Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Markuszower en Maeijer over het bericht 'Zonder onderzoek draaien we om hete brij'
Vragen van de leden Markuszower en Maeijer (beiden PVV) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het bericht «Zonder onderzoek draaien we om hete brij» (ingezonden 5 september 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 14 september 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Zonder onderzoek draaien we om hete brij»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening van rechter Tromp dat er een onafhankelijk onderzoek moet komen
naar de rol van rechters bij de uithuisplaatsingen van kinderen van het toeslagenschandaal?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik onderschrijf het belang van onafhankelijk onderzoek. Dit is nodig voor inzicht
en erkenning. Dit krijgt vorm via het inspectieonderzoek waarover ik uw Kamer in november
2021 informeerde2. Verder is een onafhankelijke onderzoekscommissie in voorbereiding.
Daarnaast vind ik het positief dat de rechtspraak zelf aan reflectie doet en onderzoek
wil gaan doen. De bestuursrechters reflecteerden eerder al, eveneens naar aanleiding
van het de toeslagenaffaire. Het rapport dat deze werkgroep opleverde getuigt van
het vermogen om grondig en kritisch naar het eigen functioneren te kijken.3 Bij het reflectieprogramma van de familie- en jeugdrechters zijn behalve rechters,
raadsheren en juridisch medewerkers ook vier externe adviseurs betrokken. Deze adviseurs
komen uit de wetenschap, ontwikkelingspsychologie en advocatuur. Ook bij het geplande
dossieronderzoek van de rechtspraak naar de uithuisplaatsingen van kinderen uit gedupeerde
gezinnen zal een externe begeleidingscommissie zijn. Overigens gaat het niet om onderzoek
naar de rol of het functioneren van rechters.
Vraag 3
Kunt u vertrouwen hebben in een onderzoek naar het functioneren van rechters, als
dat niet door een onafhankelijke partij wordt uitgevoerd?
Antwoord 3
Het onderzoeksvoorstel van de Rijksuniversiteit Groningen heeft geen betrekking op
het functioneren van rechters. Het onderzoekvoorstel heeft als focus om te achterhalen
wat de invloed was van schuldenproblematiek op de beslissing een kind uit huis te
plaatsen, en of die schuldenproblematiek het gevolg was van het terugvorderen van
kinderopvangtoeslag. Naar verwachting wordt dit met het onderzoek van de Inspectie
Justitie en Veiligheid (IJenV) ook inzichtelijk gemaakt. De IJenV bekijkt namelijk
welke factoren een rol speelden bij het opleggen van een kinderbeschermingsmaatregel
bij gedupeerde gezinnen.
De Rechtspraak zal ook zelf dossieronderzoek gaan doen. Ik heb vertrouwen in de wijze
waarop dit onderzoek wordt uitgevoerd.
Vraag 4
Bent u bereid opdracht te geven tot een onafhankelijk onderzoek naar de schuldenproblematiek
en de uithuisplaatsingen en de rol van rechters daarin? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Op dit moment zie ik geen aanleiding voor nog een onderzoek omdat het inspectieonderzoek
al loopt, er een onderzoekscommissie in voorbereiding is, de Rechtspraak zelf dossieronderzoek
zal gaan doen, en er een reflectietraject van familie- en jeugdrechters loopt.
Vraag 5
Hoe gaat u voorkomen dat er nog maar één kind uit huis geplaatst gaat worden naar
aanleiding van de gevolgen van schuldenproblematiek, zeker nu de armoede onder kinderen
en in gezinnen door torenhoge inflatie toeneemt?
Antwoord 5
Uithuisplaatsingen zijn altijd ingrijpend, voor ouders en voor het kind, en moeten
daarom zoveel mogelijk worden voorkomen. Enkel schuldenproblematiek is geen grond
voor een uithuisplaatsing. De Gecertificeerde Instelling of de Raad van de Kinderbescherming
kunnen tot een uithuisplaatsing verzoeken indien dit nodig is voor de veiligheid en
ontwikkeling van een kind. Uiteindelijk weegt een kinderrechter af of uithuisplaatsing
noodzakelijk is. Er is nu geen enkele indicatie dat rechters enkel op basis van het
bestaan van schuldenproblematiek bij de ouders besluiten tot uithuisplaatsing van
een kind.
De toenemende financiële problemen in gezinnen hebben de nadrukkelijke aandacht van
het kabinet en van gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor schuldhulpverlening en
jeugdhulp.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.