Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Koekkoek over het rapport Death in Slow Motion: Women and girls under Taliban rule van Amnesty International van 27 juli 2022
Vragen van lid Koekkoek (Volt) aan de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het rapport Death in Slow Motion: Women and girls under Taliban rule van Amnesty International van 27 juli 2022 (ingezonden 28 juli 2022).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken) en van Staatssecretaris Van der
Burg (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 22 augustus 2022).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Death in Slow Motion: Women and girls under Taliban
rule» van Amnesty International van 27 juli 20221?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Bent u bereid om binnen afzienbare tijd, maar uiterlijk binnen twee weken, een schriftelijke
reactie op het rapport en deze Kamervragen aan de Kamer toe te zenden?
Kunt u daarbij ten minste ingaan op iedere afzonderlijke aanbeveling gericht aan de
internationale gemeenschap, die in het rapport wordt gedaan, waarbij u aangeeft hoe
u over de aanbeveling oordeelt en of u daaraan acties gaat verbinden?
Antwoord 2 en 3
Het rapport van Amnesty International schetst een aangrijpend beeld van de zeer moeilijke
omstandigheden waarin vrouwen en meisjes in Afghanistan nu leven. Het is belangrijk
om de mensenrechtensituatie in Afghanistan te blijven monitoren. Dit (soort) rapport(en)
en aanbevelingen houden de vinger aan de pols en dragen bij aan de complexe afwegingen
die het Kabinet moet maken in de huidige context, zoals beschreven in de Kamerbrief
Langetermijnvisie voor de Nederlandse inzet in Afghanistan van 7 juli jl. (Kamerstuk
34 952, nr. 177).
De Nederlandse inzet zoals beschreven in de bovengenoemde Kamerbrief is in lijn met
de aanbevelingen uit het rapport. De kern van de huidige Nederlandse inzet op het
gebied van bevordering van mensenrechten in Afghanistan richt zich in het bijzonder
op vrouwen- en meisjesrechten. Dit betreft zowel diplomatieke inzet als financiële
ondersteuning van mensenrechteninitiatieven, steun aan het (vrouwelijk) maatschappelijk
middenveld en door in te zetten op gelijke toegang voor vrouwen en meisjes bij de
tijdelijke ondersteuning van basisnoden en livelihoods. Op diplomatiek vlak grijpt Nederland elke gelegenheid aan om de de facto autoriteiten aan te spreken op de zorgwekkende situatie van vrouwen en meisjes in
Afghanistan.
Vraag 4
Kunt u aangeven welke verantwoordelijkheid u voelt ten aanzien van de vrouwen en meisjes
in Afghanistan en hoe dat zich tot nu toe heeft vertaald in concrete beleidsmaatregelen?
Antwoord 4
Het Kabinet heeft grote zorgen over de toenemende repressieve maatregelen tegen vrouwen
en meisjes in Afghanistan. Als onderdeel van de internationale gemeenschap streeft
Nederland naar het waarborgen van vrouwen- en meisjesrechten. In multilaterale fora
spreekt Nederland zich daarom regelmatig stevig uit over de schrijnende situatie van
vrouwen en meisjes in Afghanistan. Op 1 juli jl. heeft Nederland tijdens een spoedzitting
van de 50e VN Mensenrechtenraad de de facto Afghaanse autoriteiten opgeroepen om vrouwen- en meisjesrechten te waarborgen en
vrouwen en meisjes gelijke toegang te geven tot onderwijs, werk en volledige participatie
in de Afghaanse samenleving. Ook in contacten die Nederland en gelijkgezinde landen
met vertegenwoordigers van de de facto Afghaanse autoriteiten hebben wordt deze boodschap systematisch en nadrukkelijk overgebracht.
Daarnaast worden, zoals ook in de genoemde Kamerbrief Langetermijnvisie Afghanistan
van 7 juli jl. en antwoorden van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
op vragen van de leden Boswijk en Mulder van 11 juli jl. (Kamerstuk 2022Z12018) benoemd, in nauw overleg met maatschappelijke partners, Afghaanse lokale vrouwen(organisaties)
en vrouwelijke mensenrechtenverdedigers mogelijkheden onderzocht waarmee het Kabinet
ondersteuning kan bieden aan initiatieven die vrouwenrechten en gendergelijkheid in
Afghanistan kunnen bevorderen.
Vraag 5
In hoeverre was u ten tijde van het verzenden van de laatste Kamerbrief t.a.v. het
Landenbeleid Afghanistan van 29 juni 20222 bekend met de positie van meisjes en vrouwen onder (de facto) Taliban regime?
Antwoord 5
De Kamerbrief van 29 juni jl. is een reactie op het algemene ambtsbericht over Afghanistan
dat is uitgebracht op 28 maart 2022. Ten tijde van het uitbrengen van het ambtsbericht
had de Taliban nog geen duidelijke positie ingenomen ten aanzien van vrouwen en meisjes
hoewel er ook toen al beperkingen waren opgelegd aan hen. Tussen het uitbrengen van
het ambtsbericht en de brief van 29 juni jl. is deze positie meer en meer door de
Taliban verhelderd. De Taliban hebben ten aanzien van vrouwen en meisjes verschillende
maatregelen genomen. Middelbare scholen voor meisjes bleven gesloten ondanks eerdere
aankondigingen dat deze weer zouden openen op 23 maart. Ook werd op 7 mei jl. een
decreet aangekondigd inhoudende dat vrouwen hun gezicht volledig moeten bedekken met
uitzondering van de ogen. Het decreet raadt vrouwen daarnaast aan het huis niet te
verlaten indien dit niet noodzakelijk is.
Vraag 6
Waarom heeft u besloten om het besluit- en vertrekmoratorium te beëindigen?
Antwoord 6
Het kabinet zag in het ambtsbericht over Afghanistan en de overige informatie voldoende
aanleiding om de beslispraktijk te hervatten en daarmee het besluit- en vertrekmoratorium
te beëindigen. Verschillende Kamerleden en maatschappelijke organisaties, waaronder
Amnesty International, hebben hier ook op aangedrongen. Door de beslispraktijk weer
te hervatten wordt, zoals door eerder genoemde partijen gevraagd, duidelijkheid gegeven
aan een grote groep asielzoekers uit Afghanistan. Zij wachten, als gevolg van het
besluit- en vertrekmoratorium, al langere tijd op de beoordeling van hun asielaanvraag.
Daarnaast geldt dat het Kabinet het besluit- en vertrekmoratorium na augustus niet
opnieuw had kunnen verlengen. De IND zal bij de beoordeling op de individuele asielaanvragen
rekening houden met de zorgelijke veiligheids- en mensenrechtensituatie in Afghanistan
en zal in een voorkomend geval ook eerder het voordeel van de twijfel geven.
Vraag 7
Worden er vanaf 26 augustus 2022 zaken behandeld die kunnen leiden tot de uitzet van
vrouwen en meisjes naar Afghanistan?
Antwoord 7
Door de IND worden alle asielaanvragen van asielzoekers uit Afghanistan weer opgepakt.
Dit zullen ook zaken van vrouwen en meisjes betreffen. Zoals aangegeven in de brief
van 29 juni jl. zal bij de individuele beoordeling van een vreemdeling die behoort
tot de categorie van (toegedicht) verwesterde vrouwen eerder het voordeel van de twijfel
worden gegeven en worden uitgegaan van de aannemelijkheid van de verklaringen en de
gestelde vrees bij terugkeer naar Afghanistan. Dit vanwege de zeer zorgelijke situatie
van vrouwen in Afghanistan en de onduidelijkheid die bestaat over de geldende normen
en de feitelijke behandeling bij overschrijding van die normen.
De beoordeling van elke asielaanvraag zal plaatsvinden op basis van de individuele
omstandigheden afgezet tegen de zorgelijke veiligheids- en mensenrechtensituatie in
Afghanistan. Bij de beoordeling houdt het Kabinet tevens rekening met de omstandigheid
dat het ambtsbericht geen compleet beeld heeft kunnen geven van de veiligheidssituatie
in Afghanistan en de mate waarin de verklaringen van de vreemdeling passen in het
beeld van de veiligheidssituatie in het algemeen en de positie van de groep waartoe
de vreemdeling behoort in het bijzonder. In de praktijk betekent dit dat afhankelijk
van het individuele geval de IND binnen de kaders van het beleid eerder aanleiding
kan zien om het voordeel van de twijfel te geven en uit te gaan van de aannemelijkheid
van de verklaringen en de gestelde vrees bij terugkeer naar Afghanistan.
Vraag 8 en 9
Hoe bent u van plan om überhaupt mensen uit te zetten naar Afghanistan wiens asielaanvraag
wordt afgewezen aangezien er niet met de Taliban wordt onderhandeld?
Hoe wilt u omgaan met de Afghanen die daardoor in limbo terechtkomen?
Antwoord 8 en 9
Naar verwachting zal een groot deel van de asielzoekers uit Afghanistan in aanmerking
komen voor een asielvergunning waardoor terugkeer niet aan de orde is. De kans is
niettemin aanwezig dat sommige asielzoekers niet voldoen aan de voorwaarden voor verblijf.
In die gevallen zal de asielaanvraag worden afgewezen en is vertrek uit Nederland
aan de orde. Hierbij zal met name zelfstandig vertrek aan de orde zijn. Gedwongen
vertrek zal (nagenoeg) niet mogelijk zijn, gelet op het ontbreken van diplomatieke
banden tussen Nederland en de de facto Afghaanse autoriteiten. Voor personen die meewerken aan hun terugkeer geldt dat zij
onderdak kunnen krijgen in een vrijheidsbeperkende locatie. Voor kinderen met minderjarige
gezinnen geldt dat zij onderdak kunnen krijgen in de gezinslocatie. Waar terugkeer
ondanks de inspanning van de vreemdeling niet kan mogelijk is, kan de vreemdeling
mogelijk ook voor een vergunning buitenschuld in aanmerking komen.
Vraag 10
Bent u bereid, naar aanleiding van hetgeen in dit rapport omschreven is, om het landenbeleid
te wijzigen en alle Afghaanse vrouwen en meisjes als systematisch vervolgde groep
te bestempelen?
Antwoord 10
De situatie voor vrouwen en meisjes in Afghanistan is uitermate zorgelijk. Het Kabinet
is van mening dat in het huidige landgebonden asielbeleid voor Afghanistan voldoende
waarborgen zitten om hen bescherming te bieden waar nodig. Zeker ook in licht van
de eerdere brief waarin het Kabinet heeft aangegeven dat bij de individuele beoordeling
van een vreemdeling die behoort tot de categorie van (toegedicht) verwesterde vrouwen
eerder het voordeel van de twijfel worden gegeven.
Vraag 11
Bent u bekend met het artikel «Harde sancties tegen Taliban ondermijnen recht op voedsel»
in de Clingendael Spectator van 18 mei 20223?
Antwoord 11
Ja.
Vraag 12
Bent u het er mee eens dat het van groot belang is om ook sociaaleconomische kwesties
vanuit een mensenrechtenperspectief te benaderen?
Antwoord 12
Ja, economische, sociale en culturele rechten maken evengoed deel uit van de Universele
Verklaring van de Rechten van de Mens. Het is daarbij wel van belang dat de universaliteit
en ondeelbaarheid van mensenrechten niet in het geding komen. Sociaaleconomische kwesties
geven geen reden om andere mensenrechten terzijde te schuiven.
Vraag 13
Wat vindt u van de stelling uit het artikel in de Clingendael Spectator: «Het [nadrukkelijk
verbinden van externe hulp aan meisjesonderwijs, of vrouwenrechten in het algemeen]
versterkt juist de positie van de conservatieve hardliners en maakt het lastiger voor
progressievere leden van de Taliban om zich intern hard te maken voor vrouwenrechten,
omdat zij dan worden weggezet als zwakkelingen die zwichten voor westerse druk»?
Antwoord 13
Deze stelling moet worden bezien in het dilemma tussen pragmatisme en principes, zoals
ook beschreven in de Kamerbrief Langetermijnvisie Afghanistan (Kamerstuk 34 952, nr. 177). De machtsstrijd binnen het Talibanregime, en de positie van de hardliners binnen het regime, is inderdaad van invloed op onze handelingsopties. Enerzijds willen
we ten behoeve van stabiliteit inzet blijven plegen in Afghanistan, anderzijds willen
we de de facto autoriteiten niet (direct of indirect) laten profiteren van die steun, en tevens
de voor de internationale gemeenschap belangrijke principes zoals vrouwenrechten blijven
benadrukken. Er wordt continu gezocht naar de beste manier om dit te doen, ook in
contacten met vertegenwoordigers van de Taliban.
De onvoorspelbare besluitvorming van de Taliban bemoeilijkt de ruimte voor de internationale
gemeenschap om de bevolking te steunen. Op dit moment is de afweging van de internationale
gemeenschap daarin dat steun aan bepaalde vormen van hulp zoals het ledigen van basisnoden
wel gebonden blijft aan principes, waaronder gelijke toegang van vrouwen en meisjes,
waarbij regionaal onderscheid kan worden gemaakt. Tegelijkertijd vindt humanitaire
hulp altijd plaatst volgens het humanitair imperatief.
Vraag 14 en 15
Bent u van plan om gehoor te geven aan decall for action van Amnesty International om de bestaande financiële beperkingen die aan Afghanistan
zijn opgelegd te versoepelen, omdat deze beperkingen momenteel de levering van gezondheidszorg,
voedsel en andere essentiële diensten blokkeren?
Welke afweging maakt u hierbij?
Antwoord 14 en 15
Onder het VN-Veiligheidsraad sanctieregime 1988 zijn diverse individuen en entiteiten
gelieerd aan de Taliban op de sanctielijst geplaatst (dit betreft dus niet Afghanistan
als land, of de de facto autoriteiten in het algemeen). Op 22 december 2021 zijn middels resolutie 2615 van
de VN-Veiligheidsraad uitzonderingen opgenomen voor humanitaire hulp en activiteiten
die het lenigen van basisnoden ondersteunen. Het sanctieregime beperkt dus niet de
levering van gezondheidszorg, voedsel en diensten ten behoeve van basisnoden.
Vraag 16 en 17
Bent u van plan om gehoor te geven aan de call for action van Amnesty International
om – in overleg met VN-agentschappen, NGO’s en humanitaire organisaties die actief
zijn in Afghanistan, lokale vrouwenactivisten en organisaties die andere risicogroepen
ondersteunen – de systemen voor de verdeling van dringende financiële steun en humanitaire
hulp te versterken?
Welke afweging maakt u hierbij?
Antwoord 16 en 17
Het is van groot belang dat juist vrouwen en kinderen humanitaire hulp kunnen ontvangen
én geven. Het Kabinet blijft zich er daarom, met gelijkgezinde landen en de Europese
Unie, consequent en op alle niveaus voor inzetten dat noodhulp juist deze groepen
bereikt en betrekt. De VN coördineert de onderhandelingen voor humanitaire toegang
in het land en heeft daarbij veel aandacht voor de positie van vrouwen en meisjes.
In contacten met door Nederland gefinancierde hulporganisaties (inclusief de VN) wordt
dit onderwerp consequent benadrukt. Deze organisaties vinden dit overigens zelf ook
een zeer belangrijk thema.
Conform de Kamerbrief van 23 mei jl. (Kamerstuk 34 952, nr. 159) heeft het Kabinet aan de tijdelijke steun voor het ledigen van basisnoden de eis
verbonden dat vrouwen en meisjes gelijke toegang hebben tot geleverde diensten. Hierbij
kan regionaal onderscheid gemaakt worden afhankelijk van de toegang van vrouwen en
meisjes tot de ondersteunde basisdiensten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.