Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over wildopvangcentra die noodgedwongen moeten sluiten vanwege financiële problemen
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over wildopvangcentra die noodgedwongen moeten sluiten vanwege financiële problemen (ingezonden 20 oktober 2022).
Antwoord van Minister Adema (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens de
Minister voor Natuur en Stikstof (ontvangen 6 december 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2022–2023, nr. 616.
Vraag 1
Kent u het bericht «Wildopvangcentra vrezen voor toekomst dierenhulpverlening door
hoge energieprijzen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u ervan op de hoogte dat Wildopvang Zuid-Holland definitief haar deuren moet
sluiten, onder andere vanwege financiële problemen?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Klopt het dat andere wildopvangcentra te maken kunnen krijgen met hogere kosten, omdat
ze door het wegvallen van Wildopvang Zuid-Holland meer wilde dieren moeten opvangen?
Antwoord 3
Door het wegvallen van Wildopvang Zuid-Holland zullen andere wildopvanglocaties uit
de regio naar alle waarschijnlijkheid helaas meer kosten moeten maken wanneer zij
meer dieren gaan opvangen. Ik ben me ervan bewust dat dit ertoe kan leiden dat meer
opvangcentra in de problemen gaan komen en dat mensen die een ziek of gewond dier
vinden deze niet meer bij een wildopvangcentrum in de buurt kunnen brengen. Goede
voorlichting aan burgers over de omgang met hulpbehoevende wilde dieren is cruciaal.
Mensen zouden eerst deskundige hulp moeten zoeken voordat ze actie ondernemen en een
dier uit de natuur weghalen, dit is immers niet altijd in het belang van het dier
en de natuur. Er moet zorgvuldig gekeken worden naar de vraag of en wanneer een wild
dier naar een opvang gebracht moet worden. Het ministerie is daarom voornemens meer
aandacht te besteden aan de communicatie richting de burgers over de omgang met hulpbehoevende
wilde dieren. Dit is ook een aanbeveling van de Raad voor de Dieraangelegenheden (RDA)
in de zienswijze «Dilemma’s in de wildopvang»2.
Vraag 4
Is u bekend hoeveel wildopvangcentra kampen met financiële problemen? Zo nee, waarom
beschikt u niet over deze gegevens?
Antwoord 4
Mijn ministerie heeft periodiek contact met individuele wildopvangcentra, maar ik
beschik niet over deze informatie omdat dit zelfstandige organisaties zijn.
Vraag 5 en 6
Deelt u de zorgen van Stichting Wildopvang.nl dat mogelijk meerdere opvangcentra kunnen
gaan omvallen? Zo nee, waarom niet?
Erkent u de noodzaak van snelle financiële ondersteuning om te voorkomen dat op de
korte termijn meer opvangcentra noodgedwongen moeten sluiten?
Antwoord 5 en 6
Ik ben mij ervan bewust dat ook wildopvangcentra te maken hebben met hogere kosten
door de gestegen energie- en voedselprijzen. Ik weet niet hoe de financiële situatie
per individueel wildopvangcentrum is, maar ik begrijp de wens van wildopvanglocaties
om over meer financiële middelen te beschikken. Helaas kan ik geen financiële hulp
vanuit de rijksoverheid toezeggen. Ik hoop dat deze opvangcentra deze steun kunnen
ontvangen, via structurele bijdragen van provincies en gemeenten of via giften van
particulieren.
Vraag 7
Hoe gaat u invulling geven aan de aanbeveling van de Raad voor Dierenaangelegenheden
om te zorgen voor structurele financiële ondersteuning vanuit de overheid?3
Antwoord 7
In de Verzamelbrief Natuur (Kamerstuk 33 576, nr. 325) kunt u de appreciatie van de zienswijze van de Raad voor Dieraangelegenheden (RDA)
lezen. In deze brief schrijft de Minister voor Natuur en Stikstof dat zij zich ervan
bewust is dat veel opvangcentra behoefte hebben aan structurele ondersteuning om de
bestaanszekerheid en continuïteit in zorg en hulp aan hulpbehoevende dieren te borgen.
Wij waarderen de enorme inzet van de medewerkers en vrijwilligers van de opvangcentra
op het gebied van dierenwelzijn, monitoring, educatie en voorlichting. De aanbeveling
van de RDA met betrekking tot structurele financiële ondersteuning vanuit de rijksoverheid
kunnen wij helaas niet overnemen. Net als onze ambtsvoorgangers zien we dit niet als
een taak van de rijksoverheid. Het ministerie is wel bereid om in gesprek met de provincies
te gaan om te verkennen of het mogelijk is om tot een gezamenlijk beeld te komen wat
betreft ieders verantwoordelijkheden en te komen tot een meer geharmoniseerde aanpak.
Daarnaast zie ik voor mijn eigen ministerie een rol weggelegd om tegemoet te komen
aan de bestaande kennis- en informatiebehoefte bij wildopvangcentra. Ook ben ik voornemens
om met dierenartsen en paraveterinairen te verkennen of en in welke vorm veterinaire
handelingsbevoegdheden verlegd kunnen worden. Tot slot willen we structureel in gesprek
blijven met de betrokken organisaties om zo te kijken of en op welke manier hun opgaves
geadresseerd kunnen worden en op welke manier het ministerie eventueel kan bijdragen.
Een eerstvolgend gesprek wordt op dit moment gepland.
Vraag 8
Bent u bereid landelijke richtlijnen op te stellen voor voldoende financiële ondersteuning
voor wildopvangcentra? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Naar aanleiding van de motie-Wassenberg/Graus (Kamerstuk 35 025 XIV, nr. 63) is in 2020 de mogelijkheid onderzocht om een uniforme landelijke richtlijn te ontwikkelen
voor vergoedingen aan wildopvangcentra. Destijds is door de toenmalige Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geconcludeerd (Kamerstuk 33 576, nr. 195) dat er grote verschillen zijn tussen opvangcentra, in grootte en professionaliteit,
de diersoorten die opgevangen worden, maar ook wat betreft uitgaven en inkomstenbronnen.
Deze grote variatie betekent dat er maatwerk nodig is wat betreft de noodzaak tot
financiering alsook het doel ervan. Om deze reden kon er geen uniforme richtlijn geformuleerd
worden. Deze situatie is niet veranderd.
Het helpt het ministerie en de provincies als de wildopvangcentra een overkoepelende
organisatie oprichten die hun belangen vertegenwoordigt. Daarmee wordt het makkelijker
om snel te schakelen over onderwerpen die spelen. Ook helpt het als de wildopvangcentra
gezamenlijk inzichtelijk te maken wat de opvang van in het wild levende dieren kost.
Ik roep de opvangcentra graag nogmaals op om hier stappen in te zetten.
Vraag 9
Bent u bereid om dierenhulporganisaties opnieuw financieel te helpen vanwege het uitzonderlijk
hoge aantal dieren in de natuur dat opnieuw ten prooi valt aan vogelgriep en dierenhulporganisaties
opnieuw (of nog steeds) hierdoor voor aanmerkelijke kosten komen te staan? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 9
In 2020 heb ik eenmalig een subsidie verstrekt aan dierenhulporganisaties voor hun
hulp bij het ophalen van wilde vogels met vogelgriep. Ik waardeer het werk dat de
dierenhulporganisaties doen maar ik ben niet van plan om dierenhulporganisaties structureel
te gaan ondersteunen. Ik zal daarom niet opnieuw een subsidie hiervoor verlenen.
Vraag 10
Bent u bereid om dierenhulporganisaties financieel te helpen, omdat sterk gestegen
energieprijzen bij veel organisaties een flink gat in de begroting hebben geslagen?
Zo ja, per wanneer en op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Helaas kan ik geen financiële hulp vanuit de rijksoverheid toezeggen. Wanneer een
opvangcentrum een kleinverbruikersaansluiting heeft, valt deze onder het prijsplafond
voor energie voor alle huishoudens en andere kleinverbruikers dat vanaf 1 januari
2023 geldt. Dit betekent dat er voor het energieverbruik onder het plafond lagere
maximumtarieven voor gas en elektriciteit gelden.
Daarnaast wil ik graag wijzen op de recent geopende subsidieregeling voor verduurzamen
van maatschappelijk vastgoed voor structurele energiebesparing (Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) (rvo.nl)).
Vraag 11
Kunt u deze vragen beantwoorden in de termijn die daarvoor staat, maar in ieder geval
ruim vóór de behandeling van de begroting van het Ministerie van LNV?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.