Brief Presidium : Brief van het Presidium over een feitenonderzoek naar aanleiding van anonieme meldingen
36 221 Instellen van een extern onderzoek naar aanleiding van twee anonieme brieven
Nr. 5
BRIEF VAN HET PRESIDIUM
Aan de leden van de commissie voor de Werkwijze
Den Haag, 14 november 2022
Tijdens de vergadering van de commissie voor de Werkwijze van 1 november 2022 is gesproken
over twee brieven die het Presidium aan de Kamer heeft gestuurd (Kamerstuk 36 221, nrs. 1 en 2) in verband met het Presidiumbesluit tot het instellen van een extern onafhankelijk
feitenonderzoek naar aanleiding van twee in 2022 ontvangen anonieme meldingen. In
deze vergadering is gevraagd om nadere informatie over het onderzoek dat het Presidium
en de Griffier hebben ingesteld. Tijdens de Presidiumvergadering van 2 november 2022
en 9 november 2022 is uitvoerig van gedachten gewisseld over hetgeen besproken is
in de vergadering van de commissie voor de Werkwijze.
Het Presidium betreurt het dat de Griffier en het MT vrijdag 11 november 2022 te kennen
hebben gegeven hun taken per direct neer te leggen. In haar verklaring heeft de Griffier
aangegeven dat het besluit tot het instellen van een feitenonderzoek veel onrust heeft
gegeven in de Tweede Kamer. Een dergelijk onderzoek dient plaats te vinden in rust
en veiligheid voor alle betrokkenen. Het Presidium onderschrijft dit en vindt het
pijnlijk dat het MT en andere Kamerambtenaren zich te weinig gesteund hebben gevoeld.
Het Presidium ziet het als haar plicht en opdracht om de voorwaarden te scheppen voor
een prettig en veilig werkklimaat voor alle ambtenaren. Wij zullen ons hiervoor tot
het uiterste inspannen.
Tot het moment van het neerleggen van de taken heeft de Griffier een belangrijke bijdrage
geleverd aan de totstandkoming van deze brief en de explicitering van het ingestelde
feitenonderzoek. Om op korte termijn stappen te zetten in het verbeteren van het werkklimaat
en de continuïteit van de taken van de Tweede Kamer is van belang dat op zeer korte
termijn invulling wordt gegeven aan de vacante managementfuncties en de functie van
Griffier.
Het Presidium vindt het van groot belang de Kamer te informeren over de afwegingen
die wij de afgelopen weken maakten en die resulteerden in het instellen van een feitenonderzoek.
Onderdeel daarvan is een toelichting waarom het Presidium en de Griffier in de rol
van werkgever – na het inwinnen van extern juridisch advies – tot het instellen van
een extern onafhankelijk feitenonderzoek hebben besloten. Ter verdere versterking
van de waarborgen voor onafhankelijk onderzoek is bovendien besloten door Presidium
en Griffier, in de Presidiumvergadering van 9 november 2022, het gedelegeerd opdrachtgeverschap
met betrekking tot dit feitenonderzoek extern te beleggen. Een toelichting daarop
treft u ook in deze brief aan.
Vervolgens lichten wij toe dat de noodzaak tot het doen van dit feitenonderzoek vanuit
de werkgeversrol en in het belang van een sociaal veilige werkomgeving nog steeds
aanwezig is. In dit verband verwijzen wij ook naar het daarover ingewonnen juridisch
advies, dat als bijlage bij deze brief is gevoegd.
De voorzitter van de ondernemingsraad van de Tweede Kamer heeft op 4 november 2022
bij de Griffier ook nadrukkelijk aangedrongen op voortzetting van het feitenonderzoek,
gelet op het belang van een veilige werkomgeving voor ruim 600 Kamerambtenaren. Feitenvaststelling
is immers noodzakelijk om als werkgever op een goede manier en op individueel niveau,
recht te kunnen doen aan, bijvoorbeeld door het bieden van nazorg, de mensen die bij
de Tweede Kamer werken of hebben gewerkt en die mogelijk slachtoffer zijn geworden
van de gemelde voorvallen.
Ook lichten wij toe waarom een feitenonderzoek naar de juistheid van de signalen vooraf
moet gaan aan een beoordeling of die signalen – voor zover juist – aanleiding geven
tot specifieke verbetermaatregelen voor de toekomst.
Waarom onderzoek?
Op de Tweede Kamer rust als werkgever op grond van artikel 3 van Arbeidsomstandighedenwet
een zorgplicht om een veilig werkklimaat te garanderen. Deze verplichting brengt,
mede gelet op artikel 7:611 BW, mee dat de werkgever moet optreden als hem signalen
bereiken die kunnen wijzen op een (sociaal) onveilig werkklimaat. De wet eist meer
specifiek ook een beleid gericht op het voorkomen van psychosociale arbeidsbelasting.
Om inhoud te geven aan die zorgplicht en waarborgfunctie, is het noodzakelijk om een
goed inzicht te krijgen in feiten die gemeld worden. Daaraan doet niet af dat het
in dit geval gaat om anonieme meldingen. De meldingen zijn immers concreet en zorgwekkend.
Bovendien staan ze niet op zichzelf, zoals hierna zal worden toegelicht. De redenen
tot onderzoek zijn daarmee de volgende.
Het vanuit de werkgeversrol laten verrichten van onderzoek naar de feiten is aangewezen
omdat de brief van 27 juli 2022 (hierna: de Brief) melding maakt van concrete en duidelijke
signalen dat (mogelijk) sprake is (geweest) van een zeer onveilige werkomgeving en
deze concrete en duidelijke signalen zijn bevestigd door de ambtelijke leiding van
de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer. De Griffier en het MT hebben aangegeven,
op grond van eigen ervaring en waarneming, dat zij herkennen wat in de Brief is beschreven.
Bovendien passen de in deze Brief opgenomen signalen bij eerder ontvangen signalen
over een onveilige werkomgeving. Dit is van belang omdat een anonieme brief die gezien
moet worden als «een donderslag bij heldere hemel» minder snel aanleiding geeft tot
onderzoek dan een anonieme melding die volgt op eerdere signalen dat sprake zou zijn
van een onveilige werkomgeving.
Eerdere signalen over een onveilig werkklimaat zijn de volgende:
− Een brief van een toenmalig directeur aan het Presidium begin 2019 waarin hij zijn
vertrek kenbaar heeft gemaakt. De toenmalig directeur refereert in zijn brief aan
een gesprek dat hij op 6 september 2018 heeft gehad met mevrouw Arib over, kort gezegd,
haar opstelling jegens het ambtelijk personeel.
− De Griffier en de directeur hebben in oktober 2019 een gesprek gevoerd met twee ondervoorzitters
en in november 2019 hebben gesprekken plaatsgevonden met de ondervoorzitters en de
Voorzitter over sociale veiligheid.
− De anonieme brief van 10 februari 2022 die eveneens wordt betrokken in het feitenonderzoek.
Onderdeel van die eerdere signalen vormt ook de brief van 11 juni 2021 van de bedrijfsgeneeskundige/
vertrouwenspersonen over een sociaal onveilige werksituatie in de periode 2018–2021.
In de besluitvorming heeft geen rol gespeeld op wie de in die brief genoemde klachten
specifiek betrekking hadden. Dat is in de brief ook niet vermeld. Hetzelfde geldt
voor het ingewonnen extern advies. Daarin is meegewogen dat de werksituatie in dezelfde
periode in algemene zin werd omschreven als sociaal onveilig. Dat maakt het instellen
van een onderzoek naar aanleiding van de anonieme Brief vanuit juridisch oogpunt eerder
aangewezen. Immers deze eerdere signalen vergroten het gewicht dat aan de anonieme
melding van 27 juli 2022 moet worden toegekend en daarmee aan de juridische noodzaak
tot het doen van feitenonderzoek.
Het doel van het feitenonderzoek is om helderheid te verkrijgen over de juistheid
van de in de twee brieven vermelde signalen en over wat de precieze feiten en omstandigheden
in dat verband zijn, ook opdat op basis van die feiten voor de toekomst zo nodig lessen
kunnen worden getrokken. De algemene onderzoeksopdracht is daarop gebaseerd. Wij hebben
gemerkt dat de afgelopen periode daarover onduidelijkheid is ontstaan en dat nadere
toelichting is geboden. Wij beogen met deze brief die toelichting alsnog te geven.
Het Presidium heeft op 12 oktober 2022 de opdracht voor het feitenonderzoek vastgesteld.
Dit is ook in de brief van 20 oktober 2022 vermeld:
«De opdrachtformulering van het feitenonderzoek naar de anonieme brieven is door het
Presidium vastgesteld. Hierbij wordt betrokken:
− of wat in de brieven gesteld wordt feitelijk heeft plaats gevonden,
− de aard en de omvang van de signalen/verwijten,
− de feiten en omstandigheden van de signalen/verwijten,
− rol van de bij de signalen/verwijten betrokken personen,
− vigerende wet- en regelgeving, inclusief gedragsregels en beleid ongewenste omgangsvormen.»
Op basis van deze formulering is een uitvraag gedaan en zijn gesprekken gevoerd, waarmee
Presidium en Griffier geen bemoeienis hebben gehad. In de offerte van Hoffmann van
19 oktober 2022 is de onderzoeksopdracht conform de door het Presidium vastgestelde
opdracht voor het feitenonderzoek, als volgt geformuleerd:
«Voorafgaand aan het uitvoeren van een feitenonderzoek is het noodzakelijk om de doelstellingen
van het onderzoek helder te hebben, rekening houdend met enerzijds de wensen van de
klant en anderzijds geldende wet en regelgeving. Derhalve zijn de doelstellingen van
het feitenonderzoek als volgt geformuleerd:
− Vaststellen of de signalen zoals omschreven in de anonieme brieven hebben plaatsgevonden;
− Indien dit het geval is:
• De aard en omvang hiervan in kaart brengen;
• De feiten en omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden in kaart brengen;
• Wie en met welke rol bij deze signalen betrokken is.»
Het onderzoek is, zoals ook direct volgt uit de opdrachtformulering, uitsluitend een
feitenonderzoek. Wet- en regelgeving als zodanig zijn geen onderwerp van onderzoek.
Er worden door Hoffmann ook géén (juridische) kwalificaties van de feiten gegeven,
evenmin worden die door hen tegen een normenkader aangehouden. Hoffmann zal zich enkel
richten op het uitvoeren van een feitenonderzoek. Wel spelen wet- en regelgeving en
met name de daarin verankerde zorgplicht een belangrijke rol bij de beslissing over
te gaan tot dit feitenonderzoek. De offerte, die is geaccepteerd, is als bijlage bij
deze brief gevoegd. In dit document zijn de door Hoffmann gehanteerde tarieven, het
onderzoeksbudget en de namen van personen weggelakt. Reden hiervoor is dat Hoffmann
veelal in concurrentie opdrachten gegund krijgt, waarbij tariefstelling een belangrijk
onderdeel is. Hoffmann acht het derhalve onwenselijk dat de tariefstelling openbaar
gemaakt wordt. De namen van personen zijn vanwege privacyredenen weggelakt.
De algemene onderzoeksopdracht zal voor de gemelde situaties steeds worden uitgewerkt
in concrete vragen. Hierbij wordt de vraag meegenomen hoe vanuit de werkgever in brede
zin (Presidium, Griffier en het Managementteam) op de situatie is gereageerd. Aangezien
Hoffmann enkel een feitenonderzoek gaat verrichten, zal er geen concluderend deel
in het eindrapport worden opgenomen (zoals vermeld in bijgaande offerte), maar zal
de eindrapportage een samenvatting bevatten van de vastgestelde feiten (waarbij rekening
gehouden wordt met persoonsvertrouwelijke gegevens). Deze samenvatting zal het Presidium
openbaar maken.
Voortzetting onderzoek
De vraag is verder gesteld of na het vertrek van mevrouw Arib per 4 november 2022
uit de Kamer het belang tot het doen van het aangekondigde feitenonderzoek niet is
komen te vervallen. Er zijn verschillende redenen waarom dat niet het geval is.
In de eerste plaats merken wij op dat het doel van het feitenonderzoek niet is en
ook niet is geweest om eventueel (arbeidsrechtelijke) maatregelen tegen mevrouw Arib
te treffen: het Presidium noch de Griffier zijn als werkgever van mevrouw Arib aan
te merken. Een Kamerlid opereert zonder last en heeft geen werkgever. Doel van het
feitenonderzoek was en is om helderheid te verkrijgen over de juistheid van de in
de twee brieven vermelde signalen en over wat de precieze feiten en omstandigheden
in dat verband zijn. Reden daarvoor is dat de Tweede Kamer als werkgever moet vaststellen
of de bij haar werkzame mensen inderdaad slachtoffer zijn geworden van een onveilige
werkomgeving en zo ja, hoe aan hen recht kan worden geworden gedaan. Is bijvoorbeeld
nazorg geboden? Het gaat om mensen voor wie de Tweede Kamer als (voormalig) werkgever
een verantwoordelijkheid heeft. Die verantwoordelijkheid is niet verdwenen met het
vertrek van de voormalig Kamervoorzitter.
Ook in meer algemene zin geldt dat als een vertrek van een persoon op wie een melding
betrekking heeft ertoe zou leiden dat een aangekondigd onderzoek komt te vervallen,
dit de positie van werknemers kwetsbaar maakt. Daarmee zou de vaststelling van de
aard en omvang van ongewenst gedrag kunnen worden gefrustreerd. Het betreft een feitenonderzoek.
Daarbij zal veel gelegenheid worden geboden voor hoor en wederhoor. Een uitkomst kan
ook zijn dat de meldingen onjuist zijn of ten onrechte zijn betrokken op mevrouw Arib.
Ook een dergelijke vaststelling is zeer van belang. Het Presidium spreekt dan ook
de hoop uit dat mevrouw Arib alsnog medewerking zal verlenen aan het onderzoek.
In de tweede plaats is een belangrijke reden voor voortzetting van het huidige feitenonderzoek
dat op basis hiervan in een volgende fase lessen kunnen worden getrokken voor de toekomst.
De commissie voor de Werkwijze heeft tijdens de vergadering van 1 november 2022 duidelijk
aangegeven dat het feitenonderzoek ook dienstbaar moet zijn aan het voor de toekomst
verbeteren van het werkklimaat binnen de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer,
ook voor wat betreft de politiek ambtelijke omgeving. Het Presidium onderschrijft
die noodzaak volkomen en voelt dezelfde urgentie zoals die door de leden van de commissie
voor de Werkwijze naar voren is gebracht. Het Presidium is ook zeer gemotiveerd met
de commissie voor de Werkwijze in gesprek te gaan hoe de governance van de politiek
ambtelijke omgeving binnen de Tweede Kamer kan worden verbeterd.
Wij zien het echter ook als onze opdracht om direct aan de slag te gaan met het verbeteren
van werkklimaat binnen de Tweede Kamer en zullen op dat punt niet wachten op de uitkomsten
van het feitenonderzoek.
De eerder genoemde brief van de vertrouwenspersonen is al aanleiding geweest om op
21 juni 2021 opdracht te verlenen tot het doen van een onafhankelijk belevings-/cultuuronderzoek
binnen de Tweede Kamer. Doel van dit onderzoek is het sociaal klimaat en de sociale
veiligheid in kaart te brengen en concrete aanbevelingen te doen om de sociale veiligheid
te verbeteren. Dit onderzoek wordt momenteel uitgevoerd door de Universiteit Utrecht.
Het resultaat van het feitenonderzoek kan, samen met de in februari 2023 verwachte
aanbevelingen uit het cultuuronderzoek van de Universiteit Utrecht, dienen als een
bouwsteen voor een vervolgonderzoek, de instelling van een onafhankelijke commissie
die zich over vervolgvragen gaat buigen en/of uitbreiding of aanscherping van de bestaande
instrumenten om de sociale veiligheid binnen de ambtelijke organisatie van de Tweede
Kamer verder te waarborgen. Dan komen vragen in beeld als: voor zover de signalen
juist zijn, hoe kan herhaling daarvan worden voorkomen? Welke maatregelen zijn daarvoor
nodig? Welke instrumenten mist de Tweede Kamer om klachten over Kamerleden tijdig
te onderkennen? Voldoet de governance tussen de politieke en ambtelijke organisatie
en zijn rollen en bevoegdheden duidelijk?
Deze vragen zullen allemaal aan de orde komen zodra de resultaten van de onderzoeken
binnen zijn. Dit laat onverlet dat wij direct van start gaan om de sociale veiligheid
binnen de Tweede Kamerorganisatie te verbeteren en te versterken.
Formeel juridisch opdrachtgeverschap
In het Presidium is, voorafgaand aan het besluit tot het instellen van een onafhankelijk
extern onderzoek, uitgebreid gesproken over het opdrachtgeverschap in combinatie met
de governance bij de Tweede Kamer, een en ander in samenhang met het gegeven dat (een
aantal leden van) het Presidium en de Griffier in functie waren in de periode waarop
het feitenonderzoek is gericht en heeft dit vraagstuk betrokken bij het advies.
De werkgever heeft zoals hierboven reeds is uiteengezet tot taak zorg te dragen voor
een veilig werkklimaat. Op de Tweede Kamer als zodanig rusten onverkort de verantwoordelijkheden
uit hoofde van de Arbeidsomstandighedenwetgeving voor het waarborgen van een veilig
werkklimaat.
Op grond van artikel 6.2 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer (RvO II) heeft
de Griffier de leiding over de ambtelijke organisatie en oefent het Presidium hierop
toezicht uit.
Het Presidium is verder belast met het aangaan en het beëindigen van het dienstverband
van directeuren. De Griffier is belast met het uitoefenen van de overige rechtspositionele
aangelegenheden ten aanzien van directeuren.
Het formeel juridisch opdrachtgeverschap van het feitenonderzoek ligt daarom zowel
bij het Presidium als bij de Griffier. Die gezamenlijkheid vloeit voort uit artikel 6.2
RvO II (toezichthoudende rol Presidium op Griffier), de ernst van de signalen die
mede betrekking hebben op het vertrek van een aantal directeuren en uit het gegeven
dat hierbij een voormalig Kamerlid en Voorzitter als betrokkene wordt genoemd.
Dit formeel juridisch opdrachtgeverschap houdt niet meer in dan dat zij tot het doen
van het feitenonderzoek hebben besloten en aan het einde van het traject het rapport
in ontvangst zullen nemen, zonder dat zij op wat voor wijze dan ook invloed hebben
kunnen uitoefenen op de werkwijze van de onderzoekers en/of de inhoud van het rapport.
Gedelegeerd opdrachtgeverschap
Tegelijkertijd zijn zowel het Presidium als de Griffier zich er steeds van bewust
geweest dat zij gelet op de periode waarop het onderzoek betrekking heeft, zelf op
geen enkele wijze inhoudelijk betrokken kunnen zijn bij het aansturen van de opdrachtnemer
en/of het uitvoeren van het feitenonderzoek. De onafhankelijkheid waarmee het feitenonderzoek
wordt verricht, moet boven iedere twijfel verheven zijn.
Om die reden is van meet af aan gekozen voor een gedelegeerd opdrachtgeverschap. Eerder
werd gemeld dat dit was belegd bij het hoofd van de stafafdeling HR en de concernjurist
van de Tweede Kamer. De gedelegeerd opdrachtgever voerde uitsluitend de praktische
procesbegeleiding uit van het onderzoek. Hierdoor werden Presidium en Griffier op
afstand gezet van de uitvoering van het onderzoek.
Desalniettemin willen wij dat bij dit onderzoek iedere schijn van belangenverstrengeling
wordt vermeden. Daarom hebben Presidium en Griffier op 9 november 2022 besloten het
gedelegeerd opdrachtgeverschap te beleggen bij twee onafhankelijke derden. De aanvankelijk
beoogde gedelegeerd opdrachtgevers hebben om dezelfde reden op 7 november 2022 in
de richting van de Griffier ook zelf reeds de voorkeur uitgesproken voor een extern
gedelegeerd opdrachtgeverschap.
Vanwege het vertrek van de Griffier kan het gedelegeerd opdrachtgeverschap op dit
moment nog niet worden ingevuld. De verdere voorbereidingen voor het onderzoek worden
opgeschort tot hier duidelijkheid over is. Het Presidium gaat ervan uit dat op korte
termijn een oplossing is gevonden voor de vacature van Griffier, zodat een gedelegeerd
opdrachtgever kan worden aangewezen.
De extern gedelegeerde opdrachtgevers voeren hun rol geheel autonoom uit en onderhouden
lopende het feitenonderzoek alle contacten met het onderzoeksbureau. Alle contacten
die daarvoor nodig zijn met het onderzoeksbureau en alle keuzes die in dat verband
gemaakt moeten worden, liggen volledig in handen van de extern gedelegeerde opdrachtgevers.
Zij krijgen ook de ruimte om – zo nodig – tegen de achtergrond van de onderzoeksopdracht
aanvullende vragen te formuleren.
Het Presidium en de Griffier als formeel opdrachtgever zijn dan ook op geen enkele
wijze betrokken bij de uitvoering van het onderzoek en zullen geen instructies geven
aan de extern gedelegeerde opdrachtgevers.
Hoffmann
Het Presidium heeft in de brief van 3 oktober 2022 (Kamerstuk 36 221, nr. 1) toegelicht dat de keuze voor een extern onderzoek is ingegeven door redenen van
objectiviteit en onafhankelijkheid. De waarde van de opdracht ligt onder de aanbestedingsdrempel.
In het inkoopproces is met verschillende partijen gesproken, waar het Presidium en
de Griffier geen bemoeienis mee hebben gehad. Het inkoopproces heeft uiteindelijk
geleid tot opdrachtverstrekking aan Hoffmann.
Het Presidium en de Griffier hebben Hoffmann op 19 oktober 2022 de opdracht verleend
tot het doen van een feitenonderzoek. Zoals in de brief van 20 oktober 2022 (Kamerstuk
36 221, nr. 2) aangegeven werkt Hoffmann met een multidisciplinair kernteam en laat het zich bijstaan
door een onafhankelijk, extern juridisch adviseur die toezicht houdt op de zorgvuldigheid
van het proces. Hoffmann beschikt over de expertise en kwaliteitscertificering om
dergelijke onderzoeken uit te voeren en zal gebruik maken van een nog vast te stellen
onderzoeksprotocol waarin de aanpak en zorgvuldigheidseisen worden vastgelegd.
Onderzoeksprotocol
In het onderzoeksprotocol zal, uitgaande van de verleende opdracht en het gedelegeerd
opdrachtgeverschap, de werkwijze van de onderzoekers worden beschreven. Daarbij zal
rekening worden gehouden met de belangen van degenen die vertrouwelijk hun verhaal
aan de onderzoekers willen vertellen en met die van degene(n) wier gedrag onderwerp
van onderzoek is.
In het onderzoeksprotocol zullen in elk geval geregeld worden:
− het uitgangspunt van vrijwillige medewerking aan dit onderzoek;
− de wijze waarop degene(n) op wier gedragingen het onderzoek betrekking heeft word(t)en
geïnformeerd;
− de wijze waarop informatie in documenten vergaard wordt;
− de wijze waarop medewerkers die dat wensen in contact kunnen komen met de onderzoekers;
− de wijze waarop vertrouwelijkheid wordt gewaarborgd;
− de wijze waarop interviews worden gehouden;
− de mogelijkheid dat geïnterviewden zich kunnen laten bijstaan tijdens de gesprekken;
− de verslaglegging van de interviews en de manier waarop geïnterviewden al dan niet
akkoord kunnen geven op de verslaglegging;
− de omgang met de verslagen;
− de wijze waarop hoor en wederhoor worden gewaarborgd;
− de wijze van inzage in het conceptfeitenrelaas door degene(n) op wier gedragingen
het onderzoek betrekking heeft en de mogelijkheid daarop commentaar te geven wordt
geregeld;
− de omgang met een eventueel gedurende het onderzoek noodzakelijke uitbreiding daarvan;
− de eisen die aan het onderzoeksrapport worden gesteld en de omgang met onderliggend
bewijsmateriaal;
− omgang met persoonsgegevens en naleving van de AVG;
− de bewaartermijn van het rapport;
− de wijze waarop delen van het rapport openbaar gemaakt zullen worden.
Het gegeven dat een betrokkene te kennen heeft gegeven niet aan een onderzoek te willen
meewerken, ontslaat de onderzoekers niet van de verplichting deze betrokkene op een
aantal momenten de gelegenheid te geven diens visie te geven of gehoord te worden
(hoor en wederhoor). Dit zal ook geborgd worden in het onderzoeksprotocol.
De definitieve opzet van het onderzoeksprotocol wordt afgestemd tussen Hoffmann en
de gedelegeerd opdrachtgevers. Het Presidium en de Griffier hebben hierin geen rol.
Het eindrapport zal vertrouwelijk aan de Griffier en Presidium worden opgeleverd.
Het rapport zal een samenvatting bevatten van de vastgestelde feiten.
Het Presidium zal deze samenvatting doorgeleiden naar de Kamer.
Afsluitend
Op de werkgever rust op grond van artikel 3 van Arbeidsomstandighedenwet een zorgplicht
om een veilig werkklimaat te garanderen voor zijn medewerkers. Het uitgangspunt van
het Presidium en de Griffier is steeds geweest dat de Tweede Kamer als werkgever wil
kunnen vaststellen of de bij haar werkzame mensen slachtoffer zijn geworden van een
onveilige werkomgeving en zo ja, hoe aan hen, waar daartoe aanleiding is, op individueel
niveau recht kan worden gedaan en wat de organisatie, als daar inderdaad sprake van
is geweest, daarvan kan leren. Met het aanzoeken van extern gedelegeerd opdrachtgevers
is het uitvoeren van het onderzoek niet alleen belegd bij een extern onafhankelijk
bureau maar is ook de aansturing van het onderzoek in de opdrachtgeversrol volledig
op afstand geplaatst. Daarmee wordt iedere schijn van belangenverstrengeling vermeden.
In het onderzoek staat het belang van een veilige werkomgeving voor de werknemers
van de Kamer centraal. Met de opbrengst kan, indien de uitkomsten de sociale onveiligheid
bevestigen, op individueel niveau aan getroffen werknemers passende (na)zorg geboden
worden en kan hen recht worden gedaan. Een uitkomst kan ook zijn dat de meldingen
onjuist zijn of ten onrechte zijn betrokken op mevrouw Arib. Ook een dergelijke vaststelling
is zeer van belang.
Zoals hierboven toegelicht, kan het resultaat van het feitenonderzoek, waarin ook
wordt meegenomen hoe vanuit de werkgever in brede zin (Presidium, Griffier en het
managementteam) op de situaties is gereageerd, samen met de aanbevelingen uit het
cultuuronderzoek van de Universiteit Utrecht, ook dienen als een bouwsteen voor een
vervolgonderzoek, de instelling van een commissie die zich over vervolgvragen gaat
buigen en/of uitbreiding of aanscherping van de bestaande instrumenten om de sociale
veiligheid binnen de Tweede Kamer verder te waarborgen.
Met deze brief heeft het Presidium u zo goed en volledig mogelijk willen informeren
over doel en opzet van het feitenonderzoek, gelet ook op de reflecties van de leden
van de commissie voor de Werkwijze gedaan in de vergadering van 1 november 2022. Gepoogd
is recht te doen aan de zorgen en vragen die er binnen de Kamer leven, zonder afbreuk
te doen aan de zorgplicht die rust op het Presidium en Griffier als werkgever naar
de medewerkers van de ambtelijke organisatie.
Het Presidium benadrukt dat het proces rond het instellen van een feitenonderzoek
veel heeft gedaan met de ambtenaren die zich dag in dag uit inzetten voor het functioneren
van de Tweede Kamer. Het Presidium spreekt de hoop uit dat dit onderzoek in alle rust
en veiligheid kan plaatsvinden, met name met het oog op het welzijn en de (sociale)
veiligheid van alle Kamerambtenaren.
Namens het Presidium,
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, V. Bergkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.A. Bergkamp, Voorzitter van de Tweede Kamer