Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 245 Wijziging van de Participatiewet ten behoeve van de werkvoorzieningen voor visueel beperkten
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
I. ALGEMEEN
Hoofdstuk 1 Inleiding
Dit wetsvoorstel heeft tot doel om de uitvoering van technische werkvoorzieningen
voor mensen uit de doelgroep Participatiewet met een visuele beperking over te dragen
aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), op een vergelijkbare manier
als bij de tolkvoorziening is gebeurd in het kader van de Wet centraliseren tolkvoorzieningen
auditief beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd (hierna:
Wet centraliseren tolkvoorzieningen).1 Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de brief van de voormalige Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 december 2020 aan de Tweede Kamer.2
Op 1 januari 2015 is de Participatiewet ingevoerd. De Participatiewet heeft als doel
mensen met arbeidsvermogen, ook mensen met een arbeidsbeperking, te laten participeren
op de arbeidsmarkt, bij voorkeur bij een reguliere werkgever. Tot 1 januari 2015 was
UWV verantwoordelijk voor de ondersteuning van deze mensen. Sinds de inwerkingtreding
van de Participatiewet op 1 januari 2025 zijn gemeenten door deze wet verantwoordelijk
geworden voor het bieden van ondersteuning aan mensen met arbeidsvermogen die niet
meer kunnen instromen in de Wajong. Daaraan lag de gedachte ten grondslag dat gemeenten
bij uitstek in staat zijn om maatwerk te leveren en integraal beleid in het sociaal
domein te voeren. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer het bieden van arbeidsondersteuning
aan mensen met een visuele beperking3, waaronder de uitvoering van voorzieningen gericht op werk.
Tijdens de behandeling van het voorstel voor een Invoeringswet Participatiewet in
de Tweede Kamer heeft de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
het belang benadrukt van behoud van de voorheen opgebouwde expertise door SW-bedrijven4 voor het op weg helpen en houden van een duurzame plek op de arbeidsmarkt voor mensen
met een visuele beperking. Als uitvloeisel hiervan is in vier arbeidsmarktregio’s
het pilotproject Zichtbaar in Werk gehouden.5 Dit pilotproject is uitgevoerd door Bartiméus, in samenwerking met en met ondersteuning
door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Visio, het UWV, de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Oogvereniging, SBCM (het Kenniscentrum en Arbeidsmarkt-
& Opleidingsfonds voor de sociale werkgelegenheid) en het Instituut Gak. De Tweede
Kamer is daarover geïnformeerd bij de brieven van 24 juni 2016, 14 oktober 2016 en
17 januari 2018.6
Over de uitkomsten van de pilot is een eindrapport Zichtbaar in Werk uitgebracht.
De toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede
Kamer hierover geïnformeerd bij brief van 15 november 2019.7 De pilot richtte zich op jongeren die een opleiding volg(d)en resulterend in een
startkwalificatie. Binnen de pilot Zichtbaar in Werk werd in 2017 en 2018 geëxperimenteerd
met het borgen van expertise en het begeleiden van blinde en slechtziende jongeren
naar werk. Aan de pilot hebben 26 jongeren deelgenomen. Ter ondersteuning is tijdens
de pilotperiode een landelijk Expertisecentrum Arbeid voor mensen met een visuele
beperking ingericht dat samenwerkt met de regionale werkbedrijven. Het eindrapport
deed een aantal aanbevelingen om de dienstverlening aan visueel beperkten in de Participatiewet
te verbeteren:
– Zorg op school voor adequate voorlichting aan de jongeren, hun ouders, school en ondersteuners
over werkmogelijkheden en de ondersteuning daarbij.
– Richt één permanent steunpunt/servicepunt over werken met een visuele beperking in
waar informatie en advies, aanvraag specialistische ondersteuning bij het vinden en
houden van werk en werkvoorzieningen/hulpmiddelen samengebundeld zijn.
– Richt per arbeidsmarktregio een contactpersonennetwerk in voor werken met een visuele
beperking en geef hier ruchtbaarheid aan.
– Communiceer de mogelijkheden van werken met een visuele beperking veel beter.
– Organiseer een verbetertraject voor werkvoorzieningen/hulpmiddelen, met name over
de bekendheid over de processtappen en de mogelijkheden van werkvoorzieningen voor
mensen met een visuele beperking.
– Faciliteer het in beeld brengen van de arbeidsmogelijkheden van de werkzoekende.
In genoemde brief aan de Kamer gaf de toenmalige Staatssecretaris aan dat de uitkomsten
van de pilot in zijn algemeenheid aansluiten op de uitkomsten van het ingezette beleid,
waaronder die van het Breed Offensief. Doel van het Breed Offensief is om meer mensen
met een beperking aan (duurzaam) werk te helpen. Met betrekking tot de aanbeveling
voor één permanent landelijk servicepunt en een verbetertraject voor hulpmiddelen
bij gemeenten is met gemeenten en betrokkenen (sector, UVW) overlegd over verbetermogelijkheden.
De uitkomsten van dat overleg zijn geschetst in de brief van 11 december 2020.8 De ondersteuning van mensen met een visuele beperking behoeft verbetering. Terwijl
circa de helft van de mensen met een arbeidsbeperking aan de kant staat is dit bij
mensen met een visuele beperking ongeveer twee derde. Het gaat om een beperkte doelgroep
waarvoor veelal gespecialiseerde expertise nodig is. Het voornaamste knelpunt is dat
die expertise niet bij alle gemeenten beschikbaar is of daarin kan worden voorzien.
UWV heeft veel expertise en ervaring met het beoordelen en verstrekken van noodzakelijke
technische voorzieningen voor mensen met een visuele beperking. Bovendien is de uitvoering
van deze voorzieningen bij UWV gecentraliseerd. Om die redenen gaf de toenmalige Staatssecretaris
aan voornemens te zijn om het beoordelen en verstrekken van noodzakelijke werkvoorzieningen
voor mensen met een visuele beperking over te dragen aan het UWV, op een vergelijkbare
manier als de centralisatie van de tolkvoorziening. Met de Wet centraliseren tolkvoorzieningen
is de verstrekking van de tolkvoorziening voor auditief beperkten vanaf 1 juli 2019
overgegaan van de gemeenten naar UWV.
De Participatiewet behoort tot de portefeuille van de Minister voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen; het UVW tot de portefeuille van de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid. Omdat het zwaartepunt van dit wetsvoorstel de Participatiewet
betreft, zal het wetsvoorstel vanuit SZW worden ondertekend door de Minister voor
Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
is medeondertekenaar van dit wetsvoorstel, vanwege het feit dat het UWV – een publiekrechtelijk
zelfstandig bestuursorgaan – een nieuwe taak krijgt.9
In het vervolg van deze memorie wordt eerst ingegaan op de inhoud van het wetsvoorstel
(hoofdstuk 2). Daarna komen overige relevante aspecten (hoofdstuk 3) en de flankerende
maatregelen aan de orde (hoofdstuk 4). Vervolgens wordt ingegaan op financiële gevolgen
en regeldruk (hoofdstuk 5) en de uitgebrachte adviezen en commentaren (hoofdstuk 6).
Tot slot wordt ingegaan op inwerkingtreding en overgangsrecht (hoofdstuk 7).
Hoofdstuk 2 Inhoud wetsvoorstel
In de inleiding is geschetst dat de ondersteuning van mensen met een visuele beperking
en met name de uitvoering van voorzieningen verbetering behoeft. Dit wetsvoorstel
heeft tot doel om de uitvoering van technische werkvoorzieningen voor mensen uit de
doelgroep Participatiewet met een visuele beperking te verbeteren. Daartoe wordt de
uitvoering van deze technische werkvoorzieningen door gemeenten overgedragen aan het
UWV, op een vergelijkbare manier als bij de tolkvoorziening is gebeurd in het kader
van de Wet centraliseren tolkvoorzieningen en wordt voorgesteld de Participatiewet
te wijzigen. Deze beleidsinzet zorgt voor eenduidigheid wat betreft de toegankelijkheid
van werkvoorzieningen voor mensen met een visuele beperking en verbetert daarmee hun
positie aanmerkelijk. Dit wordt hieronder toegelicht.
Ongeveer 240 jongeren met een visuele beperking komen per jaar van school en komen
niet of moeilijk aan het werk.10 Daarvan vindt nu slechts een derde duurzaam werk. Als zij geen werk hebben, behoren
zij in beginsel tot de doelgroep van de Participatiewet. Gemeenten hebben blijkens
de pilot en de inzichten van betrokken partijen echter op zo'n kleine groep niet de
vereiste deskundigheid. Ook van de volwassenen met een visuele beperking lukt het
twee derde niet een betaalde baan te krijgen. Belangrijk hierbij is de expertise inzake
de verstrekking van werkvoorzieningen en hulpmiddelen. Dat is lastig voor individuele
gemeenten. Zij krijgen maar een enkele hulpvraag per jaar. Bovendien kunnen de kosten
van werkvoorzieningen en hulpmiddelen voor individuele gemeenten hoog zijn. Anders
dan gemeenten heeft het UWV wel veel expertise en ervaring met de uitvoering van noodzakelijke
werkvoorzieningen voor mensen met een visuele beperking. Bovendien is het, gezien
de benodigde expertise, een winstpunt dat de uitvoering van deze voorzieningen bij
het UWV gecentraliseerd plaatsvindt. Het betreft immers werkvoorzieningen voor een
beperkte doelgroep die technische expertise vraagt. Het is dan efficiënt om de expertise
op centraal niveau te organiseren.
In de tweede plaats voert het UWV nu ook al in het kader van de Wet overige OCW-subsidies
(WOOS) de onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een visuele beperking uit. Jongeren
met een visuele beperking zijn dus in beeld bij het UWV als zij op school zitten en
een voorziening nodig hebben. Wanneer zij de school verlaten en toetreden tot de arbeidsmarkt
zijn zij op grond van dit wetsvoorstel voor de verstrekking van noodzakelijke werkvoorzieningen
niet afhankelijk van een andere uitvoerder. Door het wetsvoorstel wordt bereikt dat
UWV verantwoordelijk is voor de verstrekking van werkvoorzieningen voor mensen met
een visuele beperking, zowel voor jongeren die doorstromen uit het onderwijsdomein
naar het werkdomein als volwassenen in het werkdomein.
Van belang is ook de handreiking «Het werkt anders» die het College voor de Rechten
van de Mens op 23 september 2020 heeft gepubliceerd.11 In opdracht van het College heeft het Nivel op basis van een quick scan van de literatuur
en gesprekken met ervaringsdeskundigen onderzoek gedaan naar de knelpunten die mensen
met een zintuigelijke beperking ervaren op het terrein van werk en de mogelijke oplossingen.
Het gaat hierbij om mensen met een visuele of auditieve beperking. Bevordering van
de arbeidsparticipatie van deze mensen draagt bij aan de naleving van het VN-verdrag
handicap. De handreiking beschrijft diverse oplossingsrichtingen voor het bevorderen
van arbeidsparticipatie, zoals aanpassingen in wet- en regelgeving, betere bemiddeling
en informatievoorziening, betere voorbereiding op de arbeidsmarkt en aanpassingen
van de werkomstandigheden. Volgens de handreiking moet de regelgeving eenvoudiger
en meer uitgaan van de mensen met een beperking zelf. Voor werkgevers moet het aantrekkelijker
gemaakt worden om mensen met een beperking aan te nemen. Met de voorgestelde wetswijziging
wordt naar het oordeel van de regering tegemoetgekomen aan de aanbevelingen van de
handreiking.
De voorgenomen wetswijziging betekent dat het UWV verantwoordelijk wordt voor het
verstrekken van hulpmiddelen en werkvoorzieningen aan mensen met een visuele beperking
uit de Participatiewet. Bij hulpmiddelen en werkvoorzieningen kan worden gedacht aan
voorzieningen als een brailleleesregel, een voorleeshulp, aanpassingen in de software
en dergelijke. Steeds gaat het om voorzieningen die direct verbonden zijn aan het
hebben van een visuele beperking. Bepalend is welke ondersteuning in de concrete situatie
nodig is. Dit is ter beoordeling aan het UWV, in samenspraak met de visueel beperkte.
De overdracht van werkvoorzieningen aan UWV is, net als bij de tolkvoorziening, budgettair
neutraal.
Gemeenten blijven, net als bij de tolkvoorziening, verantwoordelijk voor de arbeidsondersteuning
in den brede en voorts voor de inzet van een jobcoach. Naar aanleiding van de uitgebrachte
uitvoeringstoetsen stelt de regering voor om alle werkvoorzieningen met uitzondering
van de jobcoach voor mensen met een visuele beperking over te hevelen naar UWV (zie
ook hoofdstuk 6).
De regering vindt het gewenst om de jobcoach niet over te hevelen aan UWV. Een jobcoach
is immers niet een technische voorziening waarvoor de expertise van UWV nodig is.
Bovendien hebben gemeenten inmiddels veel ervaring met de inzet van een jobcoach.
De inzet van een jobcoach kan dus bij gemeenten blijven.
Anders dan bij de Wet centraliseren tolkvoorzieningen ziet dit wetsvoorstel alleen
op het werkdomein en niet op het leefdomein. In overleg met betrokken partijen is
vastgesteld dat voorzieningen in het leefdomein thans afdoende zijn geregeld in de
Zorgverzekeringswet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Voorts zijn in
de pilot Zichtbaar in Werk alleen ervaringen opgedaan in het werkdomein. Om die reden
wordt hier geen wijziging in aangebracht.
Op een vergelijkbare manier als in de Wet centraliseren tolkvoorzieningen zijn in
dit wetsvoorstel de kaders op hoofdlijnen neergelegd en kan uitwerking plaatsvinden
bij lagere regelgeving.
De regering is voorts voornemens om op AMvB-niveau een discretionaire bevoegdheid
voor UWV te regelen om maatwerk te leveren (zie voorts ook hoofdstuk 6). Daarnaast
kan niet worden uitgesloten dat nog op andere punten lagere regelgeving nodig blijkt
te zijn met het oog op bijvoorbeeld de uitvoering. Te denken valt aan het vastleggen
van de vergoeding voor bepaalde hulpmiddelen. Om die reden is gebruikgemaakt van een
zogenoemde kan-bepaling. Hiermee wordt de bevoegdheid om bij lagere regelgeving nadere
regels te stellen in de wettekst verankerd. In het wetsvoorstel wordt de regelgevende
bevoegdheid met betrekking tot voorschriften over de omvang en de inhoud van de werkvoorziening
en de voorwaarden, waaronder de werkvoorziening wordt verleend, gedelegeerd aan de
regering. De regelgevende bevoegdheid die ziet op voorschriften van administratieve
aard, namelijk die over de vergoeding van de werkvoorziening, wordt rechtstreeks aan
de Minister gedelegeerd. Doordat de rechten zijn vastgelegd op wetsniveau zijn de
rechten van visueel beperkten duidelijk en bestendig, maar blijft de flexibiliteit
in de uitvoering behouden door dit bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
te regelen.
Aanvraag werkvoorziening
Mensen met een visuele beperking uit de doelgroep Participatiewet kunnen op grond
van dit wetsvoorstel een aanvraag voor een werkvoorziening indienen bij het UWV. Voor
overige vormen van (arbeids)ondersteuning, zoals een jobcoach, blijven zij aangewezen
op de gemeente waar zij woonachtig zijn.
Als de gemeente belast is met de re-integratie van de visueel beperkte kan de gemeente
ook de werkvoorziening aanvragen bij het UWV.
Als een persoon met een visuele beperking een aanvraag tot een werkvoorziening doet
bij een ander bestuursorgaan dan dat bevoegd is, zendt het bestuursorgaan geschriften
tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is onverwijld door
aan dat orgaan. De persoon met een visuele beperking ontvangt gelijktijdig een mededeling
daarvan (artikel 2:3, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb).
Bezwaar en beroep
Het toekennen of afwijzen van een aanvraag voor een werkvoorziening is een besluit
in de zin van de Awb. Hiertegen kan de persoon met een visuele beperking in bezwaar
bij het UWV en beroep bij de rechtbank, sector bestuursrecht, instellen.
Voor besluiten over overige vormen van (arbeids)ondersteuning, zoals een jobcoach,
geldt de bezwaarprocedure bij de gemeente waar zij woonachtig zijn.
Als een persoon met een visuele beperking een bezwaar- of beroepschrift indient bij
een onbevoegd bestuursorgaan (bij het college of bij het UWV terwijl het de ander
moet zijn) of bij een onbevoegde bestuursrechter, wordt het, onder vermelding van
de datum van ontvangst, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegd orgaan, onder
gelijktijdige mededeling hiervan aan de persoon met een visuele beperking (artikel 6:15,
eerste lid, Awb).
Het wetsvoorstel is een gunstige maatregel vanuit klantperspectief. Het gaat om een
kleine doelgroep. Gelet hierop verwacht de regering op voorhand niet dat het wetsvoorstel
zal leiden tot meer bezwaar- en beroepzaken. Voorts wordt de discretionaire bevoegdheid
in het leven geroepen ten gunste van de visueel beperkte.
Hoofdstuk 3. Overige relevante aspecten
3.1. Persoonsgegevens
Op grond van artikel 10h van de Participatiewet krijgt het UWV de (nieuwe) wettelijke
taak om visueel beperkten uit de gemeentelijke populatie te ondersteunen met werkvoorzieningen
in het kader van hun arbeidsinschakeling.
Op grond van artikel 73a Wet SUWI kan het UWV gegevens die het heeft verkregen bij
de uitvoering van een bij of krachtens die of een andere wet, zoals de Participatiewet,
aan hen opgedragen taak, verwerken voor de uitvoering van een andere wettelijke taak.
Hiermee is geregeld dat een aanvrager in verschillende domeinen niet opnieuw gegevens
hoeft aan te leveren. Gegevens die bijvoorbeeld verband houden met de verwerking van
een voorziening in het kader van onderwijs, kunnen ook worden gebruikt in het kader
van de taak van het UWV voor de arbeidsinschakeling op grond van deze wet. Op die
manier hoeft de aanvrager niet telkens dezelfde gegevens aan te leveren. Dit voorkomt
administratieve fouten en administratieve lasten. Artikel 73a van de Wet SUWI regelt
verder dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke gegevens
kunnen worden gebruikt en dat regels kunnen worden gesteld voor de wijze waarop de
gegevensverstrekking plaatsvindt. Gegevens betreffende de gezondheid mogen in dat
kader ook verwerkt worden op grond van artikel 9 van de Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG) en artikel 30, eerste lid, onderdeel a, Uitvoeringswet AVG. Het gaat hier om
het persoonsgegeven dat iemand visueel beperkt is. Het UWV verwerkt gegevens die noodzakelijk
zijn voor het toekennen van de werkvoorzieningen aan mensen uit de doelgroep Participatiewet
met een visuele beperking. Het wetsvoorstel voldoet ook aan de vereisten van proportionaliteit
en subsidiariteit die volgen uit artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens (EVRM). Het doel van dit wetsvoorstel is om visueel beperkten te ondersteunen
bij werken met werkvoorzieningen zodat zij in staat worden gesteld zoveel mogelijk
op gelijke voet te participeren in de maatschappij met personen zonder visuele beperking.
Om dit doel te kunnen bereiken zal het UWV informatie over de betrokkene moeten kunnen
verwerken om tot een onderbouwde, passende en rechtmatige ondersteuning te komen.
De proportionaliteit is gewaarborgd doordat er slechts gebruik wordt gemaakt van de
meest noodzakelijke, tot het minimum beperkte gegevensset.
3.2. Verhouding tot hoger recht
Het toekennen en verstrekken van werkvoorzieningen draagt bij aan de verwezenlijking
van het recht op toegang tot arbeid, dat in meerdere verdragen is verankerd.12 Dit wetsvoorstel ziet echter specifiek op de verbetering van de toegang tot arbeid
voor mensen met een visuele beperking. In dat kader is vooral het VN-verdrag inzake
de rechten van personen met een handicap en over aangelegenheden die betrekking hebben
op personen met een handicap (hierna: VN-verdrag handicap) van belang. Het VN-verdrag
handicap geeft specifiek voor mensen met een handicap, waaronder ook mensen met een
visuele beperking, een nadere invulling van bestaande mensenrechten. Daarbij gaat
het vooral om gelijke behandeling en participatie in de samenleving. Voor de beoordeling
van dit wetsvoorstel ter uitvoering van het VN-verdrag handicap, is gebruikgemaakt
van de handreiking «Wetgeving en het VN-verdrag handicap» van het College voor de
Rechten van de Mens. Op het terrein van werk en inkomen beoogt dit wetsvoorstel de
participatie van mensen met een visuele beperking te bevorderen door de toekenning
en verstrekking van werkvoorzieningen verbonden aan een visuele beperking te centraliseren
bij UWV. Dit is een verbetering voor de doelgroep en sluit aan bij de algemene doelstelling
van het VN-verdrag Handicap en in het bijzonder aan de verwezenlijking van artikel 27,
aanhef, en onder e, van dit verdrag, dat ziet op de ondersteuning bij het vinden,
verwerven en behouden van werk, dan wel de terugkeer naar werk (artikel 27, aanhef
en onder e, VN-verdrag handicap). Daarnaast draagt het wetsvoorstel bij aan de verwezenlijking
van artikel 26 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat ziet
op de integratie van personen met een handicap en artikel 15 van het Europees Sociaal
Handvest, dat ziet op het recht van personen met een handicap op onafhankelijkheid,
sociale integratie en participatie in het gemeenschapsleven. In dat artikel wordt
in het derde lid zelfs expliciet gesproken over het treffen van maatregelen, met inbegrip
van technische hulpmiddelen, die gericht zijn op het overwinnen van belemmeringen
met betrekking tot communicatie en mobiliteit.
In het kader van de internetconsultatie heeft ook het College voor de Rechten van
de Mens op het wetsvoorstel gereageerd. Hierop wordt ingegaan in hoofdstuk 6.
3.3. Verhouding tot andere nationale regelgeving
In dit wetsvoorstel wordt rekening gehouden met de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
(Wet WIA), de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en
de WOOS waarin reeds de voorzieningen voor het werk- en onderwijsdomein zijn opgenomen.
Hierover is opgenomen dat voorzieningen die reeds onder één bepaald domein vallen,
niet vanuit een ander domein bekostigd kunnen worden. Dit maakt het mogelijk om per
domein een bewuste afweging te maken over de mate waarin een werkvoorziening noodzakelijk
is voor de participatie van een visueel beperkte.
Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
In de Wajong, de Wet WIA en de WOOS wordt het UWV bij wet aangewezen als uitvoeringsinstantie
voor het verstrekken van werkvoorzieningen. Voorgesteld wordt om ook de gemeentelijke
taken voor het leveren van werkvoorzieningen op grond van de Participatiewet aan mensen
met een visuele beperking te centraliseren bij het UWV. Bij de toevoeging van een
taak aan een bestaand zelfstandig bestuursorgaan dient getoetst te worden aan de in
artikel 3 van de Kaderwet zelfstandig bestuursorganen neergelegde instellingsmotieven.
Bij werkvoorzieningen op grond van de Wajong, de Wet WIA en de WOOS is sprake van
taken die zelfstandig op basis van deskundigheid en op afstand van de politiek wordt
uitgevoerd. Het gaat om het toekennen van wettelijk vastgelegde voorzieningen (beschikkingen
in de zin van de Awb) naar aanleiding van lichamelijke beperkingen waarbij een onafhankelijke
medische beoordeling wordt betrokken. Bij de besluitvorming spelen enkel de aard van
de beperkingen van de cliënt en de (coördinatie van) reeds toegekende voorzieningen
een rol (geen dubbele verstrekking). De regering respectievelijk de Minister van SZW
kunnen op grond van lagere regelgeving de inhoudelijke kaders, de tarieven, de omvang
van de voorziening en voorwaarden voor de verstrekking van de voorzieningen vaststellen.
Het UWV voert vervolgens strikt regelgebonden de taken uit op grond van de artikelen
34a en 35 van de Wet WIA, 2.22 en 2.23 van de Wajong en artikel 19a van de WOOS. Dit
voorstel beoogt zoals genoemd hier de vergelijkbare taken voor het verstrekken van
werkvoorzieningen ten behoeve van arbeidsinschakeling van visueel beperkten op grond
van de Participatiewet aan toe te voegen. Vanuit het oogpunt van doelmatigheid, met
name de goede aansluiting bij andere zbo-taken van het UWV, is het van belang om ook
deze taken door het UWV te laten uitvoeren. Een voordeel van deze keuze is dat geen
andere uitvoerder kennis en expertise hoeft op te bouwen over deze specifieke materie
en dat met het UWV als uitvoerder de continuering van een goede uitvoering gewaarborgd
blijft. Op die manier worden, net als bij de tolkvoorziening, de vruchten van de bestaande
expertise en organisatie op het vlak van de werkvoorzieningen voor visueel beperkten
zoveel mogelijk geplukt en wordt de cliënt één herkenbaar loket geboden waarachter
taak en de bevoegdheid samen zijn gebracht. Het motief om deze taak bij het UWV te
beleggen is dan ook de onafhankelijke oordeelsvorming op basis van specifieke deskundigheid.
Hoofdstuk 4 Flankerende maatregelen
Als flankerende maatregel bij de voorgenomen wetswijziging en als follow up op het
gevoerde overleg is de sector gevraagd om SZW, samen met UWV en gemeenten te adviseren
over een mogelijk servicepunt werken met een visuele beperking en over de vraag hoe
en op welke wijze een passende en werkbare signaleringsfunctie zou kunnen worden vormgegeven,
zodat mensen met een visuele beperking tijdig bij gemeenten in beeld komen. Het is
immers van groot belang dat mensen met visuele beperking in beeld zijn, passende ondersteuning
ontvangen en aan het werk worden geholpen.
Op 14 juli 2021 is de verkenning over een servicepunt en signaleringsfunctie beschikbaar
gekomen. De verkenning bevat 2 aanbevelingen:
1. Creëer een breed landelijk servicepunt «werken met een visuele beperking», met name
voor advies en informatie en eventueel begeleiding.
2. Richt een signaleringsfunctie c.q. warme overdracht naar gemeenten in voor visueel
beperkte jongeren zonder werk.
Deze aanbevelingen hebben in beginsel steun van de stakeholders, vooral van de sector
en de Oogvereniging, de LCR, Ieder(in) en het College voor de Rechten van de Mens.
Uitwerking van deze aanbevelingen vergt een zorgvuldig proces en afstemming met betrokken
stakeholders. De sector en Oogvereniging hebben zich bereid verklaard het voortouw
te nemen bij de uitwerking van een servicepunt in afstemming met VNG/Divosa en UWV.
Na verdere uitwerking kan hierover nadere besluitvorming plaatsvinden.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het wetsvoorstel en de flankerende maatregelen
moeten worden onderscheiden. Het wetsvoorstel staat op zich en «regelt» de overheveling
van werkvoorzieningen voor visueel beperkten in de Participatiewet naar UWV. De flankerende
maatregelen vergen geen regelgeving maar beogen de positie van mensen met een visuele
beperking te versterken door een informatie/adviesfunctie (servicepunt) c.q. warme
overdracht (signaleringsfunctie). De flankerende maatregelen zijn nog voorwerp van
overleg met betrokken partijen.
Hoofdstuk 5 Financiële gevolgen en regeldruk
Financiële gevolgen
Visueel beperkten die onder de doelgroep van de Participatiewet vallen, kunnen zich
voortaan bij het UWV in plaats van gemeenten melden voor alle werkvoorzieningen met
uitzondering van de jobcoach. Gemeenten hoeven deze voorzieningen niet langer te verstrekken.
Om een inschatting te maken van de kosten van de voorzieningen voor de doelgroep is
gekeken naar de kosten die het UWV maakt voor deze voorzieningen voor de WIA en Wajong
doelgroep in 2021. Voor het aantal personen met een visuele beperking in de Participatiewet
is uitgegaan van een structureel bestand van rond de 3.000 personen, met een ingroeipad
van jaarlijks 80 personen. De kosten voor de werkvoorzieningen nemen door de oplopende
doelgroep jaarlijks op tot een structurele hoogte van 2 miljoen euro. Ook is er sprake
van uitvoeringskosten, incidenteel gaat dit om 750.000 euro voor implementatiekosten
en structureel om 290.000 euro per jaar. De middelen voor de werkvoorzieningen en
de structurele uitvoeringskosten worden overgeheveld van het Gemeentefonds naar de
Begroting van SZW. De incidentele uitvoeringskosten worden opgevangen binnen de SZW-begroting.
Hieronder zijn de kosten bij inwerkingtreding per 1-1-2024 tot de begrotingshorizon
weergegeven.
Budgettaire gevolgen (x mln euro’s)
2023
2024
2025
2026
2027
Voorzieningen
0,00
0,61
0,65
0,69
0,72
Structurele Uitvoeringskosten
0,00
0,29
0,29
0,29
0,29
Incidentele Uitvoeringskosten
0,50
0,25
0,00
0,00
0,00
Regeldruk
Doel van dit wetsvoorstel is de positie van mensen met een visuele beperking te verbeteren
door de verstrekking van werkvoorzieningen te beleggen bij UWV (in plaats van bij
gemeenten). Hiervan wordt betere dienstverlening aan de burger verwacht.
Deze paragraaf brengt de effecten ten aanzien van de regeldruk van dit wetsvoorstel
in kaart.
De inhoudelijke nalevingskosten voor burgers, bedrijven en professionals en de administratieve
lasten vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk.
Hierna spreken we kortweg over «de kosten van regeldruk».
Het wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de kosten van regeldruk voor professionals
en bedrijven. Het wetsvoorstel heeft wel invloed op de ontwikkeling van de kosten
van regeldruk voor burgers. Naar verwachting zal dit effect sterk wisselen van persoon
tot persoon. Zo zal een persoon die naast de werkvoorzieningen die straks bij UWV
zijn belegd nog een jobcoach via de gemeente ontvangt mogelijk een verzwaring ervaren,
omdat deze persoon nu bij meerdere partijen een aanvraag moet indienen. Echter kunnen
er ook mensen zijn die na of naast een onderwijsvoorziening ook een werkvoorziening
nodig hebben. De onderwijsvoorziening loopt op dit moment al via het UWV. Voor deze
personen zal er sprake zijn van een lastenverlichting, omdat zij nog slechts met één
partij te maken hebben. Hierbij moet worden aangetekend dat de gemeente die immers
belast is met de re-integratie van de visueel beperkte ook de werkvoorziening kan
aanvragen bij het UWV.
Hoofdstuk 6 Advies en consultatie
Adviescollege toetsing regeldruk
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) is gevraagd om het wetsvoorstel te beoordelen.
Ook is het wetsvoorstel voor internetconsultatie uitgezet. De regering gaat hieronder
in op de ontvangen reacties.
UWV
Aan UWV is gevraagd een uitvoeringstoets uit te brengen. UWV heeft in dat kader ook
een doenvermogentoets uitgevoerd. De uitkomsten van deze doenvermogentoets zijn verwerkt
in de uitvoeringstoets die UWV heeft uitgevoerd13.
UWV geeft aan graag bij te dragen aan het voorstel. UWV oordeelt evenwel dat het wetsvoorstel
vanuit het klantperspectief niet uitvoerbaar is, tenzij er aan drie randvoorwaarden
wordt voldaan, te weten:
1. Het conceptwetsvoorstel hevelt alleen voorzieningen over naar UWV die onlosmakelijk
verbonden zijn aan het hebben van een visuele beperking. Hieronder valt niet een vervoersvoorziening.
Omdat veel visueel beperkten ook afhankelijk zijn van een vervoersvoorziening om op
het werk te komen, heeft deze «knip» tot gevolg dat zij alsnog met diverse loketten
te maken hebben voor hun werkvoorziening. Dat is vanuit de één loket gedachte voor
de cliënt niet wenselijk (dit komt ook naar voren in de doenvermogentoets). Daarnaast
betekent meerdere loketten dat niet geborgd kan worden dat de cliënt alle benodigde
voorzieningen om te werken ook daadwerkelijk verstrekt krijgt. UWV stelt voor om voor
de Participatiewet cliënten met een visuele beperking alle werkvoorzieningen over
te dragen aan UWV, uitgezonderd de jobcoach.
2. UWV wil kunnen handelen vanuit het perspectief van de cliënt. UWV wil voorkomen dat
de cliënt een voorziening dient in te leveren, omdat werk even stopt, maar na een
korte tussenpoos een nieuw contract zich aandient en de cliënt opnieuw een aanvraag
voor een voorziening dient te doen. UWV stelt daarom voor dat er in het wetsvoorstel
een discretionaire bevoegdheid komt voor UWV om hier maatwerk te leveren.
3. Voor invoeringsdatum van de wet dienen gemeenten (via VNG) en UWV onderlinge samenwerkingsafspraken
gemaakt te hebben, waaronder afspraken over informatie-uitwisseling tussen UWV en
gemeenten. Hierbij gaat het om informatie-uitwisseling over de cliënt (principe van
eenmalige uitvraag) maar ook over bijvoorbeeld de vraag hoe UWV handelt als een cliënt
UWV benadert voor een reparatie of onderhoud van een voorziening die eerder door gemeente
is verstrekt.
De regering heeft de voor- en nadelen van de eerste randvoorwaarde gewogen. De voordelen
van deze randvoorwaarde zijn hiervoor reeds aangegeven. Daartegenover staat dat gemeenten
van mening zijn de nodige expertise te hebben ten aanzien van de overige werkvoorzieningen,
zoals de vervoersvoorzieningen. Zij hebben daarom aarzelingen bij deze verruiming.
Daarnaast leidt deze randvoorwaarde gegeven het uitgangspunt van budgettaire neutraliteit
tot extra uitname bij gemeenten. De regering concludeert na overleg met UWV en VNG
alles afwegende dat deze randvoorwaarde vanuit klantperspectief in de rede ligt. Dit
voorkomt dat de cliënt met een visuele beperking te maken krijgt met t verschillende
beoordelingen van UWV en gemeenten en vindt steun bij de sector en cliëntenorganisaties.
De financiële gevolgen hiervan zijn in hoofdstuk 5 verwerkt.
De regering wil aan de tweede randvoorwaarde van UWV voldoen door een discretionaire
bevoegdheid voor UWV om maatwerk te leveren op AMvB-niveau te regelen. Dit zou uit
oogpunt van gelijkheid wellicht ook gevolgen moeten hebben voor de werkvoorzieningen
voor visueel beperkten op grond van de WIA en Wajong, waar dit ook speelt, en eventuele
andere doelgroepen. De regering wil dit bezien bij de uitwerking van genoemde AMvB.
De regering beaamt het belang van de derde randvoorwaarde. De regering wil UWV en
gemeenten vragen om te voorzien in tijdige samenwerkingsafspraken om de uitvoering
in goede banen te leiden.
Voorts merkt UWV op dat invoering van het wetsvoorstel voor UWV niet haalbaar is per
1 januari 2023. Dit komt door een overvolle veranderagenda. Voor de werknemersaanvragen
is 1 juli 2023 haalbaar en voor de gemeentelijke aanvragen is dat 1 januari 2024.
Om die reden streeft de regering uit oogpunt van eenduidige communicatie naar invoering
per 1 januari 2024 voor zowel aanvragen van werknemers als gemeenten.
Voorts merkt UWV op dat een goede samenwerking met het leefdomein cruciaal is voor
een zo burgervriendelijk mogelijke dienstverlening en om bijvoorbeeld dubbele verstrekkingen
te voorkomen. UWV ziet graag een jaar na invoeringsdatum een evaluatie, waarin ook
bovenstaand aspect wordt meegenomen, zodat hiermee naar de toekomst toe gekeken kan
worden of de beoogde samenwerking afdoende functioneert.
De regering is voornemens om de implementatie en uitvoering van het wetsvoorstel goed
te monitoren. Zoals eerder in deze memorie van toelichting is aangegeven, is in overleg
met betrokken partijen geconstateerd dat voorzieningen in het leefdomein thans voldoende
zijn geregeld en dat dit wetsvoorstel, anders dan bij de tolkvoorziening, uitsluitend
toeziet op het werkdomein en niet op het leefdomein.
Tot slot wil UWV met SZW en gemeenten in gesprek om niet alleen de werkvoorzieningen
voor de Participatiewetcliënten met een visuele beperking over te hevelen naar UWV,
maar dit op termijn (2025) te regelen voor de werkvoorzieningen voor alle Participatiewetcliënten.
De regering merkt hierover op dat dit voorstel een brede strekking heeft en een zorgvuldig,
apart traject vergt voor de langere termijn. De regering is graag bereid dit overleg
met UWV en gemeenten te voeren. Dit gaat de reikwijdte van dit wetsvoorstel echter
te buiten.
VNG
Aan de VNG is gevraagd een bestuurlijke reactie uit te brengen. De VNG geeft aan dat
over dit voornemen verschillende keren ambtelijk overleg heeft plaats gehad. De VNG
heeft geen bezwaar tegen het voorstel. De VNG vraagt vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt
nog aandacht voor het feit dat bij inwerkingtreding van de wet, gemeenten op de hoogte
moeten worden gesteld van de voorgenomen wijziging, zodat zij in de uitvoeringspraktijk
op de hoogte zijn van het gegeven dat UWV bij de re-integratie van deze doelgroep
mede een rol krijgt. Naar het oordeel van de VNG volstaat een publicatie in Gemeentenieuws,
naast informatie op de website van de VNG.
De regering is voornemens deze suggestie van de VNG te volgen.
Zoals hiervoor is opgemerkt heeft de regering voorts naar aanleiding van het commentaar
van UWV alles afwegende besloten om alle werkvoorzieningen met uitzondering van de
jobcoach voor mensen met een visuele beperking over te hevelen aan UWV.
De Landelijke Cliëntenraad (LCR)
De LCR heeft een cliëntentoets uitgebracht op het wetsvoorstel. Hierin zijn de ervaringen
van cliënten in de praktijk opgehaald. Voor de LCR is het van belang de stem van mensen
met een visuele beperking goed te laten doorklinken, mede vanwege signalen dat er
nu soms sprake is van gebrekkige dienstverlening.
Voor de LCR staat dit wetsvoorstel niet los van de voorzieningen die breder aan mensen
met zintuigelijke beperkingen beschikbaar worden gesteld. De LCR maakt zich er sterk
voor dat alle groepen, ongeacht de aard van hun beperking, op eenzelfde manier gebruik
kunnen maken van gelijkwaardige voorzieningen. Binnen de kaders van de huidige wet-
en regelgeving en de huidige uitvoering is er sprake van grote verschillen: bij wie
moet ik aankloppen, wat is de procedure, wat zijn de voorwaarden, wat kan ik verwachten?
Het gaat er uiteindelijk om dat alle mensen met een zintuigelijke beperking dezelfde
kansen krijgen. De LCR gaat graag in gesprek over de verdere uitwerking van dit wetsvoorstel.
De regering heeft de inbreng van de LCR meegewogen bij de verwerking van de commentaren.
Dit blijkt ook uit de reactie van de regering op de volgende punten.
De LCR steunt het voornemen om de uitvoering van werkvoorzieningen voor visueel beperkten
over te hevelen naar UWV. Tegelijk heeft de LCR nog enkele vragen.
Het eerste punt betreft het kunnen bieden van maatwerk vanuit het uitgangspunt dat
de behoeften van de doelgroep leidend zijn. Het begrip maatwerk zou in dit verband
duidelijk moeten worden omschreven. In het bijzonder wijst de LCR op de transitie
binnen en tussen de twee genoemde fasen: onderwijs en werk, werk naar werk. De LCR
bepleit een duidelijke taakomschrijving door UWV. Uitgangspunt moet volgens de LCR
zijn de behoeften van de persoon die de voorziening nodig heeft. Mogelijk kan dit
in de uitleg van de wet nog worden toegelicht. Nu is dit volgens de LCR nog onduidelijk.
De regering onderschrijft dat de behoeften van de persoon die de voorziening nodig
heeft een centraal uitgangspunt is. Wat betreft transities tussen onderwijs en werk
merkt de regering op dat UWV nu al de onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een
visuele beperking uitvoert. Door het wetsvoorstel wordt UWV ook verantwoordelijk voor
de verstrekking van werkvoorzieningen voor mensen met een visuele beperking, ook voor
jongeren die doorstromen uit het onderwijsdomein naar het werkdomein. Dit bevordert
een soepele overgang van onderwijs naar werk.
Zoals aangegeven in reactie op het commentaar van UWV wil de regering verder de door
UWV gevraagde discretionaire bevoegdheid op AMvB-niveau regelen. Dit zou uit oogpunt
van gelijkheid wellicht ook gevolgen moeten hebben voor de werkvoorzieningen voor
visueel beperkten op grond van de WIA en Wajong, waar dit ook speelt, en eventuele
andere doelgroepen. De regering wil dit bezien bij de uitwerking van genoemde AMvB.
Voorts bepleit de LCR het zorgen voor samenhang met andere, soortgelijke voorzieningen tussen de gemeente en UWV en tussen andere
wet- en regelgeving.
Het oorspronkelijke wetsvoorstel laat andere soorten voorzieningen (bijv. vervoersvoorzieningen
en jobcoaching) bij gemeenten. Dit leidt tot veel onzekerheid en veel extra werk. Niet zelden leidt
dit ertoe dat mensen afhaken. Om hieraan tegemoet te komen is het volgens de LCR wenselijk
dat het Rijk een langetermijnvisie ontwikkeld voor hoe de doelgroep voorzieningen
krijgt aangeboden en hoe dit op een samenhangende en overzichtelijke manier kan gebeuren.
De LCR bepleit de «één overheid»-benadering. Diensten voor een burger horen zoveel
mogelijk geïntegreerd te zijn.
Zoals aangegeven in reactie op het commentaar van UWV heeft de regering het voorstel
van UWV gevolgd om alle werkvoorzieningen voor visueel beperkten over te hevelen naar
UWV, uitgezonderd de jobcoach. De regering meent hiermee ook binnen de kaders van
dit wetsvoorstel in belangrijke mate tegemoet te zijn gekomen aan het pleidooi van
de LCR.
De LCR is van oordeel dat de bewaking van de samenhang ook nodig is als gemeenten
een duidelijkere rol krijgen in het signaleren van cliënten en de behoeften van cliënten.
Het is voor de LCR vooralsnog onduidelijk hoe deze signaleringsfunctie efficiënt en
klantvriendelijk gekoppeld kan worden aan de werkwijze en processen bij UWV. De regering
is op de signaleringsfunctie ingegaan in hoofdstuk 4 en verwijst daarvoor naar genoemd
Hoofdstuk.
Verder bepleit de LCR het volwaardig borgen van participatie door de doelgroep zelf.
De inbreng van de doelgroep is van groot belang om het dienstverlenersniveau hoog
te houden. De LCR pleit ervoor specifiek in de wet te benoemen dat (a) vertegenwoordigers
van de doelgroep mede het beleid in de uitvoering van de wet tot stand brengen en
het blijven toetsen, (b) dat dit gebeurt op een transparante en gestructureerde manier
en (c) het organisatieniveau wordt gekozen dat het meest geschikt is. De LCR bepleit
ook een klantreis te organiseren met enkele ervaringsdeskundigen en hun ervaringen
te delen met de uitvoering.
De regering acht het gewenst om cliënten in beleid en uitvoering te betrekken bij
de voortgang van dit wetsvoorstel. De regering ziet echter geen aanleiding om cliëntenparticipatie
in dit wetsvoorstel wettelijk te borgen. UWV kent al een Cliëntenraad en heeft periodiek
overleg met de Oogvereniging. In de Participatiewet is verder de cliëntenparticipatie
al wettelijk geregeld.
Ook is het kabinetsbeleid om betrokkenen te consulteren via gerichte consultaties
en internetconsultatie. De regering vindt het een goed idee om een klantreis te organiseren
en heeft de LCR gevraagd de klantreis met ervaringsdeskundigen te organiseren.
De klantreis is inmiddels uitgevoerd. De klantreis is gebaseerd op 8 interviews en
laat zien dat er meerdere routes voor visueel beperkten zijn. Zo zijn er naast routes
via UWV en gemeenten ook routes via de zorgverzekeraar en de WMO.
De LCR doet in de klantreis meerdere aanbevelingen. Op het vlak van wetgeving is de
belangrijkste aanbeveling om één regeling voor deze groep te treffen. Zoals eerder
aangegeven kiest de regering er in het kader van dit wetsvoorstel voor om werkvoorzieningen
voor visueel beperkten die nu via gemeenten te lopen over te hevelen naar UWV. De
overige routes blijven daarmee intact.
Op het vlak van uitvoering en bejegening is de belangrijkste aanbeveling het inrichten
van één servicepunt. Hierop is in hoofdstuk 4 van deze memorie van toelichting reeds
ingegaan. De klantreis geeft geen aanleiding tot verdere wijzigingen in het onderhavige
wetsvoorstel. De LCR doet de suggestie de klantreis openbaar te maken. De regering
geeft hieraan gevolg.
Nederlandse Arbeidsinspectie
De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben ten aanzien
van de toezichtbaarheid. De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft ambtelijk één technische
opmerking doorgegeven. Deze is in de toelichting verwerkt.
Adviescollege toetsing regeldruk
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor
een formeel advies, omdat het – behoudens de eenmalige kennisnemingskosten – geen
gevolgen voor de regeldruk heeft.
Autoriteit persoonsgegevens
De Autoriteit persoonsgegevens heeft geen opmerkingen over het conceptwetsvoorstel.
Internetconsultatie
Het wetsvoorstel heeft van 24 augustus tot en met 21 september 2021 opengestaan voor
internetconsultatie. De consultatie heeft 12 reacties opgeleverd waarvan 1 niet-openbaar.
De regering wil iedereen bedanken voor de inbreng. Hierna gaat de regering in op de
belangrijkste punten. Daarbij gaat de regering met name in op de reacties van het
College voor de Rechten van de Mens, van Ieder(in) en een aantal individuele reacties.
De meeste reacties uit de internetconsultatie zijn het eens met de voorgestelde overheveling
van werkvoorzieningen naar UWV en de daarvoor gegeven motivering. Daarnaast brengen
de reacties een aantal vraagpunten onder de aandacht.
Het College voor de Rechten van de Mens
Het College is verheugd met het voorstel en verwacht dat dit zal kunnen bijdragen
aan een positieversterking van mensen met een visuele beperking (art. 27 van het VN-verdrag
handicap). Het voorstel raakt in positieve zin aan de grondbeginselen in het VN-verdrag
handicap: toegankelijkheid, volledige en daadwerkelijke participatie en autonomie.
Uit de toelichting maakt het College op dat organisaties die mensen met een visuele
beperking representeren, zoals de Oogvereniging, bij de totstandkoming betrokken zijn
en zich er in kunnen vinden.
In zijn wetgevingsadvisering hanteert het College een vast beoordelingskader voor
ontwerpwetgeving die het VN-verdrag handicap uitvoert of die mensen met een beperking
raakt. Dit beoordelingskader omvat een grondbeginselen-check, een rechten-en-verplichtingen-check
en een coördinatiecheck. In het licht van deze elementen heeft het College drie adviezen.
Allereerst adviseert het College mensen met een beperking en hun organisaties ook
actief en tijdig bij de uitvoering van het voorstel te (blijven) betrekken. De regering
is voornemens hieraan gevolg te geven.
In de tweede plaats adviseert het College de omvang van de voorgenomen centralisatie
nader toe te lichten. Het College begrijpt het voorstel zo, dat de toekenning van
andere – meer algemene – voorzieningen benodigd voor arbeidsdeelname van mensen met
een visuele beperking in de Participatiewet nog steeds bij gemeenten kan liggen. Het
College leidt daaruit af dat mensen met een visuele beperking in de Participatiewet
alsnog bij meerdere loketten zullen moeten aankloppen om alle voor werk benodigde
voorzieningen te verkrijgen. Het College verzoekt de regering in de toelichting in
te gaan op de vraag of dit zo is, bijvoorbeeld voor arbeidsbemiddeling en vervoer.
Ook rijst de vraag hoe dit zich verhoudt tot het doel van het wetsvoorstel om, het
VN-verdrag handicap indachtig, de toekenning en verstrekking van werkvoorzieningen
aan mensen met een visuele beperking te centraliseren. Wanneer de aanvraag- en toekenningsprocedures
voor álle voor werk benodigde voorzieningen voor mensen met een visuele beperking
gecentraliseerd zijn, bij voorkeur bij de organisatie met de meeste expertise en ervaring,
sluit dit immers nog beter aan bij het VN-verdrag handicap.
Zoals aangegeven in reactie op het commentaar van UWV heeft de regering het voorstel
van UWV gevolgd om alle werkvoorzieningen voor visueel beperkten over te hevelen naar
UWV, uitgezonderd de jobcoach. De regering meent hiermee ook binnen de kaders van
dit wetsvoorstel in belangrijke mate tegemoet te zijn gekomen aan het pleidooi van
het College voor de Rechten van de Mens. De regering acht het van belang dat de gemeente
verantwoordelijk blijft voor de arbeidsondersteuning van mensen uit de Participatiewet
met een visuele beperking, omdat gemeenten ook verantwoordelijk zijn voor de inkomensondersteuning
van deze mensen en ondersteuning vanuit de Wmo. Voor meer specialistische voorzieningen
gericht op werk (uitgezonderd de jobcoach) kunnen zij voortaan echter een beroep doen
op de expertise van UWV.
In de derde plaats adviseert het College te besluiten tot het instellen van een gespecialiseerd
servicepunt met signaleringsfunctie. Al eerder attendeerde het College de regering
en UWV op het belang van een centraal loket in zijn handreiking «Het werkt anders»
uit 2019. Een centraal loket met expertise op werken met een visuele beperking kan
naar het oordeel van het College een oplossing bieden voor bestaande knelpunten zoals
de als complex ervaren wet- en regelgeving, een gebrek aan kennis bij werkgevers en
niet-passende werkplekken. De regering is op het servicepunt en de signaleringsfunctie
ingegaan in hoofdstuk 4 en verwijst daarnaar.
Ieder(in)
Ieder(in) staat positief tegenover het wetsvoorstel. Ieder(in) bepleit wel om ook
de uitvoering van de vervoersvoorziening en overige aan werk gerelateerde voorzieningen,
zoals de jobcoach, onder te brengen bij UWV. Ook bepleit Ieder(in) de inbreng van
ervaringsdeskundigheid bij het doorvoeren van de wetswijziging te borgen. Voorts merkt
Ieder(in) op dat ook over andere groepen mensen met een beperking expertise ontbreekt
bij gemeenten. Ieder(in) stelt daarom voor een verkenning te starten van welke andere
voorzieningen centraal belegd moeten worden, om te voldoen aan het VN-verdrag Handicap.
Zoals aangegeven in reactie op het commentaar van de LCR acht de regering het gewenst
om cliënten in beleid en uitvoering te betrekken bij de voortgang van dit wetsvoorstel.
Wat betreft het voorstel van Ieder(in) voor een bredere verkenning merkt de regering
op dat dit voorstel een bredere strekking heeft dan dit wetsvoorstel
en een zorgvuldig, apart traject vergt voor de langere termijn. De regering is graag
bereid dit overleg met UWV en gemeenten te voeren. Dit gaat de reikwijdte van dit
wetsvoorstel echter te buiten. Dit wetsvoorstel beperkt zich tot de positie van visueel
beperkten.
Overige reacties
De Stichting inclusie vindt het wetsvoorstel een grote stap in de goede richting.
Vanuit Mi Ta stimabo, een organisatie door en voor mensen met een visuele beperking
en hun omgeving, wordt aangegeven dat het goed is dat over de positie van mensen met
een visuele beperking wordt nagedacht. Wel bepleit Mi Ta stimabo dat de arbeidsondersteuning
aan mensen met een beperking weggaat bij gemeenten en teruggaat naar UWV. Hierover
merkt de regering op dat dit de reikwijdte van het wetsvoorstel te buiten gaat. Het
wetsvoorstel heeft immers alleen betrekking op mensen met een visuele beperking.
Een andere reactie is dat het echte probleem is gelegen in het beperkte aanbod van
functies aan mensen met een visuele beperking. Passend werk bieden is volgens deze
reactie een kwestie van mentaliteit en luisteren naar mensen zelf. De regering beaamt
dit. Tegelijk acht de regering het van belang dat vanuit de overheid de juiste randvoorwaarden
worden geboden om mensen te ondersteunen naar werk. Het wetsvoorstel beoogt dit te
doen.
Hoofdstuk 7 Inwerkingtreding en overgangsrecht
De Aanwijzingen voor de regelgeving schrijven voor dat een wet in werking treedt met
ingang van 1 januari of 1 juli. Dit zijn de zogeheten vaste verandermomenten. Deze
wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De beoogde
datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is 1 januari 2024. Verder schrijven
de Aanwijzingen voor de regelgeving voor dat in het geval de regeling direct relevant
is voor medeoverheden de termijn tussen de publicatiedatum van een wet en het tijdstip
van inwerkingtreding minimaal drie maanden is (de minimuminvoeringstermijn). Dit betekent
dat ernaar gestreefd wordt om het wetsvoorstel op 1 oktober 2023 te publiceren. De
toepassing van vaste verandermomenten en een minimuminvoeringstermijn zorgen ervoor
dat degenen tot wie de regeling zich richt, niet op te veel verschillende momenten
worden geconfronteerd met wijzigingen van regelgeving en dat ze tijd krijgen om zich
hierop voor te bereiden.
Daarnaast voorziet dit wetsvoorstel in overgangsrecht met betrekking tot de aanvragen
voor werkvoorzieningen ten behoeve van visueel beperkten die voorafgaand aan het moment
van inwerkingtreding van het wetsvoorstel zijn ingediend. Daarvoor geldt dat de artikelen
7, 8a en 10e van de Participatiewet, zoals die luidden onmiddellijk voorafgaand aan
het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, van toepassing blijven. Dit betekent
dat aanvragen van burgers die voor de invoering van het wetsvoorstel zijn ingediend
bij gemeenten door gemeenten worden afgehandeld en dat aanvragen die op of na invoering
van het wetsvoorstel zijn ingediend worden afgehandeld door het UWV. De reden dat
de overgangsbepaling niet in de te wijzigen regeling, de Participatiewet, wordt opgenomen
is dat dit gelet op de beperkte geldigheidsduur onwenselijk is. De overgangsbepaling
is namelijk enkel nodig voor de duur van de beslistermijn van het college van burgemeester
en wethouders op een aanvraag voor een werkvoorziening.
II. ARTIKELSGEWIJS
Artikel I, onderdeel A (artikel 7, tiende lid)
In artikel 7 van de Participatiewet is de gemeente aangewezen voor ondersteuning bij
arbeidsparticipatie van mensen die behoren tot de doelgroep. In het tiende lid van
artikel 7 is nu al een uitzondering gemaakt voor ondersteuning aan personen met een
auditieve beperking. Met dit wetsvoorstel wordt in het tiende lid een wijziging voorgesteld
om naast artikel 10g, voor de auditief beperkten, artikel 10h toe te voegen voor de
visueel beperkten. Door artikel 10h aan artikel 7, tiende lid, toe te voegen, is een
uitzondering gemaakt op het slot van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, en is de
verantwoordelijkheid bij de gemeente weggenomen voor zover het werkvoorzieningen voor
visueel beperkten betreft, die in artikel 10h worden genoemd. Het UWV krijgt door
het voorgestelde artikel 10h van de Participatiewet de taak om visueel beperkten te
ondersteunen bij arbeidsinschakeling door verstrekking van werkvoorzieningen. Dit
laat onverlet dat de gemeente verantwoordelijk blijft voor de arbeidsinschakeling
van de visueel beperkten in den brede. Gemeenten blijven dus verantwoordelijk voor
de verstrekking van een jobcoach.
Artikel I, onderdelen B en C (artikelen 8a en 10e)
Het wetsvoorstel uitvoeren breed offensief14 bevat onder meer een wijziging van de artikelen 8a en 10e van de Participatiewet.
In artikel 8a is de verordeningsplicht van de gemeenteraad geregeld. Artikel 8a, onderdeel
f, subonderdeel 1°, bevat de plicht om aan te geven op welke wijze het college vervoersvoorzieningen
verstrekt die ertoe strekken dat de persoon zijn werkplek, proefplaats of opleidingslocatie
kan bereiken. Artikel 10e, tweede lid, onderdeel c, subonderdeel 1°, bevat de mogelijkheid
om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen die zien op vervoersvoorzieningen
die ertoe strekken dat de persoon zijn werkplek, proefplaats of opleidingslocatie
kan bereiken. Als gevolg van het onderhavige wetsvoorstel worden de vervoersvoorzieningen
voor personen met een visuele beperking overgebracht naar het UWV. Het is daarom niet
langer nodig om voor de vervoersvoorzieningen in een verordening of bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen voor personen met een visuele
handicap. Om die reden worden zij uitgezonderd van deze bepaling.
Daarnaast wordt vanuit het oogpunt van consistent gebruik van termen binnen de Participatiewet
de term «handicap» vervangen door «beperking».
Artikel 8a, onderdeel f, subonderdeel 2°, bevat de plicht om aan te geven op welke
wijze het college voorzieningen verstrekt die bestaan uit een noodzakelijke intermediaire
activiteit in het geval er sprake is van een visuele of motorische handicap. Artikel 10e,
tweede lid, onderdeel c, subonderdeel 2°, bevat de mogelijkheid om bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur regels te stellen die zien op voorzieningen die bestaan
uit een noodzakelijke intermediaire activiteit die gericht is op ondersteuning bij
arbeidsinschakeling en noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling
in het geval er sprake is van een visuele of motorische handicap.
Het is als gevolg van het onderhavige wetsvoorstel niet langer nodig om in een verordening
of bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen over personen
met een visuele beperking. Met het vervallen van de zinsnede «visuele of» in de artikelen
8a en 10e vervalt de plicht van de gemeenteraad om in een verordening nadere regels
te stellen en ook de mogelijkheid om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
regels te stellen ten aanzien van personen met een visuele beperking. Daarnaast wordt
vanuit het oogpunt van consistent gebruik van termen binnen de Participatiewet de
term «handicap» vervangen door «beperking».
Vanwege deze tekstuele afhankelijkheid tussen onderdelen B en C en het wetsvoorstel
uitvoeren breed offensief is bezien of het noodzakelijk is de samenloop met het onderhavige
wetsvoorstel te regelen. Besloten is om vooralsnog geen samenloopbepaling op te nemen,
omdat op dit moment niet vaststaat dat een samenloopprobleem zich daadwerkelijk zal
voordoen. Het is de verwachting dat het wetsvoorstel uitvoeren breed offensief eerder
in werking zal treden dan het voorliggende wetsvoorstel.
Artikel I, onderdeel D (artikel 10g)
In artikel 10g wordt verduidelijkt dat de van overeenkomstige toepassing verklaarde
artikelen uit de Wajong niet alleen op het UWV zijn gericht, maar ook op de persoon
met een auditieve beperking. Ook is daarin nu opgenomen dat voor de beslistermijn
bij een bezwaarschrift wordt aangesloten bij de termijnen, genoemd in artikel 6:3
van de Wajong. Verder wordt verduidelijkt dat er in het vijfde lid sprake is van een
alternatieve opsomming.
Artikel I, onderdeel E (artikel 10h)
Dit artikel regelt de aanspraak op een werkvoorziening bij het UWV door visueel beperkten
in de Participatiewet. Onder werkvoorziening vallen onder andere de brailleleesregel,
vervoersvoorzieningen, een voorleeshulp en noodzakelijke aanpassingen in software.
Op grond van een algemene maatregel van bestuur kunnen deze aanspraken verder worden
uitgewerkt.
Op grond van dit wetsvoorstel krijgt het UWV de taak om werkvoorzieningen gericht
op arbeidsinschakeling toe te kennen en te bekostigen aan personen met een visuele
beperking die behoren tot de doelgroep van de Participatiewet.
De gemeente is in den brede belast met de re-integratie van de visueel beperkte. Daarom
is bepaald dat de gemeente naast de betrokkene zelf ook de werkvoorziening kan aanvragen
bij het UWV.
In het tweede lid wordt limitatief opgesomd welke voorzieningen op grond van dit artikel
kunnen worden toegekend. Dit betreft vervoersvoorzieningen die noodzakelijk zijn om
de werkplek (waar de reguliere arbeid dan wel de arbeid op een proefplaats wordt verricht)
of opleidingslocatie te kunnen bereiken en voorzieningen ten behoeve van de inrichting
van de arbeidsplaats, de productie- en werkmethoden, de inrichting van de opleidings-
of proefplaats en de bij de arbeid of opleiding te gebruiken hulpmiddelen die in overwegende
mate op het individu van de persoon zijn afgestemd. Dit betreft tevens intermediaire
activiteiten. Hieronder wordt bijvoorbeeld verstaan de voorleeshulp. Deze persoon
fungeert als intermediair voor de betrokkene. Dit moet onderscheiden worden van de
persoonlijke ondersteuning van de werknemer bij het verrichten van arbeid, de zogeheten
jobcoach. Hiervoor blijft de gemeente verantwoordelijk.
Het UWV vergoedt een werkvoorziening op basis van deze wet. Het vierde lid regelt
dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld over de
nadere invulling van de aanspraak van de werkvoorziening en de voorwaarden waaronder
deze door het UWV worden bekostigd. De regering is voornemens om op grond van dit
lid een discretionaire bevoegdheid voor UWV te regelen om maatwerk te leveren. Voor
een toelichting op dit punt wordt verwezen naar hoofdstuk 6 van deze toelichting.
In het voorgestelde vijfde lid zijn, grotendeels gelijk aan artikel 19a van de WOOS
en artikel 10g van de Participatiewet, een serie bepalingen van de Wajong van toepassing
verklaard op zowel de uitvoering door het UWV van dit artikel als de verplichtingen
van de persoon met een visuele beperking. Dit zorgt voor een uniforme werkwijze voor
het UWV. Deze bepalingen regelen onder meer de intrekking en herziening van de aanspraak
(art. 2:58 Wajong), terugvordering (art. 2:59 Wajong) en een informatieplicht om als
gebruiker de noodzakelijke gegevens bij het UWV aan te leveren (art. 2:7 Wajong).
Daarbij is een artikel toegevoegd dat een bevoegdheid aan het UWV geeft tot het opleggen
van een bestuurlijke boete bij niet-naleving van de informatieplicht (art. 2:69 Wajong).
Het UWV handelt, net als bij artikel 19a van de WOOS en artikel 10g van de Participatiewet,
volgens het vijfde lid overeenkomstig artikel 2:58 Wajong bij het herzien of intrekken
van de toekenning van werkvoorzieningen.
Artikel 10h, zesde lid, van de Participatiewet geeft het UWV de mogelijkheid om een
werkvoorziening te weigeren als de persoon onjuiste of onvolledige gegevens heeft
verstrekt bij de aanvraag. Verder regelt dit lid dat het UWV een werkvoorziening kan
weigeren als de persoon een aanspraak kan maken op voorzieningen die zijn getroffen
voor de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of -ondersteuning op basis van een
andere wet (de Wmo 2015, de Wajong, de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), de WIA,de
WOOS of de Zorgverzekeringwet). Met de verwijzing naar deze wetten wordt aangesloten
bij artikel 10g, waar de tolkenvoorziening is geregeld. Anders dan in artikel 10g,
vijfde lid, onderdeel b, wordt in het voorgestelde artikel 10h ook verwezen naar de
Zorgverzekeringswet.
Dit houdt verband met het feit dat op grond van die wet voorzieningen voor visueel
beperkten kunnen worden verstrekt in de privésfeer of de thuisomgeving.
Het zesde lid is geformuleerd als een bevoegdheid, zodat in bepaalde gevallen ervoor
kan worden gekozen om de werkvoorziening voor een bepaalde activiteit vanuit verschillende
domeinen te bekostigen. Het UWV vult deze bevoegdheid vervolgens in met eigen beleidsregels
zodat duidelijk is uit welk domein een activiteit prioritair bekostigd wordt (zie
titel 4.3 van de Awb). Het UWV sluit hierbij aan bij de bestaande praktijk.
In het zevende lid wordt geregeld dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden
gesteld over de vergoeding van de werkvoorziening. Voor een toelichting op dit punt
wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van het algemeen deel.
Deze memorie van toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.