Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden inzake B-brief project ‘Vervanging initiële vliegeropleidingscapaciteit’ (Kamerstuk 27830-384)
27 830 Materieelprojecten
Nr. 388 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 16 maart 2023
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris
van Defensie over de brief van 26 januari 2023 inzake B-brief project «Vervanging
initiële vliegeropleidingscapaciteit» (Kamerstuk 27 830, nr. 384).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 maart 2023. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
1.
Wanneer verwacht u dat het contract en de oproep tot het indienen van voorstellen
worden gepubliceerd?
De start van de aanbesteding door middel van een publicatie wordt verwacht in het
tweede kwartaal van dit jaar. Daarna wordt planmatig rekening gehouden met contractondertekening
in 2024/begin 2025.
2.
Is in de B-fase gekeken naar de mogelijkheden voor het bijdragen van de Nederlandse
industrie? In hoeverre zal participatie van Nederlandse industrie een rol spelen bij
de uiteindelijke toekenning en hoe wordt dit beoordeeld?
In de B-fase is een marktconsultatie uitgevoerd en de Nederlandse industrie heeft
hieraan kunnen deelnemen.
In de DMP-D fase zal er, gegeven de financiële omvang en de aard van de behoefte,
sprake zijn van Europese aanbesteding. In deze fase wordt vervolgens aan de hand van
de selectie- en gunningsleidraad gekeken naar concrete betrokkenheid van de Nederlandse
industrie. Voorafgaand aan de contractgunning wordt uw Kamer hierover geïnformeerd
in de DMP D-brief.
3.
Is er voor de vervanging van de PC-7 vloot gekeken naar mogelijkheden voor logistieke
ondersteuning uit de Nederlandse industrie, zoals gedaan wordt door de kustwacht op
het gebied van onderhoud? Kunt u aangeven welke mogelijkheden er hier zijn en wat
dit zou betekenen voor de kosten en de druk op Defensiepersoneel?
Ja dit is onderzocht. Binnen de onderzoeksfase is een tweede marktverkenning uitgevoerd,
waarbij negen respondenten hebben gereageerd. Ook de Nederlandse industrie heeft hierbij
de mogelijkheid gehad om interesse kenbaar te maken. In dit onderzoek is gekeken naar
verschillende scenario’s voor de verwerving en de instandhouding van de nieuwe capaciteit.
De conclusie van de onderzoeksfase is, dat alleen de optie «zelfstandige aanschaf
met inbesteden van het onderhoud« financieel inpasbaar is. In deze overwegingen zijn
ook de kosten en de werkdruk van Defensiepersoneel meegewogen.
In de gunningsfase is opnieuw een mogelijkheid voor deelname van de Nederlandse industrie.
De uitkomst hiervan kan zijn dat delen van de opdracht (bijvoorbeeld een vorm van
logistieke ondersteuning) bij de Nederlandse industrie komen te liggen.
4.
Ziet u mogelijkheden om dit verwervingsprogramma uit te breiden buiten de initiële
vliegeropleiding om een brug te slaan naar de gevorderde opleiding? Overweegt u een
vliegtuigplatform dat ook geschikt is voor latere opleidingsfasen?
De EMVO voorziet in de elementaire basisopleiding en geeft onze vliegers de optimale
voorbereiding op de diverse vervolgopleidingen. De goede basis voorkomt uitval en
daarmee hoge kosten later in het opleidingstraject. In de vervolgopleidingen worden
vaardigheden aangeleerd die niet kunnen worden gerealiseerd met de toestellen van
de EMVO.
5.
Wanneer u het heeft over commercial off-the-shelf (COTS)-verwerving, betekent dit
dan de daadwerkelijke aanschaf van een nieuw lesvliegtuig of worden opties zoals lease
en outsourcing, zoals ook genoemd in de A-brief, nog overwogen?
6.
Wat is tijdens de onderzoeksfase naar voren gekomen over de mogelijkheden ten aanzien
van lease? Wat zijn de gewenste voorwaarden voor een eventueel leasemodel?
7.
Wat is tijdens de onderzoeksfase naar voren gekomen over de mogelijkheden ten aanzien
van outsourcing? Wat zijn de gewenste voorwaarden eventueel outsourcen?
Tijdens de onderzoeksfase zijn de diverse opties onderzocht: aanschaf, lease en outsourcing.
Gebleken is dat lease en outsourcing significant hogere kosten met zich mee brengen
en daarmee buiten de financiële kaders van het project vallen. In de verwervingsvoorbereidingsfase
wordt daarom uitgegaan van aanschaf van het nieuwe lesvliegtuig.
8.
Wat zijn de verwachtingen op het gebied van duurzaamheid van de nieuwe Elementaire
Militaire Vlieger Opleiding (EMVO)? Hoe lang zullen bijvoorbeeld de nieuwe lesvliegtuigen
meegaan? Wanneer zouden de nieuwe lesvliegtuigen en overige leermiddelen de End-Life-Of-Type
gaan bereiken? Wat is het tijdpad voor de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid
voor dit project, zoals het brandstofgebruik?
De verwachte levensduur van de nieuwe toestellen is 30 jaar. Op dit moment is de technologische
ontwikkeling nog onvoldoende gevorderd om de benodigde lesvliegtuigen elektrisch of
op waterstof uit te voeren. Defensie heeft de uitdrukkelijke wens om te verduurzamen
en daarom worden de ontwikkelingen in de markt continu gevolgd. Hierbij is het doel
om met het nieuwe toestel op een zo duurzaam mogelijke mix van brandstof te kunnen
vliegen. Deze wens zal ook bij de potentiële leveranciers neergelegd worden, om zo
hun kennis en expertise te gebruiken en te bezien welke mogelijkheden ze bieden om
een zo duurzaam mogelijke bedrijfsvoering te realiseren. Bij de doorontwikkeling en
een mogelijke mid-life-update van het vliegtuig worden deze onderwerpen en kansen
opnieuw meegenomen. Defensie gaat in de opleiding meer gebruik maken van de grondgebonden
leermiddelen, waaronder de simulatoren en VR-simulatoren. Hierdoor kan ongeveer 60
procent van de toekomstige training gesimuleerd uitgevoerd worden.
9.
Wanneer u schrijft om bij voorkeur bij één partij aan te besteden, heeft dit dan betrekking
op de simulatoren en overige grondgebonden leermiddelen of valt hier ook het lesvliegtuig
onder?
10.
Is het mogelijk om het lesvliegtuig via een afzonderlijke aanbesteding/overeenkomst
te verwerven via aanschaf dan wel lease?
Om de integratie en eigenschappen tussen vliegtuig en simulatiemiddelen zoveel mogelijk
op elkaar af te kunnen stemmen wordt dit bij voorkeur bij één partij aanbesteed. Het
opsplitsen naar diverse partijen introduceert risico’s op de diverse koppelvlakken
zoals de integratie van het Learningmanagement systeem (LMS) van de technische training en de afstemming van de vliegeigenschappen
tussen de verschillende simulatoren, Virtual Reality-systemen en Computer Based Training.
11.
Is het nodig bestaande gebouwen van de vliegbasis Woensdrecht op te knappen en/of
nieuwe gebouwen te bouwen om het opleidingsprogramma te huisvesten?
Nieuwbouw van de gebouwen valt niet binnen de opdracht en de scope van het project.
Daarentegen is wel voorzien dat er mogelijk aanpassingen nodig zijn om het nieuwe
systeem passend te maken binnen de bestaande infrastructuur. Zo is voorzien dat de
behoefte mogelijk ingevuld kan worden door meer gebruik te maken van simulatoren waarvoor
aanpassingen nodig zijn. Binnen het projectbudget is een reservering opgenomen om
deze aanpassingen uit te kunnen voeren. Zodra de gunningsfase is afgerond zullen de
benodigde stappen gezet worden om de aanpassingen uit te voeren.
12.
Kunt u het tijdschema van het verdere verloop van het project schetsen?
De verwervingsvoorbereidingsfase is conform het DMP gelijktijdig met het versturen
van de B-brief opgestart. Naar verwachting wordt deze fase afgerond eind 2024 met
het versturen van een D-brief en kan na behandeling in uw Kamer een contractondertekening
plaatsvinden. Levering is aansluitend voorzien in 2026.
13.
Heeft u de mogelijkheden geëvalueerd van een Government-to-Government (G2G) overeenkomst
voor de vervanging van de initiële vliegeropleidingscapaciteit?
Nee deze mogelijkheid is niet onderzocht. Tijdens de marktconsultatie in de onderzoeksfase
is deze mogelijkheid, met de betrokken bedrijven die gereageerd hebben, niet als concrete
optie naar voren zijn gekomen. Vervolgens is geconcludeerd dat Europese aanbesteding
de meest toepasselijke verwervingsstrategie is.
14.
Kunt u nader ingaan op de constatering dat internationale samenwerkingsopties niet
zijn geïdentificeerd omdat het verstrijken van de technische levensduur van de PC-7»s
niet met de planning van mogelijke partnerlanden kan worden gecombineerd?
15.
Kunt u, aangezien in de A-brief is omschreven dat omringende landen en civiele organisaties
momenteel ook bezig zijn om de initiële vliegeropleiding te herzien, aangeven welke
partnerschappen zijn overwogen en hoe de projectplanning er bij deze partijen uitziet?
Waarom is synergie hier volgens u niet mogelijk?
16.
Bent u op de hoogte van het project «basisvliegopleidingscapaciteit» dat momenteel
loopt in België? Hoe verloopt in België de planning? Welke inspanningen zijn hier
verricht om samenwerking mogelijk te maken?
Binnen Defensie bestaat de nadrukkelijke wens om meer internationaal samen te gaan
werken. Er vinden regelmatig overleggen plaats waarin de mogelijkheden hiertoe worden
verkend. Ook binnen de onderzoeksfase van het project is onderzoek gedaan naar de
mogelijkheden tot internationale samenwerking. De resultaten wijzen erop dat internationale
samenwerking in de verwerving nu niet mogelijk is. De voornaamste reden is de projectplanning
die, geijkt op het verstrijken van de technische levensduur van de PC-7’s, niet gecombineerd
kan worden met de planning van mogelijke partnerlanden. Een aantal landen zoals Noorwegen
en Denemarken staan nog in het begin van de behoeftestellingsfase of hebben het besluit
genomen om met een mid life update langer door te vliegen. Zweden en Duitsland hebben al een keuze gemaakt voor de invulling
van de initiële vliegeropleiding, België zit midden in de aanbestedingsfase maar heeft
andere uitgangspunten. De belangrijkste uitgangspunten die verschillen zijn enerzijds
de tijdplanning die afwijkt en anderzijds de keuze voor een lease-constructie. Uit
onze onderzoeksfase komt naar voren dat leasen financieel niet past binnen de gestelde
financiële kaders van het project. Defensie zal in het uiteindelijke contract opties
opnemen om het aansluiten van partnerlanden op het contract mogelijk te maken.
Om de continuïteit van onze instroom aan vliegers te waarborgen is besloten om het
verdere onderzoek naar mogelijke internationale samenwerking binnen de onderzoeksfase
te stoppen en prioriteit te geven aan het op tijd beschikbaar krijgen van de eigen
capaciteit. Indien er in de toekomst toch mogelijkheden ontstaan geeft de beoogde
bedrijfsvoering van de EMVO de mogelijkheid om flexibel en schaalbaar in te kunnen
spelen op deze additionele vraag.
17.
Is in de onderzoeksfase overwogen een gezamenlijke academie voor de behoeften van
de initiële vliegeropleiding met partnerlanden te bewerkstelligen?
Mogelijke (Europese) samenwerking met partnerlanden is in de onderzoeksfase onderzocht.
De conclusie is, dat op dit moment de initiatieven en gesprekken onvoldoende concreet
zijn om de gestelde tijdlijn van End Life of Type in 2027 van de huidige lesvliegtuigen
van Defensie te halen. Defensie geeft daarom prioriteit aan het tijdig kunnen vervangen
van deze capaciteit om de benodigde instroom van leerling-vliegers te waarborgen.
Als in de toekomst samenwerking mogelijk blijkt te zijn, is de opleiding schaalbaar
en flexibel ingericht om samenwerking met partnerlanden mogelijk te maken.
18.
In hoeverre zou internationale samenwerking effect hebben op de gemoeide investering
voor de vervanging van de initiële vliegeropleidingscapaciteit?
Omdat de tijdlijn van de initiatieven zo verschillend bleek te zijn, is het effect
op een investering niet in detail onderzocht.
19.
Kunt u nader ingaan op de redenen voor de grote bandbreedte van het investeringsvolume
– tussen de 100 en 250 miljoen euro – voor dit project?
Conform de afspraken uit het Defensie Materieelproces (DMP) is het gespecificeerde
projectbudget omwille van de onderhandelingspositie van Defensie in de commercieel
vertrouwelijke bijlage opgenomen.
Voor de financiële informatie worden in de openbare brief (net als in het Defensie
Projectenoverzicht) bandbreedten gehanteerd waarbinnen het financiële volume van de
behoefte valt. Dit project valt binnen de bandbreedte van € 100 miljoen tot € 250 miljoen
die in binnen het DMP wordt gehanteerd.
Voor meer procesinformatie over het DMP verwijs ik u graag naar het Defensie Projectenoverzicht
DPO1 en de brochure «DMP bij de Tijd».
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de vaste commissie voor Defensie -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier