Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de overdracht bestuurlijke taken Scholen voor Persoonlijk Onderwijs (SvPO) (Kamerstuk 31289-517)
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 523 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 9 november 2022
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de
brief van 7 juni 2022 over de overdracht bestuurlijke taken Scholen voor Persoonlijk
Onderwijs (SvPO) (Kamerstuk 31 289, nr. 517).
De vragen en opmerkingen zijn op 5 juli 2022 aan de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs voorgelegd. Bij brief van 4 november 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
De leden van de VVD-fractie vragen of het interim-bestuur van de SvPO-scholen inmiddels
afspraken heeft gemaakt met de heer Van Denderen over de overdracht en vragen om de
laatste stand van zaken en eventuele vervolgacties daaromtrent.
De bestuursoverdracht heeft op 7 juni jongstleden plaatsgevonden. Voorafgaand aan
die datum zijn afspraken gemaakt tussen het interim-bestuur en de voormalig bestuurder.
Het gaat onder meer om het eigendom van de schoolgebouwen en bijbehorende grond, en
om de ict-voorzieningen. Het bestuur heeft geprobeerd om deze zaken in goed overleg
met de voormalig bestuurder af te wikkelen, maar dat is niet gelukt. Daarom worden
nu juridische stappen gezet.
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer het interim-bestuur de financiën van de
scholen weer op orde moet hebben gebracht.
De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft kort voorafgaand aan de bestuursoverdracht
acht besluiten verzonden, waarin de bekostiging gewijzigd is vastgesteld vanwege de
geconstateerde onrechtmatigheden. De inspectie is reeds gestart met de eerste herstelonderzoeken.
Het interim-bestuur heeft de ruimte gekregen om de onrechtmatigheden zoveel mogelijk
te herstellen (bijvoorbeeld door het maken van afspraken over het vastgoed). Het interim-bestuur
heeft de opdracht gekregen om toe te werken naar duurzaam herstel. De scholen staan
nog steeds onder aangepast financieel toezicht. Het streven is om de financiën zo
spoedig mogelijk op orde te brengen, waarbij rekening gehouden wordt met de complexiteit
van de situatie.
De leden van verschillende fracties (VVD, SP en GroenLinks) vragen of het wetsvoorstel
uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs1 had geholpen om eerder in te grijpen bij de SvPO-scholen of in vergelijkbare gevallen.
Ze willen weten of dit wetsvoorstel herhaling zou kunnen voorkomen. De leden van de
PvdA-fractie stellen een soortgelijke vraag, namelijk of ik ten aanzien van de gesignaleerde
problemen puntsgewijs uiteen kan zetten in hoeverre het wetsvoorstel uitbreiding bestuurlijk
instrumentarium onderwijs, verschil gaat uitmaken in de mogelijkheden om in vergelijkbare
gevallen in te grijpen. De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast of een spoedaanwijzing
had kunnen worden ingezet.
De problemen die zich bij SvPO hebben voorgedaan zien deels op de kwaliteit van het
onderwijs en deels op de financiën.
Het wetsvoorstel uitbreiding bestuurlijk instrumentarium maakt het mogelijk om in
een aantal gevallen sneller in te grijpen. Zoals ik ook in de plenaire behandeling
van het wetsvoorstel met u heb gewisseld, had ik met deze wet in de hand sneller kunnen
ingrijpen bij SvPO.
Ingrijpen vanwege de onvolkomenheden op kwalitatief vlak was nu slechts beperkt mogelijk.
In Utrecht is weliswaar een bekostigingssanctie opgelegd, maar die leidde niet tot
een aanmerkelijke verbetering van de situatie. Onder de nieuwe wet had eerder een
aanwijzing gegeven kunnen worden. Het voormalig bestuur van de scholen trof immers
onvoldoende maatregelen die noodzakelijk waren voor het waarborgen van de kwaliteit
en de goede voortgang van het onderwijs. Doordat het niet langer noodzakelijk is dat
de kwaliteit van het stelsel in gevaar is (de «stelseleis» komt te vervallen) en doordat
ook langdurig tekortschietende kwaliteitszorg zal worden geschaard onder de definitie
van wanbeheer, was het mogelijk geweest om over te gaan tot het opleggen van een aanwijzing,
indien de inspectie tot het oordeel was gekomen dat er sprake was van wanbeheer. Ook
regelt het wetsvoorstel dat er (kort gezegd) bij langdurig tekortschietende kwaliteitszorg
kan worden ingegrepen en een aanwijzing kan worden gegeven. Op basis van deze voorgestelde
verruimingen van het instrumentarium zou de inspectie dus mogelijk eerder wanbeheer
hebben geconstateerd. Als dat was gebeurd, was een aanwijzing eerder in beeld geweest
dan nu. Omdat naar verwachting niet aan het criterium «onverwijlde spoed» zou zijn
voldaan, zou een spoedaanwijzing geen passende maatregel zijn geweest. Tegelijkertijd
dient te worden opgemerkt dat van sanctioneren pas sprake kan zijn in het geval er
sprake is van een tekortkoming in de naleving van een wettelijk voorschrift.
Het wanbeheer op financieel vlak heeft uiteindelijk geleid tot ingrijpen middels (het
voornemen tot) een aanwijzing. Het wetsvoorstel breidt de mogelijkheid om in te grijpen
bij financieel wanbeheer niet uit.
Tot slot willen de leden van de VVD-fractie van de Minister weten of de kwaliteit
van het onderwijs voor de leerlingen die op de SvPO scholen zitten, is geborgd en
vragen ze om uw Kamer over een half jaar een update te geven over de situatie op de
SvPO-scholen.
Hoewel de start van het interim-bestuur een heel belangrijke stap in de juiste richting
is, zijn de geconstateerde problemen hiermee niet direct opgelost. Deels betreft het
de kwaliteit van het onderwijs. Ik ga er vanuit dat het interim-bestuur rond het najaar
een helder totaalbeeld heeft van de situatie en beschikt over een gedegen plan voor
de toekomst van de scholen. Ik houd dit scherp in de gaten en zal sowieso ook gesprekken
voeren met de gemeenten waar de zeer zwakke scholen staan. Uiteraard ben ik van harte
bereid om u over een half jaar, of eerder, bij relevante ontwikkelingen, een update
te geven over de situatie op de scholen.
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd welke lessen ik trek uit de situatie op
de SvPO-scholen.
De ontstane situatie toont dat wanneer het bestuur het belang van de leerlingen niet
voorop zet, de leerlingen daar de dupe van kunnen worden. Bij SvPO heeft de opstelling
van het bestuur onder meer geleid tot onderwijs van zeer zwakke kwaliteit en een kwetsbare
financiële situatie. Verder leert de situatie ons dat stevig en vasthoudend toezicht
zijn vruchten afwerpt, maar ook dat het handhavingsinstrumentarium aanscherping behoeft.
Ook in het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) worden ambities beschreven die erop gericht zijn dat een situatie als bij SvPO minder
snel zal voorkomen. Zo wil ik sneller kunnen ingrijpen op scholen waar de kwaliteit
onvoldoende is. Het wetsvoorstel bestuurlijk instrumentarium gaat hier aan bijdragen,
evenals de aanpassing van de beleidsregel financiële sancties bij onderwijsinstellingen.
U wordt hier voor het einde van dit kalenderjaar nader over geïnformeerd.
Verder vragen de leden zich af bij de initiatieven naar aanleiding van het wetsvoorstel
ruimte voor nieuwe scholen aandacht wordt besteed aan de vraag of deze scholen enkel
worden opgericht om als verdienmodel te fungeren.
Afgelopen voorjaar zijn 32 po- en 2 vo-aanvragen voor nieuwe scholen goedgekeurd.
De te verwachten kwaliteit van aangevraagde nieuwe scholen wordt door de inspectie
beoordeeld aan de hand van het Advieskader nieuwe scholen, dat is gebaseerd op een
aantal wettelijke vereisten. Of een school zal fungeren als verdienmodel is geen aspect
dat wordt beoordeeld. Tegelijkertijd past een bekostigde school als verdienmodel niet
binnen de bestedingsruimte van het bevoegd gezag, en mag het maken van winst geen
doelstelling zijn van de rechtspersoon die de school in stand houdt.2
Als een school eenmaal is gestart, kijkt de inspectie ook naar de beleidsrijke meerjarenbegroting.
Daarmee laat de initiatiefnemer zien wat de financiële gevolgen zijn van het te voeren
beleid. Dit geeft inzicht in de potentiële duurzaamheid en stabiliteit van een nieuwe
school.
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat de scholen die beoordeeld zijn
als zeer zwak zo snel mogelijk hun zaken op orde krijgen, en vragen of er op dit moment
grote achterstanden te zien zijn bij de leerlingen van de SvPO-scholen.
Op het moment dat het interim-bestuur van start ging, waren er zorgen over de leerlingen.
Deze zorgen zijn niet van de ene op de andere dag verdwenen, maar het interim-bestuur
zet zich op verschillende manieren in om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.
De inspectie heeft in de periode maart-juni 2022 herstelonderzoeken bij alle acht
de schoolbesturen uitgevoerd. Op 20 juni 2022 zijn de onderzoeksrapporten van de herstelonderzoeken
naar het interim-bestuur van de scholen gestuurd voor hoor en wederhoor. Ik heb hu
hierover bij brief geïnformeerd.
De inspectie heeft alle acht de schoolstichtingen eerder herstelopdrachten gegeven
ten aanzien van tekortkomingen in de verantwoording van de besteding van de Rijksbekostiging.
De herstelonderzoeken zijn nog gaande.
De leden van de D66-fractie vragen hoe ik ervoor ga zorgen dat de leerlingen op de
SvPO-scholen geen last hebben van de bestuurlijke problemen.
Als sprake is van bestuurlijke problemen, zoals hier het geval was, is vrijwel niet
te voorkomen dat de leerlingen daar last van hebben. In deze situatie was het effect
van het bestuurlijk onvermogen onder meer dat het onderwijs op een aantal scholen
zeer zwak is verklaard. Mijn inzet is steeds geweest om de problemen zo snel mogelijk
te verhelpen, juist in het belang van de leerlingen. Het interim-bestuur spant zich
op dit moment maximaal in om te zorgen voor rust op de scholen en continuïteit en
verbetering van het onderwijs. Ik ondersteun hen hierbij waar dat kan, en heb in dat
kader een bedrag van circa € 1,2 miljoen euro aan aanvullende bekostiging verstrekt,
op grond van bijzondere omstandigheden. Ik zal er met het interim-bestuur maximaal
zorg voor dragen dit volledig op de oud-bestuurder te verhalen. De aanvullende bekostiging
is bestemd voor uitgaven die door het voormalig bestuur niet waren begroot, maar die
wel als noodzakelijk worden gezien om de kwaliteit van het onderwijs te kunnen verbeteren.
Zij vragen tevens welke vangnetten er zijn om leerlingen op te vangen wanneer de SvPO-scholen
hun financiering zouden verliezen, en vragen om een reflectie op problemen die zouden
ontstaan als de leerlingen uiteindelijk naar een andere school gaan, gelet op de specifieke
inrichting van de SvPO-scholen.
Mijn ambtenaren hebben regelmatig contact met alle gemeenten waarin een SvPO-school
gevestigd is. Mocht één van de scholen onverhoopt genoodzaakt zijn te sluiten, dan
zorg ik dat de betrokken gemeente zich ten volle inzet om de overgang van de leerlingen
naar een andere school zo soepel mogelijk te laten verlopen. De ontvangende school
dient een leerling die van een gelijksoortige school afkomstig is bij toelating te
plaatsen in het leerjaar waarin de leerling op die school onderwijs had mogen volgen.
Als blijkt dat leerlingen hiaten hebben in (delen van) hun onderwijsprogramma, kan
dat betekenen dat een ontvangende school extra inspanningen moet verrichten om ervoor
te zorgen dat de leerlingen deze hiaten weg kunnen werken. Ook kan de consequentie
zijn dat een leerling een jaar over moet doen.
De leden van de D66-fractie vragen naar de huidige situatie op de SvPO-school in Hurdegaryp
ten aanzien van het verloop onder docenten en het gegeven vertrouwen aan de docenten
op deze school.
Het klopt dat het aantal docenten in Hurdegaryp in 2021 is afgenomen. Het aantal leerlingen
liep in dat jaar echter ook terug. Vanuit het interim-bestuur hoor ik dat er meer
rust is ontstaan sinds de bestuursoverdracht. Het interim-bestuur laat verder weten
dat het hoge personeelsverloop is gestopt en inmiddels niet meer afwijkt van het verloop
op andere scholen. Het interim-bestuur is voornemens om de schoolleiders op de SvPO-scholen
meer in de positie van onderwijskundig leider te brengen. Dit zal naar verwachting
ook een positief effect hebben op de rol en positie van de docenten in de scholen.
Het interim-bestuur meldt verder dat de scholen bij de start van het schooljaar nauwelijks
vacatures telden, zodat op elke school een vrijwel volledig onderwijsteam aan de slag
is gegaan.
De leden vragen verder of ik er vertrouwen in heb dat komend schooljaar de situatie
op alle SvPO-scholen onder controle is.
Ik heb er vertrouwen in dat de aanstelling van een interim-bestuur een belangrijke
stap in de juiste richting is. Dat neemt echter niet weg dat het interim-bestuur een
zeer stevige opdracht is aangegaan, die niet op korte termijn afgerond zal zijn. Daarvoor
moet er simpelweg te veel werk worden verzet. Wel ga ik er vanuit dat het interim-bestuur
rond het najaar een helder beeld heeft van de situatie, evenals een solide plan voor
de toekomst van de scholen.
De leden van de D66-fractie constateren dat SvPO «geen bijzondere zorgvoorzieningen»
aanbiedt. Zij vragen of ze uit kunnen afleiden dat de scholen geen passend onderwijs
aanbieden, hoe dit zich verhoudt tot het feit dat de scholen bekostigd worden door
de overheid en wat ik hier van vind.
De inspectie heeft in de periode maart-juni 2022 herstelonderzoeken bij alle besturen
en scholen gedaan. Voorafgaand aan de publicatie van de hieruit voortvloeiende rapporten
kan ik geen antwoord geven op de bovenstaande vraag. Uiteraard vind ik, net als de
leden van de D66-fractie, dat bekostigde scholen zich moeten houden aan alle verplichtingen
die voor hen gelden.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de berichtgeving van RTV Utrecht
waarin wordt gesteld dat SvPO in Utrecht zich niet houdt aan het vrijwillige karakter
van de ouderbijdrage. Zo zou het gaan om een bedrag van 450 euro. Heeft de Minister
ook kennisgenomen van deze berichtgeving? Zo ja, wat vindt hij hiervan en wat gaat
hij doen om deze school te houden aan de wet? Deze leden constateren bovendien dat
in Utrecht ook andere scholen zich niet houden aan het vrijwillige karakter van de
ouderbijdrage. Deze leden ontvangen ook graag hierop een reactie.
Ik heb kennisgenomen van het artikel van RTV Utrecht, waarin het vrijwillige karakter
van de ouderbijdrage op SvPO-scholen aan bod komt.
Het bestuur heeft laten weten dat de ouders meermaals, en op verschillende manieren,
zijn geïnformeerd over het vrijwillige karakter van de ouderbijdrage.
De vrijwillige ouderbijdrage is nooit verplicht. Iedere leerling moet altijd kunnen
meedoen aan de extra activiteiten die de school organiseert. Ook als zijn ouders geen
vrijwillige ouderbijdrage betalen. Scholen mogen een leerling nooit uitsluiten en
daarom ook geen vervangende activiteit aanbieden. Dat is onacceptabel. Wanneer schoolbesturen
zich niet aan de wet houden, dan zullen ze door de inspectie worden aangesproken.
Besturen krijgen een herstelopdracht als ze niet aan de wet voldoen.
Het is aan de scholen om een keuze te maken over de hoogte van de vrijwillige ouderbijdrage.
In de schoolgids moet duidelijk vermeld staan hoe hoog de vrijwillige ouderbijdrage
is, voor welke extra activiteiten het geld wordt gebruikt, dat de ouderbijdrage voor
extra activiteiten altijd vrijwillig is en dat leerlingen altijd mogen meedoen met
alle extra activiteiten die het bevoegd gezag organiseert. Ook als de ouders niet
betalen. De medezeggenschapsraad moet instemmen met de hoogte van de vrijwillige ouderbijdrage
en aan welke activiteiten het geld wordt besteed.
De inspectie ziet erop toe dat de regels omtrent de vrijwillige ouderbijdrage worden
nageleefd, ook bij SvPO. Het bestuur van SvPO is eerder op het punt van de taalreizen
aangesproken. De inspectie zal de situatie blijven monitoren en, indien nodig, het
bestuur aanspreken of een herstelopdracht geven.
De leden van de SP-fractie zijn blij dat wordt ingegrepen bij SvPO, maar zijn van
mening dat dit al veel eerder had moeten gebeuren. Zij vragen hoeveel signalen er
al bij de onderwijsinspectie lagen voordat er overgegaan werd tot extra onderzoek.
In de periode vanaf 1 augustus 2020 tot en met 22 maart 2022 ontving de inspectie
in totaal iets minder dan 140 signalen voor alle acht scholen gezamenlijk. In veel
gevallen heeft eenzelfde signaalgever echter meerdere malen een signaal afgegeven.
Daarnaast is het ook voorgekomen dat verschillende signaalgevers vergelijkbare signalen
afgaven. Het komt vaker voor dat ouders of andere melders de inspectie benaderen over
meerdere punten tegelijk, of opnieuw contact met de inspectie opnemen.
Naar aanleiding van de signalen heeft de inspectie onaangekondigd aanvullend onderzoek
uitgevoerd. Bovendien liep het intensieve toezicht dat de inspectie de afgelopen jaren
op het bestuur en de scholen van SvPO heeft gehouden door. Dat heeft de volgende resultaten
opgeleverd. Op 15 april 2021 verschenen rapporten over de kwaliteit van het onderwijs
op alle acht scholen. SvPO Amsterdam, SvPO Hoorn en SvPO Utrecht kregen het oordeel
zeer zwak. SvPO Utrecht kreeg dit oordeel voor de tweede keer. Het uitblijven van
een verbetering leidde hier eerst tot opschorting van 15% van de bekostiging (daartegen
is beroep aangekondigd) en vervolgens tot inhouding van 15% van de bekostiging (definitief
vastgesteld op 3 januari 2022, na een zienswijze-procedure).
Daarnaast zijn ook op 15 april 2021 acht rapporten «Specifiek Onderzoek Rekenschap
– Financieel bestuurlijk onderzoek» met betrekking tot SvPO vastgesteld. In deze rapporten
heeft de inspectie een nader specifiek onderzoek aangekondigd naar het eigendom en
de verantwoording van de onderwijshuisvesting bij deze acht bekostigde SvPO-scholenstichtingen
en – indien mogelijk – de daaraan verbonden rechtspersonen die niet zijn bekostigd.
Reden voor het uitvoeren van dit nader specifieke onderzoek, was de conclusie dat
ten tijde van het opstellen van de rapporten d.d. 15 april 2021, de feitelijke eigendomssituatie
van de bestaande en nieuwe onderwijshuisvesting een gevarieerd en incompleet beeld
gaf. Dit vergde aanvullend onderzoek, wat heeft geleid tot acht rapporten die op 28 januari
2022 zijn vastgesteld. Er loopt momenteel nog een onderzoek naar verbouwingen die
hebben plaatsvonden buiten de onderzoeksperiode van het afgelopen jaar.
De leden van de SP-fractie vragen wat de status is van het handhavingstraject voor
de onderwijsbekostiging, de herstelopdrachten voor de vrijwillige ouderbijdrage, het
onderzoek naar de accountant en het benoemen van een interim-bestuurder. Zij willen
weten waarom de weggestuurde bestuurder zelf zijn opvolger moest benoemen en niet
werd gedwongen per direct plaats te maken voor het aangedragen interim-bestuur vanuit
het ministerie. Zij willen verder weten waarom de weggestuurde bestuurder überhaupt
mocht kiezen, gelet op het belang dat er een onafhankelijk interim-bestuur zou komen.
De inspectie is nog bezig met herstelonderzoeken naar de financiële gebreken. Het
interim-bestuur heeft de ruimte gekregen om de onrechtmatigheden zoveel mogelijk te
herstellen (bijvoorbeeld door het maken van afspraken over het vastgoed). Omdat alle
bovengenoemde trajecten nog lopen, kan ik u hier op dit moment echter nog niet uitgebreid
inhoudelijk over informeren. Zodra dat kan zal ik u meer inlichtingen verschaffen.
De bestuurder moest zijn eigen opvolger benoemen, omdat er geen arbeidsrechtelijke
relatie bestaat tussen het ministerie en de scholen. In de memorie van toelichting
bij de wet als gevolg waarvan de aanwijzingsbevoegdheid in de wet is komen te staan,
wordt hierover het volgende gezegd:
«Vooropgesteld wordt dat de Minister via de weg van een aanwijzingsmaatregel niet
treedt in de statutaire bevoegdheid van de rechtspersoon om bestuurders of intern
toezichthouders te schorsen of te ontslaan. Met andere woorden de rechtspersoon en
niet de Minister gaat over het ontslag of de aanstelling van bestuurders of toezichthouders.
Iets anders is dat het kabinet niet uitsluit dat een aanwijzing in geval van wanbeheer
kan bestaan uit een opdracht van de Minister aan de rechtspersoon om één of meer bestuurders
of toezichthouders te vervangen. Of de rechtspersoon op te dragen een externe deskundige
in te schakelen om orde op zaken te stellen. Het is vervolgens aan de rechtspersoon
om een besluit te nemen over de uitvoering daarvan.»3
Los van het bovenstaande, heb ik er – in het belang van de leerlingen en het personeel
op de scholen – wel voor gezorgd dat er snel een onafhankelijk interim-bestuur klaarstond,
dat bereid was om op de SvPO-scholen aan de slag te gaan. Ik heb de voormalig bestuurder
dringend geadviseerd om zijn taken aan dit interim-bestuur over te dragen. Het is
goed dat hij daar uiteindelijk in is meegegaan.
Ook zijn de leden van de SP-fractie benieuwd hoe zit het met de beschermde merknaam
SvPO. Wat moest er precies allemaal geregeld worden volgens Van Denderen voor de overname?
De leden vragen of het ministerie verplicht is hierin mee te gaan.
De voormalig bestuursvoorzitter stelde, in aanloop naar de bestuursoverdracht, dat
hij intellectueel eigenaar zou zijn van het SvPO-concept, omdat hij dat heeft ontwikkeld.
Van dat concept zouden bovendien zowel de lesmethoden als verschillende voorzieningen
op het gebied van ict, en de financiële opzet van de scholen deel uitmaken. Daarnaast
zou Stichting Frederikssoon het merkrecht hebben op »SvPO», «Isaac Beeckman», «Tjalling
Koopman», «Pierre Bayle» en «Ida Gerhardt Academie». De voormalig bestuursvoorzitter
wilde afspraken maken over overname, gebruik en dergelijke van dit concept, deze voorzieningen
dan wel merknamen. Deze afspraken zouden met het interim-bestuur gemaakt moeten worden,
niet met OCW. OCW was ook niet bereid om hier een financiële bijdrage aan te leveren.
Voor OCW was wel van belang dat de continuïteit van de scholen en lessen gewaarborgd
was. Omdat tussen de voormalig bestuursvoorzitter en het interim-bestuur voorafgaand
aan de bestuursoverdracht is overeengekomen dat de scholen op alle hiervoor genoemde
zaken een gebruiksrecht zouden behouden, was deze continuïteit gewaarborgd en was
het voor OCW niet nodig hierover verdere afspraken te maken.
Tevens merken de leden van de SP-fractie op dat er aangifte is gedaan over het wanbeleid
bij SvPO. De leden zijn benieuwd over welke strafbare feiten de onderwijsinspectie
precies aangifte heeft gedaan en vragen hoe het daarmee staat. En wat kunnen de gevolgen
van een eventuele vervolging en uitspraak van een rechter zijn voor het handhavingstraject
van de inspectie? Mag dit ondertussen gewoon doorgaan of wordt dit dan stilgelegd,
zo vragen de leden.
Het OM heeft verzocht om geen uitlatingen te doen over de aangifte zolang het onderzoek
nog loopt. Dit is de standaardprocedure, en heeft als doel het onderzoek niet te frustreren.
De aangifte en het handhavingstraject van de inspectie zijn in principe twee op zichzelf
staande trajecten. Indien de aangifte leidt tot het terughalen van vermogen zodat
de scholen daar weer over kunnen beschikken, zou dat kunnen betekenen dat een deel
van de in dat kader geconstateerde onrechtmatige bestedingen zijn hersteld. De gevolgen
zijn niet in zijn algemeenheid aan te geven.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd hoe en in hoeverre leerlingen, ouders en
personeel op de hoogte worden gehouden van alles wat er aan de hand is op het SvPO.
Zij vragen hoe de informatievoorziening vanuit de onderwijsinspectie en het ministerie
verloopt. Verder vragen ze hoe het contact is tussen de schoolbestuurder en de leerlingen,
ouders en personeel. In hoeverre wordt er naar hen gecommuniceerd over het verdere
verloop? En in het specifieke geval voor de zeer zwakke scholen in Amsterdam, Utrecht
en Hoorn?
Normaliter communiceren het ministerie en de inspectie niet rechtstreeks met (groepen)
ouders en verzorgers op een andere manier dan via het openbaar maken van rapporten,
eventuele nieuwsberichten op de website van de inspectie en het beantwoorden van vragen.
Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van het bestuur en de schoolleiding
om ouders goed te informeren. Ik zal ook zelf vaker aan ouders van zeer zwakke scholen
mijn zorgen overbrengen: niet alleen wanneer een bestuur zijn wettelijke verplichting
niet nakomt om de ouders tijdig te informeren over het inspectieoordeel zeer zwak,
maar ook wanneer een «zeer zwak»-casus door de inspectie is geëscaleerd naar fase
E van de escalatieladder
Voordat het interim-bestuur werd aangesteld, was er wel regelmatig rechtstreeks contact
tussen schoolleiders, docenten (via de MR), (bezorgde) ouders en mijn medewerkers
bij het ministerie en de inspectie. Daarnaast heb ik zelf met verschillende (bezorgde)
ouders en leden van de MR gesproken. Vanuit het ministerie en de inspectie is er inmiddels
regelmatig contact met het interim-bestuur.
Voor de zomervakantie zijn alle scholen door een lid van het interim-bestuur bezocht.
Er is gesproken met vertegenwoordigers van het personeel en met iedere schoolmedezeggenschapsraad.
Daarbij heeft het bestuur toegezegd dat in september en begin oktober een vervolggesprek
zal plaatsvinden. Ook heeft het interim-bestuur inmiddels tweemaal online een overleg
gevoerd met het SvPO-brede overleg waarin iedere schoolmedezeggenschapraad met één vertegenwoordiger zitting heeft. Via de schoolleiders
wordt het interim-bestuur op de hoogte gehouden van de reguliere gang van zaken met
het personeel, ouders en leerlingen. Bij de start van de scholen in Midden-Nederland
was een bestuurslid aanwezig. Het interim-bestuur houdt, waar nodig, alle geledingen
goed op de hoogte van de ontwikkelingen en het verdere verloop van het proces waar
de scholen momenteel in zitten. Het interim-bestuur geeft aan dat het contact met
de schoolleiders en de medezeggenschapsraden constructief verloopt.
Bovendien meldt het interim-bestuur dat er inmiddels meerdere bestuursbulletins zijn
geweest. Middels deze bulletins maakt het bestuur onder meer duidelijk welke plannen
en acties er zijn met betrekking tot het verbeteren van het onderwijs op de locaties
die het oordeel zeer zwak hebben. Tevens was het bestuur beschikbaar voor vragen op
een inloopavond voor ouders van de locatie Amsterdam. Ook handelt het bestuur lopende
klachten zo persoonlijk mogelijk af, bijvoorbeeld door de betreffende ouders op te
bellen.
De leden van de SP-fractie vragen of de SvPO-school in Tilburg nog gesticht kan worden.
De school in Tilburg kan nog gesticht worden. Het interim-bestuur heeft echter laten
weten niet voornemens te zijn de stichting van deze school door te zetten.
De leden willen ook graag weten wat de meest actuele ontwikkelingen zijn rond de fusie-aanvraag.
Eind juni zijn de plannen voor bestuurlijke fusie goedgekeurd. Het interim-bestuur
heeft laten weten de fusie eind dit kalenderjaar te willen effectueren. De fusie wordt
inmiddels met een notaris voorbereid.
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie hoe situaties zoals bij SvPO in de toekomst
voorkomen kunnen worden. Zijn er nog meer signalen van schoolbesturen waar dit soort
zaken spelen? Hoe wordt daar op dit moment mee omgegaan?
Hoewel het zeer zorgelijk is dat drie van de acht scholen zeer zwak zijn, heb ik er
vertrouwen in dat het interim-bestuur goede stappen zet om de situatie te verbeteren.
De situatie bij SvPO is – gelukkig – op verschillende vlakken uniek. Wat helpt voorkomen
dat situaties zo uit de hand lopen als bij SvPO is gebeurd, is het wetsvoorstel bestuurlijk
instrumentarium, waarmee in meer gevallen ingegrepen kan worden bij slecht functionerende
besturen. Ook het in het coalitieakkoord aangekondigde sneller ingrijpen bij scholen
die onvoldoende presteren, gaat helpen soortgelijke situaties in de toekomst te voorkomen.
Ze willen verder weten of de Minister een spoedaanwijzing kan geven, indien eerst
geprocedeerd wordt tegen de openbaarmaking van inspectierapporten, als het wetsvoorstel
uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs wordt aangenomen.
Het is niet noodzakelijk om de uitkomst van een procedure over de openbaarmaking van
inspectierapporten af te wachten als een spoedaanwijzing wordt overwogen. Deze kan
worden opgelegd. Tegen het opleggen van de spoedaanwijzing staat wel bezwaar en beroep
open. Het bevoegd gezag kan daarnaast, tegelijkertijd met een van de bodemprocedures,
een voorlopige voorziening vragen bij de voorzieningenrechter. Het oordeel en de bewijsvoering
van de inspectie kunnen op die manier door de onafhankelijke bestuursrechter worden
getoetst.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de onderwijsinspectie in één derde van
de lessen op betrokken scholen leerlingen signaleerde die moeite hadden zich te concentreren
en hun opdrachten goed te maken en die niet goed wisten hoe zij verder moesten, maar
dat docenten hen op zulke momenten geen hulp boden. Zij vragen hoe het nieuwe bestuur
dit probleem nu aanpakt. Verder vragen de leden of inmiddels het probleem is verholpen
dat leerlingen voor de vakken Spaans en Duits zelfstandig een digitaal lesprogramma
moesten volgen, maar de vakken niet op het rooster stonden en het contact met vakdocenten
zich beperkte tot mondelinge toetsen, die de leerlingen zelf moesten aanvragen.
Tevens vragen de genoemde leden of er nu wel op alle betrokken scholen wordt voldaan
aan de wettelijke verplichting van een taal- en rekenbeleid, en of inmiddels voor
docenten inzichtelijk is in hoeverre er bij leerlingen sprake is van achterstanden
bij taal en/of rekenen. In hoeverre blijkt er op dat punt de afgelopen jaren bij de
leerontwikkeling van de leerlingen meer dan op andere scholen schade te zijn opgelopen?
Ook willen deze leden weten of docenten nu wel voldoende zeggenschap krijgen over
de manier waarop zij de lesstof aanbieden.
Het interim-bestuur heeft zich de afgelopen maanden onder meer beziggehouden met het
bewerkstelligen van een kwaliteitsslag. De inspectie houdt vinger aan de pols, onder
andere met voortgangsgesprekken, en toetst of de kwaliteit geborgd is. Ze heeft echter
nog geen onderzoek kunnen doen naar het effect van de inzet van het interim-bestuur
op de geconstateerde onvolkomenheden. De bestuursoverdracht vond begin juni plaats.
Het interim-bestuur is daarmee nu ongeveer vijf maanden actief, inclusief de zomervakantie.
De inspectie heeft in de periode maart-juni 2022 herstelonderzoeken bij alle acht
toenmalige besturen en scholen van SvPO uitgevoerd. De hieruit voortvloeiende rapporten
zijn inmiddels openbaar gemaakt. Ik heb u hierover bij brief geïnformeerd.
Is vrijwilligheid van de ouderbijdrage die de Scholen voor Persoonlijk Onderwijs vragen
voortaan wel echt gewaarborgd, zo vragen de leden.
Deze vraag is nog niet te beantwoorden, omdat hij gaat over het handelen van het bestuur
van de Scholen voor Persoonlijk Onderwijs in de toekomst. De inspectie houdt toezicht
op de manier waarop de scholen communiceren over de ouderbijdrage in de schoolgids
en op de website. Als de inspectie signalen ontvangt dat niet juist wordt omgegaan
met de vrijwilligheid van de ouderbijdrage, wordt het bestuur van de school daarop
altijd aangesproken. Zo nodig krijgt het SvPO-bestuur een herstelopdracht.
SvPO is eerder door de inspectie aangesproken op de communicatie over de ouderbijdrage.
Het interim-bestuur heeft de ouders al geïnformeerd met een brief over de vrijwilligheid
van de ouderbijdrage. Daarbij is ook opgenomen dat leerlingen wel mee kunnen doen
aan activiteiten, ook al is er geen vrijwillige ouderbijdrage betaald.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat de stand van zaken is bij het verhelpen van
het financiële wanbeheer. Ze willen weten of alle banden met de stichting Frederikssoon
zijn verbroken, en of er bij deze privéstichting nog bedragen van dubieuze uitbetalingen
die hebben plaatsgevonden worden teruggevorderd. Verder vragen de leden of bij alle
betrokken scholen de jaarrekeningen die niet klopten inmiddels ook verbeterd?
In het verleden zijn verschillende afspraken gemaakt tussen de schoolstichtingen,
en de hieraan verbonden partijen, waaronder Stichting Frederikssoon. Het interim-bestuur
werkt aan de afwikkeling van de afspraken die in het verleden zijn gemaakt met deze
stichting, en met de (anbi-)Stichting voor Persoonlijk Onderwijs, en zet zich in om
de door de inspectie geconstateerde onrechtmatigheden weg te nemen. Daartoe worden
onder meer juridische stappen gezet. Ook het onderzoek naar aanleiding van de aangifte
die door de inspectie is gedaan loopt nog.
De inspectie houdt toezicht op de bestedingen bij de scholen. Op het moment dat deze
bestedingen bij private stichtingen terecht komen vallen ze buiten de reikwijdte van
de WOT en daarmee dus buiten het toezicht van de inspectie, waardoor de inspectie
geen gebruik kan maken van haar wettelijke bevoegdheden om deze bedragen direct terug
te vorderen. De inspectie is begonnen met vervolgtoezicht naar aanleiding van de financiële
rapporten. De vraag over de jaarrekeningen kan nu nog niet worden beantwoord.
De leden vragen welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden de koepelstichting heeft
ten opzichte van het bevoegd gezag van de scholen.
Naast de schoolstichtingen heeft de voormalig bestuurder nog drie andere rechtspersonen
opgericht, waarmee hij namens de schoolstichtingen afspraken heeft gemaakt. De betreffende
stichtingen hebben echter geen publiekrechtelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden
jegens het bevoegd gezag van de scholen.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het spijtig dat de voormalig bestuursvoorzitter
lang heeft gewacht met het overdragen van zijn taken, en dat de scholen, leraren,
leerlingen en ouders hierdoor zo lang in onzekerheid zaten. Ze vragen hoe ik hier
op terugkijk en hoe het mogelijk is dat één bestuursvoorzitter iedereen zo in zijn
greep kan houden.
Ook ik vind het buitengewoon spijtig dat de bestuursoverdracht zo lang heeft geduurd.
Voor alle betrokkenen is dat heel pijnlijk geweest, en heeft het geleid tot grote
onzekerheid. Ik heb gesproken met ouders, leraren en schoolleiders en ben echt geraakt
door hun verhalen. De situatie die zich hier heeft voorgedaan is uitzonderlijk, en
is in de loop van een aantal jaren steeds verder uit de hand gelopen. Uiteindelijk
was er geen sprake meer van intern toezicht en kreeg de bestuurder geen tegenspraak
meer, omdat er geen andere bestuurders meer waren. De voormalig bestuurder accepteerde
de bevindingen van de inspectie bovendien niet, en de in Utrecht opgelegde sancties
hadden niet het beoogde effect. Het opleggen van andere sancties was niet mogelijk,
tot het moment waarop de inspectie constateerde dat er sprake was van financieel wanbeheer.
Daarmee kwam mijn bevoegdheid om een aanwijzing te geven in beeld. Door mij en mijn
medewerkers, maar ook vanuit de scholen zelf, is vervolgens direct gehandeld, en op
verschillende manieren stevig ingezet op het realiseren van een spoedige bestuursoverdracht.
Die inzet heeft uiteindelijk geleid tot het aantreden van het interim-bestuur.
Ik vind het echt frustrerend dat het zo lang heeft geduurd voordat er iets veranderde,
en heb dan ook beleid in voorbereiding om dit te adresseren. Zo wil ik de beleidsregel
financiële sancties wijzigen, waardoor ik sneller hogere sancties kan opleggen. Ook
de eerdere genoemde wet bestuurlijk instrumentarium biedt aanvullende handvatten.
Het is immers van groot belang dat in dit soort ernstige situaties sneller ingegrepen
kan worden.
De voornoemde leden zijn ook benieuwd wat er zou zijn gebeurd als de bestuursvoorzitter
zijn taken niet had overgedragen voor de deadline van zes weken, welk proces er dan
in werking was getreden, en wat ik dan nog had kunnen doen.
Als de bestuursvoorzitter zijn taken niet zou hebben overgedragen, had ik de voorgenomen
aanwijzingen waarschijnlijk doorgezet. Was vervolgens niet op tijd voldaan aan de
in de aanwijzingen gestelde eisen, dan had dat grote gevolgen kunnen hebben voor de
bekostiging van de betrokken scholen en had ik de mogelijkheid gehad om de bekostiging
volledig in te houden. Indien ook dat de bestuurder niet had bewogen om op te stappen,
zou het mogelijk zijn geweest om de civiele rechter te verzoeken de bestuurder te
ontslaan, op grond van artikel 2:298 van het Burgerlijk Wetboek.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af hoe de overgang naar het interim-
bestuur verlopen is, hoe nu de samenwerking tussen het interim- bestuur en de scholen,
de medezeggenschapsraden, de ouders en de leerlingen verloopt, welke stappen al zijn
gezet, welke banden er nog zijn met de voormalig bestuursvoorzitter en hoeveel invloed
hij nog heeft, en hoe het zit met de merknaam SvPO.
De overgang naar het interim-bestuur is gezien de omstandigheden relatief soepel verlopen.
Wel heeft het interim-bestuur over verschillende zaken geen of te weinig informatie
ontvangen van de voormalig bestuurder, en zijn verschillende discussies – bijvoorbeeld
over het eigendom van de schoolgebouwen en bijbehorende grond – nog altijd niet afgerond.
Het interim-bestuur laat weten dat er inmiddels sprake is van meer rust en continuïteit
op de scholen. Zo is het hoge personeelsverloop gestopt. Ook krijgt het bestuur steeds
beter zicht op de financiële situatie waarin de scholen verkeren, al zijn daarover
nog steeds zorgen. De sfeer is positief en het contact met de schoolleiders verloopt
constructief. Men is veranderingsbereid. Voor de drie zeer zwakke scholen (Utrecht,
Amsterdam en Hoorn) is een verbetertraject gestart via Leren Verbeteren. Via de schoolleiders
wordt gecommuniceerd met personeel, ouders en leerlingen. Ook het contact met de medezeggenschapsraden
verloopt constructief. Er is nog contact met de voormalig bestuursvoorzitter over
onder andere de ICT-voorzieningen. Het vergt tijd om alle systemen en de informatie
die daarin is opgenomen over te zetten.
Inmiddels heeft het interim-bestuur gekozen voor de invoering van een nieuw leerlingvolgsysteem,
dat in de zomervakantie is geïnstalleerd. Daarmee konden de docenten de gegevens van
dit schooljaar vanaf de start van het schooljaarinvoeren. De historische (bron)gegevens
moeten nog worden ingevoerd. Het interim-bestuur heeft voor de (aanvullende) lesprogramma’s
een contract afgesloten met een reguliere marktpartij. Verder bekijkt het interim-bestuur
– mede op basis van de uitkomsten van het overleg met de oud-bestuurder – op welke
termijn en op welke manier andere stappen op dit terrein verantwoord plaats kunnen
vinden.
De voormalig bestuurder heeft eerder gesteld te beschikken over een merkrecht op de
naam SvPO. De scholen maken hier echter al jaren gebruik van, en behouden het recht
om dat te doen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe lang een als zeer zwak beoordeelde school
onderwijs mag verzorgen. Wat is het moment dat een school te slecht presenteert om
nog door te mogen gaan als school? Is er een deadline voor wanneer de school in Utrecht
de problemen moet hebben opgelost? Is het nu niet zo dat een generatie leerlingen
al meerdere jaren kwalitatief slecht onderwijs krijgt?
Een school met het oordeel zeer zwak moet in principe binnen een jaar verbeteren.
In Utrecht is al langer sprake van zeer zwak onderwijs. Dat is heel kwalijk, en absoluut
niet in het belang van de leerlingen. Er is niet voor niets een sanctietraject gestart.
Tegelijkertijd heb ik u ook laten weten dat ik in mijn reactie op de rapporten die
recent zijn vastgesteld, rekening zou houden met de gewijzigde omstandigheden. De
onderzoeken zijn namelijk uitgevoerd ten tijde van het voormalige bestuur. Ik vind
dat het interim-bestuur de gelegenheid moet krijgen om orde op zaken te stellen.
In antwoord op vragen van de leden Paul en Becker heb ik gemeld dat ik de inspectie
dringend heb verzocht om waar mogelijk kortere termijnen te hanteren voor herstelonderzoeken,
en dat ik de inspectie heb verzocht tot maximale aanscherpingen als het gaat om zeer
zwak onderwijs en de betreffende scholen.4 In lijn met het coalitieakkoord wil ik sneller ingrijpen bij scholen die onvoldoende
presteren. De komende maand worden de ambities uit het coalitieakkoord met betrekking
tot «sneller ingrijpen» verder uitgewerkt. Hierover wordt uw Kamer dit najaar geïnformeerd
in de reeds toegezegde brief over toezicht en handhaving.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af waar ik nog inzet kan plegen om
de situatie op de drie scholen met het oordeel «zeer zwak» te verbeteren.
Ik ondersteun de drie scholen die het oordeel zeer zwak hebben gekregen door middel
van het programma Leren Verbeteren, dat beschikbaar is voor alle scholen met een oordeel
onvoldoende of zeer zwak of waar risico’s zijn.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier het interim-bestuur toezicht
gaat houden op de financiën, gelet op de onrechtmatige besteding aan vastgoed. Ze
willen weten wat het bestuur kan doen als dit nog steeds onder de private stichting
valt, en wat ik vind van deze constructie. Ze vragen bovendien of het klopt dat drie
van de scholen zijn gebonden aan erfpachtcontracten waarbij de onderwijsinstellingen
dertig jaar lang geld aan de private stichting moeten overmaken, en hoe wenselijk
ik dat vind.
Het vastgoed is op dit moment nog altijd in handen van twee stichtingen buiten de
schoolstichtingen. Het vorige bestuur heeft erfpachtcontracten gesloten voor verschillende
scholen. Ik sta achter het oordeel van de inspectie op dit punt, en vind de kosten
die samenhangen met de erfpachtconstructies ondoelmatig. Door de voormalige schoolbesturen
is geïnvesteerd in gebouwen waar zij geen eigenaar van zijn, maar ze dragen wel de
kosten voor het onderhoud. Bovendien betalen ze op grond van de erfpachtcontracten
voor het gebruik van de grond waarop de scholen zijn gebouwd. Het interim-bestuur
heeft juridisch advies ingewonnen over deze kwestie.
De leden vragen of de Minister kan garanderen dat een dergelijk traject in de toekomst
niet meer voor kan komen, en wat het ministerie beter had kunnen doen in deze zaak.
Een garantie dat soortgelijke situaties nooit meer voorkomen is niet te geven. Wel
wordt uiteraard gekeken op welke punten verbetering mogelijk is. Om in dergelijke
trajecten sneller verbetering te bewerkstelligen wil ik, in lijn met de ambities uit
het coalitieakkoord, sneller kunnen ingrijpen. Het wetsvoorstel uitbreiding bestuurlijk
instrumentarium onderwijs draagt daaraan bij, en ook de reeds aangekondigde maatregelen
in de brief van 22 juli jongstleden.5
De leden van de SGP-fractie vragen om een toelichting op de bestuurlijke constructie
bij SvPO. Allereerst zijn zij benieuwd naar de feitelijke bemensing van de bestuursfuncties
door de vijf interim-bestuursleden. Zijn zij allen lid van het bestuur van de koepelstichting
en ook van de besturen die het bevoegd gezag van de scholen uitmaken, of is daarin
een andere verdeling aangebracht?
De vijf leden van het interim-bestuur vormen het bestuur van alle SvPO-schoolstichtingen.
Op dit moment betreft het nog acht afzonderlijke besturen met dezelfde bestuurders.
Drie leden vormen het dagelijks bestuur, twee leden hebben een toezichthoudende rol.
De samenstelling van het bestuur van de overige stichtingen is niet gewijzigd als
gevolg van de bestuursoverdracht bij de schoolstichtingen.
De leden vragen welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden de koepelstichting heeft
ten opzichte van het bevoegd gezag van de scholen.
Naast de schoolstichtingen heeft de voormalig bestuurder nog drie andere rechtspersonen
opgericht, waarmee hij namens de schoolstichtingen afspraken heeft gemaakt. De betreffende
stichtingen hebben echter geen formele verantwoordelijkheden en bevoegdheden jegens
het bevoegd gezag van de scholen.
De leden van de SGP-fractie vragen tevens wat de taak van het interim-bestuur is als
het gaat om het doordenken van de bestuurlijke structuur. Is de bedoeling dat zij
ook onderzoeken of een eenvoudiger bestuurlijke opzet mogelijk is en of het mogelijk
is de stichtingen die het bevoegd gezag vormen zelfstandig verder te laten gaan? De
leden willen verder weten in hoeverre het noodzakelijk is om de koepelstichting te
continueren.
De inspectie heeft in verschillende rapporten geconstateerd dat bij de voormalige
besturen geen sprake was van een deugdelijke governance, en herstelopdrachten gegeven
op dat punt. Het interim-bestuur heeft de opdracht gekregen om zorg te dragen voor
rust en continuïteit. Het op orde brengen van de bestuurlijke opzet maakt daar onderdeel
van uit. Vanaf het moment dat het interim-bestuur aantrad is een heldere scheiding
aangebracht tussen uitvoerende en toezichthoudende taken. De besturen zijn bovendien
voornemens de scheiding van bestuur en toezicht ook statutair vast te leggen. Er is
geen formele relatie tussen de schoolstichtingen en de drie stichtingen die de voormalig
bestuursvoorzitter daarnaast heeft opgericht. Voor het onderwijs aan de SvPO-scholen
acht ik het voortbestaan van deze stichtingen daarom niet noodzakelijk, maar een beslissing
inzake het al dan niet in stand houden van deze stichtingen is aan hun besturen. Eerder
schreef ik al dat het interim-bestuur aan de slag is om de acht schoolstichtingen
door een fusie onder één bestuur te brengen. Dit zal de vereenvoudiging van de bestuurlijke
structuur ook ten goede komen.
Tegen de achtergrond van de ontwikkelingen bij SvPO vragen de leden van de SGP-fractie
naar de wenselijkheid van bestuurlijke constructies zoals holdings. Zij vragen of
deze situaties voor de Minister geen aanleiding zijn om evenals in het middelbaar
beroepsonderwijs wettelijk vast te leggen dat dubbelfuncties niet zijn toegestaan,
zodat het in deze specifieke situatie niet mogelijk zou zijn geweest dat de bestuurder
van de koepelstichting ook de bestuurder van alle stichtingen was die het bevoegd
gezag van de scholen vormen?
Voor mij staat voorop dat schoolbestuurders handelen in het belang van hun leerlingen,
dat zij integriteit betrachten en aanspreekbaar zijn op hun handelen. De code goed
bestuur vo bevat lidmaatschapseisen en handvatten om daar invulling aan te geven.
Het is veelzeggend dat het voormalige bestuur van SvPO een eigen code goed bestuur
geschreven had.
Overigens hoeft samenwerking niet altijd slecht uit te pakken, dit kan ook in het
belang van de leerlingen zijn. Met betrekking tot de verschillende samenwerkingsvormen
van besturen heeft mijn voorganger al eerder aangegeven dat het label van een samenwerkingsconstruct,
zoals «holding», niet voldoende zegt om de concrete invulling daarvan te kunnen beoordelen.
Doorslaggevend is in hoeverre verantwoordelijkheden van de deelnemende besturen (het
bevoegd gezag) zijn overgedragen aan een centrale entiteit en of, en in hoeverre,
de deelnemende besturen nog in positie zijn om hun eigen bestuurlijke verantwoordelijkheid
autonoom in te vullen. Ook bij met name personele unies speelt het risico op of de
schijn van belangenverstrengeling. Een bestuurder moet altijd handelen in het belang
van de rechtspersoon die hij bestuurt. Wanneer hij meerdere rechtspersonen bestuurt,
kunnen de belangen daarvan echter botsen. Juist wanneer het onderwijsinstellingen
in dezelfde sector en in hetzelfde voedingsgebied betreft, is het van belang om hier
aandacht voor te hebben. Het vraagt van bestuurders beoordelingsvermogen om hier verstandig
en integer mee om te gaan. De vraag in hoeverre aanvullende wetgeving, een uitbreiding
van de code goed bestuur, of wellicht een andere maatregel nodig is om een dergelijk
verstandig en integer handelen te bevorderen, wil ik aankaarten bij de VO-raad en
meenemen in gesprekken over professionalisering van bestuurders. Afhankelijk van de
uitkomst wil ik bezien of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
De leden van de SGP-fractie vragen op welke wijze het signaal vanuit betrokkenen bij
SvPO is meegenomen dat op geen enkele wijze in het bestuur van SvPO of daaraan verbonden
stichtingen of organisaties familieleden en vrienden van de voormalige voorzitter
zitting zouden moeten hebben. Ze willen weten of ik het volledige bestuurlijke netwerk
in kaart heb gebracht, en hoe is gewaarborgd dat het interim-bestuur bij de uitoefening
van zijn taak niet met onwenselijke beperkingen van de bestuurlijke autonomie te maken
krijgt, bijvoorbeeld door goedkeuringsbevoegdheden.
Het uitdrukkelijke verzoek van mij, maar ook van ouders, docenten, schoolleiders en
de medezeggenschapsraden om tot een daadwerkelijk onafhankelijk interim-bestuur te
komen is van groot belang geweest in aanloop naar de bestuursoverdracht. Dit signaal
maakte het mede mogelijk om vanuit het ministerie een aantal bestuurders voor te stellen.
Dat leidde er ook toe dat het niet noodzakelijk was om het volledige bestuurlijk netwerk
in kaart te brengen. Indien de voormalig bestuurder zelf een nieuwe bestuurder zou
hebben voorgedragen, was het noodzakelijk geweest om te toetsen in hoeverre er sprake
was van banden met de voormalig bestuurder, of het SvPO-netwerk. De garantie dat het
interim-bestuur niet met onwenselijke beperkingen van hun autonomie te maken zou krijgen,
was in dit geval niet te geven, onder meer omdat er nog afspraken van kracht waren
met de stichtingen buiten de schoolstichtingen.
De leden van de SGP-fractie vragen in vervolg op de behandeling van het wetsvoorstel
uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs een reactie op de positie van de
direct betrokkenen (personeel, ouders, leerlingen) in situaties waarin grote onvrede
bestaat over het functioneren van bestuurders of toezichthouders. In de situatie van
SvPO bleek het draagvlak volledig weggevallen bij schoolleiders en medezeggenschapsraden.
De leden vragen om een toelichting op mijn opmerking dat belanghebbenden in dergelijke
situaties uiteindelijk de rechter kunnen verzoeken de bestuurder te ontslaan op grond
van artikel 2:298 BW6. Zij vragen in hoeverre deze reactie voldoende recht doet aan de direct betrokkenen,
in het licht van het feit dat de regering de civiele route zelf slechts bij hoge uitzondering
wil gebruiken en voor zichzelf juist voorzien heeft in eenvoudiger mogelijkheden om
in te grijpen. Zouden de direct betrokkenen naar analogie hiervan ook niet toegankelijker
mogelijkheden verdienen, mede gelet op de bedoeling van de vrijheid van onderwijs?
Deze leden zouden het wenselijk vinden dat hierover een nadere analyse volgt.
De statuten van een stichting die een bijzondere school in stand houdt moeten voorzien
in een regeling omtrent de samenstelling, werkwijze en inrichting van het bestuur
van de stichting, evenals de wijze van benoeming, herbenoeming, schorsing en ontslag
van de bestuursleden. Eén van de problemen die zich bij SvPO voordeden is dat de bestuurlijke
inrichting van de schoolstichtingen niet meer conform de eigen statutaire voorschriften
was vormgegeven. De medezeggenschapsraad heeft adviesrecht op besluiten over de aanstelling
of het ontslag van leden van het bestuur. Bij SvPO was er geen sprake meer van intern
toezicht, en slechts nog van één bestuurder, die niet voornemens was zichzelf te ontslaan.
Vanuit de scholen zou daardoor alleen de gang naar de civiele rechter nog openstaan.
Vanuit de overheid is deze rechtsgang minder logisch, omdat er geen sprake is van
een civielrechtelijke rechtsverhouding, maar van een bestuursrechtelijke. Bovendien
heb ik een eigen bevoegdheid op grond van de onderwijswetgeving, namelijk de bevoegdheid
om een aanwijzing te geven als wanbeheer is geconstateerd. Die rechtsgang moet in
principe worden doorlopen voordat een geschil aan de civiele rechter wordt voorgelegd.
De leden vragen wanneer ik met een visie kom op het functioneren en het verbeteren
van het onderwijsbestuur, waaronder de medezeggenschap.
Ik onderschrijf het belang van de betrokkenheid en inspraak van direct betrokkenen
als het onderwijspersoneel, ouders en leerlingen. Medezeggenschap moet versterkt worden,
daar hebben wij dan ook afspraken over gemaakt in het coalitieakkoord.
Door het inwerkingtreden van de Wet versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen
op 1 januari 2017 heeft de intern toezichthouder of het interne toezichthoudend orgaan
de verplichting ten minste tweemaal per jaar overleg te plegen met de medezeggenschapsraad.
Dat is bij uitstek hét moment en overleg om als direct betrokkenen zaken aan te kaarten.
Daarnaast staat het de medezeggenschapsraad altijd vrij om een (extra) overleg met
de intern toezichthouder te beleggen.
De medezeggenschapsraad kan te allen tijde het intern toezicht attenderen en informeren
op het moment dat zij vindt dat er sprake is van onbehoorlijk handelen. Tevens kunnen
direct betrokkenen gebruik van de klachtenprocedure van de school of een melding maken
bij de Onderwijsinspectie.
Tot slot heb ik in de Verzamelbrief moties en toezeggingen primair en voortgezet onderwijs
van 6 juli jongstleden uw Kamer toegezegd uitvoering te gaan geven aan de motie van
leden Westerveld (GroenLinks) en Kwint (SP) inzake het evalueren van het functioneren
van de bestuursstructuur in het funderend onderwijs.7 Door middel van het brede gesprek over de rollen en verantwoordelijkheden in de schoolorganisatie
verwacht ik invulling te geven aan de in de motie gevraagde evaluatie. In dat brede
gesprek ga ik juist in gesprek met ouders, leerlingen en medezeggenschapsraadleden.
De bedoeling is om medio 2023 de uitkomsten van deze gesprekken beschikbaar te hebben.
Op basis daarvan zal ik u vervolgens concrete maatregelen voorstellen.
Tot slot wil ik nogmaals benadrukken dat dit in vele opzichten een bijzondere casus
is. Het vergt de uiterste inzet van alle betrokkenen om, ten aanzien van de kwaliteit,
de financiën en het algemene beheer op de scholen, op korte termijn het tij te keren.
Dat is echter wel precies waar de leerlingen en hun ouders na de afgelopen jaren recht
op hebben. Ik zie dat het interim-bestuur zich daar volledig voor inzet en dat zij
al mooie eerste stappen in de goede richting gezet hebben. Ik bericht u in ieder geval
over zes maanden over de stand van zaken, of zoveel eerder als noodzakelijk is.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier