Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bouchallikh en Westerveld over het bericht ‘Rente over studielening op komst, vooral mbo'ers gaan meer betalen’
Vragen van de leden Bouchallikh en Westerveld (beiden GroenLinks) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Rente over studielening op komst, vooral mbo'ers gaan meer betalen» (ingezonden 10 oktober 2022).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 4 november
2022)
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Rente over studielening op komst, vooral mbo'ers gaan
meer betalen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het met de voorzitter van Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (hierna: JOB)
MBO eens dat het oneerlijk is dat mbo-studenten voor dezelfde lening veel meer betalen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik ben het eens dat er geen reden is mbo- en ho-studenten anders te behandelen. Het
is echter niet zo dat onder alle omstandigheden de twee berekenmethodes (zie vraag 3)
altijd ten gunste van de ho-student zullen uitvallen. Voor invoering van het leenstelsel
vielen zowel de studenten in het mbo als in het ho onder dezelfde terugbetaalvoorwaarden,
die nu nog voor mbo studenten gelden. Bij invoering van het leenstelsel zijn de terugbetaalvoorwaarden
voor ho-studenten aangepast en socialer geworden, omdat zij geen gebruik meer konden
maken van de basisbeurs. Onderdeel daarvan is ook de wijze waarop de rente wordt berekend.
Voor mbo-studenten is de basisbeurs behouden en zijn de bestaande terugbetaalvoorwaarden
in stand gebleven, inclusief de wijze waarop de rente wordt berekend. Het zijn dus
twee verschillende stelsels met verschillende voorwaarden.
Vraag 3
Kunt u toelichten wat de rekenmethode is voor mbo-studenten en wat de rekenmethode
is voor hbo/wo-studenten?
Antwoord 3
In het mbo wordt de rente berekend door het gemiddelde te nemen van het gemiddeld
effectief rendement op de 3-jarige tot 5-jarige staatsobligatie in de maand september.
In het ho wordt gekeken naar het gemiddeld effectief rendement op een staatsobligatie
met een looptijd van 5 jaar over het afgelopen jaar (gerekend van oktober van het
voorafgaande jaar tot en met september van het lopende jaar).
Vraag 4
Wat was de achterliggende redenering om de rekenmethode voor de studierente voor mbo-studenten
af te laten wijken van de rekenmethode voor studenten op het hbo of de universiteit?
Antwoord 4
Zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Is de achterliggende redenering en het onderscheid dat hierdoor wordt gemaakt nog
steeds toepasbaar of gerechtvaardigd volgens u? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja, voor zover er op dit moment nu eenmaal nog twee verschillende stelsels bestaan
met elk hun eigen achtergrond en motivatie, die ook een ander terugbetaalregime hebben.
Voor invoering van het leenstelsel vielen zowel de studenten in het mbo als in het
ho onder dezelfde terugbetaalvoorwaarden, die nu nog voor mbo-studenten gelden. Bij
invoering van het leenstelsel zijn de terugbetaalvoorwaarden voor ho-studenten gewijzigd,
omdat zij niet langer gebruik konden maken van een basisbeurs. Onderdeel daarvan is
ook de wijze waarop de rente wordt berekend.
Die redenering wijzigt echter met de herinvoering van de basisbeurs in het ho. Op
dat moment is het onderscheid tussen mbo en ho op dit vlak niet meer rechtvaardig.
Mede vanwege mijn ambitie om de verschillen zo veel mogelijk weg te werken en de kansengelijkheid
te vergroten, kies ik ervoor om met de herinvoering van de basisbeurs de socialere
terugbetaalvoorwaarden in het ho te laten bestaan en deze ook in te voeren voor mbo-studenten.
Als het wetsvoorstel aangenomen wordt, zal de wet in werking treden voorafgaand aan
studiejaar 2023–2024. De nieuwe terugbetaalvoorwaarden gaan gelden voor mbo-studenten
die in dat studiejaar beginnen met studeren.
Vraag 6
Bij wie ligt de bevoegdheid om de rente op de studieschuld op nul of lager te houden,
als deze niet bij u ligt?
Antwoord 6
De wetgeving waarin bepaald wordt hoe de rente op de studieschuld wordt berekend,
is opgenomen in de Wet Studiefinanciering 2000 (artikelen 6.3 en 6.4). Die wet behoort
tot mijn portefeuille. Wel geldt dat om af te wijken van de huidige bepalingen een
wetswijziging nodig is.
Vraag 7
Bent u voornemens om de rente op de studieschuld op nul te houden, aangezien de basisbeurs
weer wordt geïntroduceerd?
Antwoord 7
Ik zie geen aanleiding om de rente op de studieschuld op nul te houden, omdat de basisbeurs
weer wordt geïntroduceerd. Ongeacht onder welk stelsel je valt – mbo, ho met basisbeurs
of leenstelsel – wordt er rente gerekend over de studieschuld. Het rentepercentage
voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd, valt door de aangepaste
voorwaarden ook al lager uit.
Ook voor invoering van het leenstelsel en tijdens het leenstelsel werd er over studieschulden
een rente betaald als de rente die de overheid betaalde over de staatsobligaties positief
was. De afgelopen jaren kwam de berekende rente op de studieschuld op nul uit, maar
dit was een unicum. De stijgende rente per 2023 is daarom ook geen wijziging van beleid,
maar een wijziging van de huidige economische situatie. En hoewel stijgende lasten
voor iedereen, en zeker voor studenten vervelend zijn, is er mijns inziens geen argument
om af te wijken van de wettelijke bepaalde en berekende rente.
Daarbij blijft staan dat de terugbetaalvoorwaarden over studieschulden zeer gunstig
zijn, met lagere rentes dan consumptieve kredieten. Studenten betalen terug naar draagkracht
– waarbij ook de te betalen rente wordt meegenomen – en aan het einde van de looptijd
wordt de nog resterende schuld kwijtgescholden. In reële zin wordt de studieschuld
zelfs kleiner, omdat de inflatie nog altijd hoger is dan de rente op de studieschuld.
Vraag 8
Vindt u dat het huidige systeem in stand gehouden moet worden of kan er een wettelijk
laag rentepercentage voor alle studieschulden worden afgesproken?
Antwoord 8
In het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs ho wordt de rente voor zowel mbo-studenten
als ho-studenten gekoppeld aan het gemiddeld effectief rendement op een staatsobligatie
met een looptijd van 5 jaar over het afgelopen jaar (gerekend van oktober van het
voorafgaande jaar tot en met september van het lopende jaar). Dit lijkt mij een redelijke
koppeling gelet op de kosten die ook de overheid moet maken voor het aantrekken van
deze financiële middelen. In de aflosperiode wordt deze namelijk slechts elke vijf
jaar herzien. Door de koppeling van de rente over de studieschulden met de rente over
de staatsobligaties, blijft de rente die oud-studenten betalen veel lager dan de rente
die over consumptieve kredieten zou moeten worden betaald.
Om het stelsel van studieschulden ook financieel houdbaar te maken is het van belang
dat de rente niet wordt vastgezet op een bepaald percentage. De overheid moet immers
ook zelf leningen aangaan – en daar rente over betalen – om de leningen uit te kunnen
geven. Bij een vast rentepercentage zou het kunnen zijn dat de rente die de overheid
moet betalen om de lening aan te trekken veel hoger wordt dan het rentepercentage
dat de student moet betalen. Daardoor zijn de kosten voor de overheid veel hoger,
waardoor significante tekorten kunnen ontstaan. Bovendien zou zo’n percentage ook
in het nadeel van de student uit kunnen vallen, bijvoorbeeld in de situatie van de
afgelopen jaren waar de rente historisch laag was.
Vraag 9
Bent u hierover in gesprek met studenten, specifiek mbo-studenten en JOB MBO?
Antwoord 9
Bij het opstellen van het wetsvoorstel herinvoering basisbeurs hoger onderwijs is
er contact met de studentenorganisaties, inclusief JOB MBO.
Vraag 10
Heeft u in kaart hoeveel mbo-opgeleiden hierdoor financieel in de knel komen? Zo nee,
bent u voornemens dit in beeld te brengen?
Antwoord 10
Alle oud-studenten die een nieuwe rente krijgen, krijgen ook een nieuwe berekening
van de maandelijkse terugbetaling aan DUO. Bij de berekening van de maandelijks terugbetaling
wordt altijd gekeken naar de draagkracht van de oud-student. Zij hoeven daardoor nooit
meer te betalen dan op basis van hun inkomen mogelijk is.
Op voorhand kan ik niet aangeven hoeveel oud-studenten met een studieschuld door een
stijgende rente financieel in de knel komen, en bijvoorbeeld geen studieschuld kan
aflossen. Het is daarbij wel goed op te merken dat de rentestijging niet tot extreem
hogere termijnbedragen leidt. Ter illustratie – een mbo-student die nog 15 jaar moet
aflossen en een studieschuld heeft van € 7.000 ziet zijn termijnbedrag met de nieuwe
rente € 5,45 stijgen per maand. De gemiddelde studieschuld van een mbo-student bedraagt
ongeveer € 6.870. Bovendien wordt op het moment dat de rente opnieuw wordt berekend
ook weer naar de draagkracht van de student gekeken. Daar wordt ook de hogere rente
in meegenomen. Op het moment dat een oud-student op basis van zijn inkomen de verhoging
niet kan betalen, dan hoeft dat dus ook niet.
Indien iemand ondanks de draagkrachtregeling niet in staat is om te voldoen aan de
terugbetaling aan DUO, kan de student contact opnemen met DUO en zal in overleg met
de oud-student worden gekeken naar mogelijkheden. Ook heeft iedere oud-student de
mogelijkheid om aflosvrije maanden in te zetten. In die maanden hoeft de student tijdelijk
niet af te lossen.
Vraag 11
Op welke wijze kunt u specifiek mbo-studenten (financieel) ondersteunen op dit punt?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 10.
Vraag 12
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat over het mbo op 9 november
2022?
Antwoord 12
Ja.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid De Hoop (PvdA),
ingezonden 7 oktober 2022 (vraagnummer 2022Z18907).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.