Schriftelijke vragen : Ongedocumenteerde studenten die eigenlijk niks kunnen met hun diploma als ze hun opleiding hebben afgerond
Vragen van de leden De Hoop en Piri (beiden PvdA) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over ongedocumenteerde studenten die eigenlijk niks kunnen met hun diploma als ze hun opleiding hebben afgerond (ingezonden 29 september 2022).
Vraag 1
            
Klopt het dat bij de verschillende oplossingen die er werden geopperd bij de toename
               van de krapte op de arbeidsmarkt in de eerste helft van 2022 één groep mensen over
               het hoofd werd gezien: de ongedocumenteerden?1
Vraag 2
            
Hoe beoordeelt u het beschreven geval van zo’n jongere die hier is geboren en getogen
               maar geen Nederlands paspoort heeft doordat zijn ouders geen papieren hebben en hij
               nu niks kan met zijn diploma als hij zijn mbo-opleiding af heeft?
            
Vraag 3
            
Welk effect verwacht u van de uitsluiting van regulier werk voor de kwetsbare positie
               van ongedocumenteerde migranten die hen een gemakkelijke prooi maakt voor uitbuiting
               door malafide werkgevers, huisjesmelkers of mensenhandelaren, waar Amnesty International
               op wijst?2
Vraag 4
            
Wat vindt u van het principe van «Duldung», dat men blijkens het artikel in Duitsland hanteert?
Vraag 5
            
Welke consequenties verbindt u aan uw antwoorden voor het beleid ten aanzien van zulke
               studenten als beschreven in het artikel?
            
Indieners
- 
              
                  Gericht aan
 E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- 
              
                  Gericht aan
 R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 
              
                  Indiener
 Habtamu de Hoop, Kamerlid
- 
              
                  Medeindiener
 Kati Piri, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
 
           
  