Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over het artikel Onafhankelijk onderzoek naar uithuisplaatsing kinderen toeslagenouders tegengehouden
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Financiën (Toeslagen en Douane) over het artikel Onafhankelijk onderzoek naar uithuisplaatsing kinderen toeslagenouders tegengehouden (ingezonden 31 augustus 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming) (ontvangen 14 september 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Onafhankelijk onderzoek naar uithuisplaatsing
kinderen toeslagenouders tegengehouden»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven waarom u de Kamer niet eerder geïnformeerd heeft over de mogelijkheid
om dit onderzoek te doen?
Antwoord 2
Het kabinet heeft geen betrokkenheid (gehad) bij het onderzoek van de Rijksuniversiteit
Groningen. In het voorjaar werd mijn ministerie over het onderzoeksplan geïnformeerd
door één van de onderzoekers. Eind juli bleek bij navraag vanuit mijn ministerie dat
het onderzoek geen doorgang zou vinden. Ik heb uw Kamer steeds geïnformeerd over de
manier waarop onafhankelijk onderzoek zou plaatsvinden, namelijk door de Inspectie
Justitie en Veiligheid (IJenV) en aanvullend door een onderzoekscommissie.
Vraag 3
Kunt u bevorderen dat het onderzoeksvoorstel van de Rijksuniversiteit Groningen openbaar
wordt en aan de Kamer wordt gestuurd?
Antwoord 3
Het onderzoeksvoorstel is met een persbericht op 26 mei 2022 op de website van de
Rijksuniversiteit Groningen gepubliceerd.2
Vraag 4
Kunt u aangeven wie wanneer besloten heeft om dit onderzoek niet te laten plaatsvinden?
Kunt een overzicht maken wanneer welk overleg daarover heeft plaatsgevonden en wie
met wie daarover gecommuniceerd heeft?
Antwoord 4
De Raad voor de Rechtspraak heeft op enig moment besloten om zelf onderzoek te gaan
doen. Toen zij op de hoogte raakten van het onderzoeksplan van de Rijksuniversiteit
Groningen zijn verkennende gesprekken gevoerd. Hierna is besloten door de rechtspraak
dat zij niet met de universiteit zouden gaan optrekken. Ik heb hierover niet met de
rechtspraak gecommuniceerd en geen inzicht in het overleg en de communicatie tussen
de universiteit en de rechtspraak. De rechtspraak heeft zelf een toelichting gegeven
op hun beslissing.3
Vraag 5
Kunt u de informatie die u of de ambtelijke top over dit voorstel heeft ontvangen
in 2022 bij de beantwoording van deze Kamervragen voegen?
Antwoord 5
Mijn ministerie beschikt alleen over het persbericht en het onderzoeksplan. Beiden
zijn openbaar. Daarnaast is eenmaal op ambtelijk niveau per e-mail geïnformeerd naar
de stand van zaken en planning van het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen.
Hierop heeft de onderzoeker laten weten dat het onderzoek geen doorgang zou vinden.
Vraag 6
Bent u bekend met onderzoeksvoorstel van de Rijksuniversiteit Groningen, dat voorziet
in de mogelijkheid van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek door analyse van de
dossiers, wat duidelijk kan maken of er een aanwijsbaar causaal verband is tussen
de door een (kinder)rechter genomen beslissing tot uithuisplaatsing van een kind en
het terugvorderen van kinderopvangtoeslagen en de daaruit voortvloeiende schuldenproblematiek?
Wanneer heeft u kennisgenomen van het voorstel?
Antwoord 6
Het onderzoeksvoorstel is met het persbericht op 26 mei 2022 op de website van de
Rijksuniversiteit Groningen gepubliceerd.4 Ik heb hier destijds kennis van genomen.
Vraag 7
Bent u bekend met de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek die voorziet in
de mogelijkheid dat de directeur-generaal van het CBS op verzoek, ten behoeve van
statistisch of wetenschappelijk onderzoek, een verzameling gegevens waarbij met betrekking
tot het gebruik passende maatregelen zijn genomen om herkenning van afzonderlijke
personen, huishoudens, ondernemingen of instellingen te voorkomen, kan verstrekken
aan een dienst, organisatie of instelling als bedoeld in het tweede lid van artikel
41 van de CBS-wet, dan wel daartoe toegang kan verlenen? En bent u bekend met het
feit dat het tweede lid onder a een universiteit noemt in de zin van de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek?
Antwoord 7
Ja.
Vraag 8
Bent u ermee bekend dat onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek daarom steeds mogelijk
is geweest, zonder dat nieuwe wetgeving nodig is om de CBS-gegevens te ontsluiten
en te herleiden naar persoonsgegevens die nodig zijn voor dossieronderzoek?
Antwoord 8
Ja, ik ben bekend met de mogelijkheid die de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek
(CBS) biedt. In deze wet is het geformuleerd als een zogenaamde «kan-bepaling». Aan
een universiteit kunnen gegevens verstrekt worden. Het is de vraag of het CBS deze gegevens voor dit doel
aan de Rijksuniversiteit Groningen verstrekt zou hebben. Deze afweging is aan het
CBS.
De Wet op het Centraal bureau voor de statistiek biedt de mogelijkheid om gegevens
te verstrekken aan een universiteit voor statistisch of wetenschappelijk onderzoek.
Het is niet mogelijk de CBS-gegevens te ontsluiten en te herleiden naar persoonsgegevens
die nodig zijn voor dossieronderzoek. Het CBS mag ten behoeve van statistisch of wetenschappelijk
onderzoek alleen toegang verschaffen tot gepseudonimiseerde data. Ook het CBS zelf
werkt alleen met gepseudonimiseerde data. Data die het CBS ontvangt worden zo spoedig
mogelijk na ontvangst gepseudonimiseerd, voordat de data verder worden verwerkt. In
de onderhavige kwestie speelt bovendien mee dat er door het CBS data zijn verkregen
van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) voor een specifiek doel: namelijk
het in kaart brengen van de omvang van de groep kinderen van gedupeerde ouders die
uit huis werd geplaatst in het kader van een jeugdbeschermingsmaatregel. Het CBS mag
deze gegevens zonder toestemming van de UHT niet aan derden verstrekken.
Vraag 9
Wilt u het onderzoeksvoorstel van de Rijksuniversiteit Groningen alsnog laten uitvoeren
– ter uitvoering van de motie van de leden Omtzigt en Marijnissen (Kamerstuk 31 839, nr. 850) – en al dan niet via de Raad voor de rechtspraak opdracht geven tot dat onderzoek
of door financiering voor dat onderzoek mogelijk te maken?
Antwoord 9
Op dit moment zie ik geen aanleiding om nog een onderzoek te laten uitvoeren omdat
het inspectieonderzoek reeds loopt en de onafhankelijke onderzoekscommissie in voorbereiding
is. Het doen van onafhankelijk onderzoek staat los van de herbeoordelingen (of herzieningen)
waartoe ouders of de Gecertificeerde Instelling kunnen verzoeken. In mijn brief van
3 juni jl. ben ik ingegaan op de wijze waarop invulling gegeven wordt aan de motie
Omtzigt-Marijnissen.5 In oktober informeer ik uw Kamer nader over de uitvoering. Overigens kan ik als Minister
niet dergelijke opdrachten geven aan de Raad voor de Rechtspraak, omdat de rechtspraak
onafhankelijk is.
Vraag 10
Vindt u, indien u nog niet bekend was met het onderzoeksvoorstel, met de kennis van
nu, dat alsnog opdracht moet worden gegeven tot dat onafhankelijke wetenschappelijke
onderzoek, zodat uit dat onderzoek duidelijk wordt of en, zo ja, welke aanwijsbare
rol de verdenking van toeslagenfraude heeft gespeeld bij het uit huis plaatsen van
kinderen?
Antwoord 10
Ik heb in mijn antwoord op vraag 9 reeds aangegeven dat ik daartoe geen aanleiding
zie.
Vraag 11
Hoe beoordeelt u het feit dat dit onafhankelijke onderzoek nu al afgerond had kunnen
zijn en had kunnen helpen bij het begrijpen hoe groot de omvang van het probleem is
en bij het selecteren en ondersteunen van gezinnen in het toeslagenschandaal wiens
kinderen uit huis geplaatst zijn?
Antwoord 11
Of het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen al afgerond had kunnen zijn, kan
ik niet beoordelen. Het onderzoek zou als focus hebben te achterhalen wat de invloed
was van schuldenproblematiek op de beslissing een kind uit huis te plaatsen, en of
die schuldenproblematiek het gevolg was van het terugvorderen van kinderopvangtoeslag.
Naar verwachting wordt dit met het onderzoek van de IJenV ook inzichtelijk gemaakt.
De IJenV bekijkt namelijk welke factoren een rol speelden bij het opleggen van een
kinderbeschermingsmaatregel bij gedupeerde gezinnen.
Uit het onderzoeksplan van de Rijksuniversiteit Groningen maak ik niet op dat het
onderzoek gericht is op het inzichtelijk krijgen van de omvang van het probleem. Ook zie ik niet hoe het onderzoek zou bijdragen aan het selecteren
en ondersteunen van de betreffende gezinnen. Data waartoe de universiteit zou kunnen
beschikken zou uitsluitend voor statistische en onderzoeksdoeleinden aangewend kunnen
worden, en niet voor het (selectief) benaderen van gedupeerden.
Tenslotte wordt in het onderzoeksvoorstel een aantal randvoorwaarden genoemd waaraan
nog niet is voldaan. Ik onthoud mij van speculeren over wat een onderzoek dat niet
heeft plaatsgevonden zou hebben opgeleverd.
Vraag 12
Kunt u deze vragen een voor een en binnen twee weken beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.