Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 137 Wijziging van de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 in verband met de Wet implementatie EETS-richtlijn en enkele technische aanpassingen
Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 19 oktober 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel J, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt aan het slot voor de punt een zinsnede toegevoegd luidende:
«en wordt na «artikel 4:113, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht» ingevoegd
«kunnen al dan niet gedeeltelijk».
2. Onder vernummering van het tweede tot derde lid wordt een (nieuw) tweede lid ingevoegd
luidende:
2. Aan het eerste lid wordt, onder het vervallen van «of» aan het slot van onderdeel
a en het vervangen van «motorrijtuig.» door «motorrijtuig; of» in onderdeel b, een
onderdeel ingevoegd luidende:
c. aannemelijk maakt dat het voertuig ten tijde van de registratie het wegvak als
bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, niet heeft gepasseerd, sprake is van een
onjuiste hoogte van het toltarief als gevolg van de differentiatie als bedoeld in
artikel 5, derde lid, of het om een andere reden evident is dat de aanmaning onterecht
is verzonden.
B
In artikel I, onderdeel K, vijfde lid, wordt in de voorgestelde tekst van artikel 10,
vierde lid, onder a, «dan drie maanden» vervangen door «dan veertien maanden».
C
In artikel II, wordt «Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15: de
artikelen 4, eerste lid, 8b, eerste lid, en 16, eerste lid» vervangen door «Wet tijdelijke
tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15: de artikelen 4, eerste lid, 8b, eerste
lid, 9, eerste lid, en 16, eerste lid».
Toelichting
De voorgestelde wijzigingen zijn nodig om enkele onvolkomenheden te herstellen, die
naar voren zijn gekomen tijdens de voorbereiding van de uitvoering van het wetsvoorstel.
Onderdeel A en C
Zoals in paragraaf 3.4.4 van de memorie van toelichting bij de (oorspronkelijke) Wet
tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 (Wet TTH)1 is beschreven is het toltarief van rechtswege verschuldigd aan de Minister en staat
tegen een aanmaning geen bezwaar en beroep open op grond van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb). Dit geldt voor de betaling rechtstreeks aan de Minister. De eerste mogelijkheid
voor de houder om op te komen tegen de inning van het toltarief is als bezwaar wordt
gemaakt tegen een bestuurlijke boete die wordt opgelegd als na die aanmaning niet
is betaald. Als de houder al eerder vragen heeft naar aanleiding van de aanmaning
(bijvoorbeeld bij een mogelijk onjuiste registratie van het kenteken) en op dat moment
geconstateerd wordt dat hij geen toltarief verschuldigd is, is het logisch dat het
toltarief en de kosten van de aanmaning op dat moment al kunnen worden kwijtgescholden.
Dat voorkomt immers dat eerst een bestuurlijke boete moet worden opgelegd, waartegen
de houder vervolgens bezwaar kan aantekenen.
De voorgestelde wijziging van artikel 9 van de Wet TTH (onderdeel A) voorziet in ruimere
mogelijkheden voor kwijtschelding van het toltarief indien blijkt dat een correctie
nodig is omdat het toltarief niet is verschuldigd. Ook voorziet de voorgestelde wijziging
in vergelijkbare correctiemogelijkheden indien een houder een onjuist toltarief verschuldigd
blijkt te zijn (bijvoorbeeld in het geval dat een voertuig van minder dan 3.500 kg
het tarief voor voertuigen boven 3.500 kg in rekening is gebracht).
De wijziging maakt het tevens mogelijk om niet het gehele toltarief of aanmaning kwijt
te schelden, maar slechts een gedeelte daarvan. Als er bijvoorbeeld sprake is van
een correctie die is veroorzaakt door een onjuiste hoogte van het toltarief, is het
wenselijk om het juiste toltarief in rekening te brengen.
Tevens wordt voorgesteld artikel 9 van de Wet TTH op te nemen op de negatieve lijst
van de Awb (onderdeel C). Hierdoor is, zoals altijd al was beoogd, geen bezwaar en
beroep mogelijk tegen kwijtscheldings- en correctiebesluiten. Zoals hiervoor al toegelicht
staat bezwaar en beroep pas open tegen een bestuurlijke boete.
Onderdeel B
Voortschrijdend inzicht dat is ontstaan tijdens de realisatie van de uitvoering vraagt
om een verruiming van de bewaartermijn voor de persoonsgegevens en vastgelegde gegevens
die worden verzameld door de Minister. Houders die een dienstverleningsovereenkomst
hebben afgesloten met een dienstaanbieder kunnen bij de dienstaanbieder een klacht
indienen over de in rekening gebrachte tol. De dienstaanbieder kan de beeldopname
van de passage opvragen bij de Minister om de klacht te kunnen behandelen. Na drie
maanden verstrijkt de bewaartermijn van de Minister, gelet op de eerder voorgestelde
tekst van artikel 10, vierde lid, en kunnen de gegevens niet meer worden opgevraagd
door de dienstaanbieder. Dit zou betekenen dat de klachtentermijn voor de houder bij
de dienstaanbieder ten hoogste drie maanden bedraagt, een stuk korter dan de gebruikelijke
klachtentermijn. Om eventuele discussies omtrent de klachtentermijn in het consumentenrecht
te voorkomen wordt voorgesteld de termijn voor het bewaren van de gegevens te verlengen
naar 14 maanden. Zo heeft de houder de gebruikelijke termijn van een jaar de tijd
om zijn klacht in te dienen en heeft de dienstaanbieder nog voldoende tijd om de gegevens
op te vragen bij de Minister en de klacht van de houder af te handelen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat