetenschappelijk onderwijs. Op deze manier worden
goede wetenschappers behouden en komt er meer rust en zekerheid voor deze onderzoekers
dat hun werk waarschijnlijk ten goede komt.
De leden stellen vraagtekens bij de ambitie met betrekking tot het diversiteits- en
inclusiebeleid van het nationaal actieplan Diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs
(DIHOO) dat ook NWO heeft ondertekend. De leden vinden dat een beoordeling dient plaats
te vinden op basis van intellectuele en persoonlijke geschiktheid voor de specifieke
onderzoeksfunctie. Zij zijn geen voorstander van een voorkeursbeleid en het is volgens
hen juist discriminerend om een geschiktere kandidaat af te wijzen op basis van zijn
niet-vrouwelijke geslacht of niet-immigratieachtergrond.
De voornoemde leden zien ook dat de digitale ontwikkelingen razendsnel gaan en maken
zich zorgen om deze (te) vergaande digitalisering. Onlangs nog is gebleken dat buitenlandse
technische bedrijven geld verdienen aan de data van onze studenten en onderzoekers.
Ze vinden dat de ontwikkeling on hold moet worden gezet zolang de veiligheid niet kan worden gegarandeerd. Vindt de Minister
ook niet dat digitalisering zeker behulpzaam, maar geen doel op zich, zo vragen zij.
De leden van de Groep Van Haga benadrukken dat wetenschap draait om het denken en
discussiëren in volledige vrijheid. Dat kan niet in overheidsdienst of in opdracht
van overheidsdiensten of industrie die inzetten op een bepaald resultaat. Veiligheid
en vrijheid dienen altijd het uitgangspunt te zijn. Ziet de Minister ook in dat dit
in de afgelopen jaren niet op ieder vlak het geval is geweest en hoe gaat de Minister
ervoor zorgen dat de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit zonder
uitzondering wordt nageleefd en indien nodig aangescherpt wordt, zo vragen de leden.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Graag wil ik in de eerste plaats alle leden bedanken voor de gestelde vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen mij waarom het stellen van ambities voor wetenschappelijk
onderzoek, zowel als het gaat om het niveau als om de thematiek en de internationale
positie, niet terug te vinden is in mijn brief aan NWO. Verder vragen zij wat ik van
NWO vraag op dit vlak.
Aan NWO vraag ik om binnen haar taakstelling samen te werken aan een sterk onderzoeksstelsel
in Nederland. Dit doet NWO al binnen diverse programma’s zoals het talentprogramma,
instrumenten voor wetenschappelijke infrastructuur en programma’s voor publiek-private-samenwerking.
Het niveau van onderzoek dat door NWO wordt gefinancierd blijft geborgd doordat kwaliteit
voor NWO onverminderd voorop blijft staan. De eisen voor de kwaliteit van wetenschappelijk
onderzoek zoals reeds gangbaar in de wetenschap gelden hierbij. Het Strategisch Evaluatie
Protocol (SEP) vormt daarbij de kern van het stelstel voor kwaliteitszorg van onderzoek.
Het SEP gaat in op de kwaliteit van het onderzoek, maatschappelijke relevantie en
levensvatbaarheid van de onderzoeksgroep. Hiermee wordt ook de ambitie voor de sterke
internationale positie van Nederland door NWO passend ingevuld. Dit is ook te lezen
in de strategie en mijn brief Standpunt Instellingsplan NWO 2023–2026, waarvan uw
Kamer een afschrift heeft ontvangen (Kamerstuk 29 338, nr. 262).
De leden van de VVD-fractie constateren dat NWO in de strategie stelt dat er weinig
samenhang is tussen verschillende onderzoekprogramma’s. De oplossing van mij, zo lezen
deze leden, is vooral gelegen in het verbinden van bestaande onderzoeksagenda’s. De
leden van de VVD-fractie vragen mij of ik vind dat het tijd is voor regie op een hoger
aggregatieniveau als het gaat om thematiek van onderzoek. Tevens vragen zij wie de
regie neemt: NWO of ik.
Regie of sturing op dit stelsel op het hoogste aggregatieniveau vindt plaats via de
overkoepelende beleidsagenda hoger onderwijs en wetenschap, waarvoor ik de verantwoordelijkheid
draag. Ik zet dit mede verder uiteen in mijn aanstaande toekomstverkenning. De beleidsreactie
daarop zal ik na de zomer aan uw Kamer verzenden. De focus leggen op bepaalde onderzoeksvelden
of thema’s doet het kabinet via andere instrumenten, zoals het missiegedreven innovatiebeleid
en de sectorplannen.
Ik steun de ambitie van NWO om meer verbinding te zoeken tussen de verschillende onderzoeksprogramma’s.
Binnen programmatisch gestuurde thema’s is het belangrijk meer samenhang te bewerkstelligen,
waarbij NWO een belangrijke rol kan spelen. Immers, NWO is betrokken bij de meeste
onderzoeksagenda’s die in Nederland worden opgesteld en die relevant zijn voor één
of meerdere NWO-instrumenten. Zij zijn daarmee in een belangrijke positie om voor
betere onderlinge verbinding te zorgen. Dat geldt zowel voor ongebonden onderzoek,
als gerichte financiering voor maatschappelijke uitdagingen. De kracht van de Nederlandse
wetenschap ligt namelijk niet alleen in thematische sturing. Juist de combinatie van
ongebonden onderzoek en thematische programmering maakt ons systeem zo waardevol en
aantrekkelijk.
De leden van de VVD-fractie vragen mij verder of de invulling van het «evidence-based» cv, zoals door NWO wordt gehanteerd, is zoals ik voor ogen heb. Daarnaast vragen
de leden van de VVD-fractie of ik het met hen eens ben dat kwalitatieve en kwantitatieve
criteria elkaar moeten aanvullen.
In de brief van mijn ambtsvoorganger Beleidsreactie evaluatie NWO van 22 juni 2021
geeft zij aan dat er wordt uitgegaan van het uitgangspunt dat OCW de beleidsdoelen
vaststelt, en dat NWO conform de Kaderwet zelfstandig bestuursorganen wordt vrijgelaten
in de wijze waarop de doelen worden gerealiseerd. Het is mooi om te zien dat NWO met
overtuiging bijdraagt aan het nieuwe systeem van erkennen en waarderen in de wetenschap,
mede doordat onderzoekers met evidence-based cv’s meer ruimte krijgen om te onderbouwen wat hen de beste kandidaat maakt. Het
beoordelen van de kwaliteit van onderzoeksvoorstellen blijft voor NWO voorop staan,
maar er wordt een nieuwe route ingeslagen naar het verantwoord gebruik van welgekozen
en relevante metrics. Ik heb NWO gevraagd om te onderzoeken of het mogelijk is om inzichtelijk te maken
wat het effect is van de toepassing van evidence-based cv’s op de selectie van de beste wetenschappers en wetenschap.
De leden van de VVD-fractie vragen mij of ik het met hen eens ben dat in de bètawetenschappen
kwantitatieve criteria niet ondergeschikt kunnen worden gemaakt aan kwalitatieve,
door ze bijvoorbeeld als subonderdeel van een beoordeling te behandelen of zelfs helemaal
te verbieden. Verder vragen de leden mij of ik de mening deel dat op die manier een
objectieve beoordeling van kwaliteit van wetenschap juist in dit domein wordt bemoeilijkt.
Voor de eerste vraag verwijs ik u graag naar mijn eerdere antwoord ten aanzien van
het gebruik van evidence-based cv’s. Verder zal het evidence-based cv zowel indieners als beoordelaars meer structuur bieden en meer duidelijkheid geven
over hoe de aanvragen onderbouwd kunnen worden. Daarmee verbetert de vergelijkbaarheid
tussen de aanvragen en wordt het beoordelingsproces meer gestroomlijnd. Ik vertrouw
erop dat deze beweging voor alle wetenschapsdomeinen een positieve uitwerking zal
hebben.
De leden van de VVD-fractie vragen mij of ik exact de verschillen kan aangeven tussen
de wijze van beoordeling zoals die gehanteerd wordt bij de research funds NIH en NSF
en om deze vraag exact zo te beantwoorden, gericht op de verschillen.
Ik zal samen met NWO verkennen op welke manier hier verder inzicht in verschaft kan
worden. Hierover informeer ik u voor de zomer.
De leden van de VVD-fractie vragen welke inhoudelijke rol NWO speelt via de sectorplannen
om bij te dragen aan samenhangende thematiek.
De sectorplannen hebben twee hoofddoelen. Ten eerste samenwerking en profilering,
ten tweede rust en ruimte. De sectorplannen worden ook op deze aspecten getoetst door
de onafhankelijke Nationale Commissie Sectorplannen (NCSP). NWO verzorgt de secretariële
ondersteuning van de NCSP en ondersteunt de verschillende domeinspecifieke monitoringscommissies
met capaciteit en kennis. NWO is tevens zeer goed bekend met de instellingen en het
veld en tussen hen vindt voortdurende interactie plaats. Een voorbeeld van het stimuleren
van deze samenhang is het samenbrengen van onderzoekers van verschillende faculteiten
en universiteiten voor de monitoring. Hiermee draagt NWO bij aan het stimuleren van
het nationaal perspectief.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe NWO inhoudelijk voor samenhang en maximale
impact kan zorgen bij het verbinden van strategische onderzoeksthema’s rond sectorplannen.
Hierop heb ik ook deels geantwoord bij de voorgaande vraag. NWO heeft bij deze ronde
sectorplannen een rol in het stimuleren van onderlinge samenhang tussen de sectoren,
domeinen en een nationaal perspectief, niet in de middelenverdeling. Daarover adviseert
de onafhankelijke NCSP. Er is daarmee in de ondersteuning van de NCSP en de monitoringscommissies
door NWO ruimte om te zorgen voor samenhang en maximale impact door middel van de
verschillende rollen, instrumenten en taken van NWO zoals beschreven in voorgaande
vraag. NWO gebruikt haar rol als verbinder met de instellingen en het veld bijvoorbeeld
ter ondersteuning van de NCSP bij het beoordelen van de zwaartepunten binnen de sectorplannen.
Deze inhoudelijke kennis wordt ingebracht bij de NCSP en de verschillende domeinspecifieke
monitoringscommissies om goed te toetsen op samenhang en impact. De invulling van
deze rol past bij de nieuwe NWO strategie, waarbij wordt ingezet op het verbinden
en versterken van wetenschappelijk disciplines en zwaartepunten.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe ik ervoor ga zorgen dat ik in het vervolg de
zwaarteverdeling tussen sectorplannen bepaal.
Het uiteindelijke besluit over de toekenning van de middelen ligt bij mij en niet
bij de universiteiten.
Ik heb ten behoeve van een goede inhoudelijke en onafhankelijke weging in de prioritering
en daarmee de verdeling van de middelen, de NCSP ingesteld. De NCSP heeft als taak
om mij van onafhankelijk advies te voorzien over de kwaliteit van de domein- en sectorbeelden
en de sectorplannen, de inzet van de middelen in landelijk gekozen zwaartepunten,
de aanpak van monitoring en evaluatie en het instrument als geheel. Haar advies is
zwaarwegend voor mijn besluit.
Ik behoud in dit traject de ruimte om bij te sturen tijdens de loopduur van de sectorplannen.
Bijvoorbeeld wanneer blijkt dat dit nodig is op basis van de advisering door de NCSP
aan mij of uit de evaluaties van de domein-specifieke monitoringscommissies. Wel is
een belangrijk aspect van de sectorplannen het proces waarbij de universiteiten, domeinen
en sectoren samen verantwoordelijkheid nemen voor samenwerking en profilering in de
opstelling van de plannen. De sectorplannen vergen dus een breed draagvlak vanuit
het veld en een gedeeld beeld waar de sector gezamenlijk naar toe wil, inclusief de
afstemming en samenwerking met andere sectoren. Dit kan ik niet zonder afstemming
opleggen.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe ik zelf en via NWO ervoor ga zorgen dat de
starters- en stimuleringsbeurzen daar worden ingezet waar dat doelmatig is en niet
worden verdeeld op basis van studentenaantallen. Verder vragen de leden van de VVD-fractie
hoe de middelen in voldoende mate terecht komen bij opleidingen die bijdragen aan
het adresseren van de uitdagingen van de toekomst en hoe dit zich verhoudt tot opleidingen
die overmatig groeien.
De doelstellingen van de starters- en stimuleringsbeurzen zijn het stimuleren van
ongebonden onderzoek en het verlagen van de werk-, competitie- en aanvraagdruk. Met
name op plekken met hoge studentaantallen staat het ongebonden onderzoek onder druk
en is de werkdruk zeer hoog. Met het oog daarop is, zoals in het bestuursakkoord staat,
in overleg met UNL ervoor gekozen de middelen voor de beurzen naar rato van het aantal
studenten te verdelen.
Daarnaast is in het bestuursakkoord afgesproken dat de drie jonge universiteiten (Erasmus
Universiteit Rotterdam, Maastricht University en Tilburg University) een extra bijdrage
ontvangen. Hiermee pakken we een deel van de problematiek met de zogenoemde vaste
voet aan.
Na twee jaar zal een eerste kwalitatieve evaluatie door een onafhankelijke commissie
plaatsvinden. Daarbij zal worden gekeken hoe de beurzen zijn besteed; en of de doelen
van de starters-en stimuleringsbeurzen behaald gaan worden. Na vijf jaar volgt een
volledige evaluatie. Deze evaluaties zullen met uw Kamer worden gedeeld zodat uw Kamer
toezicht kan houden op de doelmatige besteding van de middelen.
De focus leggen op bepaalde onderzoeksvelden of thema’s doet het kabinet via andere
instrumenten, zoals het missiegedreven innovatiebeleid, de sectorplannen en de Nationale
Wetenschapsagenda.
Voor de volledigheid meld ik dat NWO geen rol speelt bij de verdeling van de middelen
of toekenning van de beurzen.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de inzet van NWO is om bij te dragen aan kennisveiligheid.
NWO implementeert de Nationale Leidraad Kennisveiligheid niet alleen binnen de instituten,
maar ook in haar rol als financier van onderzoek bij de NWO-domeinen.
De leden van de VVD-fractie vragen welke concrete verwachtingen ik heb bij de initiërende
en faciliterende rol van NWO op het gebied van kennisveiligheid en de best practices hierin. Verder vragen de leden van de VVD-fractie hoe ik deze verwachtingen meetbaar
zal maken.
Ik verwacht dat NWO werkt aan de implementatie van de Nationale Leidraad Kennisveiligheid
en de daarbij behorende risicoanalyses uitvoert. Daarnaast heb ik de verwachting dat
NWO haar initiërende en faciliterende rol vervult door de instellingen met elkaar
in gesprek te brengen en door best practices in beeld te brengen en uit te wisselen. In het najaar van 2023 zal de externe audit
kennisveiligheid ook bij NWO worden uitgevoerd. Hierin wordt onderzocht hoe ver de
instituten zijn met de implementatie van de Nationale Leidraad Kennisveiligheid en
hun kennisveiligheidsbeleid.
De leden van de VVD-fractie vragen waaraan de € 20 miljoen voor open science wordt
besteed en wat het regie-orgaan met 10 fte precies gaat doen.
Het beoogde regieorgaan open science wordt ondergebracht bij NWO, maar is in de opzet
een zelfstandig opererende organisatie. Het heeft een grote mate van vrijheid om,
in nauwe samenwerking met andere betrokken organisaties, de prioriteiten te bepalen.
Er is vastgelegd door OCW en NWO dat het regieorgaan de beschikbare middelen via gerichte
impulsen moet inzetten om de transitie naar open science te versnellen conform de
kabinetsdoelstelling om open science de norm te maken. Deze impulsen vormen een aanvulling
op de investeringen die alle afzonderlijke veldpartijen, waaronder NWO zelf, momenteel
al in open science doen.
De specifieke investeringsagenda wordt opgesteld aan de hand van het «Ambitiedocument
Open Science tot 2030». Dat document is door vele open science-veldpartijen gezamenlijk
vormgegeven en wordt in het voorjaar door die partijen gepresenteerd. Daarom kan ik
geen gedetailleerd overzicht geven waaraan de middelen zullen worden besteed. Na de
lancering van het regieorgaan zal ik uw Kamer nader informeren over de gekozen investeringsdoelen
van het regieorgaan en de monitoring daarvan.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen mij door NWO ambities te laten stellen voor de
honoreringspercentages van alle financieringslijnen.
Ik ga graag met NWO in gesprek over de mogelijkheid om ook voor andere financieringslijnen
een streefpercentage te formuleren en de voor- en nadelen daarvan af te wegen. Ik
heb NWO hierover geïnformeerd in mijn Standpunt Instellingsplan NWO 2023–2026, waarvan
uw Kamer een afschrift heeft ontvangen (kamerstuk 29 338, nr. 262).
De leden van de D66-fractie doen de suggestie om de financiering van maatschappelijke
partners en medeoverheden transparant te monitoren en NWO te vragen hierover te rapporteren.
Ik zal verder samen met NWO en mijn ambtsgenoot van EZK verkennen op welke manier
hier verder inzicht in verschaft kan worden. Hierover informeer ik uw Kamer voor de
zomer.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie willen weten hoe NWO ervoor gaat zorgen dat bij het beoordelen
van onderzoeksvoorstellen de kwaliteit van onderzoek en onderzoeker als belangrijkste
uitgangspunt blijft gelden en of evidence-based cv gegevens gaat bevatten die meetbaar zijn.
Ik ondersteun de beweging naar een nieuwe vorm van erkennen en waarderen en vind het
belangrijk dat NWO dit ook doet. Ik constateer op basis van de praktijk en de strategie
van NWO dat zij dit ook ondersteunt. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de ontwikkeling van
het evidence-based cv, waarbij nadrukkelijk aandacht is voor het verantwoord gebruik van outputindicatoren
en uit de steun van NWO aan de «Agreement on reforming research assessment», zie hiervoor
ook mijn reactie op het artikel «Heroriëntatie NWO-Talentcompetities» verderop in
deze brief.
Verder vragen de leden van de CDA-fractie welk bewijs ik heb dat het gebruik van een
evidence-based cv geen negatief effect heeft op selectie van de beste wetenschap en wetenschappers,
volgens internationale meetbare criteria.
Het evidence-based cv zal een uniformer format gaan hanteren ten opzichte van eerdere formats. Dit vergroot
de vergelijkbaarheid van de aanvragen. Het evidence-based cv is onderbouwd en in samenspraak met het veld tot stand gekomen en NWO zal het,
tevens in samenspraak met wetenschappers, verder blijven ontwikkelen.
Ik heb NWO gevraagd of zij kan onderzoeken of het mogelijk is om inzichtelijk te maken
wat het effect is van de toepassing van evidence-based cv’s op de selectie van de
beste wetenschappers en wetenschap.
De leden van de CDA-fractie vragen of ik het standpunt deel dat Nederland nu in de
top vijf van de wereld staat als het gaat om wetenschapskwaliteit en dat het verwijderen
van meetbare criteria voor wetenschappelijk onderzoek en onderzoekers bij alle onderzoekdisciplines
het risico in zich draagt dat dit kwaliteitsverlagend werkt.
Zie hiervoor ook mijn antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de
combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve criteria. In aanvulling daarop verwijs
ik naar een recent briefadvies van de AWTI. In dit briefadvies gaat de AWTI in op
het verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om inzichtelijk
te maken hoe de kwaliteit van wetenschap vastgesteld kan worden. Een van de conclusies
is dat er vooralsnog geen indicaties zijn dat het anders evalueren van wetenschap
en wetenschappers invloed heeft op de internationale positie van de Nederlandse wetenschap.
De leden van de CDA-fractie vragen om een reflectie op de zorgen van wetenschappers
over de heroriëntatie van de NWO-Talentprogramma’s. In het artikel «Heroriëntatie
NWO-Talentcompetities» van 2 februari 2022 delen 95 jonge wetenschappers hun zorgen
over een aantal ontwikkelingen bij NWO. Een van de zorgen die hierin uitgesproken
wordt, is dat met de komst van het narratieve cv beursaanvragen tot een «opstelwedstrijd»
verworden. De doorontwikkeling van het narratieve cv naar het evidence-based cv door NWO geeft gehoor aan deze zorg, door het format duidelijker en gestroomlijnder
te maken en ook expliciet ruimte te bieden voor kwantitatieve onderbouwing. Bij de
doorontwikkeling van het evidence-based cv zal NWO wetenschappers blijven betrekken.
Ook pleiten de wetenschappers voor voldoende nieuwe gelden om competities die zijn
gebaseerd op wetenschappelijke kwaliteit van «levensvatbare» honoreringspercentages
te voorzien. Ik heb uit het fonds Onderzoek en Wetenschap voor de periode 2022–2031
jaarlijks € 60 miljoen extra voor NWO ter beschikking gesteld ten behoeve van de verhoging
van de open competitie. Met deze ophoging kan NWO meer voorstellen voor onderzoeksprojecten
van hoge kwaliteit honoreren.
Een andere zorg die in het artikel gedeeld wordt, is dat het negeren van outputindicatoren
zoals het totaal aantal publicaties, het totaal aantal citaties, de h-index en de
journal impact factor Nederland internationaal zal isoleren. Ik zie internationale
en Europese ontwikkelingen in de richting van een nieuwe vorm van evalueren, met aandacht
voor het verantwoord gebruik van metrics. De European Research Council (hierna: ERC)
heeft recentelijk uitgesproken het internationale verdrag «Agreement on reforming
research assessment» te gaan ondertekenen. In dat verdrag, dat al door meer dan 360
organisaties uit meer dan 40 landen is ondertekend, wordt opgeroepen tot een verantwoord
gebruik van kwantitatieve indicatoren bij de beoordeling van de kwaliteit van onderzoek.
Ook gaat de ERC voor alle calls vanaf 2024 het format van de aanvragen zodanig aanpassen
dat voortaan ook korte narratieve omschrijvingen toegevoegd kunnen worden. Hiermee
beweegt ook de ERC richting een narratief cv. Ik deel daarom niet de zorg voor internationale
isolatie en zie hier juist een kans voor Nederland om koploper te zijn in deze internationale
ontwikkeling richting een evenwichtige en verantwoorde wijze van beoordelen van de
kwaliteit van onderzoek en onderzoekers.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke doelen de commissies van de starters en
stimuleringsbeurzen gaat sturen.
De door mij ingestelde adviescommissie starters- en stimuleringsbeurzen adviseert
mij en de universiteitsbesturen (inclusief umc’s) over de nadere uitwerking van zowel
de starters- als de stimuleringsbeurzen.
Het doel is om met behulp van de adviezen van deze commissie te blijven werken aan
het bereiken van de beoogde doelstellingen van de beurzen, te weten het stimuleren
van ongebonden onderzoek en het verlagen van de werk- en aanvraagdruk.
De NWO-commissie zal zich buigen over de vraag of toekenning van een beurs al dan
niet tot een tijdelijke indieningsbeperking bij NWO moet leiden en zal hierover adviseren
aan de Raad van Bestuur van NWO. De twee commissies onderhouden met elkaar contact.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe ik ga zorgen dat medewerkers op startersbeurzen
in vaste dienst worden aangenomen, dat dit aan (ongebonden) fundamenteel onderzoek
wordt besteed en dat de kwaliteit van het onderzoek waaraan het geld wordt besteed
geborgd is. Startersbeurzen kunnen alleen worden toegekend aan universitaire docenten
die in vaste dienst worden aangenomen. Hiermee wordt het aannemen van nieuwe mensen
in vaste dienst gestimuleerd.
Het stimuleren van ongebonden onderzoek is een expliciete doelstelling van de beurzen.
Zoals in het bestuursakkoord staat, zijn de startersbeurzen vrij besteedbaar voor
de onderzoeker. Zo wordt de ruimte voor ongebonden onderzoek vergroot. Voor de stimuleringsbeurzen
is in het bestuursakkoord afgesproken dat zij daar worden ingezet waar de werkdruk
het hoogst is en de ruimte voor ongebonden onderzoek het laagst. Ten slotte is afgesproken
dat universiteiten ieder jaar in hun jaarverslag moeten melden waarvoor de starters-
en stimuleringsbeurzen vooral zijn ingezet.
De eisen voor de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek zoals reeds gangbaar in
de wetenschap, gelden hiervoor onverminderd. Het Strategisch Evaluatie Protocol (SEP)
vormt daarbij de kern van het stelstel voor kwaliteitszorg van onderzoek. Het SEP
gaat in op de kwaliteit van het onderzoek, maatschappelijke relevantie en levensvatbaarheid
van de onderzoeksgroep. Het onderzoek dat met behulp van starters- en stimuleringsbeurzen
zal worden uitgevoerd wordt hier automatisch in meegenomen.
De leden van de CDA-fractie vragen of ik starters- en stimuleringsbeurzen ga prioriteren
op studies en onderzoeksvelden waar in Nederland behoefte aan is en hoe de Kamer toezicht
kan houden of deze middelen doelmatig besteed gaan worden. De starters- en stimuleringsbeurzen
hebben als doel het stimuleren van ongebonden onderzoek en het verlagen van aanvraag-
en werkdruk. Prioriteren op studies en onderzoeksvelden is geen doel van de beurzen.
Daar zijn andere instrumenten voor, zoals het missiegedreven topsectoren- en innovatiebeleid.
Ook bij de sectorplannen is er aandacht voor het maken van scherpe keuzes voor samenwerking
en profilering van onderzoeksgebieden.
Na twee jaar zal een eerste kwalitatieve evaluatie door een onafhankelijke commissie
plaatsvinden. Daarbij zal worden gekeken hoe de beurzen zijn besteed; en of de doelen
van de starters-en stimuleringsbeurzen behaald gaan worden. Na vijf jaar volgt een
volledige evaluatie. Deze evaluaties zullen met uw Kamer worden gedeeld zodat uw Kamer
toezicht kan houden op de doelmatige besteding van de middelen.
De leden van de CDA-fractie vragen welke plannen NWO heeft met de middelen voor open
science en hoe ik ga zorgen dat de middelen voor open science besteed worden op een
manier dat onze kennis ook goed beschermd wordt.
NWO werkt momenteel met een kwartiermaker aan de inrichting van het regieorgaan open
science, dat in het tweede kwartaal van dit jaar van start gaat. Met de extra middelen
gaat het regieorgaan de transitie naar open science verder versnellen. De specifieke
investeringsagenda wordt opgesteld aan de hand van het «Ambitiedocument Open Science
tot 2030». Dat document is door vele open science-veldpartijen gezamenlijk vormgegeven
en wordt in het voorjaar door die partijen gepresenteerd. Uiteindelijk zullen drie
algemene doelstellingen leidend zijn, namelijk: a) het gratis beschikbaar stellen
van wetenschappelijke publicaties, b) het vindbaar, toegankelijk, interoperabel en
herbruikbaar maken van onderzoeksdata en – software, zodat de samenwerking tussen
onderzoekers en disciplines wordt versneld en c) het vergroten van de publieke betrokkenheid
bij wetenschap. Het regieorgaan maakt straks landelijke afstemming mogelijk en zorgt
ervoor dat er integraal kan worden bepaald op welke manier de gerichte impulsen de
meeste impact zullen hebben. Deze inspanningen gebeuren in aanvulling op de investeringen
die de afzonderlijke veldpartijen, waaronder NWO, op dit moment al in open science
doen. Na de lancering zal ik uw Kamer nader informeren over het regieorgaan.
Ten aanzien van onderzoeksdata betekent open science beslist niet dat gevoelige data
open wordt gedeeld. Om dit te voorkomen, hanteren universiteiten en financiers als
NWO, ZonMw en ook de Europese Commissie, verschillende waarborgen en uitzonderingsgronden.
Als waarborg geldt bijvoorbeeld dat onderzoekers, wanneer zij een research data management
plan (DMP) opstellen, erop worden gewezen dat zij zorgvuldig met hun data moeten omgaan
en dat gevoelige data niet mag worden gedeeld. Een van de belangrijkste uitzonderingsgronden
voor het delen van onderzoeksdata is Kennisveiligheid. Ook moeten onderzoekers en
instellingen zich houden aan de Nederlandse kabinetsaanpak kennisveiligheid, waarin
het beschermen van gevoelige informatie centraal staat.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie vragen of ik het ermee eens ben dat de column van de heer
Levi in Het Parool11 haaks staat op de NWO strategie en hoe NWO gaat bijdragen aan een veilig werkklimaat.
Naar aanleiding van de reacties op zijn column heeft de heer Levi, voorzitter van
NWO, een reactie gepubliceerd op de NWO-website. Hij geeft daarin aan de komende tijd
ook zelf een extra inspanning te willen leveren om een cultuurverandering in de wetenschap
tot stand te brengen. De raad van bestuur van NWO vindt sociale veiligheid in de academische
wereld een actueel en belangrijk thema en zal hier actief aan werken. Niet voor niets
is een gezonde onderzoekscultuur een van de vier bouwstenen in de nieuwe strategie.
De raad van bestuur geeft in haar reactie aan dat de academische gemeenschap en de
NWO-medewerkers er op mogen rekenen dat zij de komende jaren alles in het werk zal
stellen om de ambities op het gebied van sociale veiligheid waar te maken. Momenteel
werkt NWO aan een implementatieplan voor deze ambities. Ik blijf hierover met NWO
in gesprek.
De leden van de SP-fractie vragen verder hoe ik de rol van NWO zie in het ontwikkelen
van beleid en financiering, zodat de hoge druk op jonge onderzoekers, promovendi en
postdocs met tijdelijke contracten ook daadwerkelijk kan afnemen.
Werkdruk onder onderzoekers wordt onder andere veroorzaakt door aanvraagdruk voor
extra financiering, bijvoorbeeld via NWO. Om de kans op toekenning van een beurs te
verbeteren verhoog ik de komende jaren de middelen voor een aantal NWO-programma’s
zoals de open competitie, grootschalige wetenschappelijke infrastructuur en de start
van toponderzoek, zie hiervoor mijn beleidsbrief. NWO heeft zelf ook een rol in het
verlagen van de aanvraagdruk. NWO en UNL voeren gezamenlijk het «Integraal plan systeemdruk»
uit voor het verlagen van de aanvraagdruk. NWO hanteert onder andere de volgende maatregelen
op verschillende subsidies: verbetering van de informatievoorziening, meer doorlopend
indienen en vooraanmelding op basis van cv binnen de Veni, wat inmiddels breder binnen
de Talentlijn wordt toegepast. Hier profiteren ook jonge onderzoekers van.
Verder heeft NWO de programma’s voor jonge onderzoekers in de Talentlijn verbeterd.
Onder andere door aan de ontvangende kennisinstelling te vragen zekerheid te bieden
(een zogenoemde inbeddingsgarantie), die bij de Veni-subsidie de vorm heeft van een
welkomstgarantie en bij de Vidi-subsidie een loopbaanperspectief voor langere tijd.
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie of ik samen met NWO en de instellingen
afspraken kan maken voor een gezonde werkcultuur, met oog voor de mentale en sociale
veiligheid van onderzoekers?
Ik stel momenteel in overleg met het veld een plan van aanpak op met het doel om de
sociale veiligheid in het veld te bevorderen. Dit plan hoop ik binnenkort naar uw
Kamer te sturen en daarmee zal ik samen met de instellingen aan de slag gaan. In het
verlengde hiervan zal ik ook met NWO in gesprek gaan of en hoe zij een rol kunnen
vervullen als het gaat om het bevorderen van de mentale en sociale veiligheid van
onderzoekers.
De leden van de SP-fractie vragen een lijst van programma’s van NWO waarbij bedrijven
betrokken zijn omdat zij kritisch zijn op NWO programma’s waar bedrijven bij betrokken
zijn.
Het opzetten van programma’s met private partijen is een belangrijke rol die NWO heeft.
Dit doet zij al decennia met goede resultaten die ook de brede maatschappelijke impact
vergroten. De wetenschap en NWO hanteren voor deze samenwerkingen heldere juridische
en praktische kaders om de onafhankelijkheid van wetenschappers en hun onderzoek te
waarborgen. NWO communiceert open over de betrokkenheid van bedrijven bij programma’s,
bijvoorbeeld binnen het domein Technische en Toegepaste Wetenschappen. Ik zal samen
met NWO en mijn ambtsgenoot van EZK verkennen op welke manier hier verder inzicht
in verschaft kan worden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie vragen of de weg die ik insla afwijkt van die van mijn
voorganger en merken op dat er nog steeds gestuurd wordt op outputindicatoren, zoals
publicaties. Ik ondersteun de beweging naar een nieuwe vorm van erkennen en waarderen
en vind het belangrijk dat NWO dit ook doet. Ik constateer op basis van de praktijk
en de strategie van NWO dat zij dit ook ondersteunt. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de
ontwikkeling van het evidence-based cv, waarbij nadrukkelijk aandacht is voor het verantwoorde gebruik van outputindicatoren
en uit de steun van NWO aan de «Agreement on reforming research assessment», waar
ik eerder naar verwees in mijn antwoorden op de vragen van de CDA-fractie over dit
onderwerp.
De leden van de PvdA-fractie vragen aan mij om toe te lichten in hoeverre de extra
ruimte die ik onderzoekers wil bieden om evidence based te onderbouwen wat hen voor
NWO tot de beste kandidaat maakt, ook recht doet aan de meerdimensionale beoordeling
die de leden van deze fractie voor ogen staat. Het evidence-based cv bestaat uit twee
onderdelen. Het eerste onderdeel betreft een academisch profiel, waarin onderzoekers
uiteenzetten wat voor wetenschapper zij zijn. Wat is de onderzoeksfocus, -agenda en
-visie van de onderzoeker? Wat hebben zij gedaan om die visie te verwezenlijken?.
Het tweede onderdeel omvat een selectie van de (voor die aanvraag) meest relevante
«output» (die is breder dan alleen publicaties en omvat bijvoorbeeld ook scripts en
datasets). Onderzoekers kunnen de kwaliteit van hun «output» onderbouwen aan de hand
van meerdere indicatoren, zowel kwantitatief als kwalitatief. Evidence-based cv’s
doen hiermee recht aan de meerdimensionale beoordeling van academici die de PvdA voor
ogen heeft.
Verder doen de leden van de PvdA-fractie een voorstel voor een vast bedrag voor alle
universiteiten dat geoormerkt is voor meer vaste aanstellingen en een vaste onderzoeksvoet
voor wetenschappers in hun aanstellingen, zodat ze minder afhankelijk worden van de
onzekere tweede geldstroom.
De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre ik flankerend beleid bied dat tegemoetkomt
aan deze wens.
Deze wens deel ik. Met name via de starters- en stimuleringsbeurzen maar ook sectorplannen
beweeg ik universiteiten tot meer vaste aanstellingen.
De leden van de PvdA-fractie vinden dat extra geld voor technische studies niet mag
leiden tot minder budget voor studies binnen andere wetenschappelijke domeinen. De
leden van de PvdA-fractie vragen of ik de keuze van mijn ambtsvoorganger hierin handhaaf.
Evenals mijn voorganger investeer ik in de verschillende wetenschapsdomeinen. Dat
doe ik deze kabinetsperiode zowel via generieke investeringen zoals de starters- en
stimuleringsbeurzen, als via bijvoorbeeld de sectorplannen, specifiek gericht op de
verschillende domeinen: alfa-, bèta-, gamma- en medisch. In de sectorplannen wordt
een investering voorzien van € 70 miljoen voor de sociale- en geesteswetenschappen,
€ 40 miljoen voor de technische wetenschappen, € 40 miljoen voor de medische wetenschappen
en € 50 miljoen voor de bètawetenschappen. Zie voor het totale pakket aan investeringen
ook de Beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap van 22 juni jl. (Kamerstuk 31 288, nr. 964)
Inbreng van de leden van de Groep Van Haga
De leden van de Groep Van Haga vragen of ik vind dat digitalisering behulpzaam is,
maar geen doel op zich.
Ik ben het ermee eens dat digitalisering geen doel op zich is, maar vind dat er nu
geen aanleiding is om de ontwikkeling van digitalisering on hold te zetten. Een veilige digitale omgeving is voor studenten en medewerkers erg belangrijk.
Digitalisering heeft in het hoger onderwijs en onderzoek als doel om de continuïteit
en kwaliteit van onderwijs en onderzoek te borgen, zoals de Minister voor Primair
en Voortgezet Onderwijs en ik uiteen hebben gezet in de Kamerbrief «Verhogen digitale
veiligheid onderwijs en onderzoek»12. Ik ben me bewust van de risico’s die voortkomen uit de afhankelijkheid en marktmacht
van grote IT dienstverleners. Juist omdat de mogelijke risico’s worden erkend, zet
het kabinet in op goede risicoanalyses en de bevordering van concurrentie. Ook wordt
mijn beleid en dat van het veld in lijn gebracht met Europese Verordeningen op dit
gebied.
De leden van de Groep Van Haga vragen of ik vind dat veiligheid en vrijheid altijd
het uitgangspunt dient te zijn in de wetenschap en of ik inzie dat dit in de afgelopen
jaren niet op ieder vlak het geval is geweest. Daarnaast vragen de leden van de Groep
Van Haga hoe ik ervoor ga zorgen dat de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke
Integriteit zonder uitzondering wordt nageleefd en indien nodig aangescherpt wordt.
In de wetenschap staat academische vrijheid inderdaad voorop en dient dit in een veilige
omgeving plaats te vinden. De constatering van de Groep van Haga dat dit niet het
geval is wanneer wetenschap plaatsvindt in opdracht van overheidsdiensten of industrie,
deel ik niet. Ook in dergelijke samenwerkingen staat academische vrijheid op de eerste
plaats, en niet het sturen op een bepaald resultaat. Samenwerking tussen onderzoekers,
het bedrijfsleven, de overheid en andere organisaties is en blijft onder deze voorwaarden
belangrijk. Om te kunnen innoveren, en zodat onderzoek en onderwijs goed aansluiten
bij vragen en uitdagingen in onze maatschappij.
Aan de andere kant staat buiten kijf dat we de academische vrijheid en zorg voor wetenschappelijke
integriteit moeten bewaken. Dat gebeurt bijvoorbeeld met de Nederlandse gedragscode
Wetenschappelijke integriteit (NGWI), die alle universiteiten en hogescholen onderschrijven.
Hier staan normen in die gaan over transparantie en onafhankelijkheid, waar onderzoekers
zich aan moeten houden. En er staan zorgplichten in voor de kennisinstellingen. Het
gaat hier om zelfregulering. Ik heb de opstellers van de NGWI verzocht de gedragscode
in de loop van dit jaar te laten evalueren door een onafhankelijke commissieen ben
hier op dit moment met ze over in gesprek.13
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M. Verhoev, griffier