Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Goudzwaard over het traineren van het onderzoek naar de mondkapjesdeal
Vragen van het lid Goudzwaard (JA21) aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over het traineren van het onderzoek naar de mondkapjesdeal (ingezonden 17 mei 2022).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 5 juli 2022). Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 3008.
Vraag 1
Waarom is het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport pas na de noodkreet
van Deloitte van 12 april jl. eindelijk aan de slag gegaan met een aantal van de door
het onderzoeksbureau gevraagde acties die noodzakelijk zijn om het onderzoek te kunnen
verrichten?
Antwoord 1
Vanaf de start van het onderzoek in 2021 zijn zowel vanuit Deloitte Forensic and Dispute
Services B.V. (hierna: het onderzoeksbureau) als het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport (hierna: VWS) diverse acties in gang gezet om het onderzoek zo goed
en zo snel als mogelijk uit te kunnen voeren. Zoals ik u reeds eerder via Kamerbrieven
heb bericht en ook is toegelicht door het onderzoeksbureau tijdens de technische briefing
op 5 april jongstleden aan de Kamer, is het onderzoek complex vanwege de grote hoeveelheid
data en het aantal hierbij betrokken partijen. De verschillende fasen binnen het onderzoek
vragen structureel om nieuwe acties vanuit zowel het Ministerie van VWS als het onderzoeksbureau
zelf. De overdracht van data door het Ministerie van VWS in het kader van het onderzoek
naar de overeenkomst met Relief Goods Alliance B.V. (RGA) is afgerond. Indien het
onderzoeksbureau nog aanvullende specifieke vragen heeft, dan beantwoordt VWS deze
vragen direct.
Vraag 2
Kunt u een verklaring geven voor het beeld dat uit de brief van Deloitte oprijst,
namelijk van een Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dat allerlei vertragingstactieken
lijkt toe te passen en de onderzoekers zowel passief als actief lijkt tegen te werken
met zowel formaliteiten rond het aanleveren van gegevens als de gefragmenteerde wijze
waarop data zijn aangeleverd, namelijk gefilterd, zwartgelakt en niet in de originele
bestandstypen?1
Antwoord 2
In mijn Kamerbrief van 26 april jongstleden2 heb ik u de reactie van mijn ministerie op de brief van het onderzoeksbureau van
12 april jongstleden toegestuurd. Hierin vindt u mede de reflectie van het ministerie
terug op de door het onderzoeksbureau gestelde punten bijvoorbeeld betreffende de
overdracht van data. Daarnaast heb ik de Kamer in voorgenoemde brief geïnformeerd
dat het Ministerie van VWS onverwijld aan de slag is gegaan met een aantal van de
door het onderzoeksbureau gevraagde acties.
Net als mijn voorgangers (toenmalig Minister van Ark en Staatssecretaris Blokhuis)
doe ik er alles aan om het eerste deelrapport – dat ziet op de overeenkomst met RGA
– zo snel mogelijk met uw Kamer te kunnen delen.
Evenals uw Kamer kijk ik uit naar de resultaten van het onderzoek en vind het belangrijk
om hier lessen uit te trekken voor de toekomst. De wens van uw Kamer tot snelheid
en volledig inzicht in de feiten is ook de mijne.
Vraag 3
Kunt u instemmen met de omschrijving van de verhouding tussen het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en Deloitte als een hoogopgelopen conflict?3
Antwoord 3
Nee, ik verwijs hierbij graag naar mijn brief aan uw Kamer van 26 april jongstleden
waarin ik een verklaring geef voor het formele karakter van de briefwisseling. In
mijn brief van 13 mei jongstleden4 heb ik ook toegelicht dat het onderzoeksbureau en ik overleg hebben gevoerd. Het
ministerie en het onderzoeksbureau blijven gedurende het onderzoek – op meerdere niveaus
binnen beide organisaties – continu met elkaar in gesprek.
Vraag 4
Hoe kan Deloitte, zonder mogelijk te beschikken over alle relevante data, beoordelen
dat alle relevante data over de mondkapjesdeal zijn ontvangen zolang het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport weigert een verklaring (Letter of Representation) te ondertekenen dat alle relevante data daadwerkelijk aan het onderzoeksbureau zijn
overgedragen?5
Antwoord 4
Ik vind het van groot belang dat er een compleet feitenrelaas wordt opgeleverd. Alleen
op basis van een volledige reconstructie kunnen we namelijk lessen trekken voor de
toekomst. Juist de onafhankelijkheid van het onderzoeksbureau in het selecteren van
relevante data is hiervoor van groot belang. Hiermee worden namelijk alle relevante
en verschillende bronnen betrokken en dit moet zorgen voor een zo volledig mogelijk
beeld.
Graag verwijs ik u hierbij naar de reactie van het Ministerie van VWS – op 26 april
jongstleden – op de brief van het onderzoeksbureau van 12 april jongstleden. In deze
reactie geeft mijn ministerie aan waarom zij geen toegevoegde waarde ziet om een dergelijke
verklaring af te geven. Mocht de indruk bestaan dat er data ontbreken, dan wil het
ministerie graag van het onderzoeksbureau weten om welke specifieke situatie of betrokken
persoon of personen het gaat. Het ministerie kan zich dan namelijk maximaal inspannen
om de betreffende data alsnog aan te leveren.
Vraag 5
Waarom heeft uw ministerie de privémails van voormalig Minister De Jonge niet actief
overgedragen aan Deloitte, in de wetenschap dat deze van cruciaal belang zijn voor
het onderzoek, maar houdt uw ministerie het onderzoeksbureau op 26 april jl. zelfs
voor dat het daartoe dan maar een concreet verzoek moet indienen?
Antwoord 5
De privémails van toenmalig Minister De Jonge zijn primair digitale middelen die onder
de verantwoordelijkheid van de heer De Jonge zelf vallen. Het is aan het onderzoeksbureau
om relevante bronnen aan te wijzen en te betrekken in het onderzoek. Daarom is het
ook aan het onderzoeksbureau om te beoordelen of de privémailbox van de toenmalig
Minister relevant is voor het onderzoek.
In de voorbereiding op het debat van 7 april jongstleden is er door het Ministerie
van VWS onderzoek gedaan naar het berichtenverkeer van/naar het ministerie betreffende
de voorgenoemde privémailbox. Het onderzoeksbureau heeft bij het Ministerie van VWS
een formeel verzoek ingediend waarin het bureau dit rapport met onderzoeksresultaten
van de CISO (Chief Information Security Officer) van VWS opvraagt. Het ministerie
heeft dit rapport met het onderzoeksbureau gedeeld.
Vraag 6
Wanneer heeft u Deloitte erop gewezen dat het onderzoeksbureau geen sluitend procesvoorstel
heeft overhandigd en wanneer heeft u het onderzoeksbureau verzocht alsnog een dergelijk
voorstel in te dienen?6
Antwoord 6
In de Kamerbrief van 18 juni 20217 is toegelicht dat – na een versneld offertetraject – de keuze voor een onderzoeksbureau
was gevallen op Deloitte Forensic and Dispute Services B.V. Na ondertekening van het
contract – op 20 juli 2021 – heeft het onderzoeksbureau op 6 augustus 2021 een eerste
dataverzoek ingediend. Bij de indiening van dit verzoek werd de breedte en impact
van deze uitvraag duidelijk en hebben de interne toezichthouders8 binnen VWS de situatie getoetst aan de voorgestelde werkprocessen vanuit het onderzoeksbureau.
Aangezien het onderzoeksbureau in alle gevallen overdracht van de relevante onderzoeksdata
wenste – het gaat hier namelijk om een forensisch feitenonderzoek waarbij op forensische
wijze data moet worden veiliggesteld – is in augustus 2021 aangegeven dat een aanvullende
gegevensdelingsovereenkomst moest worden opgesteld om mede het subsidiariteitsbeginsel
en proportionaliteitsbeginsel te kunnen waarborgen. Deze gegevensdelingsovereenkomst
is op 30 september 2021 door beide partijen ondertekend. Hierna kon worden gestart
met nadere data-inventarisatie en – overdracht.
Vraag 7
Is er zoveel mis met de overdracht van gegevens dat de deadline voor de oplevering
van de eerste resultaten van het onderzoek gevaar loopt?
Antwoord 7
Het ophalen van de data bij verschillende partijen heeft meer tijd in beslag genomen
dan op voorhand was ingeschat. De laatste aanvullende informatieverzoeken die het
onderzoeksbureau aan het Ministerie van VWS heeft gedaan zijn voor de – door het onderzoeksbureau
gestelde – deadline van 6 mei jl. overgedragen. Er zijn geen signalen dat de reeds
aangeleverde data voor het onderzoeksbureau tot een vertraging hebben geleid.
Zoals ik in mijn Kamerbrief van 13 mei jongstleden heb genoemd, is een mogelijke verlenging
van de termijn van wederhoor bij een betrokken partij van invloed op de geplande oplevertermijn
van het eerste deelrapport. In mijn brief aan uw Kamer op 5 juli jongstleden heb ik
u bericht dat volgens het onderzoeksbureau inmiddels is gebleken dat meerdere betrokkenen
gebruik zullen maken van een verlengde termijn voor wederhoor. Ik verwijs u daarbij
ook naar de bijlage bij deze brief waarin het onderzoeksbureau de verschillende achterliggende
factoren beschrijft. Het onderzoeksbureau licht toe dat het hierdoor het rapport pas
medio september aanstaande aan mij kan opleveren.
Vraag 8
Kunt u zich vinden in de constatering van hoogleraar accountancy aan Nyenrode Business
Universiteit en Universiteit Leiden, Marcel Pheijffer, dat het zwartepieten is begonnen
en dat beide partijen zich aan het indekken zijn voor de vertraging?9
Antwoord 8
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 3 waar ik inga op de achtergrond van het
karakter van de briefwisseling tussen het onderzoeksbureau en mijn ministerie. Beide
partijen zijn met elkaar in gesprek over de beoogde oplevering van het eerste deelrapport.
Gedurende het onderzoek blijven deze gesprekken op meerdere niveaus binnen beide organisaties
op frequente basis plaatsvinden. Ik ben daarom een andere mening toebedeeld dan de
door u genoemde omschrijving van de heer Pheijffer.
Vraag 9
Kunt u aangeven wat de meerkosten zijn van de verdere uitbreiding van het onderzoeksteam
van Deloitte met meer capaciteit om de verslagen af te ronden?
Antwoord 9
Het onderzoeksbureau heeft aangegeven binnen de eigen organisatie verdere maatregelen
te nemen om nog meer prioriteit te kunnen geven aan de oplevering van het eerste deelrapport.
Dit betekent dat de beschikbare capaciteit deels op andere wijze zal worden ingezet
en werkzaamheden zijn verplaatst tussen verschillende teams. In hoeverre en in welke
mate dit meerkosten met zich meebrengt, is op dit moment niet vast te stellen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.