Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. het Fiche: Mededeling duurzame producten de norm maken en Kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten (Kamerstuk 22112-3422)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3468
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 15 juli 2022
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
over de brieven van 13 mei 2022 over het Fiche: Mededeling duurzame producten de norm
maken en Kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten (Kamerstuk 22 112, nr. 3422) en over het Fiche: Mededeling Europese strategie voor duurzaam en circulair textiel
(Kamerstuk 22 112, nr. 3423).
De vragen en opmerkingen zijn op 27 juni 2022 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 14 juli 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, T. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris
Kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de verordening een reikwijdte kent van alle
fysieke producten (met uitzondering van onder andere voedsel, medicijnen voor mens
en dier en levende planten of dieren) en dat dit betekent dat de focus op energieverbruik
wordt verbreed naar ecologische voetafdruk. Deze leden vragen om dit te concretiseren.
Wat verstaat de verordening onder «alle fysieke producten»?
In het Commissievoorstel wordt aangegeven dat alle fysieke goederen die in de handel
worden gebracht of in gebruik worden genomen onder de reikwijdte vallen. Dit is met
inbegrip van onderdelen en tussenproducten. Met fysieke producten wordt geduid op
bijvoorbeeld textiel, meubels en elektrische apparaten, maar dus bijvoorbeeld niet
op diensten.
Wel stelt het Commissievoorstel in artikel 1, lid 2, een aantal uitzonderingen voor,
te weten levensmiddelen, diervoerders, geneesmiddelen voor menselijk gebruik, diergeneesmiddelen,
levende planten, dieren en micro-organismen, producten van menselijke oorsprong, en
producten van planten en dieren die rechtstreeks verband houden met toekomstige vermeerdering
ervan.
Overigens biedt deze brede reikwijdte slechts de juridische gelegenheid om voor al
deze producten specifieke maatregelen te ontwikkelen. De Commissie zal in overleg
met de lidstaten bepalen welke producten in eerste instantie prioritair zijn om producteisen
voor te ontwikkelen, en zal daarbij kijken naar producten met veel potentieel, waar
nog geen of weinig ander duurzaamheidsbeleid voor is ontwikkeld.
De leden van de VVD-fractie lezen dat productpaspoorten worden verplicht. Kan de Staatssecretaris
toezeggen dat er een impactanalyse per sector wordt gemaakt voor het bedrijfsleven,
voordat het productpaspoort verplicht wordt?
Ja. Productpaspoorten worden op basis van het Commissievoorstel een verplicht onderdeel
van de product-specifieke maatregelen die de Commissie op basis van de Kaderverordening
in de toekomst kan uitrollen. De voorbereidingen door de Commissie van deze product-specifieke
maatregelen omvatten ook een impactanalyse.
De leden van de VVD-fractie lezen over maatregelen die het vernietigen van onverkochte
consumentengoederen tegengaan. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat voorkomen wordt
dat onverkochte consumentengoederen alsnog gestort worden of jarenlang in opslagplaatsen
worden opgeslagen? Zijn er uitzonderingen en, zo ja, welke?
De inzet is om zoveel mogelijk te voorkomen dat onverkochte goederen vernietigd worden.
Het Commissievoorstel introduceert hiertoe een verplichting om te rapporteren over
het aantal goederen dat vernietigd wordt, de redenen hiervoor en de wijze waarop ze
in lijn met de afvalhiërarchie worden afgevoerd.
Zoals in het BNC-fiche1 is aangegeven, is het kabinet nog niet overtuigd dat de voorgestelde rapportageplicht
voldoende effect zal sorteren en van mening dat de vernietiging van onverkochte goederen
in principe niet toegestaan zou moeten zijn. Er zal gevraagd worden naar de mogelijkheden
om dit juridisch vast te leggen. Welke uitzonderingen gehanteerd zouden kunnen worden
is nog niet bekend. Te denken valt aan situaties waarin het afvoeren van producten,
in lijn met de afvalhiërarchie, ook vanuit een duurzaamheidsperspectief de beste optie
is. Dit kan het geval zijn als producten bijvoorbeeld (veel) meer energie verbruiken
dan modernere producten. Dit zou de ondernemer dan moeten toelichten.
Het kabinet is van mening dat het storten van onverkochte goederen ook onder een dergelijk
verbod zou moeten vallen. Door onverkochte goederen te storten, zouden deze direct
afval worden en ook verwijderd worden uit de economie. Het kabinet is van mening dat
al dan niet langdurig opslaan van onverkochte goederen, zonder dat deze afval worden,
niet onder een dergelijk verbod zou vallen. De aanleiding voor de gekozen aanpak bestaat
er deels uit dat in sommige gevallen het opslaan van onverkochte goederen meer kosten
met zich meebrengt dan de mogelijke verkoop ervan nog zou opleveren, en dat ondernemers
ervoor kiezen de goederen in dat geval te vernietigen. Het tegengaan van vernietiging
beoogt juist om ondernemers te overtuigen de goederen – eventueel later in de tijd
– toch in de handel te brengen of te doneren in plaats van te vernietigen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Commissie bevoegdheden krijgt om een minimumaantal
fte aan lidstaten voor te schrijven. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens
dat de organisatorische consequenties van deze verordening voor de Nederlandse overheid
zijn en dat een dergelijke verplichting onwenselijk is?
Zoals in het BNC-fiche2 is aangegeven, is het kabinet blij met de aandacht voor naleving en handhaving van
de maatregelen, in het bijzonder gericht op handelaren van buiten de EU. Het kabinet
is echter kritisch over het aan de Commissie geven van een bevoegdheid om aan lidstaten
voor te schrijven hoeveel personele inzet zij moeten organiseren voor de monitoring
van aangemelde autoriteiten met conformiteitsbeoordelingstaken. Dit is een te grote
inmenging in personeelsbeleid en daarmee niet proportioneel. Bovendien moet het gaan
om het bereiken van kwalitatief goede monitoring en niet over de kwantiteit van betrokken
medewerkers.
De leden van de VVD-fractie lezen dat uitvoering van de verordening in de komende
20 tot 30 jaar gestaag leidt tot een besparing van 117 Mton CO2-uitstoot en daarmee tot een besparing van 12 miljard euro. Kan de Staatssecretaris
aangeven hoe deze cijfers voor de Nederlandse situatie uitvallen? Is de besparing
van ongeveer € 30 per inwoner over de periode van 20 tot 30 jaar in verhouding met
de extra kosten voor producten? Deze leden lezen dat de bestaande Ecodesign-maatregelen
al een besparing van 120 miljard opleveren, een factor tien hoger. Is daarmee deze
extra maatregel proportioneel?
De cijfers over CO2-reductie uit de effectenbeoordeling van de Europese Commissie omvatten de uitstoot
die optreedt in de gehele keten van producten (scope 1, 2 en 3). Welk deel daarvan
valt toe te rekenen aan de Nederlandse situatie hangt in de praktijk af van of productie
in Nederland plaatsvindt en/of hoeveel ervan in Nederland wordt geïmporteerd, gebruikt
of geëxporteerd. Dit kan bij verschillende productgroepen sterk uiteenlopen.
Tot dusver zijn Ecodesign-maatregelen op basis van de huidige wetgeving uitsluitend
gericht geweest op energiegerelateerde producten. De besparingen in termen van CO2-uitstoot en uitgaven door consumenten vallen voor producten die energie gebruiken
hoger uit dan voor producten die dat niet doen, maar zijn ook voor niet-energiegerelateerde
producten nog altijd positief. Daarnaast leveren Ecodesign-maatregelen ook besparingen
op in termen van materiaalgebruik en vervuiling tijdens productie en restafval na
gebruik, bijvoorbeeld door een langere levensduur van producten of verbeterde recycling.
Bij niet-energiegerelateerde producten zijn deze aspecten verhoudingsgewijs belangrijker.
Deze verdere besparingen dragen bij aan het tegengaan van biodiversiteitsverlies (gerelateerd
aan bijvoorbeeld het mijnen van grondstoffen) en vervuiling, en het versterken van
de leveringszekerheid.
Gelet op al deze potentiële voordelen is de kaderverordening zeker proportioneel te
noemen. De daadwerkelijke besparingen zullen per productgroep variëren en worden bij
de voorbereiding van product-specifieke maatregelen in kaart gebracht, waarbij de
proportionaliteit ook in beschouwing wordt genomen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet in het bijzonder hecht aan het belang
van het toepassen van recyclaat in nieuwe producten. In hoeverre zal een verplichting
van een minimaal percentage recyclaat bijdragen aan het behalen van de doelstelling
om in 2050 volledig circulair te zijn en is een dergelijke verplichting haalbaar in
de praktijk?
De verwachting is dat een minimaal percentage recyclaat in producten sterk kan bijdragen
aan de transitie naar een circulaire economie, waarin het verbruik van primaire grondstoffen
wordt verminderd, bijvoorbeeld door deze te vervangen met gerecyclede materialen.
Net als de Commissie acht het kabinet het haalbaar om een verplicht percentage op
te nemen in product-specifieke maatregelen, waarbij maatwerk nodig is om te bepalen
welk percentage voor de producten in kwestie haalbaar en gepast is.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris in algemene zin aandacht
zal vragen voor producteigenschappen die gezondheids- en veiligheidsrisico’s kunnen
veroorzaken. Deze leden lezen dat de Staatssecretaris zal vragen om een vermelding
van kritieke grondstoffen en dat betere recycling van kritieke grondstoffen prioriteit
dient te krijgen. Beschikt zij over een dergelijke lijst van kritieke grondstoffen?
Welke maatregelen neemt zij om die recycling binnen Nederland en/of in Europa te organiseren?
Welke grondstoffen kritiek zijn, wordt onder andere bijgehouden in EU-verband in het
«raw materials information system»3. De meest recente lijst (uit 2020) is daar te vinden.
Kritieke grondstoffen zijn cruciaal voor de industrie en de publieke belangen die
daarmee gepaard gaan. Het kabinet vindt het belangrijk dat onze bedrijven toegang
hebben tot grondstoffen die nodig zijn om onze publieke belangen, bijvoorbeeld op
het gebied van veiligheid en verduurzaming, te kunnen borgen. Bedrijven hebben hierin
zelf een belangrijke rol. Daarnaast is het nodig dat de overheid op tijd risicovolle
afhankelijkheden of systeemrisico’s als gevolg van onvoldoende toegang tot grondstoffen
signaleert en waar nodig maatregelen neemt. Zoals aangegeven in het BNC-fiche4 bij de EU mededeling kritieke grondstoffen komt het kabinet daarom met een strategie
voor de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen, aanvullend op het EU Raw Materials
Action Plan5.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris zal aandringen op een spoedige
weergave van een indicatie van repareerbaarheid op producten. Is zij bereid de procedurele
belemmeringen die repareerbaarheid benadelen, zoals de eindeafvalstatus, voor huishoudelijke
apparaten weg te nemen? Is zij bereid voorstellen te doen om repareerbaarheid te bevorderen,
bijvoorbeeld door reparatie in een lager btw-tarief op te nemen? Deze leden lezen
dat het voorstel van de Commissie bijdraagt aan een betere werkgelegenheid door meer
banen op het gebied van hergebruik en recycling. Hoe ziet de staatsecretaris dat in
relatie tot de huidige arbeidsmarkt? Kan zij een inschatting geven van de aantallen
werknemers die hiervoor beschikbaar dienen te komen?
Naast het streven naar een indicatie van repareerbaarheid op producten, wordt reparatie
van producten ook op andere manieren bevorderd. Daarbij wordt regelmatig gekeken naar
het wegnemen van onnodige belemmeringen.
Recentelijk is de Europese richtlijn inzake btw herzien, waardoor het mogelijk is
geworden om voor reparatie van huishoudelijke apparaten het lage btw-tarief te hanteren.
Eind 2022 wordt de doelmatigheid en doeltreffendheid van de huidige toepassing van
het verlaagde btw-tarief breed geëvalueerd. De uitkomsten van die evaluatie kunnen
naar verwachting begin 2023 aan de Tweede en Eerste Kamer worden verzonden. Het kabinet
wacht de resultaten van die evaluatie af alvorens nieuw ontstane beleidsruimte eventueel
te benutten.
Het rapport «Transitie is mensenwerk», dat in 2021 aan uw Kamer is toegezonden6, geeft aan dat tot 2030 een groei van 30.000 tot 80.000 banen in de circulaire economie
wordt verwacht, waarvan ongeveer tweederde in retail en productgerelateerde diensten
zoals reparatie. Naast deze kwantitatieve groei kan er ook sprake zijn van (om- en
bij-) scholingsbehoefte voor reeds werkenden. In het beroepsonderwijs is onderhoud
en reparatie al een onderdeel van de kwalificatiestructuur.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris de gevolgen voor de administratieve
lasten voor ondernemers van de uitwerking van deze verordening nauwlettend zal volgen.
Op welke manier gaat zij dat doen? Hoe bewaakt zij dat deze administratieve lasten
beperkt blijven en wat gaat zij doen, mochten deze administratieve lasten onverhoopt
toch substantieel blijken te zijn?
Onder de kaderverordening kunnen in de toekomst product-specifieke maatregelen worden
opgesteld door de Europese Commissie. Daarbij zal de Commissie steeds voorafgaand
een effectenanalyse opstellen, waarin ook aandacht is voor de administratieve lasten.
De effectenanalyse wordt ook met de lidstaten besproken. De inzet van het kabinet
is dat de maatregelen geen onevenredige administratieve lasten voor ondernemers mogen
hebben.
D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat een aantal van de tekortkomingen die
zijzelf in het voorstel van de Commissie zagen, zoals een brede uitzondering voor
het mkb in de rapportageplicht voor onverkochte of geretourneerde producten of het
missen van een lijst van kritieke grondstoffen, door de Staatssecretaris ook als dusdanig
wordt aangemerkt en zal worden geadresseerd. Zij ondersteunen deze lijn. Graag horen
zij daarbij iets uitgebreider wat het politieke krachtenveld is. Ook ondersteunen
deze leden de opmerking van de Staatssecretaris dat transparantie over de productieprocessen
niet alleen nodig is over ecologische duurzaamheid, maar ook over sociale aspecten
in de keten, zoals in welke mate inspanningen zijn verricht om slavenarbeid, kinderarbeid
en andere sociale misstanden te weren uit productieketens. Hoe zet de Staatssecretaris
precies in op een uitbreiding hiervan? Gaat zij bijvoorbeeld aandringen op het rapporteren
over exacte productielocaties, inclusief onderaannemers, thuisarbeiders en spinnerijen,
zodat mensenrechtenschendingen nog sneller kunnen worden gesignaleerd? Zo nee, waarom
niet?
Het krachtenveld is op deze onderwerpen nog onvoldoende duidelijk, aangezien de onderhandelingen
in de Raad nog aan het begin staan en er hierover nog geen inhoudelijke bespreking
heeft plaatsgevonden.
In het Commissievoorstel staat dat onder de Ecodesign kaderverordening geen eisen
gesteld zullen worden aan sociale aspecten van producten, aangezien dit al gedekt
wordt door het voorstel voor een Richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven
op het gebied van duurzaamheid7. Dit is een heldere afbakening. Tegelijkertijd ziet het kabinet wel een kans om het
productpaspoort te gebruiken om de inspanningen die in dat kader gedaan worden om
sociale misstanden tegen te gaan, bij te houden en beschikbaar te stellen. Dit kan
er hopelijk inderdaad toe bijdragen dat mensenrechtenschendingen gesignaleerd worden.
Het kabinet zal daarom vragen of dit een onderdeel van het productpaspoort kan zijn.
Ten slotte horen de leden van de D66-fractie graag welke tijdpaden de Staatssecretaris
verwacht voor de verschillende maatregelen die worden aangekondigd in beide pakketten.
Graag vernemen zij hierbij ook of de Staatssecretaris voornemens is om vooruitlopend
op de Europese invoering vast bepaalde maatregelen in te voeren.
De onderhandelingen over de kaderverordening gaan nu van start. Het zal vermoedelijk
anderhalf tot twee jaar duren voordat de verordening kan worden vastgesteld. Daarna
kan de Europese Commissie product-specifieke maatregelen gaan vaststellen. De Commissie
is voornemens te beginnen met textiel, zoals aangekondigd in de textielstrategie.
De Commissie geeft zelf aan toe te werken naar het aannemen van ongeveer vier product-specifieke
maatregelen per jaar vanaf 2024. Overigens kunnen voor een brede sector als textiel
meerdere maatregelen nodig blijken, bijvoorbeeld separate maatregelen voor kleding,
schoeisel en tapijten. Ook gaat de Commissie lopende de onderhandelingen door met
het vaststellen van maatregelen voor producten die nu al binnen de reikwijdte van
de Ecodesign-kaderverordening vallen (energiegerelateerde producten). Hiervoor is
een werkplan gepubliceerd8, gelijktijdig met de presentatie van de het voorstel voor een nieuwe kaderverordening.
Het kabinet kijkt bij het formuleren van beleid naar deze ontwikkelingen en zoekt
naar de beste aanpak. Eisen aan productontwerp moeten op EU-niveau worden vastgesteld.
Tegelijkertijd is er op nationaal niveau gewerkt aan het verbeteren van ontwerp, bijvoorbeeld
via het CIRCO-programma. Ook wacht het kabinet de ontwikkeling van een EU UPV-systeem
voor textiel niet af, maar komt er al een systeem op nationaal niveau.
CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie merken op dat de effectbeoordeling van de Kaderverordening
Ecodesign onder andere laat zien dat er bij producten die nu nog niet binnen de reikwijdte
van de Ecodesign-richtlijn vallen een besparing van 117 Mton CO2-uitstoot mogelijk is. Zij missen bij deze effectbeoordeling echter de impact die
de Ecodesign-verordening kan hebben op de biodiversiteit en het grondstoffengebruik.
Zij vragen de Staatssecretaris hoe zij erop inzet om ook het verminderen van het grondstoffengebruik
(en daarmee de Europese afhankelijkheid van derde landen) onderdeel te laten vormen
van de Kaderverordening Ecodesign. Ziet de Staatssecretaris bijvoorbeeld mogelijkheden
om het circulair gebruik van kritieke grondstoffen expliciet onderdeel te maken van
de Kaderverordening Ecodesign?
De effectbeoordeling van de Commissie besteedt ook aandacht aan de impact op biodiversiteit
en vervuiling. De beoogde effecten van de verordening, zoals bijvoorbeeld een langere
levensduur van producten, zullen naar verwachting een positieve impact hebben daarop,
bijvoorbeeld doordat minder materiaal wordt gebruikt en de daarmee samenhangende vervuiling
en schade aan biodiversiteit wordt verminderd. De impact van deze voorbeelden zijn
echter veel moeilijker in algemene zin te kwantificeren dan de gevolgen voor energie
en klimaat, omdat het vaak om zeer lokale effecten gaat. Zoals in het BNC-fiche aangegeven
zal het kabinet inzetten op het expliciet opnemen in de verordening van kritieke grondstoffen
als aspect om mee te nemen bij het opstellen van maatregelen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat voor producten waarvoor op basis van de verordening
specifieke maatregelen worden getroffen, een productpaspoort verplicht wordt. Deze
leden achten het van belang dat er bij het ontwerpen van producten ook meer aandacht
wordt besteed aan de mogelijkheden om deze te hergebruiken. Zij vragen de Staatssecretaris
op welke wijze er bij de productpaspoorten aandacht zal worden besteed aan (het ontwerpen
voor) hergebruik en hoe de productpaspoorten bij kunnen dragen aan het stimuleren
van hergebruik van verschillende producten.
De product-specifieke maatregelen zullen zich onder andere richten op herbruikbaarheid.
Dit zal per productgroep anders uitpakken, maar dit kan bijvoorbeeld een langere productlevensduur
inhouden waardoor het product vaker hergebruikt kan worden. Of en hoe ook het productpaspoort
hierin een aanvullende rol kan spelen, kan per product verschillen en zal bij het
uitwerken van product-specifieke maatregelen duidelijk moeten worden.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de verordening bepalingen bevat met betrekking
tot het tegengaan van vernietiging van onverkochte goederen, maar dat dit niet verboden
wordt. Bedrijven die onverkochte goederen vernietigen, dienen daar vooralsnog alleen
publiekelijk melding van te doen en daarbij de redenen vermelden. Deze leden lezen
dat de Staatssecretaris in Europees verband de mogelijkheden wil verkennen om vast
te leggen dat vernietiging van onverkochte goederen in principe niet is toegestaan,
tenzij aannemelijk kan worden gemaakt dat er geen andere optie is. Zij ondersteunen
deze inzet en moedigen de Staatssecretaris aan om daar steviger op in te zetten. Kan
de Staatssecretaris aangeven hoe andere lidstaten aankijken tegen het verbieden van
het vernietigen van onverkochte goederen? Hoe ziet het speelveld op dit punt eruit
en welke lidstaten ondersteunen de Nederlandse positie?
Het krachtenveld op dit punt is nog onvoldoende duidelijk, omdat de inhoudelijke bespreking
hiervan nog niet heeft plaatsgevonden. Over de positie van individuele andere lidstaten
in onderhandelingen doet het kabinet geen uitspraken.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Europese Commissie via gedelegeerde handelingen
nadere maatregelen kan nemen om de vernietiging van bepaalde producten te verbieden.
Zij vragen de Staatssecretaris om te verduidelijken wanneer de Commissie daartoe zal
overgaan. Onder welke omstandigheden zal de Commissie van deze mogelijkheid gebruik
maken en bij welke producten kan dat aan de orde zijn?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het kabinet, indien het vernietigen van onverkochte
producten niet verboden wordt, er in ieder geval bij de Commissie op aan zal dringen
om de mogelijkheid om dit via een gedelegeerde handeling voor specifieke producten
te doen toe te passen op textiel. Deze leden steunen de Staatssecretaris hierin en
vragen haar om te schetsen hoe andere lidstaten hier specifiek bij textiel over denken.
Tevens vragen deze leden of er naast textiel nog andere specifieke producten zijn
waar de mogelijkheid om middels een gedelegeerde handeling vernietiging te verbieden
toegepast zou moeten worden.
In het Commissievoorstel staat dat de Commissie gedelegeerde handelingen kan vaststellen
om marktdeelnemers te verbieden niet-verkochte consumptiegoederen te vernietigen in
de Unie, indien de vernietiging van niet-verkochte consumptiegoederen die tot een
bepaalde productgroep behoren significante milieueffecten heeft.
De Commissie doet dit wanneer dit passend is met het oog op
a) de volksgezondheid en de veiligheid;
b) beschadiging van producten als gevolg van de behandeling ervan of die wordt waargenomen
nadat een product door een consument is geretourneerd;
c) geschiktheid van het product voor het doel waarvoor het is bestemd;
d) weigering van producten voor donatie, voorbereiding voor hergebruik of herproductie.
Zoals hierboven aangegeven zal het kabinet – indien het niet mogelijk blijkt de vernietiging
van verkochte goederen in het algemeen te verbieden – er bij de Commissie op aandringen
deze mogelijkheid in ieder geval op textiel toe te passen. Overigens geeft de Commissie
in de textielstrategie aan dit ook voornemens te zijn. Het is nog niet duidelijk bij
welke andere producten dit ook aan de orde kan zijn, maar verwacht mag worden dat
de Commissie bij het overwegen voor welke productgroepen zulke gedelegeerde handelingen
vast te stellen, de productgroepen die als prioritair zijn benoemd in het EU circulaire
economie actieplan eerst in ogenschouw zal nemen, zoals bijvoorbeeld meubels en elektrische
apparaten.
De leden van de CDA-fractie merken op dat er onder andere in het Europees Parlement
zorgen zijn geuit over de lasten voor mkb-bedrijven, met name met betrekking tot de
vereisten die voortvloeien uit het digitale productenpaspoort. Zij vragen de Staatssecretaris
of er een impactassessment is uitgevoerd van de gevolgen voor de administratieve lasten
en kosten voor het mkb. Indien dat het geval is, wat waren daarvan de uitkomsten?
Kan de Staatssecretaris tevens aangeven welke stappen zij zet om het Nederlandse mkb
te ondersteunen en extra lasten voor ondernemers zoveel mogelijk te voorkomen en/of
verlichten? Deze leden constateren daarnaast dat de Staatssecretaris tijdens de Europese
onderhandelingen de mogelijkheden wil verkennen om ook mkb-sectoren met een grote
milieu-impact onder de maatregelen voor het tegengaan van vernietiging van onverkochte
goederen te laten vallen. Deze leden begrijpen deze wens van de Staatssecretaris,
maar horen graag van haar welke concrete maatregelen zij zal nemen om disproportioneel
hoge administratieve lasten voor het mkb te voorkomen, indien deze verbreding plaatsvindt.
Tijdens de effectenanalyse van de Commissie is bijzondere aandacht besteed aan de
belangen van het MKB, en zijn deze bedrijven ook ondervraagd over de door henzelf
voorziene gevolgen van de aanpak. De precieze lasten en opbrengsten zijn vooraf moeilijk
te kwantificeren en zullen in de praktijk afhangen van de uitwerking in product-specifieke
maatregelen en productpaspoorten. In het algemeen is de verwachting dat er een toename
zal zijn van administratieve lasten voor het MKB, maar daartegenover staat dat het
MKB ook economisch voordeel verwacht te hebben van de maatregelen, bijvoorbeeld door
besparingen of marktversterking. Ook worden digitale mogelijkheden ingezet om de administratieve
lasten zo laag mogelijk te houden. Al met al vallen deze lasten in de effectenanalyse
weg tegen de verwachte voordelen voor het MKB zelf en de voordelen voor het milieu
en klimaat.
Bij het opstellen door de Commissie van product-specifieke maatregelen onder deze
kaderverordening, zullen de administratieve lasten en andere gevolgen voor het MKB
bij elke individuele maatregel opnieuw ingeschat worden en afgewogen tegen de beoogde
resultaten.
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat er een productpaspoort geïntroduceerd
wordt volgens het voorstel. Kan de Staatssecretaris nader toelichten hoe deze productpaspoorten
eruit gaan zien? Welke informatie zal erin geregistreerd staan? Welke informatie is
openbaar? Hoe kunnen mensen het productpaspoort inzien? Wordt de aanwezigheid van
zorgwekkende stoffen ook in het paspoort opgenomen en wordt het daarmee mogelijk om
die stoffen te traceren in de keten? Deze leden spreken hun waardering uit voor de
inzet van de Staatssecretaris betreffende de sociale aspecten in de keten. Hoe hangt
dit samen met de ambities omtrent internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen?
In de kaderverordening is het van belang dat de uitgangspunten en werking van het
productpaspoort goed geregeld worden. Vervolgens worden de paspoorten per productcategorie
uitgerold, waarbij ruimte is voor maatwerk.
Voor het kabinet is het van belang dat er een systeem komt dat ervoor zorgt dat verschillende
actoren in de keten de informatie kunnen krijgen die zij nodig hebben. In het Commissievoorstel
werkt dit via een uniek identificatiemiddel (bijvoorbeeld een QR-code) die zich op
of bij het product bevindt, die fungeert als sleutel tot informatie. De informatie
zelf kan decentraal beschikbaar zijn, bijvoorbeeld bij producenten zelf. De ervaringen
met bestaande systemen zoals EPREL9 kunnen daarbij van pas komen.
Hoe de informatievoorziening precies in zijn werk gaat, wordt in de komende periode
uitgewerkt. De traceerbaarheid van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) zou wat mij betreft
onderdeel van het productpaspoort moeten zijn.
In het Commissievoorstel staat dat onder de Ecodesign-kaderverordening geen eisen
zullen worden gesteld aan sociale aspecten van producten, aangezien dit al gedekt
wordt door het voorstel voor een Richtlijn inzake passende zorgvuldigheid in het bedrijfsleven
op het gebied van duurzaamheid10. Dit is een heldere afbakening. Tegelijkertijd ziet het kabinet wel een kans om het
productpaspoort te gebruiken om de inspanningen die in dat kader gedaan worden om
sociale misstanden tegen te gaan, bij te houden en beschikbaar te stellen. Het kabinet
zal daarom vragen of dit een onderdeel van het productpaspoort kan zijn.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de Mededeling Duurzame producten de norm
maken en de Kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten dat de Staatssecretaris
zal aandringen op een ambitieuze en voortvarende uitwerking van product-specifieke
maatregelen. Kan zij toelichten op welke concrete maatregelen zij zal aandringen?
Zij schrijft dat de aspecten waarop deze maatregelen van toepassing zijn onder andere
de levensduur van het product, herbruikbaarheid, repareerbaarheid, recyclebaarheid,
het gebruik van gerecycled materiaal en beperking van de aanwezigheid van zorgwekkende
stoffen zijn. Daarnaast gaat zij zich volgens haar brief ook op de sociale aspecten
van de keten richten. Wordt bij de product-specifieke maatregelen ook rekening gehouden
met het transport van het product en de verduurzaming hiervan?
Na vaststelling van de kaderverordening kan de Europese Commissie specifieke maatregelen
treffen voor bepaalde productgroepen. De Commissie is voornemens te beginnen met textiel,
zoals aangekondigd in de textielstrategie. De Commissie geeft zelf aan toe te werken
naar het vaststellen van ongeveer vier product-specifieke maatregelen per jaar vanaf
2024. Daarbij worden productgroepen met grote duurzaamheidsimpact geprioriteerd. Deze
aanpak biedt ruimte voor maatwerk, waarbij het per productgroep kan variëren welke
eisen de beste effecten sorteren. De eisen worden aan het product zelf gesteld, en
betreffen dus niet het transport van het product. Dit kan immers zelfs bij identieke
producten sterk variëren.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar de verdere uitwerking van naleving
en handhaving van de maatregelen volgens de Mededeling Duurzame producten de norm
maken en kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten. Kan de Staatssecretaris
nader toelichten hoe het toezicht vorm zal worden gegeven? Daarnaast wordt er iedere
twee jaar een actieplan voor de handhaving van de product-specifieke maatregelen opgesteld.
Kan de Staatssecretaris toelichten hoe een conceptplan eruit zou zien? Het kabinet
is kritisch op het voorstel dat de Commissie de bevoegdheid zou krijgen om voor te
schrijven hoeveel personele inzet lidstaten moeten leveren. Gaat de Staatssecretaris
er ondanks dit bezwaar op aandringen dat lidstaten voldoende naleving regelen en dat
de coördinatie tussen lidstaten op dit gebied niet inefficiënt verloopt als gevolg
van gebrekkige personele inzet?
Het kabinet steunt de inzet van de Commissie om de handhaving te versterken van zowel
de bestaande Ecodesign-maatregelen, als nieuwe maatregelen die onder de voorgestelde
kaderverordening genomen zullen gaan worden. De handhaving is een verantwoordelijkheid
van de lidstaten en het is van belang dat zij voldoende capaciteit hierop inzetten.
De samenwerking tussen de handhavingsautoriteiten wordt met de verordening versterkt.
De precieze vorm van de actieplannen moet nog worden bepaald, maar op basis van het
Commissievoorstel zou het plan tenminste moeten aangeven welke producten als prioritair
voor het markttoezicht worden gezien en welke markttoezichtmaatregelen de lidstaat
treft voor die producten.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met enige verbazing kennisgenomen van de
kritische houding tegenover verplichte inkoopcriteria, zoals beschreven in de Mededeling
Duurzame producten de norm maken en Kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten.
Kan de Staatssecretaris voorbeelden geven van wanneer verplichte inkoopcriteria innovatie
hebben geremd? Is zij bereid om een onderzoek met andere lidstaten uit te voeren om
het succes van verplichte inkoopcriteria met hen te vergelijken? Zo nee, waarom niet?
Is de Staatssecretaris bereid verplichte inkoopcriteria in te stellen als blijkt dat
zelfregulering door de sector ontoereikend blijkt? Zo nee, waarom niet? Op welke criteria
zou worden beoordeeld of zelfregulering voldoende effectief is geweest en in welk
tijdsbestek?
In de afgelopen tien jaar is in Nederland veel ervaring opgedaan met duurzaam inkopen.
Daarbij zijn o.a. voor een groot aantal productgroepen duurzame inkoopcriteria opgesteld.
Europa heeft deze aanpak van Nederland overgenomen. Tot 2016 lag de nadruk op 100%
duurzaam inkopen, wat betekende dat de criteria altijd werden meegenomen bij inkoopaanvragen.
Hoewel de navolging groot was, was het effect minimaal of zelfs negatief. Inkopende
organisaties benoemden de criteria wel, maar stuurden hier niet bewust op en kochten
ook nog in op de laagste prijs. Duurzame en innovatieve bedrijven die zich extra inspanden
om te laten zien dat ze aan alle eisen voldeden, grepen hierdoor toch vaak naast de
opdracht. Dit gaf een negatieve impuls aan innovatie.
Op verzoek van uw Kamer is daarom vanaf 2016 nieuw beleid op maatschappelijk verantwoord
inkopen (MVI) ingezet, dat afgelopen jaar een volgende fase is ingegaan met het Nationaal
Plan MVI 2021–2025. Kern van dit nieuwe beleid is dat inkopende partijen worden gestimuleerd
en ondersteund om hun inkoopkracht zelf bewust in te zetten voor daadwerkelijke verduurzaming
en innovatie. Criteria spelen hierbij wel een belangrijke rol, maar alleen als ondersteunend
instrument ter inspiratie voor inkopers (www.mvicriteria.nl). Steeds meer overheden en andere partijen zijn ambitieus aan de slag en komen in
dialoog met de markt tot duurzame innovaties.
Europees verplichte inkoopdoelen gericht op bijvoorbeeld klimaat of grondstoffen,
of een verplicht niveau milieulabel zouden deze vrijwillige aanpak kunnen versterken
en verbreden naar meer partijen. Het op EU niveau verplicht voorschrijven van gedetailleerde
technische criteria, zoals de huidige EU green public procurement criteria, zou voor
Nederland een stap terug kunnen betekenen naar de situatie van voor 2016 als daarbij
de zwakste markt leidend wordt. In Nederland zijn via inkoop bijvoorbeeld allerlei
circulaire producten en diensten ontwikkeld, die in andere landen nog niet op de markt
zijn.
Met name in Oost- en Zuid-Europese landen wordt wel gebruik gemaakt van verplichte
inkoopcriteria. Hoewel de navolging goed is, is er geen beeld van de effectiviteit,
want dat is veel moeilijker om te meten. In Europa doet alleen Nederland aan effectmonitoring.
Daarmee ontbreken de relevante data voor onderzoek naar het eventuele succes van verplichte
inkoopcriteria bij andere lidstaten.
Samenvattend is het kabinet bereid positief kritisch te kijken naar wat de toegevoegde
waarde kan zijn van verplichte EU inkoopcriteria voor specifieke producten, maar daarbij
dient wel voldoende ruimte te blijven voor innovatie en de aanpak mag niet ten koste
gaan van de eigen inzet van partijen om MVI toe te passen en naar een hoger niveau
te brengen.
Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat met het voorliggende Europese
voorstel het mogelijk zal worden om eisen te stellen aan het duurzaam ontwerp van
vrijwel alle fysieke producten, waarbij het onder andere gaat om de herbruikbaarheid,
repareerbaarheid, recyclebaarheid, het gebruik van gerecycled materiaal en de beperking
van de aanwezigheid van zorgwekkende stoffen. Ook lezen deze leden dat voor producten
waarvoor specifieke maatregelen worden getroffen, productpaspoorten verplicht worden
en dat hiertoe een geleidelijke uitrol zal zijn. Deze leden zijn voorstander van strengere
eisen voor het ontwerp van nieuwe producten, zodat deze producten lang meegaan, te
repareren zijn en materialen eenvoudig hergebruikt kunnen worden. Wel vragen zij zich
af hoe het tijdpad eruitziet: per wanneer zullen productpaspoorten in de praktijk
door consumenten kunnen worden gebruikt? Is de Staatssecretaris het met deze leden
eens dat het belangrijk is dat een productpaspoort zo snel mogelijk beschikbaar wordt
en dat een «geleidelijke uitrol» geen urgentie uitstraalt? Hoe verhoudt het productpaspoort
zich tot een materialenpaspoort dat gebruikt kan worden in de industrie en de bouw?
Welke eisen zullen er gaan gelden voor zeer zorgwekkende stoffen in producten? En
welk effect heeft dit voorstel op preventie, de vermindering van het aantal verkochte
spullen?
De onderhandelingen over de kaderverordening gaan nu van start. Het zal vermoedelijk
anderhalf tot twee jaar duren voordat de verordening kan worden vastgesteld. Daarna
kan de Europese Commissie per productgroep product-specifieke maatregelen gaan vaststellen.
De Commissie is voornemens te beginnen met textiel, zoals aangekondigd in de textielstrategie.
De Commissie geeft zelf aan toe te werken naar het vaststellen van ongeveer vier product-specifieke
maatregelen per jaar vanaf 2024. Overigens kunnen voor een brede sector als textiel
meerdere maatregelen nodig blijken, bijvoorbeeld separate maatregelen voor kleding,
schoeisel en tapijten. Ook gaat de Commissie lopende de onderhandelingen door met
het vaststellen van maatregelen voor producten die nu al binnen de reikwijdte van
de Ecodesign-richtlijn vallen, te weten energiegerelateerde producten. Hiervoor is
een werkplan11 gepubliceerd, gelijktijdig met de presentatie van de het voorstel voor een nieuwe
kaderverordening.
Dat zowel de producteisen als het productpaspoort op deze manier geleidelijk worden
vastgesteld, maakt maatwerk mogelijk voor zeer uiteenlopende producten, waardoor de
meest effectieve aanpak kan worden gekozen en input kan worden meegenomen van stakeholders
en het maatschappelijk middenveld. Het Commissievoorstel stelt dat de producteisen
ook rekening zullen houden met zeer zorgwekkende stoffen. Hoe dit per productgroep
in de praktijk uitpakt is op voorhand niet te bepalen.
Als de kaderverordening eenmaal is vastgesteld, kunnen producteisen sneller worden
vastgesteld dan als dit in specifieke sectorale regelgeving zou moeten gebeuren. Wel
is het van belang om het kader nu goed vast te stellen, en dit zal enige tijd kosten.
Het kabinet vindt dat de aanpak als geheel bijzonder veel urgentie en ambitie uitstraalt,
getuige alleen al het gestelde voornemen om duurzame producten de norm te maken op
de EU markt. Het kabinet zal er in Europees verband op blijven aandringen vaart te
maken met inspanningen richting deze stip op de horizon.
Het voorstel beoogt onder meer het verlengen van de levensduur van producten. Aannemende
dat producten die langer meegaan ook later worden vervangen, zou dit ook tot een vermindering
van het verkochte aantal spullen moeten leiden.
Ook lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat het kabinet voorstander
is van het opnemen van verplichte doelen in het Europese voorstel. Kan de Staatssecretaris
hier wat concreter zijn; welke doelen heeft het kabinet voor ogen? Welke mogelijkheden
ziet de Staatssecretaris om op nationaal niveau ambitieuze doelstellingen te formuleren?
Zoals aangegeven in het BNC-fiche is het kabinet voorstander van het stellen van verplichte
doelen voor duurzaamheid van publieke aanbestedingen. Dit zal naar verwachting onderdeel
zijn van de product-specifieke maatregelen die tot stand komen onder de voorgestelde
kaderverordening. Dit staat los van eventuele doelen die lidstaten op nationaal niveau
zouden willen stellen.
Verder constateren de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat in het Europese
voorstel alleen wordt voorgesteld dat bedrijven die onverkochte producten vernietigen
hier melding van moeten maken. Ook lezen deze leden dat het kabinet zal vragen «om
de mogelijkheid te verkennen om vast te leggen dat vernietiging van onverkochte goederen
in principe niet is toegestaan, tenzij de ondernemer aannemelijk kan maken dat er
geen andere optie is». Waarom deze uitzondering? Er is toch altijd een andere optie
te bedenken dan het vernietigen van onverkochte producten? Gaat de Staatssecretaris
zich hard maken voor een algeheel verbod op het vernietigen van onverkochte producten?
Zo nee, waarom niet? Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om een algeheel
verbod op nationaal niveau in te stellen?
Zoals in het BNC-fiche is aangegeven zet het kabinet erop in dat het vernietigen van
onverkochte goederen in principe verboden wordt. De uitzondering op die regel zou
bijvoorbeeld van toepassing kunnen zijn wanneer het afvoeren van producten, in lijn
met de afvalhiërarchie, ook vanuit een duurzaamheidsperspectief de beste optie is.
Dit kan het geval zijn als producten bijvoorbeeld (veel) meer energie verbruiken dan
modernere producten. Dit zou de ondernemer dan moeten toelichten.
Aangezien het kabinet inzet op een Europees verbod, is een verbod op nationaal niveau
op dit moment niet aan de orde.
BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie vraagt de Staatssecretaris of deze de Ministeries van Economische
Zaken en Klimaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid
al heeft betrokken of gaat betrekken bij de totstandkoming van de kabinetspositie
over het digitale productpaspoort, wat in feite een ICT-project is, en in het bijzonder
ten aanzien van de discussiepunten op het gebied van interoperabiliteit en gegevensbescherming.
Is de Staatssecretaris voornemens ten aanzien van het digitale productpaspoort het
belang van gegevensbeveiliging en -bescherming in de Milieuraad te benadrukken?
Bij een kabinetspositie is per definitie het gehele kabinet betrokken.
Het belang van gegevensbeveiliging en -bescherming zal door de Commissie worden meegenomen
bij het uitwerken van het productpaspoort.
Verder wil het lid van de BBB-fractie graag weten of niet-EU-bedrijven ook aan de
verplichtingen met betrekking tot het digitale productpaspoort moeten voldoen als
hun producten op de Europese markt worden gebracht.
Ja, de producteisen die krachtens de voorgestelde verordening zullen kunnen worden
gesteld, inclusief het productpaspoort, worden verplicht voor alle aanbieders op de
EU-markt, ongeacht of de producten in de EU gefabriceerd worden of elders.
Op het gebied van administratieve lastendruk wil het lid van de BBB-fractie graag
weten of de Staatssecretaris de zorgen deelt die diverse stakeholders en leden van
het Europees Parlement hebben geuit over hoge administratieve lasten voor het mkb.
Is er een impactassessment uitgevoerd van de gevolgen voor de administratieve lasten
en kosten voor het mkb? Zo ja, wat zijn de uitkomsten hiervan? Wordt er gekozen voor
uitvoeringsvarianten die niet meer administratieve lasten veroorzaken dan noodzakelijk?
Tijdens de effectenanalyse van de Commissie is bijzondere aandacht besteed aan de
belangen van het MKB, en zijn deze bedrijven ook ondervraagd over de door henzelf
voorziene gevolgen van de aanpak. De precieze lasten en opbrengsten zijn vooraf moeilijk
te kwantificeren en zullen in de praktijk afhangen van de uitwerking in product-specifieke
maatregelen en productpaspoorten. In het algemeen is de verwachting dat er een toename
zal zijn van administratieve lasten voor het MKB, maar daartegenover staat dat het
MKB ook economisch voordeel verwacht te hebben van de maatregelen, bijvoorbeeld door
besparingen of marktversterking. Ook worden digitale mogelijkheden ingezet om de administratieve
lasten zo laag mogelijk te houden. Al met al vallen deze lasten in de effectenanalyse
weg tegen de verwachte voordelen voor het MKB zelf en voor het milieu en klimaat.
Bij het opstellen door de Commissie van product-specifieke maatregelen onder deze
kaderverordening, zullen de administratieve lasten en andere gevolgen voor het MKB
bij elke individuele maatregel opnieuw ingeschat worden en afgewogen tegen de beoogde
resultaten.
Europese strategie voor duurzaam en circulair textiel
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris bijzonder belang hecht aan
een verplicht aandeel recyclaat in nieuwe textielproducten. Hoe gaat zij dit in de
praktijk vormgeven, rekening houdend met het feit dat veel textiel buiten de EU geproduceerd
wordt? Deze leden lezen verder dat de Staatssecretaris positief staat tegenover voostellen
om de uitdagingen bij het exporteren van textielafval tegen te gaan. Om welke uitdagingen
gaat het dan precies? Hoe gaat de Staatssecretaris onderscheid maken tussen export
van textiel als grondstof voor nieuw textiel om aan het verplichte minimale hergebruik
te voldoen en export van textiel als afval?
Een verplicht percentage recyclaat zal onder de Ecodesign-kaderverordening worden
geïnitieerd door de Europese Commissie, in product-specifieke maatregelen. Deze eisen
zullen gelden voor alle producten in de betreffende productgroep die op de Europese
markt verkocht worden, ook als deze buiten de EU geproduceerd worden. Het kabinet
laat onderzoeken wat voor textiel een ambitieus en haalbaar percentage kan zijn en
zal dit bij de Commissie inbrengen. Zoals ook aangegeven in het BNC-fiche over de
textielstrategie, verwelkomt het kabinet de ambitie om een Europese uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
(UPV) in te voeren, wat bijdraagt aan het bevorderen van het recyclen van textiel.
Het beleid van de Europese Commissie ziet in het bijzonder toe op het uitvoeren van
textielafval naar niet-OESO landen. Dit is enkel toegestaan als die landen de Commissie
in kennis stellen van hun bereidheid om bepaalde soorten afvalstoffen in te voeren
en aangetoond wordt dat zij in staat zijn om deze duurzaam te verwerken. De Europese
Commissie licht in de Europese textielstrategie toe dat het overweegt om specifieke
criteria op EU-niveau te ontwikkelen om onderscheid te maken tussen afval en bepaalde
tweedehandsproducten. In het kader van het LIFE-programma is een oproep gepubliceerd
om de traceerbaarheid van uitvoer van gebruikt textiel en textielafval te verbeteren.
Daarnaast spant de Commissie zich ook in voor meer transparantie en duurzaamheid in
de wereldhandel in textielafval en gebruikt textiel.
De leden van de VVD-fractie lezen over de komst van een Europese uitgebreide producentenverantwoordelijkheid
(UPV) voor textiel. In hoeverre sluit deze UPV aan op de in voorbereiding zijnde Nederlandse
UPV voor textiel?
De Commissie heeft in de Europese strategie voor duurzaam textiel aangekondigd dat
een UPV voor textiel onderdeel zal zijn van de aanstaande herziening van de Europese
Kaderrichtlijn afvalstoffen. Deze is voorzien voor 2023. Het is nog niet duidelijk
hoe een Europese UPV eruit zal zien en wanneer deze precies in werking zal kunnen
treden. Gelet hierop, en aangezien Nederland haar eigen ambitieuze doelstellingen
is overeengekomen met de textielsector, wordt de invoering van een UPV textiel op
nationaal niveau (per 2023) doorgezet. Indien nodig kan deze UPV te zijner tijd worden
aangepast aan een EU UPV voor textiel.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Commissie projecten in het kader van de voorliggende
strategie wil ondersteunen door middel van cofinanciering via LIFE-financiering, via
het Europese Regionale Ontwikkelfonds of via Horizon Europe. Dit betreft echter subsidiemogelijkheden
voor Europese aanvragers. In hoeverre draagt de voorliggende strategie bij aan het
verduurzamen van textiel dat geproduceerd wordt buiten de EU? In hoeverre is samenwerking
met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gezocht en waartoe
zou een dergelijke samenwerking kunnen leiden?
Zoals aangegeven in het BNC-fiche verwelkomt het kabinet dat de strategie spreekt
over het promoten van eerlijke en groene internationale toeleveringsketens. De productie
van grondstoffen, de vervaardiging van kleding en de verwerking van post-consumptietextiel
vindt grotendeels plaats in lage- en middeninkomenslanden buiten de EU. De keuzes
die de Commissie maakt in de strategie zullen grote impact hebben op de textielketen
buiten de EU. Hierbij valt te denken aan productie-eisen waaraan kledingfabrikanten
moeten voldoen en aan de omstandigheden waaronder arbeiders werken.
Het kabinet acht het van belang in de textielstrategie het perspectief van textiel-producerende
landen buiten de EU mee te nemen en deze landen (bedrijven en overheden) te ondersteunen
bij de verduurzaming van de textielsector. Het kabinet zal bepleiten dat de Commissie
de mogelijke positieve en negatieve ontwikkelingsimpact in derde productielanden in
kaart brengt en monitort, bijvoorbeeld op leefbaar loon en kinderarbeid. Het kabinet
roept de Commissie op multi-stakeholdersamenwerking te stimuleren en met onder andere
haar ODA-middelen (officieel erkende financiering ontwikkelingssamenwerking) in te
zetten voor sociale en circulaire verduurzaming in deze productielanden. Daarbij roept
het kabinet de Commissie op om aansluiting te zoeken bij bestaande initiatieven die
zich inzetten voor multi-stakeholdersamenwerking, zoals Fair Wear Foundation en inzet
via de Team Europe Initiatives.
Het kabinet zal er op aandringen bij de Commissie dat dit een prominentere plek krijgt
in de verdere uitwerking van de textielstrategie. Het BNC-fiche voor Mededeling Europese
strategie voor duurzaam en circulair textiel is in samenwerking met de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tot stand gekomen.
D66-fractie
De leden van de D66-fractie omarmen het voorstel om ontwerpeisen op te stellen voor
een verbetering van de kwaliteit van textiel in termen van levensduurverlenging, hergebruik,
repareerbaarheid, vezel-tot-vezel recyclebaarheid, en verplichte toepassing van recyclaat
en een verbod op de toepassing van zeer zorgwekkende stoffen. Wat de leden nog missen
in de reflectie van de regering en in de plannen van de Commissie, is de erkenning
dat de textielindustrie weg moet bewegen van virgin, op fossiel gebaseerde grondstoffen,
en juist moet toe bewegen naar bronnen die hernieuwbaar of recyclebaar zijn. Dat betekent
ook dat er duidelijke uitspraken en beleid moeten komen die bepalen wat wel en niet
duurzaam is qua grondstoffen. Deze leden doelen hierbij bijvoorbeeld op een uitspraak,
zoals het statement van de Commissie, dat het toepassen van gerecyclede PET-flessen
in kleding niet past in een circulair model. Deze leden zien namelijk nog te vaak
dat er misvattingen bestaan over wat nu wel en niet duurzaam en circulair is en dat
dit problemen oplevert in de gehele keten. Kan hierop gereflecteerd worden? Welk aanvullend
beleid ziet de Staatssecretaris hierop mogelijk? Op welke manier gaat zij dit aankaarten
bij de Commissie? Ziet zij hier mogelijkheden voor een duidelijke set aan eisen aan
wat «duurzaam», «circulair» of «groen» mag worden genoemd in marketing en communicatie?
Zo nee, waarom niet? Hoe kan Nederland hierop koploper worden in Europa?
Zoals omschreven in het LAP312, maakt Nederland zich nationaal en internationaal sterk voor een beleid dat is gericht
op duurzaam productontwerp. Wat verstaan wordt onder duurzaam materiaal, is echter
onderhevig aan voortschrijdende inzichten, innovaties en marktontwikkelingen. Tot
duurzame materialen wordt in het beleidsprogramma circulair textiel 2020 – 202513 de duurzame(re) alternatieven voor de gangbare virgin materialen gerekend, zoals
bio/organic en «better» cotton (BCI), lyocell van duurzame cellulose bron (denk aan
Tencel) en de biobased alternatieven voor de oil-based synthetische garens (denk aan
PLA en bioPES, PEF).
Het bepalen van de duurzaamheid van een materiaal is complex. Het is belangrijk om
duurzaam materiaal niet te verwarren met duurzaam textiel. Dit laatste kan op veel
manieren worden gedefinieerd: gemaakt op een duurzame manier (processen), uit duurzame
grondstoffen, een product dat gedurende het gebruik veel energie bespaart, dat lang
meegaat of waarvan de grondstoffen steeds opnieuw gerecycled kunnen worden.
In aanloop naar de ontwikkeling van product-specifieke maatregelen voor textiel onder
de Ecodesign-kaderverordening zal het kabinet laten onderzoeken wat er onder de definitie
van duurzaam materiaal valt voor textiel. Hiermee wil het kabinet komen tot een afgebakende
definitie van wat duurzaam is, zodat dit als uitgangspunt kan worden meegenomen bij
de Europese onderhandelingen. Wat duurzaam is wordt onder de Ecodesign-kaderverordening
vormgegeven door middel van een duurzaamheidsniveau, waarmee bepaald kan worden dat
producten de EU-markt niet op mogen als ze niet aan die standaard voldoen.
Nederland heeft in december 2021 de Europese Commissie een brief gestuurd over onbetrouwbare
duurzaamheidsclaims die plaatsvinden met betrekking tot kledingitems.14 In deze brief is aangekaart dat de Nederlandse Autoriteit Consument & Markt (ACM)
een onderzoek heeft uitgevoerd naar de claims die worden gemaakt. Naar aanleiding
hiervan heeft de ACM een Leidraad over Duurzaamheidsclaims opgesteld.15 Deze leidraad bevat vuistregels en praktische voorbeelden om bedrijven te helpen
bij het formuleren van duurzaamheidsclaims in bijvoorbeeld marketing en communicatie.
Het kabinet wacht met veel interesse het Europese voorstel op Green Claims af dat
later dit jaar wordt verwacht. Het kabinet heeft de hoopvolle verwachting dat dit
voorstel ook gaat bijdragen aan het tegengaan van marketing en communicatie over onbetrouwbare
claims. De Nederlandse inzet is afhankelijk van het ambitieniveau en de uitwerking
van het Europese voorstel. Hier kan nu nog niet op worden vooruitgelopen.
De leden van de D66-fractie hebben eerder hun zorgen uitgesproken over het grootschalig
verschepen van tweedehands textiel van slechte kwaliteit naar derde landen, waar dit
tot een groot afvalprobleem kan leiden. Ook in dit voorstel zien deze leden nog te
veel de mogelijkheid om onverkochte en geretourneerde goederen weliswaar niet te vernietigen,
maar wel te verschepen naar derde landen. Welke ruimte ziet de Staatssecretaris voor
dit soort mogelijkheden? Hoe gaan we voorkomen dat we onze grondstoffen in de vorm
van afval grootschalig verschepen, waarna deze alsnog vernietigd worden of een afvalprobleem
veroorzaken in kwetsbare ecosystemen?
Zoals aangegeven in de antwoorden op de Kamervragen over «de afvalbergen die ontstaan
door het verplaatsen van textielproducten vanuit Europa naar Ghana»16, geldt er voor Nederlandse textielbedrijven die aangesloten zijn bij de VHT17 dat hun kleding en textiel aan handelspartners wordt verkocht waarmee afspraken zijn
gemaakt. Dit is gebaseerd op de specifieke wensen van de handelspartners en op basis
daarvan wordt het textiel gesorteerd. Het gaat hierbij om verschillende landen in
Afrika en Europa.
Zoals hierboven aangegeven in het antwoord op de vraag van de VVD-fractie over export
van textielafval, is het uitvoeren van textielafval alleen toegestaan als derde landen
de Europese Commissie in kennis stellen van hun bereidheid om bepaalde soorten afvalstoffen
in te voeren en aangetoond wordt dat zij in staat zijn die stoffen duurzaam te verwerken.
De Commissie overweegt verder om specifieke criteria op EU-niveau te ontwikkelen om
onderscheid te maken tussen afval en bepaalde tweedehands producten. Ook geeft de
Europese Commissie in de textielstrategie aan zich te richten op het verbeteren van
traceerbaarheid van textielafval en meer transparantie en duurzaamheid in de wereldhandel
van textielafval en gebruikt textiel. Het kabinet verwacht dat deze maatregelen voorkomen
dat onnodige hoeveelheden textielafval terechtkomen in derde landen.
De leden van de D66-fractie zien graag dat ook aandacht komt voor het fundament achter
de vernietiging van onverkochte en geretourneerde goederen, namelijk dat er op grote
schaal te veel kleding wordt geproduceerd. Gaat de Staatssecretaris ook nog aanvullende
voorstellen inbrengen om dit achterliggende probleem aan te pakken? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, welke? Deze leden vinden het hierbij in het bijzonder belangrijk dat
er aandacht komt voor de inkooppraktijken van grote kledingketens. Tijdens de coronacrisis
zagen we bijvoorbeeld dat grote ketens de negatieve effecten via hun inkooppraktijken
zoveel mogelijk afwentelden op de zwakkere schakels in de keten, namelijk de kledingfabrieken
en hun werknemers. De onbalans in macht in de keten leidt ook tot lage productieprijzen
en daarmee een prikkel tot overproductie. Deze leden willen hierbij ook hun zorgen
delen dat mogelijk ook de eisen die uit de textielstrategie en het Ecodesign framework
volgen, voornamelijk zullen worden afgewenteld op zwakkere schakels in de keten. Is
de Staatssecretaris het eens met deze leden dat er meer aandacht moet komen in het
voorstel van de Commissie voor eerlijke en duurzame inkooppraktijken? Zo ja, kan zij
erop aandringen bij de Commissie dat dit een prominentere plek krijgt in het voorstel?
Het verminderen van kledingproductie zou een belangrijke bijdrage leveren aan het
verminderen van de milieu-impact van de kledingsector. Het lijkt echter op voorhand
lastig om via juridische middelen te sturen op vermindering van productie. Het kabinet
is echter bereid te verkennen of er toch mogelijkheden zijn en eventueel aanvullende
voorstellen in te brengen. Voorts is er zowel op Europees als nationaal niveau de
inzet om de consument bewust te maken van de impact van fast fashion, de verkoop van tweedehands kleding te stimuleren en zo hergebruik te bevorderen.
De Commissie probeert in de transitiepadenaanpak met alle stakeholders, zoals het
bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden, te komen tot een strategie voor een
groene en digitale transitie van de textielsector. Er wordt in dit traject ook beoordeeld
hoe productie, verkoop en gebruik van textiel duurzamer en circulair kan. Daarbij
wordt ook ingezet op mogelijke technologische oplossingen voor het verlagen van de
hoge percentages retourzendingen en het aanmoedigen van productie op aanvraag en op
maat. Verder zet de Commissie ook in op de ontwikkeling van circulaire bedrijfsmodellen,
zoals verhuur en reparatie, zodat er een alternatief beschikbaar komt voor fast fashion.
Op het gebied van ketenverantwoordelijkheid werkt de Europese Commissie ook aan regelgeving
voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, die zich richt op belasting
van mens en milieu.
Zoals aangegeven in beantwoording op de vraag van de VVD over buiten de EU geproduceerd
textiel en samenwerking met de Minister voor BHOS, acht het kabinet het van belang
het perspectief van textielproducerende landen buiten de EU mee te nemen en deze landen
te ondersteunen bij de verduurzaming van de textielsector. Het kabinet zal bepleiten
dat de Commissie de mogelijke positieve en negatieve ontwikkelingsimpact in derde
productielanden in kaart brengt en monitort, bijvoorbeeld op leefbaar loon en kinderarbeid.
Het kabinet roept de Commissie op multi-stakeholdersamenwerking te stimuleren en onder
andere haar ODA-middelen (officieel erkende financiering ontwikkelingssamenwerking)
voor sociale en circulaire verduurzaming in deze productielanden in te zetten. Daarbij
roept het kabinet de Commissie op om aansluiting te zoeken bij bestaande initiatieven
die zich inzetten voor multi-stakeholdersamenwerking, zoals Fair Wear Foundation en
inzet via de Team Europe Initiatives. Het kabinet zal er op aandringen bij de Commissie
dat dit een prominentere plek krijgt in de verdere uitwerking van de textielstrategie.
De leden van de D66-fractie delen de positieve houding die de Commissie en de regering
hebben ten overstaan van het ondersteunen van circulaire businessmodellen. Ook zij
denken dat de transitie niet mogelijk is als we niet ook kritisch durven te kijken
naar onze bedrijfsmodellen, die nog veel te vaak een lineaire insteek hebben. Deze
leden lezen echter zowel in het voorstel van de Commissie als de regering nog veel
te weinig concrete beleidsvoorstellen of mechanismen om circulaire koplopers een competitieve
voorsprong te geven op lineaire bedrijven. Kan de Staatssecretaris toelichten of zij
hier nog aanvullingen op ziet? Op welke manier gaat zij deze inbrengen bij de Commissie?
Onder de Europese Industriestrategie heeft de Commissie scenario’s ontwikkeld voor
transitiepaden van Industriële ecosystemen, waar textiel er een van is. Uit de strategie
blijkt de urgentie voor de textielsector om de transitie te maken naar circulaire
productie, consumptie en bedrijfsmodellen voor verduurzaming van de sector. De Commissie
kijkt onder andere naar manieren om circulaire bedrijfsmodellen te promoten als alternatief
voor fast fashion. Ook stelt de Commissie financiering beschikbaar onder het LIFE-programma voor het
ontwikkelen van technologische innovatie voor circulaire bedrijfsmodellen, ter bevordering
van digitalisering. Al deze maatregelen moeten ook bijdragen aan de weerbaarheid van
het Europese ecosysteem. Het kabinet steunt deze initiatieven op Europees niveau.
Specifiek voor Nederlandse ondernemers in de circulaire economie is er het Versnellingshuis
Nederland Circulair! dat ondersteuning biedt bij vragen en belemmeringen van ondernemers.
Ook is er vanuit IenW een subsidieregeling beschikbaar voor bedrijven die in ketens
circulair willen gaan werken, namelijk de subsidieregeling circulaire ketenprojecten.
Daarnaast wordt er vanuit IenW samengewerkt met financiële instellingen voor het aanpakken
van bestaande knelpunten om ondernemers in de circulaire economie makkelijker toegang
tot financiering te geven. Dit werk vindt plaats in de werkgroep circulaire economie
van het platform voor duurzame financiering.
De leden van de D66-fractie willen de opmerking uit het BNC-fiche benadrukken dat
als we de transitie naar een groene en circulaire textielketen willen inzetten, er
meer jonge makers nodig zijn. Deze leden zijn dan ook verheugd dat daar in het EU
Pact for Skills aan gewerkt wordt. Zij denken dat er echter ook op nationaal niveau
gewerkt moet worden aan de enthousiasmering voor werken in deze keten. Hoe zet de
Staatssecretaris hierop in?
Het kabinet stimuleert de aandacht voor werken in de textielketen via het Stimuleringsfonds
Creatieve Industrie en er is jaarlijks aandacht voor deze sector op de Nationale Conferentie
CE en in de Dutch Design Week.
Onlangs werd de Koning Willem I-plaquette voor duurzaam ondernemerschap uitgereikt
aan Mud Jeans en de SustainaBul Best Practice Award aan de Saxion Hogeschool voor
de samenwerking van hbo-studenten met het regionale bedrijfsleven in het circulaire
textiellab Twente.
De leden van de D66-fractie delen de zorgen van de Staatssecretaris dat de voorgestelde
rapportageplicht voor onverkocht en geretourneerd textiel onvoldoende effect zal sorteren.
Zij steunen dan ook het voorstel van de Staatssecretaris dat vernietiging van onverkochte
en geretourneerde goederen in principe niet toegestaan zou moeten worden, tenzij de
ondernemer aannemelijk kan maken dat er geen andere optie is. Kan uiteengezet worden
wat het politieke speelveld is met betrekking tot dit voorstel? Hoe groot acht de
Staatssecretaris de kans dat dit voorstel wordt overgenomen? Als het voorstel niet
op Europees niveau wordt overgenomen, is het dan mogelijk om hier op Nederlands niveau
of met een groep vooruitstrevende Europese landen wel vast wetgeving voor op te stellen?
Kijkt de Staatssecretaris ook naar een communicatieplicht voor (web)winkels om te
laten weten wat er gebeurt met onverkochte en geretourneerde goederen? Zo nee, waarom
niet?
Zoals in het BNC-fiche is aangegeven zet het kabinet erop in dat het vernietigen van
onverkochte goederen in principe verboden wordt. Op dit moment is nog onvoldoende
beeld van het krachtenveld, omdat de inhoudelijke bespreking hierover nog niet heeft
plaatsgevonden. Daarom is ook nog niet duidelijk of een meerderheid van de lidstaten
het Nederlandse standpunt kan steunen. In het BNC-fiche is aangegeven dat als dit
punt niet wordt overgenomen, het kabinet de Commissie zal oproepen om de mogelijkheid
om voor specifieke productgroepen een verbod op de vernietiging van onverkochte goederen
in te stellen in ieder geval op textiel toe te passen. Overigens geeft de Commissie
in de textielstrategie aan dit ook voornemens te zijn.
De informatieplicht in het Commissievoorstel zou komen te gelden voor alle aanbieders
op de Europese markt, dus ook voor webwinkels.
De leden van de D66-fractie steunen het idee van een productpaspoort, omdat dit een
betere informatievoorziening van zowel materiaalstromen als de ecologische voetafdruk
mogelijk maakt. Graag horen zij meer van de Staatssecretaris over hoe zijzelf een
niet fysiek verplicht labelsysteem voor zich ziet waarbij informatie over de sociale,
milieu en dierenwelzijnsimpact van een product zichtbaar is voor de consument op het
moment van aanschaf.
In de kaderverordening is het van belang dat de uitgangspunten en werking van het
productpaspoort goed geregeld worden. Vervolgens worden de paspoorten per productcategorie
uitgewerkt, waarbij ruimte is voor maatwerk.
Voor het kabinet is het van belang dat er een systeem komt dat ervoor zorgt dat verschillende
actoren in de keten de informatie kunnen krijgen die zij nodig hebben. In het Commissievoorstel
werkt dit via een uniek identificatiemiddel (bijvoorbeeld een QR-code) dat zich op
of bij het product bevindt, dat fungeert als sleutel tot informatie. De informatie
zelf kan decentraal beschikbaar zijn, bijvoorbeeld bij producenten zelf. De ervaringen
met bestaande systemen zoals EPREL18 kunnen daarbij van pas komen.
CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie merken op dat Nederland in 2021 met een aantal andere
lidstaten een non-paper aan de Commissie heeft aangeboden over een ambitieuze strategie
voor duurzaam en circulair textiel. Zij vragen de Staatssecretaris in hoeverre de
nu gepresenteerde Europese strategie volledig invulling geeft aan onder andere de
oproep uit het non-paper. Kan de Staatssecretaris aangeven of er aspecten van de strategie
zijn waarbij zij op meer ambitie van de Commissie had gehoopt en, zo ja, welke dat
zijn?
Het overgrote deel van de voorstellen uit het non-paper komt terug in de Europese
textielstrategie. Onder meer aan het belang van circulair design, transparantie en
consumenteninformatie wordt opvolging gegeven in de textielstrategie. De ecologische
voetafdruk van de textielindustrie is groot en houdt niet op bij de Nederlandse grens.
In de aanloop naar de textielstrategie heeft Nederland hierover regelmatig contact
onderhouden met de Europese Commissie. Het kabinet pleit al langer voor een ambitieuze
textielstrategie en is daarom blij met de ambitieuze voornemens van de Europese Commissie,
zoals de introductie van een UPV voor textiel op Europees niveau en de bindende producteisen
die voor textiel zullen gelden.
Hoewel de textielstrategie op zichzelf niet wetgevend is, bevat het aankondigingen
van wetgevende maatregelen in andere EU-kaders, waaronder Ecodesign-kaderverordening
en de aangekondigde herziening van de Kaderrichtlijn afval, die zullen bijdragen aan
het verduurzamen van de textielsector. Het kabinet zal de verdere uitwerking van de
plannen nauwlettend volgen.
Het kabinet had graag een verbod voor vernietiging van onverkochte voorraden gezien.
Het kabinet zal daarom ook tijdens de onderhandelingen over de Ecodesign-kaderverordening
vragen de mogelijkheid te verkennen om vast te leggen dat vernietiging van onverkochte
en geretourneerde goederen in principe niet is toegestaan, tenzij de ondernemer aannemelijk
kan maken dat er geen andere optie is.19 Het kabinet zal – indien het niet mogelijk blijkt de vernietiging van verkochte goederen
in het algemeen te verbieden – er bij de Commissie op aandringen deze mogelijkheid
in ieder geval op textiel toe te passen. Overigens geeft de Commissie in de textielstrategie
aan dit ook voornemens te zijn.
De Europese Commissie zal een EU-brede campagne lanceren onder de noemer #ReFashionNow.
Het verminderen van productie en consumptie is van grote betekenis bij het reduceren
van de ecologische voetafdruk in de textielsector. Het kabinet verwacht dat de campagne
bijdraagt aan bewustwording onder consumenten over de negatieve gevolgen van fast fashion. Mocht dit onvoldoende blijken, zal het kabinet er bij de Europese Commissie op aandringen
om sterker in te zetten op bewustwordingscampagnes rondom textiel.
Aangezien de transitie naar een duurzame en circulaire textielketen een milieu en
sociaal aspect omvat, is het van belang beide onderdelen te integreren. In afstemming
met de Minister voor BHOS is er meer ambitie gewenst voor het sociale aspect in de
textielketen. Hierbij gaat het om internationaal verantwoord ondernemen en het perspectief
van textiel-producerende landen buiten de EU mee te nemen en deze landen te ondersteunen
bij de verduurzaming van de textielsector, zowel in de toeleverings- als post-consumptie
keten. Hieronder valt ook dat de Europese Commissie de mogelijke positieve en negatieve
ontwikkelingsimpact in derde productielanden in kaart brengt en monitort, bijvoorbeeld
op leefbaar loon en kinderarbeid, en waar nodig flankerend met ODA-middelen ondersteunt.
Ten slotte constateren de leden van de CDA-fractie dat de vervuiling van microplastics
uit textiel volgens de Staatssecretaris zal worden geadresseerd onder het Ecodesign-voorstel
via ontwerpeisen. Zij vragen de Staatssecretaris om te verduidelijken op welke wijze
dit plaats zal vinden en om welke concrete ontwerpeisen het daarbij gaat. Tevens merken
deze leden op dat textiel waarschijnlijk zal worden opgenomen in het eind dit jaar
verwachte Europese voorstel ter bestrijding van het onbedoeld vrijkomen van microplastics
in het milieu. Directeur Ciobanu-Dordea van de Europese Commissie zou daarbij zelfs
hebben gehint op een totaalverbod op het gebruik van microplastics in textiel. Deze
leden zouden een dergelijk totaalverbod toejuichen. Uit recent onderzoek20 blijkt namelijk dat microplastics inmiddels aanwezig zijn in menselijk bloed. Een
verbod op microplastics in textiel zou daarom volgens deze leden, ook vanuit het oogpunt
van gezondheid, de juiste stap zijn. Zij vragen de Staatssecretaris op welke wijze
zij van plan is om in Europees verband in te zetten op een verbod op het gebruik van
microplastics in textielproducten.
De ontwerpeisen voor textiel die onder Ecodesign-kaderverordening ontwikkeld zullen
worden, kunnen pas worden vastgesteld na vaststelling van de Ecodesign-kaderverordening.
Dit zal naar verwachting tot eind 2023 duren. Het is daarom nog niet duidelijk hoe
deze producteisen er precies uit zullen zien, en op welke manier microplastics daarin
een plek krijgen. In het algemeen vindt het kabinet het belangrijk dat de producteisen
ook ten aanzien van microplastics doeltreffend zijn en zet erop in dat de Ecodesign-kaderverordening
ruimte laat om dit aspect mee te nemen in product-specifieke maatregelen.
In Europa pleit Nederland voor een ambitieuze aanpak van microplastic dat zowel bewust aan producten wordt toegevoegd en in het milieu terechtkomt als microplastic dat
uit slijtage van producten of uit afbraak van plastic zwerfvuil afkomstig is en onbewust in het milieu terecht komt.
Binnenkort verwacht het kabinet een voorstel van de Europese Commissie om bewust toegevoegd
microplastic te verbieden of te beperken. Het kabinet vindt het ook belangrijk dat
de restrictie ambitieus en doeltreffend is en dat deze snel van kracht wordt.
Voor de aanpak van microplastic dat onbewust in het milieu terechtkomt – door bijvoorbeeld
slijtage als gevolg van het wassen van textiel – werkt de Commissie ook aan een breed
beleidspakket microplastic. Uw Kamer heeft onlangs de Nederlandse reactie ontvangen
op een vragenlijst van de Commissie ter voorbereiding van dit brede beleidspakket.
GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie delen de kritische houding tegenover de vrijstelling
van het mkb, zoals beschreven in de Mededeling Duurzame producten de norm maken en
kaderverordening Ecodesign voor duurzame producten als geheel, gezien de grote omzet
en milieu-impact van sommigen. Kringloopwinkels leveren een belangrijke bijdrage in
een circulaire economie, aangezien ze producten een nieuwe levensduur geven bij een
andere consument. Daarnaast bieden ze een mogelijkheid om de vernietiging van onverkochte
goederen tegen te gaan. Deze leden missen een vermelding van deze sector in de Mededeling
Europese strategie voor duurzaam en circulair textiel. Kan de Staatssecretaris toelichten
welke houding zij aanneemt tegenover kringloopwinkels? Zou deze sector, zeker gezien
de grote aanwezigheid van textielproducten middels tweedehands kleding, kunnen rekenen
op investeringen vanuit EU-fondsen?
Het kabinet deelt de mening dat kringloopwinkels een belangrijke bijdrage leveren
aan de circulaire economie en voor textiel in het bijzonder, door het hergebruik van
kleding te bevorderen. Voor kringloopwinkels zijn er verschillende mogelijkheden om
in aanmerking te komen voor zowel nationale als Europese financieringen. RVO kan ondernemers
helpen om per specifiek geval in kaart te brengen welke subsidie- dan wel financieringsmogelijkheden
er zijn.
Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de Europese Commissie wil
onderzoeken hoe het hoge retourpercentage van online gekochte producten gereduceerd
kan worden. Welke maatregelen heeft de Staatssecretaris al genomen om het retourpercentage
van online gekochte producten in Nederland terug te brengen? Welke maatregelen is
zij nog van plan om te nemen op dit gebied?
In december 2021 is een brief21 aan uw Kamer verzonden over twee onderzoeken die het kabinet heeft laten uitvoeren
over e-commerce en retourzendingen. Consumentengedrag rondom online winkelen en retourneren
is onderzocht alsmede de uitdagingen rondom retourzendingen vanuit webwinkels. Er
is toegezegd uw Kamer te informeren over eventuele vervolgstappen, waarbij beleidsopties
met de Minister van EZK verkend worden. Naar verwachting informeert het kabinet uw
Kamer hier voor het herfstreces verder over.
Daarnaast lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de vervuiling van
microplastics uit textiel ook zal worden geadresseerd via ontwerpeisen. Klopt het
dat textiel tot nu toe alleen onderdeel is van de restrictie van microplastics die
onbedoeld vrijkomen, maar dat textiel nu waarschijnlijk ook zal worden toegevoegd
aan de restrictie van bewust toegevoegde microplastics? Zo nee, hoe zit dit dan? Gaat
de Staatssecretaris pleiten voor een verbod op het gebruik van microplastics in textielproducten?
Zo nee, waarom niet?
Milieuvervuiling door microplastics uit textiel en andere bronnen moet zo veel mogelijk
worden voorkomen. In Europa pleit het kabinet voor een ambitieuze aanpak van microplastic
dat zowel bewust aan producten wordt toegevoegd en in het milieu terecht komt als microplastic dat
uit slijtage van producten of uit afbraak van plastic zwerfvuil afkomstig is en onbewust in het milieu terecht komt.
Binnenkort verwacht het kabinet een voorstel van de Europese Commissie om bewust toegevoegd
microplastic te verbieden of te beperken. Het kabinet vindt het ook belangrijk dat
de restrictie ambitieus en doeltreffend is en dat deze snel van kracht wordt.
Voor de aanpak van microplastic dat onbewust in het milieu terechtkomt – door bijvoorbeeld
slijtage als gevolg van het wassen van textiel – werkt de Commissie ook aan een breed
beleidspakket microplastic. U heeft onlangs de Nederlandse reactie ontvangen op een
vragenlijst van de Commissie ter voorbereiding van dit brede beleidspakket.
Tegelijkertijd is het kabinet beducht op onbedoelde effecten van een totaalverbod
op synthetische polymeren in textiel die veel microplasticdeeltjes afstoten. Het toepassen
van alternatieven kan leiden tot een grotere milieubelasting elders. Wanneer er geen
alternatief bestaat met een kleinere milieubelasting vindt het kabinet het belangrijk
om de afstoot van microplasticdeeltjes door deze synthetische polymeren in textiel
te beperken. Dat kan door bijvoorbeeld adequate productvoorschriften of het industrieel
voorwassen van synthetisch textiel zodat de microplasticdeeltjes al vroeg in de keten
worden afgevangen als onderdeel van het productieproces en niet in het milieu terechtkomen.
Tot slot lezen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat het productpaspoort
ook kansen biedt om informatie over de dierenwelzijnsimpact zichtbaar te maken voor
de consument. In hoeverre heeft de dierenwelzijnsimpact nu een plaats in het Europese
voorstel? En kunnen deze leden uit de positie van het kabinet opmaken dat de Staatssecretaris
zich hard gaat maken voor het opnemen van informatie over de dierenwelzijnsimpact
in het productpaspoort? Welke informatie over dierenwelzijnsimpact wil zij laten opnemen
in het productpaspoort?
Indien het productenpaspoort de mogelijkheid biedt om informatie op te nemen over
dierenwelzijnsimpact, zal het kabinet hiervoor pleiten. Om welke informatie het gaat,
zal afhangen van de producten waarvoor product-specifieke maatregelen (en dus ook
een productpaspoort) worden uitgewerkt.
Daarnaast is een verbetering van de informatievoorziening bij de herziening van de
Verordening voor textielvezelbenamingen gewenst. In de huidige Verordening over textielvezelbenamingen
staat onder andere dat bij de aanwezigheid van niet uit textiel bestaande delen van
dierlijke oorsprong in textielproducten worden uitgedrukt met «Bevat niet uit textiel
bestaande delen van dierlijke oorsprong» op het etiket of merk van producten die zulke
delen bevat. Dit moet specifieker. Zoals in verleden reeds aangegeven in het Nederlandse
IMVO-convenant Kleding en Textiel zou op EU-niveau, in eenduidige en direct zichtbare
labeling van producten, aangegeven moeten worden welke diersoort (populaire & Latijnse
naam) verwerkt is in het kledingstuk en de productiewijze ervan.
BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie vraagt de Staatssecretaris of deze bereid is in de Milieuraad
te pleiten voor een verbod op het vernietigen van onverkochte consumptiegoederen.
Ook wil dit lid graag weten hoe de Staatssecretaris het feit beoordeelt dat in de
voorstellen voor de sociale aspecten vooral wordt verwezen naar andere beleidskaders
zoals de OESO-richtlijnen en de Richtlijn gepaste zorgvuldigheidsverplichting voor
ondernemingen.
In het BNC-fiche22 over duurzame producten de norm maken is aangegeven dat het kabinet er nog niet van
overtuigd is dat de voorgestelde rapportageplicht voldoende effect zal sorteren. Het
kabinet is van mening dat de vernietiging van onverkochte goederen in principe niet
toegestaan zou moeten zijn tenzij de ondernemer aannemelijk kan maken dat er geen
andere optie is. Er zal daarom gevraagd worden naar de mogelijkheden om dit juridisch
vast te leggen.
Zoals aangegeven in het BNC-fiche is voor het kabinet een integrale circulaire textielstrategie
van belang. Het is in de textielsector belangrijk om niet alleen circulariteit, maar
ook risico’s op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten en milieu in acht te
nemen. Hierbij hoort naast aandacht voor milieu, ook aandacht voor de arbeidsomstandigheden
in de recyclingindustrie in textiel-producerende landen buiten de EU evenals aandacht
voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Door het doen van gepaste
zorgvuldigheid adresseren bedrijven een groot deel van deze risico’s. Het kabinet
acht de referentie naar het sectorspecifieke OESO-richtsnoer voor kleding, textiel
en schoeisel, daarom ook positief. Het kabinet acht beleidscoherentie van groot belang.
Daarom is ook de referentie naar het richtlijnvoorstel van de Commissie voor gepaste
zorgvuldigheid in het bedrijfsleven positief. Uw Kamer is over de Nederlandse positie
geïnformeerd via een BNC-fiche.23
Algemeen
BBB-fractie
In het algemeen wil het lid van de BBB-fractie graag horen van de Staatssecretaris
of men binnen EU-verband bereid is het principe te hanteren dat niet mag worden geïmporteerd
wat binnen de EU geldende regels niet mag worden geproduceerd. Oftewel: producten
die geïmporteerd worden, moeten volgens dit principe controleerbaar minimaal aan dezelfde
productieregels voldoen als waaraan EU-producenten zich moeten houden.
De kaderverordening ter vervanging van de bestaande Ecodesign-richtlijn waartoe de
Commissie een voorstel heeft gedaan, zal het mogelijk maken om eisen te stellen aan
duurzaam ontwerp van producten op de EU-markt. Het gaat hierbij om eigenschappen van
het eindproduct.
Zoals de Commissie heeft benadrukt, is het belangrijk om hierbij de handel zo min
mogelijk te verstoren en om producteisen op een non-discriminatoire wijze toe te passen.
Dat laatste houdt in dat de maatregelen van toepassing zijn op EU en non-EU producten.
Wat betreft productiestandaarden, ofwel eisen die te maken hebben met het productieproces
of omstandigheden rondom productie, ligt het vormgeven van maatregelen ten aanzien
van non-EU producten beduidend genuanceerder. Ten eerste omdat deze eigenschappen
moeilijker te herleiden zijn bij het product in kwestie. Ten tweede omdat het al dan
niet reguleren van bepaalde kwesties rondom productieomstandigheden de soevereine
keuze is van overheden. Ten derde is het de vraag of bepaalde productieprocessen aan
dezelfde regels moeten voldoen om het gestelde doel te bereiken in verschillende landen.
Denk bijvoorbeeld aan andere klimatologische, milieukundige en geografische omstandigheden
waarmee rekening gehouden dient te worden. Uiteindelijk moet per casus bekeken worden
of het voor de EU passend is om onder WTO-regels omschreven omstandigheden productievereisten
te introduceren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier