Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport
36 332 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1)
Nr. 4
ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 25 januari 2023 en het nader rapport d.d. 22 maart 2023, aangeboden aan de Koning
door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het advies van de Afdeling advisering
van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 november 2022, nr. 2022002484,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies,
gedateerd 25 januari 2023, nr. W16.22.00164/II, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft U hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 21 november 2022, no. 2022002484, heeft Uwe Majesteit, op
voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering
van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging
van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2021/1883
van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden
voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde
baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1),
met memorie van toelichting.
Met het wetsvoorstel worden de beslistermijnen uit de herziene richtlijn kennismigranten
geïmplementeerd.
De Afdeling advisering van de Raad van State maakt een opmerking over het startmoment
van de beslistermijn voor aanvragen om verblijf als gezinslid bij een (voormalig)
houder van de zogeheten «Europese blauwe kaart». Zij merkt op dat de voorgestelde
regeling in bepaalde gevallen feitelijk kan neerkomen op een verdubbeling van deze
beslistermijn. Gelet op het doel van de richtlijn om procedures te versnellen, adviseert
de Afdeling om dit startmoment te heroverwegen.
Het wetsvoorstel strekt tot gedeeltelijke implementatie van de herziene richtlijn
kennismigranten.2 Deze richtlijn moet het voor hooggekwalificeerde onderdanen van derde landen aantrekkelijker
maken om een zogeheten «Europese blauwe kaart» aan te vragen, een verblijfsvergunning
die hun het recht geeft om in een lidstaat van de Europese Unie te verblijven en te
werken.3
Voor gezinsleden van (voormalig) houders van een blauwe kaart wordt het gemakkelijker
om zich bij hen te voegen.4 De richtlijn wijzigt hiertoe onder meer de termijnen waarbinnen een lidstaat moet
beslissen op aanvragen om een blauwe kaart en om verblijf als gezinslid van een (voormalig)
houder van de blauwe kaart. Het wetsvoorstel implementeert dat deel van de richtlijn.
Voor het overige wordt de richtlijn geïmplementeerd bij algemene maatregel van bestuur.5
De beschrijving van de achtergrond en inhoud van het voorstel geeft geen aanleiding
voor een reactie.
Het wetsvoorstel bepaalt onder andere wanneer de beslistermijn start bij een aanvraag
om verblijf als gezinslid bij een (voormalig) houder van de blauwe kaart.6 Als die aanvraag later is ingediend dan de aanvraag om verblijf als (voormalig) houder
van de blauwe kaart (hierna: de aanvraag van de hoofdpersoon), start de beslistermijn
op het moment dat het besluit op laatstgenoemde aanvraag wordt bekendgemaakt.
De Afdeling merkt op dat deze regeling kan leiden tot een verdubbeling van de beslistermijn
wanneer de aanvraag van het gezinslid kort na die van de hoofdpersoon wordt ingediend.7 Dit staat op gespannen voet met het doel van de richtlijn om de procedures te versnellen
en daarmee kennismigranten aan te trekken naar de Europese Unie.8
De Afdeling adviseert dan ook om dit deel van het wetsvoorstel te heroverwegen en
te bezien of in de hier besproken situatie kan worden aangesloten bij de beslistermijn
die geldt wanneer het gezinslid de aanvraag gelijktijdig met die van de hoofdpersoon
heeft ingediend, dan wel heeft ingediend nadat de aanvraag van de hoofdpersoon is
ingewilligd.9
Het advies wordt overgenomen. Het voorgestelde negende lid van artikel 25 wordt dan
ook geschrapt. Ook voor gezinsleden die niet gelijktijdig met de hoofdpersoon een
aanvraag hebben ingediend, zal worden aangesloten bij de hoofdregel dat wordt beslist
binnen 90 respectievelijk 30 dagen van het moment van de aanvraag.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een opmerking bij het voorstel
en adviseert daarmee rekening te houden voordat het voorstel bij de Tweede Kamer der
Staten-Generaal wordt ingediend.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een transponeringstabel toe te voegen
aan de memorie van toelichting.
Ik moge U hierbij verzoeken het gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie
van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.