Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Jaarrapportage 2021 van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz) (Kamerstuk 30371-49)
30 371 Evaluatie Wet afbreking zwangerschap
Nr. 51
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 december 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 27 september 2022 over de Jaarrapportage 2021 van de Wet afbreking zwangerschap
(Wafz) (Kamerstuk 30 371, nr. 49).
De vragen en opmerkingen zijn op 2 november 2022 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 13 december 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
De griffier van de commissie, De Vrij
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
4
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
6
II.
Reactie van de Minister
7
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de brief van de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 september en de jaarrapportage
2021 van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz). De leden vinden het goed om de jaarlijkse
rapportage van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op deze wijze weer te bespreken.
Iedereen in Nederland moet kunnen rekenen op veilige en goede abortuszorg, en deze
rapportage is ondersteunend hieraan. De leden hebben nog enkele vragen.
Genoemde leden lezen dat de daling van het aantal zwangerschapsafbrekingen bij tieners
stagneert. Opvallend is de toename van het aantal zwangerschapsafbrekingen bij tieners
onder de 15 jaar. De leden vragen of er nader onderzoek wordt gedaan naar de onderliggende
oorzaken van deze stagnatie.
In de jaarrapportage lezen de leden van de VVD-fractie dat er een percentage vrouwen
voor kiest om geen nacontrole te doen. Kan iets gezegd worden over de onderliggende
redenen daarvoor, zo vragen de leden.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie de Minister wat de oorzaak is van het aantal
van zes zwangerschapsafbrekingen waarbij het niet bekend of het een Nederlandse of
buitenlandse vrouw betrof. Wat is de oorzaak dat dit niet geregistreerd is? De leden
van de VVD-fractie vragen de Minister ook of hij denkt dat het in de nabije toekomst
mogelijk zal worden om de vrouwen woonachtig op de BES-eilanden apart te registreren.
Dit zodat zij niet meer geregistreerd worden bij de optie «ander land» en niet meer
in de categorie «buitenlandse vrouwen» behoren, wat zij ook niet zijn.
De leden lezen dat verreweg het grootste percentage zwangerschapsafbrekingen in Flevoland
plaatsvindt. Hoe weegt de Minister dat percentage met het feit dat er in deze provincie
maar één abortuskliniek en één ziekenhuis met een Wafz-vergunning zit, tegenover bijvoorbeeld
drie klinieken en tien ziekenhuizen in Noord-Brabant?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de fractie van D66 hebben met interesse de jaarrapportage 2021 van de
Wet afbreking zwangerschap gelezen. Deze leden hechten waarde aan optimale toegankelijkheid
tot abortuszorg en het voorkomen van (herhaalde) onbedoelde of ongewenste zwangerschappen
waar mogelijk. Het verzamelen van gegevens met betrekking tot zwangerschapsafbrekingen
draagt bij aan het aanpassen van beleid ter verbetering van toegankelijke zorg. Daartoe
hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat er geen abortusklinieken zijn in de provincies
Friesland en Drenthe en ook geen abortuskliniek op de BES-eilanden. Kan de Minister
toelichten welke gevolgen dit heeft voor de toegankelijkheid van abortuszorg voor
mensen die in Friesland, Drenthe of op de BES-eilanden verblijven? Kan de Minister
aangeven wat de maximale reistijd is tot abortuszorg in een abortuskliniek voor mensen
uit deze gebieden? Welke andere knelpunten ziet de Minister in het ontbreken van abortusklinieken
in Friesland, Drenthe en op de BES-eilanden, zo vragen de leden.
Verder lezen deze leden dat vrouwen woonachtig op de BES-eilanden ook worden meegerekend
onder de categorie buitenlandse vrouwen. Dit betekent dat er in de jaarrapportage
geen expliciete gegevens worden verstrekt over zwangerschapsafbrekingen bij vrouwen
of mensen met een baarmoeder van de BES-eilanden. Kan de Minister aangeven op basis
waarvan de keuze is gemaakt om deze Nederlandse vrouwen te categoriseren als vrouwen
in het buitenland. Voorts vragen deze leden of het niet beter zou zijn om deze gegevens
niet te scharen onder de categorie buitenlandse vrouwen om zo beleid met betrekking
tot toegang tot abortuszorg en het voorkomen van ongewenste of onbedoelde zwangerschappen
op de BES-eilanden waar nodig aan te passen, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen dat 43 procent van de behandelde vrouwen in abortusklinieken
voor nacontrole worden verwezen naar de huisarts. En voor anticonceptie wordt 49 procent
van de behandelde vrouwen door de abortuskliniek naar de huisarts verwezen. Zou de
Minister kunnen verduidelijken hoeveel van het totaal aantal vrouwen of personen met
een baarmoeder dat een zwangerschapsafbreking overweegt, tijdens het zorgpad op enig
moment bij de huisarts komt?
De leden van de D66-fractie lezen dat het aantal zwangerschapsafbrekingen onder vrouwen
die niet staan ingeschreven in Nederland is gestegen. Kan de Minister toelichten waar
deze hulpzoekenden vandaan komen en welke redenen mogelijk ten grondslag liggen aan
deze stijging? Deze vrouwen krijgen geen vergoeding voor de zorg en moeten dit veelal
zelf betalen. Is de Minister op de hoogte of er vrouwen of personen met een baarmoeder
zijn die hulpbehoevend zijn maar vanwege financiële redenen een andere beslissing
nemen? Op welke wijze worden deze vrouwen of personen met een baarmoeder nu al (financieel)
ondersteund en wat kan de Minister verder doen om deze groep te ondersteunen, zo vragen
de leden.
De leden van de D66-fractie lezen dat er een toename is in het aantal medicamenteuze
behandelingen en een daling in het aantal instrumentele behandelingen ten opzichte
van het jaar ervoor. Kan in tabelvorm de behandelwijze en aantallen van de afgelopen
vijf jaar worden weergeven? Kan de Minister toelichten welke redenen er zijn voor
mogelijke stijgingen of dalingen, zo vragen de leden.
Tot slot, zijn de leden van de D66-fractie van mening dat anti-abortusdemonstranten
die vrouwen persoonlijk aanspreken bij klinieken de toegankelijkheid tot goede abortuszorg
in de weg staan. Bovenal is het buitengewoon intimiderend en belastend voor vrouwen
die hulp zoeken. Eerder heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangegeven
samen met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties in gesprek te gaan over het beleid ten aanzien van anti-abortusdemonstraties.
Kan de Minister de stand van zaken hierover geven, zo vragen de leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de jaarrapportage 2021
Wet afbreking Zwangerschap en maken van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te
stellen.
De leden van de ChristenUnie-fractie betreuren het dat er in 2021 meer dan 31.000
zwangerschappen zijn afgebroken. Zij zien echter ook dat de stijgende lijn in de abortusratio
in 2021 gekeerd is. Deze leden vragen welke verklaring er is voor het sterk gestegen
percentage overtijdbehandelingen binnen het totaal aantal zwangerschapsafbrekingen
in 2021 (35 procent) ten opzichte van eerdere jaren (31,6 procent in 2020, 27,8 procent
in 2019).
In de factsheet zien de leden van de ChristenUnie-fractie cijfers terug over de zwangerschapsafbreking
op basis van resultaten prenatale diagnostiek. Waarom komen deze cijfers niet terug
in de jaarrapportage zelf? Daarnaast maken de leden van de ChristenUnie-fractie zich
zorgen over het snel stijgende percentage zwangerschapsafbrekingen na prenatale diagnostiek
(10,6 procent in 2021, 7,0 procent in 2020, 5,25 procent in 2019, 3,9 procent in 2018).
Heeft de Minister inzicht in de achtergrond van deze stijging? Wat gaat de Minister
met deze bevindingen doen? Is de Minister het ermee eens dat het van belang is dat
vrouwen na resultaten van prenatale diagnostiek goed begeleid worden om daarmee om
te gaan? Op welke wijze volgt de Minister of ouders voldoende counseling hebben ontvangen,
waar nodig ook van ouderverenigingen van kinderen met een syndroom, of in psychische
of geestelijke ondersteuning, zo vragen de leden.
Is de Minister het ermee eens dat voorkomen moet worden dat vrouwen (en mannen) voor
een zwangerschapsafbreking kiezen bij zorgwekkende resultaten van prenatale diagnostiek
omdat zij te weinig steun vanuit de zorg en de maatschappij ervaren om hun kind met
een syndroom of ziekte ter wereld te brengen? Ziet de Minister risico’s voor het afnemen
van deze steun als er steeds meer zwangerschappen worden afgebroken als gevolg van
resultaten van prenatale diagnostiek? Zo nee, waarom niet? Hoeveel van de zwangerschapsafbrekingen
op basis van resultaten prenatale diagnostiek vond in 2021 in het ziekenhuis plaats
en hoeveel in de abortuskliniek, zo vragen de leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat het aantal tienerzwangerschappen dat
afgebroken werd in 2021 hoger was dan het jaar ervoor. Zeker het aantal zwangerschapsafbrekingen
bij meisjes onder de 15 jaar is zorgwekkend, 101 in 2021, terwijl dit in voorgaande
jaren rond de 60–70 lag. Welke verklaring heeft de Minister voor deze stijging? Wat
zegt deze stijging hem en welke acties verbindt hij hieraan, zo vragen de leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien een lichte stijging van het percentage vrouwen
bij wie anticonceptie na de behandeling niet is besproken. Deze leden vragen de Minister
op welke manieren hij het belang van deze nazorg extra onder de aandacht zal brengen
bij ziekenhuizen, klinieken en huisartsen.
Op welke manier wordt de kwaliteit van de abortuszorg in klinieken verder gevolgd,
naast deze jaarrapportages, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Op welke
manier zorgt de Minister ervoor dat de kwaliteit van zorg en begeleiding in alle abortusklinieken
voldoet aan zorgstandaarden? Waar blijkt dat uit, zo vragen de leden.
De abortuscijfers per provincie verschillen aanzienlijk. Welke verklaring heeft de
Minister voor deze verschillen, zo vragen de leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de Jaarrapportage 2021 van de
Wafz en de bijgevoegde factsheet. Ze maken graag van de gelegenheid gebruik om hierover enkele vragen te stellen.
Zwangerschapsafbreking op basis van resultaten prenatale diagnostiek
De leden van de SGP-fractie lezen in de «kerncijfers» in de factsheet dat het aantal zwangerschapsafbrekingen op grond van resultaat van prenatale diagnostiek
is toegenomen van 7,0 procent naar 10,6 procent. Zij maken zich hierover zorgen en
vragen de Minister hoe hij deze stijging verklaart. De leden van de SGP-fractie vragen
of dit het effect is van de invoering van de 13-wekenecho in 2021 en eerder de NIPT.
Zien we hier het begin van de gevreesde tendens dat geïntensiveerde prenatale screening
leidt tot een stijging van het aantal abortussen? De leden van de SGP-fractie vragen
of de Minister cijfers heeft vanaf 2017 van het aantal zwangerschapsafbrekingen op
grond van resultaat van prenatale diagnostiek. Verder vragen zij waarom blijkbaar
wel wordt bijgehouden als abortus plaatsvindt op grond van prenataal onderzoek, maar
andere redenen of oorzaken voor abortus niet worden geregistreerd. Hoe verklaart de Minister dit, zo vragen de leden.
Leeftijd van de vrouw bij de behandeling
De leden van de SGP-fractie lezen met zorg dat het aantal zwangerschapsafbrekingen
bij meisjes <15 jaar is toegenomen van 58 in 2020 naar 101 in 2021. Hoe verklaart
de Minister deze opvallende stijging? Welke (extra) acties worden er ingezet om het
aantal abortussen bij jonge tieners weer te laten dalen?
Verder constateren de leden van de SGP-fractie dat het aantal vrouwen tussen de 15
en 29 jaar dat een abortus ondergaat sinds 2019 opvallend is gedaald, terwijl het
aantal vrouwen vanaf 30 jaar is gegroeid. Hoe verklaart de Minister deze verschuiving
in de leeftijdsopbouw? Gaat het om schommelingen door de jaren heen, of ligt er een
duidelijke oorzaak of ontwikkeling aan ten grondslag, zo vragen de leden.
Aantal eerdere zwangerschapsafbrekingen
Het aantal vrouwen dat eerder een zwangerschapsafbreking onderging, is (helaas) al
jaren ongeveer een derde van het totaal aantal abortussen. Welke maatregelen neemt
de Minister om het aantal herhaalabortussen te verminderen? Is de Minister van mening
dat het beleid om herhaling van abortus te voorkomen effectief is geweest, gelet op
deze stabiele cijfers, zo vragen de leden.
Verwijspatroon
Het valt de leden van de SGP-fractie op dat het verwijspatroon de afgelopen jaren
flink aan verandering onderhevig is. Het aantal vrouwen dat zonder verwijzing bij
kliniek of ziekenhuis terecht komt, is gestegen van 31,2 procent in 2019 naar 39,2
procent in 2021. Het percentage vrouwen dat eerst naar de huisarts gaat en vervolgens
doorverwezen wordt daalde van 55,7 procent in 2019 naar 47,0 procent in 2021. Wat
vindt de Minister van deze ontwikkeling, zo vragen deze leden.
Verantwoordingsplicht abortusklinieken
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de verantwoordingsplicht van
abortusklinieken. Zij herinneren de Minister eraan dat zij twee jaar geleden vragen
hebben gesteld over de weigering van abortusklinieken om hun jaarverslag openbaar
te maken.1 Zij vragen of dit inmiddels gebeurt. De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat
in artikel 24, derde lid van de Subsidieregeling abortusklinieken is bepaald dat klinieken
een jaarverantwoording openbaar moeten maken alvorens een besluit wordt genomen over
een nieuwe subsidieverlening. Waar kunnen de leden van de SGP-fractie deze gegevens
vinden? Is de Minister bereid om de jaarverantwoording van de klinieken overzichtelijk
toegankelijk te maken, bijvoorbeeld door dit mee te sturen met de jaarrapportages
van de Wafz, zo vragen de leden.
Opinieonderzoek abortuspraktijk
Recent opinieonderzoek wees uit dat de kennis onder Nederlanders over de huidige abortuspraktijk
beperkt is.2 Zo weten veel mensen niet wat de abortusgrens in ons land is en dat de belangrijkste
redenen voor abortus sociaaleconomisch van aard zijn. Welke rol ziet de Minister voor
zichzelf weggelegd om ervoor te zorgen dat Nederlanders beschikking hebben over feitelijke
en volledige informatie over het ongeboren leven en abortus, zo vragen de leden.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de Jaarrapportage
2021 van de Wet afbreking zwangerschap. Deze jaarrapportage is vrij summier en daarom
heeft het lid nog een aantal vragen.
Het lid van de BBB-fractie constateerde vorig jaar al dat er weinig achtergrond aanwezig
is bij de rapportage. Ook uit de antwoorden die de Minister toen gaf op vragen van
andere fracties blijkt dat dit simpelweg niet aanwezig is. Een van de belangrijkste
vragen is waarom er significante verschillen zijn tussen provincies in het aantal
zwangerschapsafbrekingen. Is daar inmiddels meer informatie over beschikbaar en zo
nee, wat gaat de Minister doen om deze informatie boven tafel te krijgen? Is de Minister
het niet ermee eens dat het belangrijk is om de reden van deze verschillen te weten
om eventueel passend beleid te kunnen maken, zo vraagt het lid.
Het lid van de BBB-fractie is zeer geschrokken van de stijging van het aantal afbrekingen
van zwangerschappen onder de 15 jaar, dit aantal stijgt van 58 naar 101. Heeft de
Minister inzicht in de mogelijke oorzaken? Hoe is de verspreiding van woonplaats van
deze meisjes? Sluit dat aan bij de landelijke cijfers voor afbrekingen van zwangerschappen
in de 15plus groep? Is de Minister het ermee eens dat dit een zeer zorgelijke ontwikkeling
is en zo ja, welke acties wil hij daarop ondernemen, zo nee waarom niet, zo vraagt
het lid.
Het lid van de BBB-fractie vindt het zorgelijk dat 34 procent van de vrouwen eerder
een zwangerschapsafbreking heeft gehad, waarbij het lid ook begrijpt dat er medische
redenen aan ten grondslag kunnen liggen, is er inzicht in deze redenen? In het verlengde
daarvan de vraag of er inzicht is in de redenen waarom in 25 procent van de gevallen
in het ziekenhuis niet gesproken wordt over anticonceptie? Het lid van de BBB-fractie
wil opmerken dat zij het
zelfbeschikkingsrecht van vrouwen inzake zwangerschapsafbreking van groot belang vindt
maar dat er ook niet licht gedacht mag worden over het afbreken van een zwangerschap.
II. Reactie van de Minister
Reactie op vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de brief van de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 september en de jaarrapportage
2021 van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz) (Kamerstuk 30 371, nr. 49). De leden vinden het goed om de jaarlijkse rapportage van de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) op deze wijze weer te bespreken. Iedereen in Nederland moet kunnen
rekenen op veilige en goede abortuszorg, en deze rapportage is ondersteunend hieraan.
De leden hebben nog enkele vragen.
Genoemde leden lezen dat de daling van het aantal zwangerschapsafbrekingen bij tieners
stagneert. Opvallend is de toename van het aantal zwangerschapsafbrekingen bij tieners
onder de 15 jaar. De leden vragen of er nader onderzoek wordt gedaan naar de onderliggende
oorzaken van deze stagnatie.
De toename onder meiden van 15 jaar en jonger is inderdaad opvallend maar wil ik desalniettemin
over een langere tijd bezien. Te meer omdat het aantal afbrekingen bij tieners (tot
20 jaar) sinds 2002 een gestaag dalende lijn heeft laten zien. Uiteraard wordt ingezet
op het voorkomen van onbedoelde en ongewenste zwangerschap onder tieners. U hebt de
plannen van mijzelf en de Staatssecretaris op dit terrein kunnen lezen in de aanpak
onbedoelde en ongewenste zwangerschap, die wij op 14 oktober jl. met uw Kamer deelden.3
In de jaarrapportage lezen de leden van de VVD-fractie dat er een percentage vrouwen
voor kiest om geen nacontrole te doen. Kan iets gezegd worden over de onderliggende
redenen daarvoor, zo vragen de leden.
Ik heb geen inzicht in de redenen waarom vrouwen ervoor kiezen geen nacontrole te
doen. Iedere vrouw wordt gewezen op de mogelijkheid van nacontrole. Nacontrole betreft
in de regel de controle dat na behandeling geen sprake meer is van een doorgaande
zwangerschap of mogelijke complicaties. Deze nacontrole vindt na een medicamenteuze
zwangerschapsafbreking meestal na vier weken plaats. Nacontrole na een instrumentele
behandeling is meestal niet noodzakelijk omdat direct na de behandeling beoordeeld
kan worden of deze behandeling de zwangerschap heeft beëindigd. Daarnaast wil ik erop
wijzen dat van de vrouwen die geen nacontrole hebben gedaan in de abortuskliniek niet
bekend is of zij in het geheel geen nazorg hebben ontvangen of zich hiervoor mogelijk
hebben gewend tot een andere zorg- of hulpverlener zoals bijvoorbeeld de huisarts.
Deze gegevens worden niet gerapporteerd.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie de Minister wat de oorzaak is van het aantal
van zes zwangerschapsafbrekingen waarbij het niet bekend of het een Nederlandse of
buitenlandse vrouw betrof. Wat is de oorzaak dat dit niet geregistreerd is? De leden
van de VVD-fractie vragen de Minister ook of hij denkt dat het in de nabije toekomst
mogelijk zal worden om de vrouwen woonachtig op de BES-eilanden apart te registreren.
Dit zodat zij niet meer geregistreerd worden bij de optie «ander land» en niet meer
in de categorie «buitenlandse vrouwen» behoren, wat zij ook niet zijn.
In de ingevulde modelformulieren die abortusklinieken of ziekenhuizen met een vergunning
op grond van de Wet afbreking zwangerschap (Wafz) bij de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) aanleveren is het niet verplicht om in te vullen of het een Nederlandse
of buitenlandse vrouw betrof.
Ik ben van plan om de modelformulieren te wijzigen zodat het in de toekomst mogelijk
zal worden om zwangerschapsafbrekingen onder vrouwen woonachtig op de BES-eilanden
goed te registreren. Daarover kan dan worden gerapporteerd in de IGJ jaarrapportages.
De leden lezen dat verreweg het grootste percentage zwangerschapsafbrekingen in Flevoland
plaatsvindt. Hoe weegt de Minister dat percentage met het feit dat er in deze provincie
maar één abortuskliniek en één ziekenhuis met een Wafz-vergunning zit, tegenover bijvoorbeeld
drie klinieken en tien ziekenhuizen in Noord-Brabant?
In 2021 vonden in Flevoland 1.675 zwangerschapsafbrekingen plaats, dit is 5,4% van
het totaal aantal zwangerschapsafbrekingen in Nederland. Daarnaast kwam in 2021 3,8%
(1067) van het totaal aantal behandelde vrouwen die in Nederland woonachtig waren
uit Flevoland. Het lijkt er dus op dat in het ziekenhuis en de kliniek in Flevoland
ook vrouwen van buiten de provincie voor een behandeling komen.
Het klopt echter dat Flevoland relatief gezien het hoogste aantal zwangerschapsafbrekingen
heeft. Dit is terug te zien in het abortuscijfer (het aantal zwangerschapsafbrekingen
per 1.000 vrouwen in de vruchtbare leeftijd (15 tot en met 44 jaar)): met 12,8 is
dit het hoogste van alle provincies. Aangezien dit abortuscijfer al geruime tijd hoog
ligt in Flevoland en dit niet goed te duiden is, heeft GGD Flevoland onlangs besloten
onderzoek te doen naar de redenen waarom vrouwen in Flevoland kiezen voor een zwangerschapsafbreking.
Dit onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het project «ONE – samen voor preventie
van kwetsbare zwangerschappen in Almere» dat wordt uitgevoerd binnen het ZonMw-programma
«Onbedoelde zwangerschap en kwetsbaar (jong) ouderschap». De eerste tussenresultaten
van dit project worden in 2023 verwacht.
Meer in het algemeen kan ik aangeven dat uit eerdere navraag bij de IGJ blijkt dat
de uitvraag conform het model formulier Besluit afbreking zwangerschap geen inzicht
biedt in de mogelijke redenen voor de verschillen tussen provincies. Ik kan hier dan
ook geen verdere toelichting op geven.
Reactie op vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de fractie van D66 hebben met interesse de jaarrapportage 2021 van de
Wet afbreking zwangerschap gelezen. Deze leden hechten waarde aan optimale toegankelijkheid
tot abortuszorg en het voorkomen van (herhaalde) onbedoelde of ongewenste zwangerschappen
waar mogelijk. Het verzamelen van gegevens met betrekking tot zwangerschapsafbrekingen
draagt bij aan het aanpassen van beleid ter verbetering van toegankelijke zorg. Daartoe
hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat er geen abortusklinieken zijn in de provincies
Friesland en Drenthe en ook geen abortuskliniek op de BES-eilanden. Kan de Minister
toelichten welke gevolgen dit heeft voor de toegankelijkheid van abortuszorg voor
mensen die in Friesland, Drenthe of op de BES-eilanden verblijven? Kan de Minister
aangeven wat de maximale reistijd is tot abortuszorg in een abortuskliniek voor mensen
uit deze gebieden? Welke andere knelpunten ziet de Minister in het ontbreken van abortusklinieken
in Friesland, Drenthe en op de BES-eilanden, zo vragen de leden.
Het gevolg van het ontbreken van abortusklinieken in Friesland, Drenthe en op twee
van de drie BES-eilanden is dat mensen uit deze gebieden mogelijk meer reistijd hebben
om bij een kliniek te komen. Een langere reistijd kan echter ook gelden voor inwoners
van provincies waar wel een kliniek is gevestigd, afhankelijk van hun keuze en de
benodigde zorg.
Inwoners van de provincies Friesland en Drenthe kunnen gebruik maken van klinieken
in aanpalende provincies: klinieken in Groningen, Zwolle en Enschede. Er zijn mij
geen signalen bekend dat vrouwen uit Friesland en Drenthe (meer) moeite hebben met
het bereiken van abortuszorg. Er is geen specifieke reden waarom er (vooralsnog) in
Friesland of Drenthe geen kliniek is opgericht. Uit de jaarrapportages van de IGJ
blijkt wel dat de vraag en behoefte naar abortuszorg in deze provincies het laagst
is. Dat is mogelijk verklaarbaar gezien de lage bevolkingsdichtheid. Met een bevolkingsdichtheid
van 195 inwoners per km² in 2021 is Friesland na Drenthe (2021:189) de dunst bevolkte
provincie van Nederland.
Bonaire beschikt als Nederlandse gemeente over een ziekenhuis. Dit ziekenhuis heeft
een vergunning op grond van de Wafz. Inwoners van Bonaire, maar ook vrouwen woonachtig
op Saba of St. Eustatius, kunnen bij dit ziekenhuis terecht voor een zwangerschapsafbreking.
Daarnaast is er kwalitatief goede en veilige zorg ingekocht in de regio, zoals bij
het ziekenhuis van Sint Maarten. Vrouwen woonachtig op de BES-eilanden kunnen daar
desgewenst ook gebruik van maken.
Op de vraag wat de maximale reistijd is tot abortuszorg in een abortuskliniek voor
mensen uit deze gebieden valt geen eenduidig antwoord te geven. De keuze van de vrouw
voor een bepaalde kliniek is van meer factoren afhankelijk dan alleen de reistijd.
Andere factoren kunnen net zo doorslaggevend zijn, zoals de beschikbaarheid van een
behandeling later in de zwangerschap. Of de wens van de vrouw om juist niet een kliniek
dicht in de buurt van de eigen woonplaats te bezoeken. Zoals hierboven aangegeven
reizen vrouwen op Saba en St. Eustatius voor abortuszorg af naar een ziekenhuis in
de regio. De reistijd is hetzelfde als de reistijd die inwoners van Saba en St. Eustatius
hebben voor elk ander ziekenhuisbezoek en kan verschillend zijn per situatie.
Er zijn mij geen signalen bekend dat de toegankelijkheid tot abortuszorg in de genoemde
provincies en de BES-eilanden te wensen overlaat.
Verder lezen deze leden dat vrouwen woonachtig op de BES-eilanden ook worden meegerekend
onder de categorie buitenlandse vrouwen. Dit betekent dat er in de jaarrapportage
geen expliciete gegevens worden verstrekt over zwangerschapsafbrekingen bij vrouwen
of mensen met een baarmoeder van de BES-eilanden. Kan de Minister aangeven op basis
waarvan de keuze is gemaakt om deze Nederlandse vrouwen te categoriseren als vrouwen
in het buitenland. Voorts vragen deze leden of het niet beter zou zijn om deze gegevens
niet te scharen onder de categorie buitenlandse vrouwen om zo beleid met betrekking
tot toegang tot abortuszorg en het voorkomen van ongewenste of onbedoelde zwangerschappen
op de BES-eilanden waar nodig aan te passen, zo vragen deze leden.
Ja, ik ben het met de leden eens dat het beter zou zijn om gegevens over de situatie
op de BES-eilanden expliciet te registreren. Dit is momenteel nog niet het geval omdat
het modelformulier van voor 2010 stamt, het jaar waarin de BES-eilanden gelijkgesteld
werden aan de Nederlandse gemeenten. Ik ben van plan om de modelformulieren te wijzigen
zodat het in de toekomst mogelijk zal worden om zwangerschapsafbrekingen onder vrouwen
woonachtig op de BES-eilanden goed te registreren. Daarover kan dan worden gerapporteerd
in de IGJ jaarrapportages.
De leden van de D66-fractie lezen dat 43 procent van de behandelde vrouwen in abortusklinieken
voor nacontrole worden verwezen naar de huisarts. En voor anticonceptie wordt 49 procent
van de behandelde vrouwen door de abortuskliniek naar de huisarts verwezen. Zou de
Minister kunnen verduidelijken hoeveel van het totaal aantal vrouwen of personen met
een baarmoeder dat een zwangerschapsafbreking overweegt, tijdens het zorgpad op enig
moment bij de huisarts komt?
Het is niet bekend hoeveel vrouwen die een zwangerschapsafbreking overwegen zich op
enig moment wenden tot een andere zorg- of hulpverlener dan een ziekenhuis of een
abortuskliniek, zoals bijvoorbeeld de huisarts. Deze gegevens worden niet gerapporteerd.
Er worden wel cijfers bijgehouden over het verwijspatroon. Hieruit blijkt dat in 2021
47,0% van de behandelde vrouwen werd doorverwezen door de huisarts.
De leden van de D66-fractie lezen dat het aantal zwangerschapsafbrekingen onder vrouwen
die niet staan ingeschreven in Nederland is gestegen. Kan de Minister toelichten waar
deze hulpzoekenden vandaan komen en welke redenen mogelijk ten grondslag liggen aan
deze stijging? Deze vrouwen krijgen geen vergoeding voor de zorg en moeten dit veelal
zelf betalen. Is de Minister op de hoogte of er vrouwen of personen met een baarmoeder
zijn die hulpbehoevend zijn maar vanwege financiële redenen een andere beslissing
nemen? Op welke wijze worden deze vrouwen of personen met een baarmoeder nu al (financieel)
ondersteund en wat kan de Minister verder doen om deze groep te ondersteunen, zo vragen
de leden.
De IGJ verzamelt cijfers over zwangerschapsafbrekingen onder buitenlandse vrouwen
op basis van een modelformulier met de opties België, Duitsland, Frankrijk, Ierland,
Polen en «ander land». Over de redenen voor een stijging van hulpzoekenden uit het
buitenland kan ik niks met zekerheid zeggen, maar voor bijvoorbeeld vrouwen uit Polen
kan de restrictievere abortuswetgeving in eigen land een logische verklaring zijn.
Ik heb geen gegevens die erop wijzen dat vrouwen vanwege financiële redenen een andere
beslissing nemen.
Ik acht het van groot belang dat hulpverlening en abortuszorg in Nederland voldoende
financieel toegankelijk zijn. Abortuszorg is in Nederland gratis voor Wlz verzekerden,
waaronder Nederlandse ingezetenen. Ook als iemand geen ingezetene is, maar vanwege
in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen, is zij Wlz
verzekerd. Als iemand woont of werkt in Nederland is die persoon dus meestal verzekerd
voor de Wlz, en dan is de toegang tot abortuszorg voor diegene kosteloos. Voor rechtmatig
verblijvende onverzekerde personen, zoals dak- en thuisloze mensen, is er de «Subsidieregeling
medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden». Asielzoekers vallen onder de Regeling
Medische zorg Asielzoekers (RMA), waarbinnen ook abortuszorg wordt vergoed. Zoals
ik eerder aan de Kamer heb laten weten brengt een verdere openstelling van bovengenoemde
regelingen het risico van misbruik met zich mee. Ik heb abortusklinieken eerder opgeroepen
de uit gesubsidieerde abortuszorg opgebouwde financiële buffers te gebruiken om behandelingen
voor vrouwen te bekostigen die dit zelf niet kunnen opbrengen. Naar mijn mening biedt
de flexibiliteit voor abortusklinieken om voor specifieke niet Wlz-verzekerde vrouwen
abortuszorg (deels) te bekostigen, genoeg ruimte om abortuszorg voor deze vrouwen
financieel toegankelijk te houden.4Eerder heb ik uw Kamer toegezegd schriftelijk terug te komen op de wijze van vergoeding
van abortussen voor onverzekerde vrouwen. Ik acht die toezegging, gedaan in reactie
op vragen van D66 tijdens het commissiedebat over de zorgverzekeringswet op 29 juni
2022 (Kamerstukken 34 990 en 28 140, nr. 12), met bovenstaand antwoord afgedaan.
De leden van de D66-fractie lezen dat er een toename is in het aantal medicamenteuze
behandelingen en een daling in het aantal instrumentele behandelingen ten opzichte
van het jaar ervoor. Kan in tabelvorm de behandelwijze en aantallen van de afgelopen
vijf jaar worden weergeven? Kan de Minister toelichten welke redenen er zijn voor
mogelijke stijgingen of dalingen, zo vragen de leden.
In de tabel hieronder is voor de jaren 2017–2021 de behandelwijze voor de zwangerschapsafbreking
in absolute aantallen weergegeven. Ook is het relatieve aantal medicamenteuze zwangerschapsafbrekingen
weergegeven. Hieruit is op te maken dat het aantal medicamenteuze zwangerschapsafbrekingen
sinds 2018 zowel in absolute als in relatieve zin stijgt en dat het aantal instrumentele
zwangerschapsafbrekingen sindsdien daalt. In 2021 was deze daling zelfs heel fors.
Een plausibele verklaring voor de relatieve toename van het aantal medicamenteuze
zwangerschapsafbrekingen is dat zwangerschapsafbrekingen steeds vaker in een vroeg
stadium van de zwangerschap plaatsvinden, waardoor een medicamenteuze behandeling
vaker mogelijk is. Waar in 2017 nog 52,7% van het aantal zwangerschapsafbrekingen
in de eerste 8 weken plaatsvond, was dit in 2021 gestegen tot 65,3%.
Behandelwijze zwangerschapsafbreking, 2017–2021
2017
2018
2019
2020
2021
Medicamenteus
8.349
8.165
8.850
9.750
10.664
Instrumenteel
2.235
2.671
2.479
2.388
1.084
Combinatie (medicamenteuze voorbehandeling)
19.870
20.145
20.877
19.198
19.289
Anders/niet ingevuld
69
21
27
28
12
Totaal
30.523
31.002
32.233
31.364
31.049
Medicamenteus als % van totaal
27,4%
26,3%
27,5%
31,1%
34,3%
Tot slot, zijn de leden van de D66-fractie van mening dat anti-abortusdemonstranten
die vrouwen persoonlijk aanspreken bij klinieken de toegankelijkheid tot goede abortuszorg
in de weg staan. Bovenal is het buitengewoon intimiderend en belastend voor vrouwen
die hulp zoeken. Eerder heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangegeven
samen met de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties in gesprek te gaan over het beleid ten aanzien van anti-abortusdemonstraties.
Kan de Minister de stand van zaken hierover geven, zo vragen de leden.
In het commissiedebat medische ethiek en orgaandonatie (2 juni 2022 (Kamerstuk 29 689, nr. 1164)) is door Kamerlid Arib naar voren gebracht dat in Frankrijk een verbod zou gelden
op demonstraties waarbij vrouwen worden geïntimideerd. Daarop heb ik toegezegd om
in overleg met mijn collega’s van het Ministerie van BZK en het Ministerie van JenV
uit te zoeken hoe dat verbod op intimidatie tijdens demonstraties in Frankrijk eruit
ziet. Het overleg met genoemde ministeries heeft inmiddels plaatsgevonden. Op zeer
korte termijn zal ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en de Minister van Justitie en Veiligheid, een brief naar de Tweede Kamer sturen over
demonstraties bij abortusklinieken.
Reactie op vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de jaarrapportage 2021
Wet afbreking Zwangerschap en maken van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te
stellen.
De leden van de ChristenUnie-fractie betreuren het dat er in 2021 meer dan 31.000
zwangerschappen zijn afgebroken. Zij zien echter ook dat de stijgende lijn in de abortusratio
in 2021 gekeerd is. Deze leden vragen welke verklaring er is voor het sterk gestegen
percentage overtijdbehandelingen binnen het totaal aantal zwangerschapsafbrekingen
in 2021 (35 procent) ten opzichte van eerdere jaren (31,6 procent in 2020, 27,8 procent
in 2019).
Het aantal overtijdbehandelingen stijgt al jaren gestaag. (Ongewenste) zwangerschappen
worden steeds sneller ontdekt door de beschikbaarheid van vroege sneltesten en zeer
betrouwbare zwangerschapstesten. Mogelijk speelt de ontwikkeling waarbij een deel
van de vrouwen in de vruchtbare leeftijd in toenemende mate zicht heeft en houdt op
de eigen cyclus, waarbij zij zich dus ook snel realiseren wanneer zij overtijd zijn,
ook een rol.
De afgelopen jaren is daarnaast door het kabinet en de abortussector geïnvesteerd
in de vindbaarheid en bereikbaarheid van informatie over onbedoelde en/of ongewenste
zwangerschap en over abortuszorg. Vrouwen weten de abortuszorg steeds vroeger in de
voor hen ongewenste zwangerschap te vinden.
In de factsheet zien de leden van de ChristenUnie-fractie cijfers terug over de zwangerschapsafbreking
op basis van resultaten prenatale diagnostiek. Waarom komen deze cijfers niet terug
in de jaarrapportage zelf? Daarnaast maken de leden van de ChristenUnie-fractie zich
zorgen over het snel stijgende percentage zwangerschapsafbrekingen na prenatale diagnostiek
(10,6 procent in 2021, 7,0 procent in 2020, 5,25 procent in 2019, 3,9 procent in 2018).
Heeft de Minister inzicht in de achtergrond van deze stijging? Wat gaat de Minister
met deze bevindingen doen? Is de Minister het ermee eens dat het van belang is dat
vrouwen na resultaten van prenatale diagnostiek goed begeleid worden om daarmee om
te gaan? Op welke wijze volgt de Minister of ouders voldoende counseling hebben ontvangen,
waar nodig ook van ouderverenigingen van kinderen met een syndroom, of in psychische
of geestelijke ondersteuning, zo vragen de leden.
Niet alle kerncijfers die in de factsheet van de jaarrapportage zijn opgenomen worden
toegelicht in de bijlage bij de factsheet. De IGJ laat weten dat het voor de jaarrapportage
2022 mogelijk is om een tabel op te nemen in de bijlage met meer cijfers over zwangerschapsafbreking
(mede) op basis van prenatale diagnostiek.
Het aantal zwangerschapsafbrekingen na prenatale diagnostiek is in 2021 inderdaad
gestegen. Een verklaring voor deze stijging heb ik niet. Onder meer vanwege privacyoverwegingen
is het niet aangewezen om in de registratie de beweegredenen van een zwangerschapsafbreking
op te nemen.
Voorop staat dat iedereen in deze maatschappij welkom is en dat iedere zwangere de
vrijheid heeft, na een afwijkende uitslag van prenatale screening, ervoor te kiezen
een kind met ziekte of een syndroom ter wereld te laten komen. Dit is een keuze op
basis van persoonlijke overwegingen die per individu heel verschillend kunnen zijn.
De bevindingen van de IGJ geven geen aanleiding aan te nemen dat deze keuzevrijheid
in het gedrang is en vragen naar mijn mening daarom niet om vervolgacties.
Het kiezen voor een zwangerschapsafbreking na een afwijkende uitslag van prenatale
screening en een bevestiging van die uitslag in eventuele vervolgdiagnostiek, betreft
vaak het afbreken van een gewenste zwangerschap en is altijd een ingrijpende en moeilijke
beslissing, die in vrijheid moet kunnen worden gemaakt. Met counseling wordt een goede
begeleiding van de zwangere verzorgd voor en tijdens prenatale screening. Ik onderschrijf
daarnaast ook het belang van goede begeleiding na prenatale screening.
Na prenatale screening is de counseling aan de zorgpartijen. Hiervoor kan de zwangere
terecht bij het Centrum Prenatale Diagnostiek (PND-centrum) waar de vervolgdiagnostiek
plaatsvindt. Daarnaast kan de zwangere terecht bij een maatschappelijk werker, psycholoog
en patiëntenorganisaties. Deze counseling is geen onderdeel meer van het landelijke
programma prenatale screening, onder regie van het RIVM. Ik ben het echter met de
leden van de ChristenUnie fractie eens dat een goede ondersteuning van zwangeren en
hun partners bij een afwijkende uitslag belangrijk is en dat zij hierbij de weg kunnen
vinden naar onder meer patiëntenorganisaties als de zwangere daar behoefte aan heeft.
Daarom heb ik in het kader van de begrotingsbehandeling 2023 (Kamerstuk 36 200-XVI) toegezegd het gesprek met ouderverenigingen te zullen voeren over de begeleiding
van zwangeren en hun partners bij een afwijkende uitslag en eventuele knelpunten daaromtrent.
Is de Minister het ermee eens dat voorkomen moet worden dat vrouwen (en mannen) voor
een zwangerschapsafbreking kiezen bij zorgwekkende resultaten van prenatale diagnostiek
omdat zij te weinig steun vanuit de zorg en de maatschappij ervaren om hun kind met
een syndroom of ziekte ter wereld te brengen? Ziet de Minister risico’s voor het afnemen
van deze steun als er steeds meer zwangerschappen worden afgebroken als gevolg van
resultaten van prenatale diagnostiek? Zo nee, waarom niet? Hoeveel van de zwangerschapsafbrekingen
op basis van resultaten prenatale diagnostiek vond in 2021 in het ziekenhuis plaats
en hoeveel in de abortuskliniek, zo vragen de leden.
In 2021 vonden 1189 afbrekingen op grond van de Wet afbreking zwangerschap (mede)
op basis van prenatale diagnostiek plaats in ziekenhuizen, en 944 in abortusklinieken.
Zoals gezegd staat voorop dat iedereen in deze maatschappij welkom is en dat een zwangere
de vrijheid heeft, na een afwijkende uitslag van prenatale screening en de eventuele
bevestiging in vervolgdiagnostiek, ervoor te kiezen een kind met ziekte of een syndroom
ter wereld te laten komen of de zwangerschap af te breken. Dit is een keuze op basis
van persoonlijke overwegingen die per individu heel verschillend kunnen zijn en die
gemaakt moet kunnen worden zonder druk van buitenaf. Zwangeren (en partners) moeten
bij beide keuzes worden begeleid en ondersteund. Mij zijn momenteel geen signalen
bekend dat te weinig steun vanuit de maatschappij een reden is om te kiezen voor een
zwangerschapsafbreking, of dat deze steun vanuit de maatschappij aan het afnemen is.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat het aantal tienerzwangerschappen dat
afgebroken werd in 2021 hoger was dan het jaar ervoor. Zeker het aantal zwangerschapsafbrekingen
bij meisjes onder de 15 jaar is zorgwekkend, 101 in 2021, terwijl dit in voorgaande
jaren rond de 60–70 lag. Welke verklaring heeft de Minister voor deze stijging? Wat
zegt deze stijging hem en welke acties verbindt hij hieraan, zo vragen de leden.
De toename onder meiden van 15 jaar en jonger is inderdaad opvallend maar wil ik desalniettemin
over een langere tijd bezien. Te meer omdat het aantal afbrekingen bij tieners (tot
20 jaar) sinds 2002 een gestaag dalende lijn liet zien. Uiteraard wordt ingezet op
het voorkomen van onbedoelde en ongewenste zwangerschap onder tieners. U heeft de
plannen van mijzelf en de Staatssecretaris op dit terrein kunnen lezen in de aanpak
onbedoelde en ongewenste zwangerschap, die wij op 14 oktober jl. met uw Kamer deelden.5
De leden van de ChristenUnie-fractie zien een lichte stijging van het percentage vrouwen
bij wie anticonceptie na de behandeling niet is besproken. Deze leden vragen de Minister
op welke manieren hij het belang van deze nazorg extra onder de aandacht zal brengen
bij ziekenhuizen, klinieken en huisartsen.
Deze stijging is zichtbaar bij behandelingen in het ziekenhuis. Een groot deel van
de afbrekingen in het ziekenhuis wordt gedaan nadat prenataal onderzoek één of meerdere
afwijkingen aan de vrucht heeft uitgewezen. Het gaat hierbij veelal om bedoelde, gewenste
zwangerschappen. Het bespreken van anticonceptie met de vrouw of het stel is in die
gevallen niet logisch en zelfs onwenselijk. De stijging van dit percentage is in lijn
met een stijging van het aantal zwangerschapsafbrekingen na prenataal onderzoek
Op welke manier wordt de kwaliteit van de abortuszorg in klinieken verder gevolgd,
naast deze jaarrapportages, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Op welke
manier zorgt de Minister ervoor dat de kwaliteit van zorg en begeleiding in alle abortusklinieken
voldoet aan zorgstandaarden? Waar blijkt dat uit, zo vragen de leden.
Abortuszorg valt net als andere zorg onder het toezicht van de IGJ. Nieuwe abortusklinieken
worden geïnspecteerd in het kader van het Wafz vergunning traject en bij toekenning
van de vergunning nogmaals enkele maanden na opening van de kliniek. Toezicht wordt
vervolgens verder uitgevoerd op basis van meldingen, signalen en (on-)aangekondigde
(thema) inspectiebezoeken.
De abortuscijfers per provincie verschillen aanzienlijk. Welke verklaring heeft de
Minister voor deze verschillen, zo vragen de leden.
In het algemeen kan ik aangeven dat uit eerdere navraag bij de IGJ blijkt dat de uitvraag
conform het model formulier Besluit afbreking zwangerschap geen inzicht biedt in de
mogelijke redenen voor de verschillen tussen provincies. Ik kan hier dan ook geen
verdere toelichting op geven.
Flevoland heeft relatief gezien het hoogste aantal zwangerschapsafbrekingen. Aangezien
dit abortuscijfer al geruime tijd hoog ligt in Flevoland en dit niet goed te duiden
is, heeft GGD Flevoland onlangs besloten onderzoek te doen naar de redenen waarom
vrouwen in Flevoland kiezen voor een zwangerschapsafbreking. Dit onderzoek wordt uitgevoerd
in het kader van het project «ONE – samen voor preventie van kwetsbare zwangerschappen
in Almere» dat wordt uitgevoerd binnen het ZonMw-programma «Onbedoelde zwangerschap
en kwetsbaar (jong) ouderschap». De eerste tussenresultaten vanuit dit project worden
in 2023 verwacht.
Reactie op vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de Jaarrapportage 2021 van de
Wafz en de bijgevoegde factsheet. Ze maken graag van de gelegenheid gebruik om hierover
enkele vragen te stellen.
Zwangerschapsafbreking op basis van resultaten prenatale diagnostiek
De leden van de SGP-fractie lezen in de «kerncijfers» in de factsheet dat het aantal
zwangerschapsafbrekingen op grond van resultaat van prenatale diagnostiek is toegenomen
van 7,0 procent naar 10,6 procent. Zij maken zich hierover zorgen en vragen de Minister
hoe hij deze stijging verklaart. De leden van de SGP-fractie vragen of dit het effect
is van de invoering van de 13-wekenecho in 2021 en eerder de NIPT. Zien we hier het
begin van de gevreesde tendens dat geïntensiveerde prenatale screening leidt tot een
stijging van het aantal abortussen? De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister
cijfers heeft vanaf 2017 van het aantal zwangerschapsafbrekingen op grond van resultaat
van prenatale diagnostiek. Verder vragen zij waarom blijkbaar wel wordt bijgehouden
als abortus plaatsvindt op grond van prenataal onderzoek, maar andere redenen of oorzaken
voor abortus niet worden geregistreerd. Hoe verklaart de Minister dit, zo vragen de
leden.
Een verklaring voor de toename in het aantal zwangerschapsafbrekingen na prenatale
diagnostiek zou kunnen zijn dat door de verbeterde prenatale screening de diagnostiek
gerichter is. Als gevolg hiervan is er een grotere kans op het daadwerkelijk vinden
van afwijkingen op basis waarvan zwangeren (en hun partners) kunnen kiezen voor zwangerschapsafbreking.
Overigens is er minder over diagnostiek door de verbeterde prenatale screening. Een
voorbeeld hiervan is de NIPT. Met de NIPT is veel minder vaak vervolgdiagnostiek nodig
dan bij de eerdere combinatietest. Een mogelijk verband met de 13-weken echo is op
dit moment niet vast te stellen omdat de 13-wekenecho sinds 1 september 2021 wordt
aangeboden en de stijgende trend al langer zichtbaar is.
Ten aanzien van het bijhouden van de redenen en oorzaken voor een abortus kan ik u
het volgende melden. De Wafz stelt in artikel 5 dat de arts, indien de vrouw van oordeel
is dat haar noodsituatie niet op andere wijze kan worden beëindigd dan de zwangerschap
af te breken, zich ervan vergewist dat de vrouw haar verzoek heeft gedaan en gehandhaafd
in vrijwilligheid, na zorgvuldige overweging en in het besef van haar verantwoordelijkheid
voor ongeboren leven en van de gevolgen voor haarzelf en de haren. De wetgever heeft
er bewust voor gekozen om de definitie van wat verstaan wordt onder een noodsituatie
open te laten. Het is en blijft aan de vrouw zelf om te bepalen wat voor haar een
noodsituatie is. De redenen die aan haar besluit ten grondslag liggen zijn daarmee
onderwerp van gesprek tussen de arts en de vrouw en worden niet openbaar gemaakt.
Sinds 2011 wordt wel bijgehouden of de afbreking van de zwangerschap (mede) naar aanleiding
is geweest van prenatale diagnostiek. Dit is destijds besloten na een oproep door
Tweede Kamerleden Wiegman en Van Gerven om onderzoek te doen naar een mogelijk verband
tussen de invoering van de twintigwekenecho en het aantal abortussen. Toenmalig Staatssecretaris
Bussemaker van VWS stelde dat het monitoren via het modelformulier betrekking had
op het aantal abortussen en niet op de aard en de achtergrond van de abortus.6
De cijfers over het aantal zwangerschapsafbrekingen na prenatale diagnostiek, exclusief
overtijdbehandelingen, staan in onderstaande tabel.
Jaar
2017
2018
2019
2020
2021
Aantal
1.152
1.211
1.209
1.503
2.133
Leeftijd van de vrouw bij de behandeling
De leden van de SGP-fractie lezen met zorg dat het aantal zwangerschapsafbrekingen
bij meisjes <15 jaar is toegenomen van 58 in 2020 naar 101 in 2021. Hoe verklaart
de Minister deze opvallende stijging? Welke (extra) acties worden er ingezet om het
aantal abortussen bij jonge tieners weer te laten dalen?
De stijging onder meiden van 15 jaar en jonger is inderdaad opvallend maar wil ik
desalniettemin over een langere tijd bezien. Te meer omdat het aantal afbrekingen
bij tieners (tot 20 jaar) sinds 2002 een gestaag dalende lijn liet zien.
Uiteraard wordt ingezet op het voorkomen van onbedoelde en ongewenste zwangerschap
onder tieners. U hebt de plannen van mijzelf en de Staatssecretaris op dit terrein
kunnen lezen in de aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap, die wij op 14 oktober
jl. met uw Kamer deelden7. Het voorkomen en verminderen van ongewenste zwangerschappen onder jongeren, gebeurt
onder andere met het Stimuleringsprogramma Gezonde Relaties en Seksualiteit van de
Gezonde School.
Verder constateren de leden van de SGP-fractie dat het aantal vrouwen tussen de 15
en 29 jaar dat een abortus ondergaat sinds 2019 opvallend is gedaald, terwijl het
aantal vrouwen vanaf 30 jaar is gegroeid. Hoe verklaart de Minister deze verschuiving
in de leeftijdsopbouw? Gaat het om schommelingen door de jaren heen, of ligt er een
duidelijke oorzaak of ontwikkeling aan ten grondslag, zo vragen de leden.
In onderstaande tabel is het abortuscijfer (het aantal zwangerschapsafbrekingen per
1.000 vrouwen) voor verschillende leeftijdscategorieën weergegeven voor de jaren 2017
t/m 2021. Bij vrouwen in de leeftijdscategorie 20 t/m 24 is duidelijk een dalende
trend van het abortuscijfer waarneembaar vanaf 2017. Deze trend is ook zichtbaar voor
vrouwen in de leeftijdscategorie 25 t/m 29 jaar, maar dan vanaf 2019. Voor vrouwen
in de leeftijdscategorie 30 t/m 34 en 35 t/m 39 is het beeld anders. Na een aanvankelijke
stijging van het abortuscijfer, lijkt het relatieve aantal zwangerschapsafbrekingen
in deze groepen zich de laatste jaren te stabiliseren. Tot slot is wel een stijging
van het abortuscijfer waarneembaar in de leeftijdscategorie 40 t/m 44 jaar, al is
het abortuscijfer een stuk lager dan in de overige leeftijdscategorieën. Op basis
van de rapportages van de IGJ heb ik geen verklaring voor deze ontwikkelingen.
Abortuscijfer (aantal zwangerschapsafbrekingen per 1000 vrouwen)
2017
2018
2019
2020
2021
15 t/m 44 jaar
8,6
8,8
9,1
8,9
8,7
15 t/m 19 jaar
5,10
4,8
5,03
4,52
4,54
20 t/m 24 jaar
12,60
12,5
12,41
11,33
10,95
25 t/m 29 jaar
14,08
14,0
14,13
13,76
12,86
30 t/m 34 jaar
12,93
13,2
13,61
13,24
13,27
35 t/m 39 jaar
9,36
9,6
10,39
10,36
10,40
40 t/m 44 jaar
3,63
3,9
4,14
4,33
4,45
Aantal eerdere zwangerschapsafbrekingen
Het aantal vrouwen dat eerder een zwangerschapsafbreking onderging, is (helaas) al
jaren ongeveer een derde van het totaal aantal abortussen. Welke maatregelen neemt
de Minister om het aantal herhaalabortussen te verminderen? Is de Minister van mening
dat het beleid om herhaling van abortus te voorkomen effectief is geweest, gelet op
deze stabiele cijfers, zo vragen de leden.
Het kabinet zet in op het voorkomen van onbedoelde zwangerschap en (herhaalde) abortus.
De plannen op dit terrein vindt u in de aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap
die op 14 oktober jl. met uw Kamer is gedeeld8. U leest hierin dat we inzetten op preventie, op het bieden van betrouwbare informatie
en goede begeleiding en nazorg bij onbedoelde zwangerschap en op onderzoek en monitoring.
De effectiviteit van eerdere maatregelen om herhaalde abortussen te voorkomen zijn
niet specifiek gemeten. Hierover kan ik dan ook geen uitspraken doen.
Verwijspatroon
Het valt de leden van de SGP-fractie op dat het verwijspatroon de afgelopen jaren
flink aan verandering onderhevig is. Het aantal vrouwen dat zonder verwijzing bij
kliniek of ziekenhuis terecht komt, is gestegen van 31,2 procent in 2019 naar 39,2
procent in 2021. Het percentage vrouwen dat eerst naar de huisarts gaat en vervolgens
doorverwezen wordt daalde van 55,7 procent in 2019 naar 47,0 procent in 2021. Wat
vindt de Minister van deze ontwikkeling, zo vragen deze leden.
Het is mij ook opgevallen dat het aantal vrouwen dat zonder verwijzing bij een kliniek
of ziekenhuis komt in 2021, net als in 2020, is gestegen en dat er tegelijkertijd
minder vrouwen door de huisarts worden doorverwezen. Ik wijs er ook op dat deze verschuivingen
in het verwijspatroon zich voornamelijk voor hebben gedaan sinds 2018. In de jaren
daarvoor was het verwijspatroon redelijk stabiel. Een mogelijke verklaring voor de
verschuivingen in 2020 en 2021 zou de coronapandemie kunnen zijn, waardoor vrouwen
wellicht minder snel naar de huisarts gingen voor een verwijzing.
In aanvulling daarop wil ik graag aangeven dat in de huidige Wafz is bepaald dat een
zwangerschap niet eerder afgebroken wordt dan op de zesde dag nadat de vrouw de arts
heeft bezocht en daarbij haar voornemen met hem heeft besproken.9 De wet bepaalt niet dat de arts tot wie de vrouw zich wendt, haar huisarts moet zijn.
Ook bepaalt de wet niet dat een verwijzing nodig is. Het staat de vrouw vrij zich
direct tot een abortuskliniek te wenden, dus zonder tussenkomst van haar (huis)arts.
Verantwoordingsplicht abortusklinieken
De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de verantwoordingsplicht van
abortusklinieken. Zij herinneren de Minister eraan dat zij twee jaar geleden vragen
hebben gesteld over de weigering van abortusklinieken om hun jaarverslag openbaar
te maken.10 Zij vragen of dit inmiddels gebeurt. De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat
in artikel 24, derde lid van de Subsidieregeling abortusklinieken is bepaald dat klinieken
een jaarverantwoording openbaar moeten maken alvorens een besluit wordt genomen over
een nieuwe subsidieverlening. Waar kunnen de leden van de SGP-fractie deze gegevens
vinden? Is de Minister bereid om de jaarverantwoording van de klinieken overzichtelijk
toegankelijk te maken, bijvoorbeeld door dit mee te sturen met de jaarrapportages
van de Wafz, zo vragen de leden.
Op grond van artikel 6 van de Wafz zijn klinieken eraan gehouden om een verslag dat
ziet op de gang van zaken op medisch en financieel gebied in het voorafgaande kalenderjaar,
algemeen verkrijgbaar te stellen. Het is aan de klinieken om te bepalen op welke wijze
zij aan deze verplichting voldoen. Dit kunnen zij bijvoorbeeld doen door het betreffende
verslag op de website van de kliniek te publiceren of door het uitsluitend te verstrekken
op aanvraag.
Sinds 1 januari 2021 moeten klinieken, op grond van artikel 24 van de Subsidieregeling
abortusklinieken, bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een jaarverantwoording
meesturen, bestaande uit onder andere een bestuursverslag en een jaarrekening. In
de subsidieregeling is geen verplichting opgenomen tot openbaarmaking van deze stukken.
Een dergelijke verplichting volgt wel uit de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG),
waarin eisen voor zorgaanbieders zijn opgenomen op het vlak van onder meer administratie
en transparantie. Artikel 2, vijfde lid, van de Regeling openbare jaarverantwoording WMG schrijft voor: «een zorgaanbieder die ingevolge de Subsidieregeling abortusklinieken
een jaarrekening indient, maakt als financiële verantwoording die jaarrekening openbaar».
Deze regeling is op 1 januari 2022 in werking getreden. Zorgaanbieders moeten de jaarverantwoording
voor het jaar 2022 voor 1 juni 2023 indienen.
Ik zal de jaarverantwoording van de klinieken niet met de jaarrapportage van de Wafz
meesturen aangezien klinieken op basis van de WMG reeds een openbaarmakingsplicht
hebben.
Opinieonderzoek abortuspraktijk
Recent opinieonderzoek wees uit dat de kennis onder Nederlanders over de huidige abortuspraktijk
beperkt is.11 Zo weten veel mensen niet wat de abortusgrens in ons land is en dat de belangrijkste
redenen voor abortus sociaaleconomisch van aard zijn. Welke rol ziet de Minister voor
zichzelf weggelegd om ervoor te zorgen dat Nederlanders beschikking hebben over feitelijke
en volledige informatie over het ongeboren leven en abortus, zo vragen de leden.
Ik vind het belangrijk dat er feitelijke en volledige informatie is over onbedoelde
en/of ongewenste zwangerschap en abortus. Binnen de aanpak onbedoelde en ongewenste
zwangerschap12 is op verschillende manieren aandacht voor voorlichting en juiste informatie. Ik
noem hierbij het informatiepunt onbedoelde zwangerschap en de aandacht op school voor
seksuele vorming en voorkomen van onbedoelde zwangerschap als twee voorbeelden.
Reactie op vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de Jaarrapportage
2021 van de Wet afbreking zwangerschap. Deze jaarrapportage is vrij summier en daarom
heeft het lid nog een aantal vragen.
Het lid van de BBB-fractie constateerde vorig jaar al dat er weinig achtergrond aanwezig
is bij de rapportage. Ook uit de antwoorden die de Minister toen gaf op vragen van
andere fracties blijkt dat dit simpelweg niet aanwezig is. Een van de belangrijkste
vragen is waarom er significante verschillen zijn tussen provincies in het aantal
zwangerschapsafbrekingen. Is daar inmiddels meer informatie over beschikbaar en zo
nee, wat gaat de Minister doen om deze informatie boven tafel te krijgen? Is de Minister
het niet ermee eens dat het belangrijk is om de reden van deze verschillen te weten
om eventueel passend beleid te kunnen maken, zo vraagt het lid.
In het algemeen kan ik aangeven dat uit eerdere navraag bij de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) blijkt dat de uitvraag conform het model formulier Besluit afbreking
zwangerschap geen inzicht biedt in de mogelijke redenen voor de verschillen tussen
provincies. Ik kan hier dan ook geen verdere toelichting op geven.
Flevoland heeft relatief gezien het hoogste aantal zwangerschapsafbrekingen. Aangezien
dit abortuscijfer al geruime tijd hoog ligt in Flevoland en dit hoge cijfer niet goed
te duiden is, heeft GGD Flevoland onlangs besloten onderzoek te doen naar de redenen
waarom vrouwen in Flevoland kiezen voor een zwangerschapsafbreking. Dit onderzoek
wordt uitgevoerd in het kader van het project «ONE – samen voor preventie van kwetsbare
zwangerschappen in Almere» dat wordt uitgevoerd binnen het ZonMw-programma «Onbedoelde
zwangerschap en kwetsbaar (jong) ouderschap». De eerste tussenresultaten vanuit dit
project worden in 2023 verwacht.
Het lid van de BBB-fractie is zeer geschrokken van de stijging van het aantal afbrekingen
van zwangerschappen onder de 15 jaar, dit aantal stijgt van 58 naar 101. Heeft de
Minister inzicht in de mogelijke oorzaken? Hoe is de verspreiding van woonplaats van
deze meisjes? Sluit dat aan bij de landelijke cijfers voor afbrekingen van zwangerschappen
in de 15plus groep? Is de Minister het ermee eens dat dit een zeer zorgelijke ontwikkeling
is en zo ja, welke acties wil hij daarop ondernemen, zo nee waarom niet, zo vraagt
het lid.
Ik acht het op dit moment te vroeg om te spreken van een trend of een zorgelijke ontwikkeling.
De stijging onder meiden van 15 jaar en jonger is inderdaad opvallend maar wil ik
desalniettemin over een langere tijd bezien. Te meer omdat het aantal afbrekingen
bij tieners (tot 20 jaar) sinds 2002 een gestaag dalende lijn liet zien.
Instellingen leveren enkel geaggregeerde informatie aan bij de IGJ conform de Wafz
om de anonimiteit van de vrouwen te garanderen. Daardoor is het niet mogelijk om correlaties
te leggen tussen de verschillende onderdelen van de registratie zoals hier wordt gevraagd.
Het lid van de BBB-fractie vindt het zorgelijk dat 34 procent van de vrouwen eerder
een zwangerschapsafbreking heeft gehad, waarbij het lid ook begrijpt dat er medische
redenen aan ten grondslag kunnen liggen, is er inzicht in deze redenen? In het verlengde
daarvan de vraag of er inzicht is in de redenen waarom in 25 procent van de gevallen
in het ziekenhuis niet gesproken wordt over anticonceptie? Het lid van de BBB-fractie
wil opmerken dat zij het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen inzake zwangerschapsafbreking
van groot belang vindt maar dat er ook niet licht gedacht mag worden over het afbreken
van een zwangerschap.
De Wafz stelt in artikel 5 dat de arts, indien de vrouw van oordeel is dat haar noodsituatie
niet op andere wijze kan worden beëindigd dan door de zwangerschap af te breken, zich
ervan vergewist dat de vrouw haar verzoek heeft gedaan en gehandhaafd in vrijwilligheid,
na zorgvuldige overweging en in het besef van haar verantwoordelijkheid voor ongeboren
leven en van de gevolgen voor haarzelf en de haren. De wetgever heeft er bewust voor
gekozen om de definitie van wat verstaan wordt onder een noodsituatie open te laten.
Het is en blijft aan de vrouw zelf om te bepalen wat voor haar een noodsituatie is,
ook als zij één of meerdere eerdere zwangerschapsafbreking(en) heeft ondergaan. De
redenen die aan haar besluit ten grondslag liggen zijn daarmee onderwerp van gesprek
tussen de arts en de vrouw. Deze persoonlijke afwegingen worden in de kliniek of in
het ziekenhuis in het patiëntdossier vastgelegd, maar die gegevens worden niet openbaar
gemaakt.
In de aanpak onbedoelde en ongewenste zwangerschap heb ik aangekondigd om onderzoek
te doen naar factoren die leiden tot een onbedoelde zwangerschap, de omstandigheden
die leiden tot het besluit van de vrouw om de onbedoelde en/of ongewenste zwangerschap
uit te dragen dan wel af te breken, en de ervaringen van vrouwen (en mannen) met de
zorg en ondersteuning bij een onbedoelde en/of ongewenste zwangerschap. Deze inzichten
wil ik benutten voor de eventuele verbetering van passende hulp en ondersteuning,
indien wenselijk en nodig, bij onbedoelde en/of ongewenste zwangerschap en abortus.
Het onderzoek start begin volgend jaar.
Ten aanzien van het bespreken van anticonceptie na een afbreking in het ziekenhuis
kan ik u het volgende melden. Een groot deel van de afbrekingen in het ziekenhuis
wordt gedaan nadat prenataal onderzoek één of meerdere afwijkingen aan de vrucht heeft
uitgewezen. Het gaat hierbij veelal om bedoelde, gewenste zwangerschappen. Het bespreken
van anticonceptie met de vrouw of het stel is in die gevallen niet logisch en zelfs
onwenselijk. De stijging van dit percentage is in lijn met een stijging van het aantal
zwangerschapsafbrekingen na prenataal onderzoek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
A.M. de Vrij, griffier