Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over de juridische status van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), het feit dat de reductiedoelen daarin nu hoger zijn dan de reductiedoelen in de wetgeving en de juridische gevolgen daarvan
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Ministers voor Natuur en Stikstof en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de juridische status van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), het feit dat de reductiedoelen daarin nu hoger zijn dan de reductiedoelen in de wetgeving en de juridische gevolgen daarvan (ingezonden 27 juni 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 28 juni
            2022).
         
Vraag 1
            
Beschouwt u de startnotitie voor het NPLG, en de daarin opgenomen doelen met betrekking
               tot stikstofreductie, na het Kamerdebat en eventuele aangenomen moties als «vastgesteld»?
               In hoeverre is het tijdschema dat staat opgenomen op p. 3 van de begeleidende Kamerbrief
               van 10 juni jongstleden nog actueel?1
Antwoord 1
            
De doelen voor stikstofreductie zijn richtinggevend en worden op basis van een iteratief
               proces met de andere overheden op 1 juli 2023 vastgesteld. Het geschetste tijdschema
               is nog steeds actueel.
            
Vraag 2
            
Wat is de juridische status van de stikstofambitie uit het NPLG (te weten 74% van
               de Natura gebieden onder de Kritische DepositieWaarde (KDW) in 2030)? Geldt voor deze
               norm een inspannings- of resultaatsverplichting?
            
Antwoord 2
            
De Wet natuurbescherming zoals gewijzigd met de Wet stikstofreductie en natuurverbetering
               (Wsn) kent resultaatsverplichtende omgevingswaarden voor stikstofreductie. Het kabinet
               heeft aangekondigd de doelstellingen in de Wsn te versnellen van 2035 naar 2030, waarmee
               dit in lijn komt met het advies van het adviescollege Stikstofproblematiek (de «commissie-Remkes»),
               waarbij alle sectoren hun evenredige stikstofbijdrage leveren. Dat is ook conform
               de door de Tweede Kamer aangenomen motie-De Groot (D66) en Van Campen (VVD) (Kamerstuk
               35 925 XIV, nr. 106), die verzoekt om de gewijzigde omgevingswaarde voor 2030 zo spoedig mogelijk vast
               te leggen. Het benodigde wetsvoorstel zal naar verwachting in de eerste helft van
               2023 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Het wetsvoorstel regelt dat in plaats van
               in 2035 nu in 2030 74% van het stikstofgevoelig Natura 2000-areaal onder de kritische
               depositiewaarde moet zijn gebracht.
            
Vraag 3
            
Vindt u het zorgvuldig om de startnotitie NPLG met ambitieuze en ingrijpende doelen
               vast te stellen, zonder:
            
– de sociale, economische en regionale gevolgen van deze ambitie te kennen;
– concreet zicht te bieden op maatregelen die de agrarische sector perspectief bieden
                     (verdienmodel, agrarisch natuurbeheer, compensatie, ...);
                  
– zicht te hebben op de aanvullende opgaven die nog kunnen voortvloeien uit de Kaderrichtlijn
                     water en de klimaatopgave;
                  
– provincies duidelijkheid te bieden over de beleidsmatige en financiële kaders waarbinnen
                     zij hun gebiedsgerichte plannen moeten opstellen;
                  
– een adequate voedselzekerheidsstrategie te hebben gepresenteerd?
Antwoord 3
            
De startnotitie NPLG vormt het startpunt van een langjarig proces om als Rijk, medeoverheden
               en maatschappelijke partners de benodigde transitie van het landelijk gebied mede
               vorm te geven, waarin bovengenoemde aspecten zeker een plaats zullen krijgen. Zowel
               met het oog op de staat van de natuur als de noodzaak om richting en duidelijkheid
               te geven aan de vele betrokken partijen, is het van belang dat de gebiedsprogramma’s
               zo snel mogelijk verder kunnen worden ontwikkeld. Daarom kies ik ervoor om in deze
               startnotitie waar mogelijk al keuzes en doelen richtinggevend vast te leggen. De opgave
               is immers complex en de urgentie groot.
            
Bij de regionale verdeling is de verplichting zoals die is voorzien voor 2030 als
               uitgangspunt genomen. Voor de aanvullende doelen zijn in de startnotitie in samenspraak
               met de provincie tevens reeds vastgelegde regionale waterkwaliteitsdoelen en natuurdoelen
               weergegeven. Verder is inzichtelijk gemaakt welke regionale doelen daar in oktober
               2022 nog bij komen en wat daarvan de verwachte implicaties zijn. Deze overige (indicatieve)
               doelen maak ik in oktober 2022 bekend. Om de partijen in de gebiedsprocessen tijd
               te geven om de gebiedsprogramma’s nader in te vullen heeft het kabinet ervoor gekozen
               de richtinggevende, regionale doelen voor stikstofreductie nu reeds te publiceren.
               Deze informatie is namelijk van grote betekenis voor de gebiedsprocessen, die op 1 juli
               2023 afgerond dienen te zijn.
            
Totdat de definitieve doelstellingen worden vastgelegd in het gebiedsprogramma in
               juli 2023, kunnen de doelstellingen gaande het proces nog worden bijgesteld. In de
               gebiedsprocessen en de daaropvolgende gebiedsprogramma’s worden de maatregelen ook
               getoetst op de sociaaleconomische gevolgen. Ook vanwege het feit, dat deze gevolgen
               moeilijk te bepalen zijn alleen op basis van richtinggevende doelen. Daarvoor is eerst
               invulling op maatregelniveau nodig.
            
Vraag 4, 5 en 6
            
Waarom omarmt u in het NPLG op voorhand een doelstelling die verder gaat dan de huidige
               Wet natuurbeheer, waarin als resultaatsverplichting is opgenomen dat in 2030 50% van
               de Natura-gebieden onder de KDW moet zijn gebracht?
            
Is er een wettelijke basis om de provincies en de boeren de norm in het regeerakkoord
               op te leggen (74%) terwijl de wet toch echt een lagere norm aangeeft (50%)? Zo ja,
               wat is die basis? Zo nee, vervalt dan niet de juridische en verplichtende basis onder
               het NPLG?
            
Indien de wettelijke norm en de norm in een beleidsnota niet overeenkomen, welke norm
               is dan van kracht?
            
Antwoord 4, 5 en 6
            
Het benodigde wetsvoorstel voor het vastleggen van de naar voren gehaalde voorziene
               resultaatsverplichtende omgevingswaarde voor 2035 naar 2030 conform het coalitieakkoord
               zal naar verwachting in de eerste helft van 2023 bij de Tweede Kamer worden ingediend.
               Het wetsvoorstel regelt dat in plaats van in 2035 nu in 2030 74% van het stikstofgevoelig
               Natura 2000-areaal onder de kritische depositiewaarde moet zijn gebracht. Het gaat
               hier om een versnelling van de aanpak, niet om een hoger doel. De planning van de
               wetswijziging hangt samen met de benodigde voorbereidingstijd, waaronder besluitvorming
               over de aanvullende maatregelen ter realisatie van die omgevingswaarde, de internetconsultatie
               en de advisering door de Raad van State. Dit heb ik ook aangegeven in reactie op de
               motie-De Groot (D66) en Van Campen (VVD) (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 106). Met de voorbereiding van het wetsvoorstel is inmiddels gestart.
            
De startnotitie zal nog verder worden uitgewerkt in de gebiedsplannen en het NPLG,
               die uitgaan van de aangepaste doelstelling, zoals in het coalitieakkoord is opgenomen.
               Zowel met het oog op de staat van de natuur als de noodzaak om richting en duidelijkheid
               te geven aan de vele betrokken partijen, is het van belang dat de gebiedsprogramma’s
               zo snel mogelijk verder kunnen worden ontwikkeld. Daarom kies ik ervoor om in deze
               startnotitie waar mogelijk al keuzes en doelen richtinggevend vast te leggen. De opgave
               is immers complex en de urgentie groot. Op 1 juli 2023 – het bij wet vastgelegde moment
               conform de Wet stikstofreductie en natuurverbetering – dienen de gebiedsprogramma’s
               te worden vastgesteld. Het NPLG zal naar verwachting medio 2023 worden vastgesteld.
               Het NPLG en de gebiedsprogramma’s kunnen worden vastgesteld, los van het moment waarop
               aanpassingen aan de landelijke omgevingswaarde zijn doorgevoerd in de Omgevingswet
               en onderliggende regelgeving.
            
Vraag 7
            
Uit uw Kamerbrief van 1 april 2022 valt af te leiden dat een wetsvoorstel voor aanscherping
               van de resultaatsverplichting met betrekking tot stikstof in de Wet natuurbeheer pas
               is voorzien in de eerste helft van 2023. Waarom stelt u de Tweede en Eerste Kamer
               als mede-wetgever niet in staat om af te wegen of deze nieuwe reductiedoelen haalbaar,
               uitvoerbaar en proportioneel zijn?2
Antwoord 7
            
Het is aan de Tweede en Eerste Kamer om te beoordelen of de versnelling van de reductiedoelen
               bij wet moet worden vastgelegd. Dat oordeel zal het parlement kunnen vellen op basis
               van de onderbouwing die in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is opgenomen.
               Die betreft dan de haalbaarheid van de landelijke resultaatsverplichting voor het
               Rijk in de vorm van de landelijke omgevingswaarde. Die omgevingswaarde bevat geen
               directe verplichting voor andere overheden, ondernemers en burgers, maar is wel bepalend
               voor de inzet van het Rijk bij de uitwerking van de aanpak om het vereiste resultaat
               te realiseren en voor de bijdrage die het Rijk van de verschillende provincies vraagt.
               Voor die bijdragen van provincies worden door de provincies de door het Rijk meegegeven
               richtinggevende doelen als uitgangspunt genomen, bij de invulling van de gebiedsprogramma's
               op basis van de gebiedsprocessen. De gebiedsprogramma's zullen inzicht moeten bieden
               in de gevolgen vanuit sociaaleconomisch perspectief en in de maatregelen om die gevolgen
               te ondervangen. Overigens is de aankondiging van het kabinet tot het versnellen van
               de doelstellingen in de Wsn van 2035 naar 2030 ook in lijn met de door de Kamer aangenomen
               motie-De Groot (D66) en Van Campen (VVD) (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 106), die verzoekt om de gewijzigde omgevingswaarde voor 2030 zo spoedig mogelijk vast
               te leggen.
            
Vraag 8
            
Kunt u deze vragen een voor een en ten minste een uur voor de stemmingen over het
               NPLG beantwoorden?
            
Antwoord 8
            
De beantwoording is ten minste een uur voor de stemmingen over het NPLG naar de Tweede
               Kamer gestuurd. De antwoorden op de vragen 4, 5 en 6 heb ik in samenhang van een antwoord
               voorzien.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.