Nota van wijziging : Derde nota van wijziging
36 002 Wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet VWS 2022)
Nr. 12
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 23 november 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel XIX wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
C
In artikel 89, eerste lid, wordt «alsmede de Wlz-uitvoerders» vervangen door «alsmede
de Wlz-uitvoerders en de in artikel 24, eerste en derde lid, bedoelde Ministers».
B
Na artikel XXIV wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel XXIVA
Indien het bij koninklijke boodschap van 30 april 2021 ingediende voorstel van wet
houdende regels inzake het elektronisch delen en benaderen van gegevens tussen zorgverleners
in aangewezen gegevensuitwisselingen (Wet elektronische gegevensuitwisseling in de
zorg) (Kamerstukken 35 824) tot wet is of wordt verheven wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.4, derde lid, onderdeel b, en in artikel 3.4, opschrift en eerste lid,
wordt «de Minister» telkens vervangen door «Onze Minister».
B
Artikel 4.2, vierde lid, komt te luiden:
4. Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van:
a. het bepaalde in de artikelen 2.1 en 2.2; of
b. de op grond van het eerste lid gegeven aanwijzing.
C
De artikelen 8.1 en 8.2 vervallen.
Toelichting
Onderdeel A
Indien en zolang een persoon gedetineerd is, zijn de rechten en plichten op grond
van artikel 24 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) van rechtswege opgeschort. De kosten
van medische zorg dienen in dat geval te worden betaald door de Minister van Justitie
en Veiligheid (JenV). In de praktijk wordt betaald door de Dienst Justitiële Instellingen
(DJI), die ressorteert onder de Minister van JenV. Het komt voor dat een persoon die
gedetineerd is, zorg gebruikt buiten de justitiële instelling.
Als de verzekerde niet heeft gemeld dat er sprake is van «detentie», is dat aan de
zorgverzekeraar niet bekend. Omdat er sprake is van een «actieve verzekering» worden
de kosten van de zorg door de zorgverzekeraar vergoed. Deze vergoeding is onverschuldigd
– en dus onrechtmatig – omdat DJI de kosten zou moeten betalen. Zorgverzekeraars hebben
met DJI overeenstemming bereikt dat het over de periode 2006–2019 gaat om een bedrag
van circa € 14 miljoen dat DJI aan zorgverzekeraars verschuldigd is. Het bedrag over
de latere jaren is nog niet vastgesteld.
Om rechtmatig te kunnen uitbetalen moet DJI wel kunnen vaststellen welke zorg is verstrekt,
aan wie en voor welk bedrag. Daarvoor dienen zorgverzekeraars persoonsgegevens te
verstrekken aan DJI en moet DJI deze gegevens kunnen en mogen verwerken.
Een overeenkomende situatie doet zich voor als de verzekerde de detentie wel aan de
zorgverzekeraar heeft gemeld. In dat geval wordt de verzekering door de zorgverzekeraar
als «niet actieve verzekering» geregistreerd. Dat een verzekering «niet actief» is
kunnen zorgaanbieders niet zien wanneer zij het verzekeringsrecht controleren, vanwege
het privacygevoelige gegeven van de detentie. Omdat er geen actieve verzekering is,
wordt de persoon als onverzekerde beschouwd en kunnen de zorgaanbieders de kosten
van onverzekerde zorg declareren bij het CAK op grond van de Subsidieregeling medisch
noodzakelijke zorg aan onverzekerden. Omdat er feitelijk en juridisch sprake is van
opschorting van de verzekering worden ook deze kosten onverschuldigd door het CAK
vergoed. Het CAK heeft aangegeven dat het – vermoedelijk – gaat om een bedrag van
circa € 5 miljoen sinds 2018.
Omdat ook de verzekering van personen die in het buitenland gedetineerd zijn van rechtswege
wordt opgeschort, verstrekt de Minister van Buitenlandse Zaken persoonsgegevens aan
zorgverzekeraars, zodat zorgverzekeraars deze buitenlanddetentie kunnen registreren.
Zorgverzekeraars, de DJI en het CAK hebben er belang bij dat zo spoedig mogelijk deze
gegevensuitwisseling mogelijk wordt, omdat de vraag of een verzekerde valt onder de
werking van artikel 24 Zvw alleen door DJI bevestigd kan worden. Op dit moment mogen
ook voor nog niet vastgestelde perioden van detentie geen persoonsgegevens worden
verstrekt en kan door het ontbreken van de wettelijke grondslag de vraag of een verzekerde
in detentie is door DJI niet beantwoord worden. Verder is het van belang dat er niet
wederom een stuwmeer van nog te declareren zorgkosten ontstaat bij zorgverzekeraars
of het CAK.
De wijziging van artikel 89, eerste lid, Zvw, voorziet voor deze gegevensuitwisseling
in de benodigde wettelijke grondslag. In combinatie met artikel 88 Zvw kunnen zorgverzekeraars
en het CAK over en weer persoonsgegevens uitwisselen met de Minister van JenV en –
voor zover het personen die in het buitenland gedetineerd zijn betreft – met de Minister
van Buitenlandse Zaken.
Bij de uitwisseling van persoonsgegevens, zowel voor de uitvoering van artikel 24
Zvw als voor het indienen van declaraties, wordt gebruik gemaakt van het burgerservicenummer
(BSN). Zorgverzekeraars zijn op grond van art. 13, eerste lid, Wet aanvullende bepalingen
verwerking persoonsgegevens in de zorg en artikel 86, eerste lid, van de Zvw bij wet
aangewezen als gebruiker van het BSN als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, onder
2°, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer (Wabb). Ook de Ministers bedoeld
in artikel 24 Zvw en de onder hun ressorterende diensten zijn gebruiker als bedoeld
in de Wabb op grond van artikel 1, onderdeel d, onder 1° Wabb. Artikel 11, eerste
lid, Wabb bepaalt dat bij het uitwisselen van persoonsgegevens tussen gebruikers onderling,
het BSN van die persoon wordt vermeld.
Onderdeel B
In zowel artikel 1.4, derde lid, -dat bij amendement is gewijzigd-, als in artikel
3.4 is per abuis «de Minister» opgenomen in plaats van «Onze Minister». Dat wordt
met onderdeel A hersteld. In artikel 4.2, vierde lid, zoals dat is ingediend in de
Tweede Kamer, wordt uitgegaan van de situatie zoals die gold voordat de wijziging
van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe
omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (Stb. 2021, 135) in werking trad. Voor de situatie dat deze wijziging van de Algemene wet bestuursrecht
(hierna: Awb) in werking zou treden voorafgaand aan of gelijktijdig met inwerkingtreding
van het wetsvoorstel, is in artikel 8.1 van het wetsvoorstel een samenloopbepaling
opgenomen. Artikel 4.2, vierde lid, van het wetsvoorstel is gewijzigd bij amendement,
maar artikel 8.1 niet. Hierdoor is onbedoeld de situatie ontstaan dat bij inwerkingtreding
van het wetsvoorstel de regeling in artikel 8.1 zou gaan gelden, terwijl dat artikel
8.1 geen rekening houdt met het amendement. Deze omissie moet worden hersteld, omdat
anders het amendement geen effect zal hebben. Echter, de wijziging van de Awb is inmiddels
in werking getreden (met ingang van 1 juli 2021, zie Stb. 2021, 254). Daarom wordt niet voorgesteld om artikel 8.1 aan te passen, maar de samenloopbepalingen
(artikelen 8.1 en 8.2) die zien op de wijziging van de Awb te laten vervallen en de
noodzakelijke aanpassing die vanwege de wijziging van de Awb nodig is in artikel 4.2,
vierde lid, van het wetsvoorstel direct te regelen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.J. Kuipers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport