Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 225 Regels omtrent gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering en terroristische activiteiten (Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten)
Artikel 1. Definities
Artikel 2. Instandhouding en doel van casusoverleggen
Artikel 3. Deelnemers
Artikel 4. Te verstrekken categorieën persoonsgegevens
Artikel 5. Weging voorafgaand aan casusoverleg
Artikel 6. Werkwijze casusoverleg
Artikel 7. Informatieverstrekking tussen casusoverleggen
Artikel 8. Bijzondere categorieën persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke
aard
Artikel 9. Vernietiging of anonimisering van persoonsgegevens
Artikel 10. Terugmelding onjuistheden
Artikel 11. Gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid
Artikel 12. Autorisaties en betrouwbaarheidsvereisten
Artikel 13. Informatiebeveiliging en logging
Artikel 14. Rechtmatigheidsadviescommissie
Artikel 15. Gegevensbeschermingsaudits
Artikel 16. Geheimhouding
Artikel 17. Jaarverslag
Artikel 18. Nadere waarborgen
Artikel 19. Wijziging Wet politiegegevens
Artikel 20. Wijziging Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 21. Aanpassing Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden in verband
met verhouding tot Zorg- en Veiligheidshuizen
Artikel 22. Wetstechnische aanpassing Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden
Artikel 23. Citeertitel
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is een beter juridisch
kader te scheppen voor de gegevensverwerking in de persoonsgerichte aanpak van radicalisering
en terroristische activiteiten;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
Artikel 1. Definities
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Radicalisering:
het proces dat uiteindelijk kan leiden tot terroristische activiteiten of tot extremistische
activiteiten, zijnde activiteiten waarbij personen of groepen vanuit ideologisch motief
bereid zijn in ernstige mate de wet te overtreden of activiteiten te verrichten die
de democratische rechtsstaat ondermijnen;
b. gemeente van verblijf:
gemeente waarin de betrokkene verblijft of voor het laatst heeft verbleven onderscheidenlijk
daarin gevestigd is.
Artikel 2. Instandhouding en doel van casusoverleggen
1. De burgemeester van de gemeente van verblijf van een natuurlijke persoon of rechtspersoon
die in verband kan worden gebracht met radicalisering of terroristische activiteiten
bevordert de afstemming van maatregelen ten aanzien van die persoon en draagt daartoe
zorg voor casusoverleg tussen de deelnemers.
2. Deelnemers van een casusoverleg ten behoeve van de persoonsgerichte aanpak van radicalisering
en terroristische activiteiten verwerken gezamenlijk gegevens voor zover dat noodzakelijk
is voor de uitoefening, afstemming en coördinatie van de inzet van hun wettelijke
taken en bevoegdheden en daaraan gerelateerde noodzakelijke werkzaamheden op het terrein
van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving alsmede begeleiding en zorg-
en hulpverlening in het belang van het voorkomen, verminderen en bestrijden van radicalisering
en terroristische activiteiten.
Artikel 3. Deelnemers
1. Als deelnemers aan het casusoverleg worden aangewezen:
a. de burgemeester van de gemeente van verblijf en van andere gemeenten, voor zover in
die andere gemeenten de gevolgen van de radicalisering van betrokkene merkbaar zijn
of voor zover daar personen verblijven met wie betrokkene een sociale relatie onderhoudt,
van wie de gegevens relevant zijn bij het opstellen of uitvoeren van het integrale
plan van aanpak, bedoeld in artikel 6, eerste lid, voor de uitoefening van zijn wettelijke
taken en bevoegdheden op het terrein van de handhaving van de openbare orde bij of
krachtens hoofdstuk XI van titel III van de Gemeentewet, paragraaf 2.3 van de Politiewet
2012, artikel 13b van de Opiumwet of een gemeentelijke verordening en voor de uitoefening
van zijn wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de Wet tijdelijk huisverbod,
de artikelen 7:1, 7:2, 7:4 en 8:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
en de artikelen 29 tot en met 36 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk
gehandicapte cliënten;
b. het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten, bedoeld in onderdeel a,
voor de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden bij of krachtens de
artikelen 2.1.1, eerste lid, 2.1.7, 2.3.1 tot en met 2.3.6, 2.3.9, 2.3.10 en 2.4.1
van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de artikelen 2.3 en 2.4 van de Jeugdwet,
artikel 7 van de Participatiewet, artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening,
artikel 16 van de Leerplichtwet 1969 en de wettelijke taken en bevoegdheden, bedoeld
in de artikelen 5:1, 5:2, 5:3 en 5:16 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg,
artikel 28c van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte
cliënten en artikel 2:7 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen;
c. de politie, voor de uitoefening van de taak, bedoeld in artikel 3 van de Politiewet
2012, en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden, en de wettelijke taken en bevoegdheden
op grond van de artikelen 5:3, 7:3, 8:1, 8:2, 8:10 en 13:3 van de Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg en de artikelen 28b, tweede lid, en 33 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische
en verstandelijk gehandicapte cliënten;
d. het openbaar ministerie, voor de uitoefening van de in artikel 124 van de Wet op de
rechterlijke organisatie opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden
en de uitoefening van de wettelijke taken en bevoegdheden op grond van de artikelen
5:3, 5:16, 5:17, eerste lid, 5:18, 5:19, 7:7, eerste lid, 7:11, eerste lid, 8:1, eerste
en derde lid, 8:17, zevende lid, 8:18, derde lid, onderdeel b, en tiende lid, 8:19,
derde lid, aanhef, 13:3, eerste, vierde en vijfde lid, van de Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg, de artikelen 28a, derde lid, aanhef, 28b, eerste lid, van de Wet
zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten en artikel 2.3
van de Wet forensische zorg;
e. Reclasseringsinstellingen, voor de taken bedoeld in hoofdstuk 3 van de Reclasseringsregeling
1995 en artikel 2:7 van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen;
f. de Raad voor de Kinderbescherming, voor de uitvoering van de wettelijke taken en bevoegdheden
op grond van de artikelen 255 en 257 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 2:7
van het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, artikel 3.1 van de
Jeugdwet en de artikelen 5, eerste lid, 6, 10 en 25 van de Wet opneming buitenlandse
kinderen ter adoptie.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de wettelijke taken en bevoegdheden van de deelnemers en daaraan gerelateerde
noodzakelijke werkzaamheden waarvoor gegevens kunnen worden verwerkt binnen het casusoverleg.
3. De burgemeester van de gemeente van verblijf, de politie en het openbaar ministerie
kunnen bepalen dat zij op incidentele basis derden laten deelnemen aan het casusoverleg,
indien deze derden over deskundigheid beschikken die noodzakelijk is bij de aanpak
van een specifieke casus en zij gelet op hun onderscheidenlijke wettelijke of publieke
taken en bevoegdheden een rol kunnen spelen bij het opstellen, uitvoeren of evalueren
van het integrale plan van aanpak, bedoeld in artikel 6, eerste lid. De derden krijgen
uitsluitend toegang tot de persoonsgegevens die in het casusoverleg worden verwerkt
voor zover dat noodzakelijk is voor het doel van het casusoverleg.
4. Bij toepassing van het derde lid zijn de artikelen die bij of krachtens deze wet
van toepassing zijn op alle deelnemers, genoemd in het eerste lid, van overeenkomstige
toepassing op de derden, met uitzondering van artikel 11, eerste lid. De deelnemers,
genoemd in het eerste lid, zien erop toe dat derden die op incidentele basis deelnemen
aan het casusoverleg voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming en het
bepaalde bij of krachtens deze wet.
Artikel 4. Te verstrekken categorieën persoonsgegevens
Tenzij naar het oordeel van de deelnemer zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten,
verstrekt elke deelnemer aan de deelnemers van het casusoverleg de navolgende categorieën
persoonsgegevens, voor zover die noodzakelijk zijn met het oog op het doel van het
casusoverleg, en de gegevens betrekking hebben op een natuurlijke persoon of rechtspersoon
die in verband kan worden gebracht met radicalisering of terroristische activiteiten,
waarop een aanmelding van een casus betrekking heeft:
a. identificerende en contactgegevens;
b. het burgerservicenummer;
c. een omschrijving van de signalen die kunnen duiden op radicalisering;
d. de naam en de contactgegevens van de deelnemer die de signalen heeft ingebracht;
e. persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor het opstellen, uitvoeren of evalueren
van het integrale plan van aanpak, bedoeld in artikel 6, eerste lid;
f. politiegegevens die op grond van artikel 20 van de Wet politiegegevens worden verstrekt;
g. justitiële en strafvorderlijke gegevens en tenuitvoerleggingsgegevens die op grond
van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens worden verstrekt;
h. gegevens over personen met wie betrokkene een sociale relatie onderhoudt, voor zover
die gegevens relevant zijn bij het opstellen, uitvoeren of evalueren van het integrale
plan van aanpak, bedoeld in artikel 6, eerste lid.
Artikel 5. Weging voorafgaand aan casusoverleg
1. Een deelnemer kan een casus voor overleg aanmelden bij de politie, het openbaar ministerie
of de burgemeester van de gemeente van verblijf, naar aanleiding van gedragingen van
een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in verband kan worden gebracht met radicalisering
of terroristische activiteiten of een situatie waarin deze verkeert, die verband houden
met het doel van het casusoverleg, en daartoe gegevens verwerken.
2. Een ieder kan een melding doen bij de politie, het openbaar ministerie of de burgemeester
van de gemeente van verblijf over een natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld
in het eerste lid.
3. De politie, het openbaar ministerie en de burgemeester van de gemeente van verblijf
analyseren gezamenlijk de aanmelding en komen tot een eensluidende beoordeling of
de aanmelding van een casus in overeenstemming is met het doel van het casusoverleg.
Zij houden daarbij rekening met objectieve criteria, waaronder de mate waarin betrokkene
bereid is geweld toe te passen of te propageren, de mate waarin betrokkene vasthoudt
aan extremistische denkbeelden, zijn sociale relaties, de mate van identificatie met
een extremistische groep of ideologie, en zijn zelfredzaamheid. Bij de analyse van
de aanmelding kunnen zij de overige deelnemers raadplegen.
4. Indien de aanmelding in overeenstemming is met het doel, kunnen de politie, het openbaar
ministerie en de burgemeester van de gemeente van verblijf overgaan tot verzameling
en uitwisseling van, alsmede samenvoeging met andere relevante gegevens die beschikbaar
zijn bij de deelnemers, teneinde te beoordelen welke deelnemers en welke derden, bedoeld
in artikel 3, derde lid, moeten worden betrokken in het casusoverleg. Hierbij kunnen
zij de overige deelnemers raadplegen.
5. De politie, het openbaar ministerie en de burgemeester van de gemeente van verblijf
bepalen welke deelnemers en welke derden, bedoeld in artikel 3, derde lid, gelet op
hun onderscheidenlijke taken en bevoegdheden, moeten worden betrokken in het casusoverleg
met het oog op het doel van het casusoverleg, en daarbij gegevens mogen verwerken.
6. Indien de casus niet wordt voorgelegd aan het casusoverleg, wordt de deelnemer die
de casus heeft aangemeld, daarover geïnformeerd.
Artikel 6. Werkwijze casusoverleg
1. Bij het casusoverleg kunnen de betrokken deelnemers overgaan tot het verder verzamelen
en uitwisselen van en samenvoegen met andere relevante gegevens, om gezamenlijk de
casus te analyseren. Indien dit naar het oordeel van de betrokken deelnemers noodzakelijk
is met het oog op het doel van het casusoverleg, kunnen de deelnemers in afstemming
afspraken maken over een integraal plan van aanpak met interventies die ten aanzien
van een betrokkene worden ingezet, en kunnen zij daartoe gegevens verwerken.
2. Indien de deelnemers afspraken hebben gemaakt over interventies die ten aanzien van
een betrokkene worden ingezet, kunnen de betrokken deelnemers gegevens verwerken die
met het oog op het doel van het casusoverleg, noodzakelijk zijn voor de uitvoering,
evaluatie en zo nodig het bijstellen van die afspraken alsmede voor het beslissen
over afsluiting van de casus.
3. Indien de deelnemers van het casusoverleg de casus afsluiten, worden de persoonsgegevens
die in de casus zijn opgenomen, na afsluiting afgeschermd voor de deelnemers totdat
uitvoering wordt gegeven aan de verplichting tot vernietiging of anonimisering, bedoeld
in artikel 9.
Artikel 7. Informatieverstrekking tussen casusoverleggen
1. De deelnemers die ter uitvoering van deze wet persoonsgegevens bewaren betreffende
een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in die gemeente verblijft of heeft verbleven
en die in verband kan worden gebracht met radicalisering of terroristische activiteiten,
kunnen de hem betreffende persoonsgegevens verstrekken aan de deelnemers van hetzelfde
soort casusoverleg van een andere gemeente van verblijf of waarin de gevolgen van
de radicalisering van betrokkene merkbaar zijn of waarin personen verblijven met wie
betrokkene een sociale relatie onderhoudt.
2. De gegevensverstrekking ingevolge het eerste lid vindt niet plaats voor zover zwaarwegende
redenen zich daartegen verzetten naar het oordeel van de deelnemers die deze persoonsgegevens
oorspronkelijk hebben ingebracht.
Artikel 8. Bijzondere categorieën persoonsgegevens en persoonsgegevens van strafrechtelijke
aard
1. Gelet op artikel 9, eerste lid, onderdeel g, van de Algemene verordening gegevensbescherming,
kunnen de gegevens die op grond van deze wet worden verwerkt, voor zover noodzakelijk
voor het doel van het casusoverleg, persoonsgegevens bevatten waaruit ras of etnische
afkomst, politieke, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen blijken, alsmede
gegevens over gezondheid.
2. Persoonsgegevens van strafrechtelijke aard als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming mogen worden verwerkt voor zover noodzakelijk
voor het doel van het casusoverleg.
Artikel 9. Vernietiging of anonimisering van persoonsgegevens
De persoonsgegevens die door de deelnemers van het casusoverleg gezamenlijk worden
verwerkt, worden vernietigd of geanonimiseerd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn
voor het doel van het casusoverleg, en worden in ieder geval uiterlijk vijf jaar na
de datum van laatste verwerking verwijderd uit de systemen van de deelnemers van het
casusoverleg of geanonimiseerd, tenzij een wettelijk voorschrift daaraan in de weg
staat of de verwerking noodzakelijk is voor de instelling, uitoefening of onderbouwing
van een rechtsvordering.
Artikel 10. Terugmelding onjuistheden
Mocht gedurende de gegevensverwerking blijken dat persoonsgegevens onjuist zijn, dan
worden deze onverwijld gecorrigeerd en wordt een melding gedaan aan de organisatie
waarvan de persoonsgegevens afkomstig zijn, opdat ook in haar gegevensbestanden kan
worden gecontroleerd of de persoonsgegevens juist zijn geregistreerd en na validatie
de gegevens kunnen worden gecorrigeerd.
Artikel 11. Gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijkheid
1. De deelnemers van het casusoverleg, genoemd in artikel 3, eerste lid, zijn gezamenlijke
verwerkingsverantwoordelijken als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Algemene
verordening gegevensbescherming voor de verwerking van persoonsgegevens in het casusoverleg.
2. De deelnemers wijzen één van de functionarissen voor gegevensbescherming van de deelnemende
overheidsinstanties of overheidsorganen aan die als coördinerend functionaris voor
gegevensbescherming voor het casusoverleg optreedt.
3. De deelnemers wijzen personeel aan ten behoeve van de inzet in het casusoverleg,
dat in dienst blijft van de betreffende deelnemers. Een private deelnemer wijst ten
behoeve van de inzet in het casusoverleg slechts personen aan die niet tevens worden
belast met commerciële werkzaamheden voor die private partij.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de respectievelijke verantwoordelijkheden van de deelnemers met betrekking tot de
uitoefening van de rechten van betrokkene en hun respectieve verplichtingen om de
informatie te verstrekken, bedoeld in artikel 14 van de Algemene verordening gegevensbescherming;
b. de aanwijzing van een deelnemende overheidsinstantie of deelnemend overheidsorgaan
als contactpunt voor betrokkenen voor de uitoefening van de rechten op grond van hoofdstuk
III van de Algemene verordening gegevensbescherming.
Artikel 12. Autorisaties en betrouwbaarheidsvereisten
1. Uitsluitend door de deelnemers geautoriseerde personen hebben toegang tot de systemen
waarin de deelnemers gezamenlijk persoonsgegevens verwerken. De deelnemers onderhouden
een systeem van autorisaties dat voldoet aan de vereisten van zorgvuldigheid en evenredigheid.
Geautoriseerd worden slechts personen die zijn aangewezen ten behoeve van de inzet
in het casusoverleg en die zijn belast met:
a. de uitvoering van de gegevensverwerking voor het doel van het casusoverleg,
b. de toetsing op rechtmatigheid, of
c. het onderhoud of de ondersteuning van de systemen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent
de betrouwbaarheidsvereisten aan geautoriseerde personen als bedoeld in het eerste
lid.
Artikel 13. Informatiebeveiliging en logging
1. Binnen het casusoverleg worden persoonsgegevens uitsluitend verwerkt in systemen
waarvoor een adequaat beveiligingsniveau geldt. Daarbij worden persoonsgegevens beveiligd
ten minste volgens door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
vastgestelde richtlijnen.
2. De deelnemers dragen zorg voor de vastlegging langs elektronische weg (logging) van
verwerkingen van persoonsgegevens in geautomatiseerde systemen van het casusoverleg
overeenkomstig de door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
vastgestelde richtlijnen voor informatiebeveiliging. De vastgelegde gegevens worden
uitsluitend gebruikt voor de controle van de rechtmatigheid van de gegevensverwerking,
voor interne controles, ter waarborging van de integriteit en de beveiliging van de
persoonsgegevens en voor gerechtelijke procedures.
Artikel 14. Rechtmatigheidsadviescommissie
De deelnemers stellen een gezamenlijke rechtmatigheidsadviescommissie in, die tot
taak heeft de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens in de casusoverleggen
structureel te beoordelen bij nieuwe verwerkingen en wijziging in verwerkingen en
om voorstellen aan het casusoverleg te doen om onrechtmatigheden op te lossen. Bij
of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de
werkwijze en de samenstelling van de rechtmatigheidsadviescommissie, de wijze van
benoeming en ontslag van haar leden.
Artikel 15. Gegevensbeschermingsaudits
1. Het casusoverleg doet de uitvoering van de bij of krachtens deze wet gegeven regels
en de Algemene verordening gegevensbescherming controleren door middel van het periodiek
doen verrichten van privacy audits.
2. Het casusoverleg zendt een afschrift van de controleresultaten van de privacy audits
aan de Autoriteit persoonsgegevens.
3. Indien uit de controleresultaten blijkt dat niet wordt voldaan aan het bij of krachtens
deze wet bepaalde, laat het casusoverleg binnen een jaar een hercontrole uitvoeren
op die onderdelen die niet voldeden aan de gestelde voorwaarden. Het tweede lid is
van overeenkomstige toepassing.
4. Een ieder die betrokken is bij een controle als bedoeld in dit artikel is verplicht
tot geheimhouding van de persoonsgegevens waarover hij de beschikking heeft gekregen,
behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of zijn
taak daartoe noodzaakt.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
de inhoud en wijze van uitvoering van controle, bedoeld in het eerste en derde lid.
Artikel 16. Geheimhouding
Eenieder die betrokken is bij de werkzaamheden van het casusoverleg en daarbij de
beschikking krijgt over persoonsgegevens, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt,
beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht
geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig
wettelijk voorschrift voorziet in de bevoegdheid of verplichting om de gegevens te
verstrekken of voor zover de gegevensverstrekking noodzakelijk is voor het afleggen
van verantwoording door een medewerker aan de deelnemer die hem heeft aangewezen voor
de inzet in het casusoverleg.
Artikel 17. Jaarverslag
1. Een casusoverleg doet jaarlijks verslag van de effectiviteit en bruikbaarheid van
de uitgewisselde gegevens, voor zover dit de verwezenlijking van de doeleinden van
het casusoverleg niet onmogelijk dreigt te maken of ernstig in het gedrang dreigt
te brengen. Meerdere casusoverleggen kunnen beslissen om één gezamenlijk jaarverslag
uit te brengen.
2. Het jaarverslag wordt bekendgemaakt door plaatsing op internet.
Artikel 18. Nadere waarborgen
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de waarborgen.
Artikel 19. Wijziging Wet politiegegevens
Aan artikel 20 van de Wet politiegegevens wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Indien de politie deelneemt aan een casusoverleg als bedoeld in de Wet gegevensverwerking
persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten, verstrekt de
verwerkingsverantwoordelijke, in overeenstemming met het bevoegd gezag, bedoeld in
de artikelen 11, 12 en 14 van de Politiewet 2012, aan het casusoverleg politiegegevens,
voor zover dat noodzakelijk is met het oog op het doel van het casusoverleg, tenzij
naar het oordeel van de verwerkingsverantwoordelijke zwaarwegende redenen zich daartegen
verzetten.
Artikel 20. Wijziging Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8a wordt vóór «of 39ga» ingevoegd «, 39fb».
B
Voor artikel 39g wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 39fb
Indien het openbaar ministerie deelneemt aan een casusoverleg als bedoeld in de Wet
gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische activiteiten,
worden aan het casusoverleg strafvorderlijke gegevens verstrekt, voor zover dat noodzakelijk
is met het oog op het doel van het casusoverleg, tenzij naar het oordeel van de verwerkingsverantwoordelijke
zwaarwegende redenen zich daartegen verzetten.
C
In artikel 39j wordt vóór «en 39ga» ingevoegd «, 39fb».
D
Voor artikel 51d wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 51cb
Indien Onze Minister of het openbaar ministerie deelneemt aan een casusoverleg als
bedoeld in de Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische
activiteiten, worden aan het casusoverleg tenuitvoerleggingsgegevens verstrekt, voor
zover dat noodzakelijk is met het oog op het doel van het casusoverleg, tenzij naar
het oordeel van de verwerkingsverantwoordelijke zwaarwegende redenen zich daartegen
verzetten.
Artikel 21. Aanpassing Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden in verband
met verhouding tot Zorg- en Veiligheidshuizen
Indien het bij koninklijke boodschap van 24 april 2020 ingediende voorstel van wet
houdende regels omtrent gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wet gegevensverwerking
door samenwerkingsverbanden, Kamerstukken 35 447) tot wet is of wordt verheven, wordt aan artikel 2.31 van die wet een lid toegevoegd,
luidende:
13. Indien bij een casusoverleg binnen een Zorg- en Veiligheidshuis als bedoeld in dit
artikel een casus is aangemeld waarin naar het oordeel van de deelnemers aanleiding
is om te vermoeden dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5, eerste
lid, van de Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering en terroristische
activiteiten, dan dragen zij zorg dat de casus overeenkomstig die bepaling wordt aangemeld
bij het casusoverleg, bedoeld in artikel 6 van die wet. Indien de casus in behandeling
wordt genomen door het laatstgenoemde casusoverleg, dan vindt het onderhavige artikel 2.31
geen verdere toepassing.
Artikel 22. Wetstechnische aanpassing Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden
Indien het bij koninklijke boodschap van 24 april 2020 ingediende voorstel van wet
houdende regels omtrent gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (Wet gegevensverwerking
door samenwerkingsverbanden, Kamerstukken 35 447) tot wet is of wordt verheven en artikel 4.2 van die wet later in werking treedt dan artikel 20 van deze wet, komt
artikel 4.2, onderdeel A, van die wet te luiden:
A
In artikel 8a wordt na «39f,» ingevoegd «39fa,».
Artikel 23. Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Wet gegevensverwerking persoonsgerichte aanpak radicalisering
en terroristische activiteiten.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.