Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Esch en Vestering over de noodzaak om regenwater beter vast te houden
Vragen van de leden Van Esch en Vestering (beiden PvdD) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de noodzaak om regenwater beter vast te houden (ingezonden 10 februari 2023).
Antwoord van Minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 23 maart 2023).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1749.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Natte winter, droge lente: neerslag in januari is goud
waard in mei»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat heeft u vorig jaar anders gedaan ten opzichte van de jaren daarvoor met betrekking
tot de droogte- en waterproblematiek?
Antwoord 2
In het algemeen is er in Nederland, en dus ook onder waterbeheerders, een steeds groter
bewustzijn dat we een omslag moeten maken van water zo snel mogelijk afvoeren naar
het vasthouden van water en het aanpassen van de ruimtelijke inrichting aan waterbeschikbaarheid.
De Beleidstafel droogte heeft hieraan een extra impuls gegeven. De eindrapportage
van de Beleidstafel droogte bevatte 46 concrete aanbevelingen. In de afgelopen jaren
is hieraan invulling gegeven, waardoor Nederland beter weerbaar is tegen droogte en
watertekorten2. Verder is in 2020 de bijdrage vanuit het Deltafonds aan zoetwatermaatregelen met
€100 mln verhoogd tot €250 mln. Aangevuld met regionale financiering is daarmee voor
fase 2 van het Deltaprogramma Zoetwater (2022–2027) een maatregelenpakket van €800
mln ontwikkeld3. Dat is twee keer zoveel als voor fase 1 van het Deltaprogramma Zoetwater beschikbaar
was. Meer dan de helft van de maatregelen is gericht op het beter vasthouden van water
op de hoge zandgronden door middel van beekherstel en het herstellen van de bodem.
In de brief over Water en Bodem sturend (Kamerstukken 27 625, nr. 592) zijn verder structurerende keuzes over voldoende zoetwater opgenomen, die op basis
van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) worden uitgewerkt in provinciale
programma’s voor het landelijk gebied.
Vraag 3
Wat doet u nu anders dan afgelopen jaren met betrekking tot de droogte- en waterproblematiek?
Welke lessen heeft u geleerd en bent u in de praktijk aan het brengen? Kunt u dit
uitgebreid toelichten?
Antwoord 3
Met het Deltaprogramma Zoetwater en met de uitgevoerde adviezen en aanbevelingen uit
de Beleidstafel Droogte is de afgelopen jaren veel gedaan om Nederland beter weerbaar
te maken tegen droogte en watertekorten. Over de voortgang van de maatregelen wordt
jaarlijks gerapporteerd in de Voortgangsrapportage Zoetwater4. Een aantal concrete voorbeelden van maatregelen die de afgelopen jaren genomen zijn:
• In juni 2018 is het Peilbesluit IJsselmeergebied genomen. Met flexibel peilbeheer
voor het IJsselmeer en Markermeer is het vaste streefpeil vervangen door een bandbreedte
waarbinnen het waterpeil mag fluctueren, zodat het peilbeheer kan inspelen op de meteorologische
omstandigheden en de behoefte aan zoetwater. Daardoor ontstaat een te benutten zoetwater
voorraad van 400 miljoen m³ water (waterschijf tussen -10 en -30 cm NAP). Tijdens
de droge zomers van 2018, 2019, 2020 en 2022 is gebruik gemaakt van de bandbreedte,
waardoor schade is voorkomen.
• De Klimaatbestendige Wateraanvoervoorziening (KWA), is een maatregel die ingezet wordt
om zoetwater naar West-Nederland te leiden, als de Rijnafvoer te laag is om de zoetwaterinlaat
Hollandse IJssel zoet te houden. De KWA bestaat uit een ingenieus systeem van stuwen,
watergangen en gemalen. Door inzet van de KWA kon in de afgelopen jaren de droogteschade
in West Nederland beperkt blijven. De maximale capaciteit van de KWA wordt met inzet
van middelen uit het Deltafonds uitgebreid en voorziet dan de gebieden van Rijnland,
Delfland en Schieland.
• De inlaat bij de Noordervaart (Limburg) wordt vergroot om meer water beschikbaar te
hebben voor het Nationaal Park De Groote Peel en omgeving.
• Evides Waterbedrijf heeft in 2021 een nieuw innamepompstation in de Biesbosch geopend.
Hiermee is de maximale inname capaciteit vergroot en kan Evides selectiever en sneller
de spaarbekkens vullen. Hierdoor is de drinkwatervoorziening beter bestand tegen perioden
van droogte én tegen onvoldoende waterkwaliteit van de Maas, zodat voldaan kan worden
aan de groeiende watervraag.
• Vorig jaar is de Roode Vaart in de Zuidwestelijke Delta geopend. Via deze nieuwe aanvoerroute
kan meer dan 3,5 duizend liter per seconde uit het Hollandsch Diep worden ingelaten
voor natuur, landbouw en recreatie in West-Brabant. Daarmee slaan we twee vliegen
in één klap: een beter zoetwatersysteem en betere waterkwaliteit.
• Door beekherstel heeft de Leuvenumse Beek -de langste beek van de Veluwe- een metamorfose
ondergaan. Er wordt nu veel meer water in het gebied vastgehouden en geïnfiltreerd
naar het grondwater. De effecten hiervan zijn dat de afvoerpieken worden afgevlakt,
de grondwaterstanden stijgen en dat er weer een natuurlijk moerasbos ontstaat.
• De Oude Strijper Aa in Noord-Brabant is van een rechte afwateringssloot getransformeerd
en heringericht naar een natuurlijke kronkelende en ondiepere beek, met herstel van
natte laagten op de hogere delen van de Gastelsche Heide. Op circa 40 hectare wordt
water niet meer afgevoerd, maar infiltreert het naar het grondwater. Dit grondwater
komt in het nabijgelegen beekdal van de Oude Strijper weer als kwelwater naar boven.
Bij de herinrichting is veel grond omgezet van landbouw naar natuur met hogere grondwaterstanden
en ruimte voor overstroming.
Naast maatregelen in het watersysteem zijn ook maatregelen nodig om de ruimtelijke
inrichting en het landgebruik aan te passen aan de beschikbaarheid van water. Hiervoor
wordt verwezen naar de brief over Water en Bodem sturend (Kamerstukken 27 625, nr. 592) waarin een aantal structurerende keuzes zijn opgenomen voor een klimaatbestendige
zoetwatervoorziening van Nederland.
Vraag 4
Wat heeft u concreet gedaan en wat bent u aan het doen om het kostbare water dat in
de afgelopen maanden gevallen is en waarschijnlijk nog gaat vallen de aankomende tijd,
maximaal op te vangen en op te slaan? Kunt u aangeven of concrete maatregelen droogte
zullen voorkomen of al hebben voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in welke mate?
Antwoord 4
Waterbeheerders monitoren het hele jaar door nauwlettend de waterstanden en nemen
passende maatregelen als dat nodig is, voor zowel perioden van te veel water als te
weinig water. Na de droge zomer van 2022 is in de winter een redelijk normale hoeveelheid
neerslag gevallen. Daardoor hebben grondwaterstanden zich in een groot deel van Nederland
kunnen herstellen. In delen van Oost- en Zuid-Nederland is er echter nog sprake van
verlaagde grondwaterstanden.
In de winter zijn daarnaast door veel waterbeheerders inspanningen gedaan om water
vast te houden. Zo zijn in een aantal gebieden de zomerpeilen afgelopen winter gehandhaafd
gebleven, om de grondwatervoorraad extra aan te vullen. Op deze manier bereiden waterbeheerders
zich voor op de omschakeling van het relatief natte naar het droge deel van het jaar,
om zo goed mogelijk voorbereid te zijn op eventuele droogte en watertekort.
Vraag 5
Zijn er indicatoren opgesteld om vermindering van droogte te kwantificeren? Zo nee,
waarom niet? Bent u van plan dit te ondernemen?
Antwoord 5
Er zijn diverse indicatoren die de ontwikkeling van droogte kwantificeren. Het KNMI
houdt het neerslagtekort en andere indicatoren bij. Meer informatie is te vinden op
de website van het KNMI5. Op de droogtemonitor6 is aanvullend informatie te vinden over de ontwikkeling van de rivierafvoeren en
grondwaterstanden ten opzichte van andere jaren. Het neerslagtekort en het aantal
dagen van lage rivierafvoeren in een droogteseizoen (1 april – 1 oktober) wordt in
het overzicht7 van het droogteseizoen 2022 (p. 5) als kwantificering van de droogte ten opzichte
van andere jaren gehanteerd.
Een neerslagtekort is niet te voorkomen. Wat wel kan is proberen de effecten hiervan
te verminderen door minder water te gebruiken. En het water dat valt beter vast te
houden. Via het Deltaprogramma Zoetwater wordt een aantal indicatoren ontwikkeld om
het effect van voorgenomen maatregelen om het effect van droogte op de natuur en maatschappij
te monitoren. Hierdoor kan de effectiviteit van de aanpak de komende jaren beter worden
gevolgd, geëvalueerd en bijgesteld waar nodig. De indicatoren zullen deel uitmaken
van de volgende fase van het Deltaprogramma Zoetwater.
Vraag 6
Deelt u het inzicht dat (een deel van) de droogte van de afgelopen jaren voorkomen
had kunnen worden indien de overheid (eerder) maatregelen had getroffen? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, wat heeft u hiervan geleerd?
Antwoord 6
Nee, de waterbeheerders hebben zich maximaal ingezet om droogteschade zoveel mogelijk
te voorkomen. De droogte van 2018 was wel een «wake up call». Daarom is destijds ook
de Beleidstafel Droogte ingesteld. De aanbevelingen van de Beleidstafel Droogte zijn
vrijwel allemaal gerealiseerd en de geleerde lessen van de droogte van 2018, 2019,
2020 en 2022 worden door alle waterbeheerders in de praktijk gebracht. Daarnaast werken
Rijk en regio samen aan de uitvoering van het Deltaprogramma Zoetwater (zie ook het
antwoord op vraag 2).
Vraag 7
Hoe zorgt u ervoor dat het vasthouden van regenwater zo veel mogelijk op natuurlijke
wijze gebeurt, zoals het aanplanten van struweel op steile hellingen, het verwijderen
van drainages waar deze niet functioneel meer zijn, het creëren van ruimte voor rivieren
en het aanleggen van natuurlijke erosie- en waterbuffers? Hoeveel natuurlijke oplossingen
zijn er de afgelopen jaren uitgevoerd?
Antwoord 7
Het Ministerie van IenW stimuleert actief het herstel van beekdalen naar meer natuurlijke
systemen, met onder andere als doel om regenwater beter vast te houden. Zo is er €300
mln beschikbaar gesteld om de beekdalen van zijrivieren van de Maas beter te beschermen
tegen extreme buien en wateroverlast. Voor grootschalig beekdalherstel om de waterkwaliteit
te verbeteren zijn middelen vanuit het Transitiefonds gereserveerd. Beekdalherstel
gebeurt met name door het aanpassen van landgebruik. Door extensievere landbouw en
extra natuur ontstaat meer ruimte voor grondwaterpeilverhogingen en waterberging.
De provincies, gemeenten en waterbeheerders staan aan de lat voor het uitvoeren van
maatregelen om regenwater vast te houden. Ruim 60% van het investeringsbudget van
het Deltaprogramma Zoetwater 2022–2027 wordt besteed aan het beter vasthouden van
water; bijna 70% hiervan gebeurt op natuurlijke wijze. Voorbeelden daarvan zijn de
Leuvenumse beek, het Lankheet, de Drentse Aa en de Oude Strijper Aa, waar door herstel
van natuurlijk omstandigheden regenwater beter wordt vastgehouden (zie ook het antwoord
op vraag 3). Ook investeren gemeenten in het hele land met cofinanciering vanuit de
Impulsregeling Ruimtelijke Adaptatie in waterbergingen Een aantal voorbeelden hiervan:
• de aanleg van wadi’s in tal van gemeenten, bijvoorbeeld in Almere;
• de transformatie van het Hofplein in Rotterdam tot een groen stadspark met regenwaterberging;
• de aanleg van waterbergingen op twee locaties in Heemskerk;
• de aanleg van een «waterbergende weg» en parkeervakken met waterdoorlatende verharding
in Medemblik en Purmerend.
Vraag 8
Kunt u per type (natuur)gebied, zoals bijvoorbeeld veenweidegebieden en zandgronden,
aangeven per wanneer u uitvoering gaat geven aan het doel om het waterpeil te verhogen?
Hoe wordt deze verhoging doorgevoerd? Per wanneer zal hiermee droogte zoveel mogelijk
worden voorkomen?
Antwoord 8
De structurerende keuzes uit de Kamerbrief Water en bodem sturend voor onder meer
het Hoofdwatersysteem, de veenweidegebieden en de hoge zandgronden zijn overgenomen
in het NPLG. Op basis daarvan werken de provincies deze keuzes verder uit in de provinciale
programma’s voor het landelijk gebied. Lokaal worden al maatregelen genomen. In de
veenweidegebieden gebeurt dit vanuit de regionale veenweidestrategieën en op de zandgronden
vanuit het Deltaprogramma Zoetwater. In de periode 2016–2021 is circa €200 miljoen
geïnvesteerd in het beter vasthouden van water op de zandgronden en de komende zes
jaar wordt dat verdubbeld.
Vraag 9
Kunt u aangeven per wanneer en hoe u weersextremen, zoals onder andere piekbuien,
opvangt in bergingen? Kunt u aangeven per wanneer deze maatregelen droogte in het
voorjaar en in de zomer zullen voorkomen?
Antwoord 9
Door waterschappen en gemeenten is de afgelopen jaren vanuit de zorgplicht al veel
geïnvesteerd in de bescherming tegen grotere hoeveelheden neerslag. Er zijn in heel
Nederland op veel locaties piekbergingen aangelegd om regenwater te bufferen, zoals
bijvoorbeeld de Driemanspolder bij Zoetermeer, de waterberging Panjerd-Veeningen in
Drenthe en de piekberging Haarlemmermeer. In Limburg zijn inmiddels al 463 waterbuffers
aangelegd. Ook worden in de steden maatregelen getroffen tegen wateroverlast via bijvoorbeeld
(afkoppeling van) riolering en regenwaterbuffers in de stad (zie ook het antwoord
op vraag 7).
Piekbergingen zijn gericht op voorkomen van wateroverlast en die bergingscapaciteit
moet «altijd» beschikbaar zijn. In sommige gevallen kunnen ze in beperkte mate bijdragen
aan het vertragen van afvoer of vasthouden van water voor droogte. Zo heeft de Driemanspolder
naast de buffercapaciteit ook een watersysteem met een flexibel peil om de watervraag
te beperken en ook de regenwaterbuffers in Limburg resulteren in extra infiltratie
naar het grondwater. Waterbuffers die zijn ingericht op waterbeschikbaarheid bij droogte
zijn bijvoorbeeld het IJsselmeer en het Volkerak-Zoommeer. Daarnaast is de wateropslag
in de ondergrond van groot belang, door het opzetten van stuwen, afkoppelen van het
hemelwaterriool, infiltratiedrains en dempen of verhogen van slootbodems.
Vraag 10
Op welke wijze ondersteunt de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
de uitvoering van het beleid dat water en bodem sturend zijn, zoals het verhogen van
het waterpeil?
Antwoord 10
De Minister van LNV draagt met onder andere het mestbeleid, de implementatie van het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het in ontwikkeling zijnde Landbouwakkoord bij
aan de realisatie van de doelen van het NPLG, waarin de structurerende keuzes uit
de Kamerbrief Water en bodem sturend zijn opgenomen. De Minister van LNV alsook de
Minister voor Natuur en Stikstof voeren op vele manieren overleg met de landbouwsectoren
en andere stakeholders gericht op het ontwikkelen van draagvlak voor maatregelen ten
behoeve van de transitie naar een veerkrachtige landbouw die past bij de draagkracht
van haar (natuurlijke) omgeving.
Vraag 11
Wat onderneemt de Minister van LNV om met name de landbouw hierbij te betrekken en
ervoor te zorgen dat de landbouwsector uitvoering geeft aan het beleid dat water en
bodem sturend zijn?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 10.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.