Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over vandalisme bij het Leidse Indië-monument en oproep tot beeldenstorm
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over vandalisme bij het Leidse Indië-monument en oproep tot beeldenstorm (ingezonden 7 juni 2022).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 14 september
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3284.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichten «Doorbraak roept op tot Leidse beeldenstorm» en «Nieuwe
beeldenstorm dreigt na oproep actiegroep»?1
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat vandalisme en het oproepen daartoe strafbaar zijn? Zo ja, heeft
u de bereidheid te onderzoeken of links-radicale actiegroepen die zich hier schuldig
aan maken, zoals Doorbraak, verboden kunnen worden? Graag een gedetailleerd antwoord.
Antwoord 2
De wet biedt voldoende mogelijkheden voor de aanpak van vandalisme en oproepen daartoe
als de omstandigheden daartoe nopen. Het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen,
onbruikbaar maken of wegmaken van een goed dat (geheel of ten dele) van iemand ander
is, is strafbaar gesteld in artikel 350 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Het aanzetten
daartoe, in de zin van opruiing, is strafbaar gesteld in artikel 131 Sr. Het is afhankelijk
van de omstandigheden van het geval of sprake is van een dergelijk misdrijf en of
het Openbaar Ministerie zal overgaan tot vervolging.
De vrijheid van vereniging en vergadering is een grondbeginsel van de democratische
rechtsstaat. Gelijkgestemde burgers moeten zich in vrijheid kunnen organiseren om
politieke partijen, vakbonden en andere organisaties op te richten. Dat recht is onder
andere verankerd in artikel 8 van de Grondwet en artikel 11 van het Europees Verdrag
tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Dit recht is echter niet absoluut.
Het kan worden beperkt in het belang van de openbare orde. Het EVRM noemt in dit verband
onder meer de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare
feiten, en de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. In de Nederlandse
wetgeving is beperking van het recht tot vereniging mogelijk gemaakt in artikel 2:20
van het Burgerlijk Wetboek (BW). Artikel 2:20 BW, eerste lid, bepaalt dat een rechtspersoon
waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde, door de rechtbank op verzoek
van het OM verboden wordt verklaard en ontbonden.
Het is aan het Openbaar Ministerie om een eventueel onderzoek te starten naar een
mogelijk verbod op het in de vraag aangehaalde type organisaties.
Vraag 3
Wat vindt u van het feit dat beelden, herdenkingsmonumenten, grafmonumenten, namen
van straten en pleinen en ornamenten op gebouwen niet veilig meer zijn nu woke-fanaten
oproepen tot een beeldenstorm?
Antwoord 3
Ik veroordeel elke vorm van vernieling of oproepen om daartoe over te gaan. Deze oproepen
hebben wat mij betreft niets met een maatschappelijke discussie te maken.
Vraag 4
Hoe gaat u beelden, herdenkingsmonumenten, grafmonumenten, namen van straten en pleinen
en ornamenten op gebouwen beschermen nu vernielzucht de nieuwe mores is bij doorgeslagen
woke-fanaten? Graag een gedetailleerd antwoord.
Antwoord 4
De bescherming van dergelijke objecten is de verantwoordelijkheid van lokale autoriteiten.
Vraag 5
Wat laat u politie en justitie verder ondernemen om wetsovertredende woke-fanaten
aan banden te leggen? Graag een gedetailleerd antwoord.
Antwoord 5
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 2.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.