Amendement (gewijzigd/nader/vervangend) : Gewijzigd amendement van de leden Van Meenen en Paul ter vervanging van nr. 18 over maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef in het funderend onderwijs en het mbo
35 920 Wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met onder andere de uitbreiding van het bestuurlijk handhavingsinstrumentarium (Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs)
Nr. 29 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN MEENEN EN PAUL TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT
ONDER NR. 18
Ontvangen 29 juni 2022
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Aan de beweegreden wordt toegevoegd «, alsmede om een verplichting met betrekking
tot het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef in het funderend onderwijs en het
middelbaar beroepsonderwijs in te voeren».
II
In artikel I wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
In artikel 8 wordt na lid 3a een lid ingevoegd, luidende:
3b. Het bevoegd gezag draagt tevens zorg voor de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in
dat de bevoegde gezagen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen,
zich buiten de context van de school onthouden van discriminatoire gedragingen en
uitlatingen.
III
Aan artikel I wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
E
Na artikel 155 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 155a. Commissie van advies uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek
advies te geven indien Onze Minister dit wenselijk acht omdat hij, vanwege het door
het bevoegd gezag niet nakomen van de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
te bevorderen als bedoeld in artikel 8, lid 3b, overweegt een besluit te nemen als
bedoeld in artikel 155 dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid
tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.
3. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld
bij ministeriële regeling.
IV
In artikel II wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
In artikel 11 wordt na lid 4a een lid ingevoegd, luidende:
4b. Het bevoegd gezag draagt tevens zorg voor de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in
dat de bevoegde gezagen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen,
zich buiten de context van de school onthouden van discriminatoire gedragingen en
uitlatingen.
V
Aan artikel II wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
D
Na artikel 133 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 133a. Commissie van advies uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek
advies te geven indien Onze Minister dit wenselijk acht omdat hij, vanwege het door
het bevoegd gezag niet nakomen van de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
te bevorderen als bedoeld in artikel 11, lid 4b, overweegt een besluit te nemen als
bedoeld in artikel 133, dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid
tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.
3. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld
bij ministeriële regeling.
VI
In artikel III wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
Aan artikel 2.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het bevoegd gezag draagt tevens zorg voor de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in
dat de bevoegde gezagen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen,
zich buiten de context van de school onthouden van discriminatoire gedragingen en
uitlatingen.
VII
Aan artikel III wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
E
Na artikel 10.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.2. Commissie van advies uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek
advies te geven indien Onze Minister dit wenselijk acht omdat hij, vanwege het door
het bevoegd gezag niet nakomen van de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
te bevorderen als bedoeld in artikel 2.2, derde lid, overweegt een besluit te nemen
als bedoeld in artikel 10.1, dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet
bestuursrecht.
2. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid
tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.
3. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld
bij ministeriële regeling.
VIII
In artikel IV worden na de aanhef twee onderdelen ingevoegd, luidende:
aA
Na artikel 1.3.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.3.10. Maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
De instellingen schenken aandacht aan de bevordering van het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
van hun studenten. De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt
ten minste in dat de instellingen, met inbegrip van degenen die hen formeel en informeel
vertegenwoordigen, zich buiten de context van de instelling onthouden van discriminatoire
gedragingen en uitlatingen.
bA
Onder vernummering van onderdeel a1 tot a2 wordt in het eerste lid van artikel 1.4.1
een onderdeel ingevoegd, luidende:
a1. de bevordering van het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef, bedoeld in artikel
1.3.10,
IX
Aan artikel IV, onderdeel A, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
3. In onderdeel c wordt de punt vervangen door «, of».
4. Na onderdeel c wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. niet wordt voldaan aan de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
te bevorderen, bedoeld in artikel 1.3.10, voor zover de uiting niet is gedaan in het
kader van een beroepsopleiding.
X
Aan artikel IV, onderdeel B, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Voordat Onze Minister een beschikking neemt op grond van artikel 6.1.4, eerste lid,
onderdeel d, geeft hij aan het bevoegd gezag een waarschuwing onder bepaling van een
termijn waarbinnen aan die waarschuwing gevolg moet zijn gegeven. De termijn waarbinnen
aan de waarschuwing gevolg moet zijn gegeven bedraagt ten minste drie maanden.
XI
Artikel IV, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst en in de tekst wordt «artikel 6.2.2,»
vervangen door «het».
2. Voor onderdeel 1 (nieuw) wordt een aanhef ingevoegd, luidende:
Artikel 6.2.2 wordt als volgt gewijzigd:.
3. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien Onze Minister een besluit neemt op grond van het eerste lid, onder b, omdat
niet wordt voldaan aan de plicht het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te
bevorderen, bedoeld in artikel 1.3.10, voor zover de uiting niet is gedaan in het
kader van de beroepsopleiding, kan hij besluiten het recht, bedoeld in artikel 1.4.1
te ontnemen voor alle beroepsopleidingen verzorgd door deze instelling.
3. In het vierde lid (nieuw), wordt «eerste en tweede lid» vervangen door «eerste tot
en met derde lid».
XII
In artikel IV wordt na onderdeel J een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ja
Artikel 11.1a. Commissie van advies uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek
advies te geven indien Onze Minister dit wenselijk acht omdat hij, vanwege het door
een instelling of niet uit 's Rijks kas bekostigde instelling niet nakomen van de
verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen, bedoeld
in artikel 1.3.10, overweegt een besluit te nemen op grond van artikel 6.1.4, eerste
lid, onderdeel d, 6.2.2, eerste of derde lid, of 11.1, eerste lid, van deze wet dan
wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid
tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.
3. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld
bij ministeriële regeling.
XIII
In artikel VI wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
In artikel 10 wordt na lid 3a een lid ingevoegd, luidende:
3b. Het bevoegd gezag draagt tevens zorg voor de bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in
dat de bevoegde gezagen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen,
zich buiten de context van de school onthouden van discriminatoire gedragingen en
uitlatingen.
XIV
Aan artikel VI wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
D
Na artikel 123 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 123a. Commissie van advies uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek
advies te geven indien Onze Minister dit wenselijk acht omdat hij, vanwege het door
het bevoegd gezag niet nakomen van de verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
te bevorderen als bedoeld in artikel 10, lid 3b, overweegt een besluit te nemen als
bedoeld in artikel 123, dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid
tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.
3. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld
bij ministeriële regeling.
XV
In artikel VII wordt na de aanhef een onderdeel ingevoegd, luidende:
aA
Na artikel 1.3.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.3.6. Maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
De instellingen schenken aandacht aan de bevordering van het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
van hun studenten. De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt
ten minste in dat de instellingen, met inbegrip van degenen die hen formeel en informeel
vertegenwoordigen, zich buiten de context van de instelling onthouden van discriminatoire
gedragingen en uitlatingen.
XVI
In artikel VII wordt na onderdeel I een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ia
Na artikel 10.2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.2a. Commissie van advies uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef
1. Er is een commissie van advies die tot taak heeft om Onze Minister op diens verzoek
advies te geven indien Onze Minister dit wenselijk acht omdat hij, vanwege het door
een instelling of niet uit 's Rijks kas bekostigde instelling niet nakomen van de
verplichting het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef te bevorderen, bedoeld
in artikel 1.3.6, overweegt een besluit te nemen op grond van artikel 10.2, eerste
lid, van deze wet dan wel op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. De commissie bestaat uit drie leden die voldoen aan de vereisten voor benoembaarheid
tot rechterlijk ambtenaar, bedoeld in artikel 5 van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren. De leden worden benoemd en ontslagen door Onze Minister.
3. Over de samenstelling, werkwijze en bezoldiging van de commissie worden regels gesteld
bij ministeriële regeling.
Toelichting
De indieners willen net als in het hoger onderwijs ook in het funderend onderwijs
en het mbo bij vertegenwoordigers van de instelling een bevordering van hun maatschappelijk
verantwoordelijkheidsbesef invoeren. Hierbij valt te denken aan bestuurders en toezichthouders.
De bevordering van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef houdt ten minste in
dat de instellingen, met inbegrip van degenen die hen formeel of informeel vertegenwoordigen,
zich onthouden van discriminatoire gedragingen en uitlatingen. Het bevoegd gezag is
verantwoordelijk om zorg te dragen dat de schoolcultuur in overeenstemming is met
de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en de universeel aanvaarde mensenrechten
waardoor leerlingen een respectvolle, veilige oefenplaats geboden krijgen en leraren
in veiligheid hun beroep kunnen uitoefenen. Hierbij is het passend dat zij zich onthouden
van discriminatoire gedragingen en uitlatingen, ook buiten de schoolcontext. Indien
de Minister meent dat een instelling zich niet aan deze wettelijke opdracht heeft
gehouden, kunnen de uitlatingen of gedragingen die daartoe aanleiding geven, worden
voorgelegd aan de Commissie beoordeling uitingen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
Deze commissie heeft tot taak de Minister te adviseren ten aanzien van de beoordeling
of sprake is van discriminatoire uitlatingen dan wel van uitlatingen die in strijd
zijn met de principes van de democratische rechtsstaat. Hiermee ontstaat er ook een
instrument om te handhaven op individueel gedrag van de vertegenwoordigers. Bovendien
kan de commissie adviseren bij het vermoeden van overtreding van de burgerschapsopdracht.
Van belang is om hierbij te benadrukken dat het de Minister is die al dan niet besluit
om een gedraging of uitlating voor te leggen aan de commissie, en daarmee de mogelijkheid
behoudt een beter passend instrument te gebruiken. Daarnaast houdt de commissie geen
toezicht op de kwaliteit van het onderwijs. De commissie heeft daarmee een andere
functie dan de inspectie in het funderend onderwijs en het mbo.
Van Meenen
Paul
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
M.L.J. Paul, Tweede Kamerlid