Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Laan en Westerveld over diverse berichten over het disfunctioneren van het ISR en de negatieve gevolgen voor de sporters/sportsters
Vragen van de leden Van der Laan (D66) en Westerveld (GroenLinks) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over diverse berichten over het disfunctioneren van het ISR en de negatieve gevolgen voor de sporters/sportsters (ingezonden 13 september 2022).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 12 oktober 2022).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 141.
Vraag 1
Wat is de status van de uitvoering van de motie van der Laan cs.1 en Westerveld cs.2 voor zover de delen van het onderzoek die betrekking hebben tot het Instituut Sportrechtspraak
(ISR)?
Antwoord 1
De motie Westerveld c.s.3 wordt meegenomen in het onafhankelijk onderzoek naar een veilige en integere sport
waar ook een evaluatie van het sporttuchtrecht onderdeel van is. Het onderzoek is
momenteel in volle gang. Op dit moment vinden de laatste interviews en bureau-onderzoek
plaats. Er staat een enquête uit bij sportverenigingen en ondernemende sportaanbieders.
Daarnaast wordt in het najaar een juridische analyse uitgevoerd alsmede een evaluatie
van het Instituut Sportrechtspraak (ISR) en wordt het functioneren van het tuchtrechtstelsel
bekeken door middel van profielreizen. Verder staat een vergelijkende juridische analyse
op de planning zoals met het tuchtrecht in de jeugdzorg. De uitkomsten van het onderzoek
worden begin 2023 verwacht. Ik zal u hierover nader informeren.
De uitvoering van motie Van der Laan4 krijgt opvolging door sportspecifieke onderzoeken naar grensoverschrijdend gedrag,
zoals het onderzoek door Verinorm naar de cultuur, aard en omvang van ongewenst gedrag
in de danssector. Ook dit onderzoek is in volle gang en de uitkomsten worden begin
2023 verwacht. Het is niet het doel van het onderzoek om specifiek naar het ISR te
kijken, maar gezien de problematiek sluit ik niet uit dat dit wordt meegenomen.
Vraag 2
Welke acties heeft u ondernomen na het lezen van de berichten «Oud-turnsters voelen
zich oefenmateriaal voor het tuchtrecht»5, «Tuchtrecht in de sport wankelt: ministerie start onderzoek»6 en «Politiek steunt oud-turnsters: «Melders grensoverschrijdend gedrag worden opgevreten
door het systeem»»7?
Antwoord 2
Het is ontzettend pijnlijk om wederom deze berichten te lezen. Ik voel mee met de
oud-turnsters die ik ook persoonlijk over deze ervaringen heb gesproken. Het is mij
inmiddels duidelijk dat de zaken van de oud-turnsters om verschillende redenen dermate
complex en van een andere materie zijn dat dit om een zeer zorgvuldige behandeling
vraagt. Ik begrijp de zorgen over of het ISR deze zaken voldoende aan kan. Ik heb
het ISR aangesproken op de voorbereiding en voortgang van deze specifieke zaken. De
vraag daarbij is of de huidige scope van het sporttuchtrecht wel toereikend is voor
dit type zaken. Mede om die reden heb ik de evaluatie van het sporttuchtrecht geïnitieerd
waarbij ook de uitvoering van het tuchtrecht door het ISR onafhankelijk onderzocht
wordt.
Ik hecht veel waarde aan een onafhankelijk en kwalitatief tuchtrecht in de sport.
Daarom heb ik onlangs meerdere malen met het ISR gesproken over haar functioneren,
houding en gedrag, en de benodigde verbeteringen op korte termijn. Dit betreft onder
andere het instellen van een Raad van Toezicht en vernieuwing en diversiteit in alle
lagen van het ISR. Daarnaast wil ik inzetten op het verbeteren van de kwaliteit van
onderzoek. Ik ben met het ISR in gesprek voor een extra impuls bovenop de huidige
subsidie voor het verbeteren van de kwaliteit van onderzoek, zoals een extra onderzoeker
voor complexe zaken en als «meelezer» op zaken. Ik ga de afspraken met het ISR bekrachtigen
in aanvullende subsidievoorwaarden zodat ze hieraan gebonden zijn.
Mijn bevoegdheden in het sporttuchtrecht zijn echter beperkt. De sportsector is verantwoordelijk
voor het sporttuchtrecht en kan zelf inhoudelijk het tuchtrecht via de tuchtreglementen
aanpassen. Bovendien is het ISR een onafhankelijke organisatie. Binnen mijn mogelijkheden
draag ik bij door in te zetten op een evaluatie van het tuchtrecht en door het ISR
financieel te ondersteunen samen met NOC*NSF.
Vraag 3
Klopt hetgeen in het artikel «Politiek steunt oud-turnsters: «Melders grensoverschrijdend
gedrag worden opgevreten door het systeem»» geschreven staat, dat u onlangs in gesprek
bent geweest met het ISR over een verdere professionaliseringslag, ook op de korte
termijn? Welke acties zijn besproken en welke acties (op de lange en korte termijn)
zullen worden uitgevoerd naar aanleiding van dit gesprek?8
Antwoord 3
Ja, zie ook antwoord 2. De acties op korte termijn die ik met het ISR heb besproken
zijn: het verbeteren van de kwaliteit van onderzoek en een bestuursmodel waarbij er
meer toezicht is. Evenals het verder professionaliseren en aandacht voor houding en
gedrag. Daarnaast zal de evaluatie van het sporttuchtrecht, als onderdeel van het
onderzoek veilige en integere sport, naar verwachting met concrete aanbevelingen voor
het sporttuchtrecht komen. Ik ben voornemens om deze aanbevelingen waar mogelijk op
te volgen.
Vraag 4
Op welke wijze wordt de Kamer betrokken bij de invulling van de aanvullende subsidievoorwaarden?
Wanneer zijn deze af en wanneer ontvangt de Kamer deze stukken (in concept)?
Antwoord 4
Ik ben bereid om de Kamer op hoofdlijnen te informeren over de invulling van de aanvullende
subsidievoorwaarden zodra deze in de subsidieverlening aan de instelling zijn verzonden.
Dit gaat volgens de termijnen die zijn vastgesteld in de Kaderwet VWS subsidies.9
Vraag 5
Begrijpt u de geuite zorgen over «secundaire victimissatie» van de slachtoffers door
het gebrek aan goede expertise en procedures?
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Vindt u dat «secundaire victimisatie» voorkomen zou moeten worden? Welke rol ziet
u hierin voor uzelf? Welke acties wilt u ondernemen, anders dan het afwachten van
de resultaten van het bredere onderzoek naar topsportcultuur?
Antwoord 6
Slachtoffers hebben niet gevraagd om slachtoffer te worden. Slachtofferschap heeft
vaak een grote en soms ook een blijvende impact op hun leven. Secundaire victimisatie
moet waar mogelijk worden voorkomen. In het coalitieakkoord staat dan ook opgenomen
dat dit kabinet inzet op het borgen van de positie van slachtoffers. Deze afspraak
krijgt vorm via de Meerjarenagenda Slachtofferbeleid 2022–2025. Met deze agenda wordt ingezet op erkenning van slachtoffers via een stevige positie
in het recht, en waar nodig bescherming en ondersteuning op weg naar herstel. Dit
najaar zal de Minister voor Rechtsbescherming u informeren over de voortgang van deze
meerjarenagenda.
Daarnaast is het belang van het voorkomen van secundaire victimisatie ook aan bod
gekomen tijdens de verkenningssessies van het Nationaal Actieplan Seksueel Grensoverschrijdend
Gedrag waar ik mij ook voor inzet. De Kamer wordt eind dit jaar geïnformeerd over
het actieplan. Bovendien faciliteer ik slachtofferhulp voor sporters via Slachtofferhulp
Nederland. Sporters kunnen daar terecht voor hulp bij een tucht- of strafzaak.
Vraag 7 en 8
Vindt u dat er in deze kwesties ook een rol is weggelegd voor het Openbaar Ministerie
(OM)? Welke rol ziet de Minister voor het OM?
Wat heeft het OM al uitgevoerd op dit terrein, is er bijvoorbeeld een verkennend onderzoek
gestart naar aanleiding van de vele berichtgeving in de media? Kunnen de conclusies
hiervan gedeeld worden met de Kamer voor het Wetgevingsoverleg Sport d.d. 28 november
2022?
Antwoord 7 en 8
Het is van belang om het onderscheid tussen het ISR en het OM te benadrukken. Een
melding doen bij het ISR staat los van het doen van een strafrechtelijke aangifte.
Slachtoffers van zedenzaken of (kinder-)mishandeling of van andere strafbare feiten
kunnen te allen tijde bij de politie daarvan aangifte doen. De zaken waar aangifte
is gedaan van een (vermeend) strafbaar feit worden door het OM opgepakt. Er is sprake
van een samenwerking tussen ISR en OM in die zin dat er contacten zijn tussen de politie
en het bureau van het ISR, om te voorkomen dat ISR een zaak oppakt terwijl er een
opsporingsonderzoek loopt bij politie/OM. Een opsporingsonderzoek gaat dan namelijk
voor. Ik kan echter geen uitspraken doen over eventuele lopende onderzoeken bij het
OM. Daarnaast is het OM betrokken bij een veilige en integere sport door dat zij zitting
neemt in de begeleidingscommissie van het onderzoek veilige en integere sport, waarin
ook de evaluatie van het tuchtrecht wordt meegenomen, zie ook antwoord 1 en 14.
Vraag 9
Is het mogelijk om, in lijn met de wens van de oud-turnsters, de zaken bij een ander
instituut opnieuw te behandelen? Zo nee, kunnen de zaken worden stilgelegd totdat
het ISR voldoende geprofessionaliseerd is?
Antwoord 9
De alternatieven voor het tuchtrecht zijn een strafrechtelijke of een civielrechtelijke
procedure. De tuchtzaken in de sport kunnen niet worden stilgelegd of worden afgebroken.
Een melder kan zich terugtrekken, dan is hij/zij geen actief onderdeel meer van het
proces. Het proces gaat echter wel door. Alleen een onafhankelijk aanklager kan besluiten
om een zaak te seponeren.
Vraag 10
Staat u nog achter de woorden van uw ambtsvoorganger, dat melders veilig zijn, hun
melding vertrouwelijk wordt behandeld en er altijd sprake is van hoor en wederhoor?
Zo ja, kunt u dit toelichten?10
Antwoord 10
Het ISR geeft aan dat zaken vertrouwelijk worden behandeld binnen de regels van de
reglementen van het ISR. Hoor en wederhoor maakt essentieel onderdeel uit van de regels
en derhalve van de gesprekken die gevoerd worden in het kader van een tuchtrechtelijk
onderzoek. Daarmee geven zij aan dat melders veilig zijn.
Ik realiseer mij echter dat veilig voelen iets heel anders is. En ik ben mij er zeer
van bewust dat er melders zijn die zich niet veilig voelen; dit kwam nadrukkelijk
naar voren in mijn gesprek met een aantal oud-turnsters.
Vraag 11
Wat is er gebeurd met de extra financiële middelen van 1 miljoen die het ISR heeft
gekregen om te professionaliseren? Kunt u een precies overzicht geven van de besteding
van deze middelen?
Antwoord 11
Het ISR heeft onder andere haar capaciteit vergroot van 2,6 fte naar 6,6 fte waaronder
een extra casemanager en juridisch secretaris. Er zijn procesmatige zaken aangepast,
zoals: het opstellen van een klachtenregeling, het bijstellen van het onderzoeksprotocol
en het aanpassen en opstellen van modellen voor onderzoeksgesprekken en aanklagers.
Door de invoering van een casemanagement systeem is er beter inzicht in de zaken.
Daarnaast wordt ingezet op extra opleiding en intervisiebijeenkomsten. Ik zal het
ISR vragen te communiceren over haar voortgang met betrekking tot de professionaliseringsslag.
Vraag 12
Kunt u verklaren waarom de professionalisering van het ISR zo lang duurt terwijl (oud-)turnsters
zelf, sportorganisaties en koepels, de Kamer en andere betrokkenen al jaren aan de
bel trekken en ook uit het rapport van Berenschot blijkt dat verbetering noodzakelijk
is?
Antwoord 12
Ja. Om een dergelijke professionalisering aan te pakken is er bij de start een kwartiermaker
aangesteld. Dit heeft een strategisch driejarenplan (2021–2023) opgeleverd dat momenteel
in uitvoering is. Daarnaast vergt professionalisering van het ISR zorgvuldige afstemming
met betrokken partijen, zoals: NOC*NSF, de sportorganisaties, politie en het OM. Tevens
vragen sommige acties eerst een aanpassing van bestaande procedures en reglementen
waardoor het meer tijd in beslag neemt.
Het ISR geeft aan dat de professionalisering en versterking van het ISR op schema
ligt volgens het driejarenplan. Bovendien heeft het ISR een enorme groei doorgemaakt
in het aantal zaken wat in behandeling is de afgelopen jaren. De behandeling van zaken
heeft echter altijd voorrang gehad. Ik blijf in gesprek met het ISR om de professionalisering
te bespoedigen.
Vraag 13
Is er onderzocht hoeveel financiële middelen het ISR nodig zou hebben om goed te kunnen
functioneren? Is dit in lijn met de financiële bijdrage die het ISR verkrijgt vanuit
het ministerie?
Antwoord Vraag 13
In 2020 heeft Berenschot, in opdracht van NOC*NSF en het ISR, ingeschat dat de benodigde
jaarlijkse financiering voor het ISR ligt tussen circa € 600.000 en € 1 miljoen.11 Inmiddels krijgt het ISR een instellingssubsidie van circa € 1,4 miljoen van VWS
en daarnaast een financiële bijdrage van NOC*NSF. Het blijkt dat de groei in het aantal
zaken lastig te voorspellen is. Ik blijf met het ISR in overleg over de benodigde
financiële middelen.
Vraag 14
Hoe staat het met het onderzoek naar een veilige en integere sport, waarbinnen ook
het tuchtrecht geëvalueerd zou worden?12
en
13
Antwoord 14
Zie antwoord 1.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.