Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Peter de Groot en Van Campen over het bericht ‘Verstrekkend stikstofvonnis zet bouwvergunningen voor meer dan 30 duizend woningen op losse schroeven’
Vragen van het lid Peter de Groot en Van Campen (beiden VVD) aan de Ministers voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en voor Natuur en Stikstof over het bericht «Verstrekkend stikstofvonnis zet bouwvergunningen voor meer dan 30 duizend woningen op losse schroeven» (ingezonden 3 mei 2022).
Antwoord van Minister De Jonge (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening), mede namens
            de Minister voor Natuur en Stikstof (ontvangen 22 juni 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
            vergaderjaar 2021–2022, nr. 2890.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Verstrekkend stikstofvonnis zet bouwvergunningen voor
               meer dan 30 duizend woningen op losse schroeven»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Heeft deze uitspraak effect op reeds onherroepelijk geworden vergunningen voor woningbouw.
               Zo ja, op welke wijze is dit het geval? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 2
            
Nee, onherroepelijk geworden vergunningen blijven in stand. De vergunninghouders kunnen
               gebruik blijven maken van hun natuurvergunning.
            
Vraag 3
            
Welk effect heeft deze uitspraak op de vergunningverlening voor de korte termijn?
Antwoord 3
            
De uitspraak heeft betrekking op stikstofdepositieruimte die via het Stikstofregistratiesysteem
               (SSRS) beschikbaar is gesteld vanuit de effecten van de landelijke snelheidsverlaging
               (Lsv) ten behoeve van woningbouw. Reeds voorafgaand aan de uitspraak door de Rechtbank
               Noord-Holland over een woningbouwvergunning in Egmond aan de Hoef heeft het Kabinet
               besloten om via het SSRS vanuit de Lsv geen ruimte meer beschikbaar te stellen voor
               nieuwe projecten. Hierover heeft de Minister voor Natuur en Stikstof uw Kamer schriftelijk
               geïnformeerd op 1 april jl. (Kamerstuk 33 576, nr. 265). Met ingang van 13 januari jl. is het SSRS gesloten. Bij de eerstvolgende openstelling
               van het SSRS komt ruimte uit een andere maatregel beschikbaar, de Subsidieregeling
               sanering varkenshouderijen (Srv).
            
Vraag 4
            
Wat is het te verwachten effect van deze uitspraak voor het afgeven van vergunningen
               voor de opgenomen woningbouwprojecten in het programma Woningbouw?
            
Antwoord 4
            
Deze uitspraak heeft naar verwachting vrijwel geen effect op het afgeven van vergunningen
               voor de opgenomen woningbouwprojecten in het programma Woningbouw. Zie ook het antwoord
               op vraag 2 en 3. De uitspraak heeft betrekking op het beschikbaar stellen van ruimte
               uit de snelheidsmaatregel. Ruimte uit die maatregel kan vanaf 13 januari 2022 niet
               meer benut worden voor het afgeven van nieuwe vergunningen. Dat laat onverkort dat
               er vanuit de woningbouw behoefte is en blijft aan stikstofruimte. Dit jaar en ook
               daarna komt voor nieuwe vergunningen ruimte in het SSRS beschikbaar uit andere maatregelen.
               Daarop heeft deze uitspraak geen betrekking.
            
Vraag 5
            
Wie is verantwoordelijk voor het realiseren van de passende maatregelen ten aanzien
               van woningbouwprojecten: rijk, provincie en/of gemeente?
            
Antwoord 5
            
Het vorige kabinet heeft in 2019 besloten met landelijke maatregelen in totaal 7,6 mol/ha/ja
               aan stikstofdepositieruimte te realiseren ten behoeve van het SSRS om daarmee (onder
               andere) woningbouwprojecten mogelijk te maken. Dit betrof aanvankelijk de landelijke
               snelheidsmaatregel, een tijdelijke wijziging van de Regeling diervoeders om zodoende
               het ruwe eiwitgehalte in veevoer naar beneden te brengen en de eerste ophoging van
               de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv)2 Daar de veevoermaatregel geen doorgang kon vinden, is afgekondigd om als alternatief
               meer ruimte te benutten die beschikbaar zou komen vanuit de Srv3, nadat deze vanuit de structurele aanpak stikstof een tweede verhoging van het budget
               toegekend heeft gekregen. Ondanks deze tweevoudige ophoging van het budget van de
               Srv, pakte de uiteindelijke deelname aan de regeling en de daarbij behorende opbrengst
               aanmerkelijk lager uit dan geraamd. Vervolgens heeft het vorige kabinet gezocht naar
               alternatieven die vanuit de onderuitputting van de Srv-middelen gefinancierd worden4. Deze maatregelen zijn in uitvoering.
            
Het rijk is verantwoordelijk voor deze landelijke maatregelen en daarmee verantwoordelijk
               voor het borgen dat de maatregelen voldoen aan de juridische eisen die gelden voor
               mitigerende maatregelen. Dergelijke mitigerende maatregelen kunnen ook door provincies
               en/of gemeenten worden genomen. Voor het overige zijn initiatiefnemers zelf verantwoordelijk
               voor het nemen van mitigerende maatregelen.
            
Vraag 6
            
Welke stikstofruimte kan u inzetten om deze vergunningverlening niet tot stilstand
               te laten komen?
            
Antwoord 6
            
Zoals onder andere aangekondigd in de brief aan uw Kamer van 30 juni 2021 zijn de
               resterende middelen van de Srv toegekend aan andere maatregelen om de oorspronkelijke
               doelen van de Srv te behalen.5 Zodoende komt er ten behoeve van (onder andere) woningbouwprojecten medio 2022 via
               het SSRS stikstofdepositieruimte beschikbaar uit de Srv. De komende jaren komt vervolgens
               ruimte beschikbaar vanuit in ieder geval de Regeling provinciale aankoop veehouderijen
               nabij natuurgebieden en indien mogelijk de Tijdelijke regeling walstroom zeeschepen
               2022–2023.
            
Vraag 7
            
Gezien de enorme opgave met betrekking tot de woningbouw, hoe en waar kan de regie
               op het juist en volledig regelen van de benodigde stikstofrechten als noodzakelijke
               passende maatregelen het beste worden belegd: rijk, provincie of gemeente?
            
Antwoord 7
            
De opgaven hebben bovenal betrekking op het verbeteren van de natuur en het reduceren
               van de stikstofdepositie op kwetsbare natuurgebieden. Daar zet het kabinet op in en
               pakt het de regie om zeker te stellen dat de doelen worden gehaald. Via dat spoor
               komt er op termijn meer ruimte voor economische ontwikkelingen, waaronder woningbouw.
               De inzet van provincies en gemeenten is erop gericht om deze doelstellingen te kunnen
               halen. De ruimtelijke inpassing en het realiseren van (extra) stikstofruimte krijgen
               vorm binnen de gebiedsgerichte aanpak. In de tussentijd werken rijk en provincies
               binnen die context ook samen aan de woningbouwopgave en andere opgaven zoals verduurzaming
               van energieprojecten. In die gezamenlijkheid en vanuit verschillende verantwoordelijkheden
               wordt gewerkt aan het kunnen inzetten van mitigerende maatregelen voor projecten en
               daar worden verschillende instrumenten voor ingezet zoals intern en extern salderen,
               het SSRS, maar ook provinciale doelenbanken.
            
Vraag 8
            
Welke mogelijkheden ziet u om woningbouwprojecten juist een positieve bijdrage te
               laten leveren aan het herstel van het onder de Habitatrichtlijn ingestelde Natura
               2000 netwerk van gebieden?
            
Antwoord 8
            
Het herstel van onze natuurgebieden is voor een groot deel gebaat bij afname van de
               stikstofdepositie. Woningbouwprojecten (inclusief verduurzaming van bestaande woningen)
               kunnen daar een positieve bijdrage aan leveren door stikstofemissies te reduceren
               in de bouwfase en in de gebruiksfase.
            
Maar stikstof is niet de enige drukfactor. Binnen de gebiedsgerichte aanpak wordt
               integraal, dus vanuit verschillende opgaven, bekeken wat erin de regio nodig is om
               bij te dragen aan herstel van natuur, waaronder het verbeteren van de bodem- en de
               waterkwaliteit. Door natuurinclusief te bouwen is het mogelijk om een bijdrage te
               leveren aan meer robuuste natuur. Voorbeelden zijn het versterken van groenblauwe
               verbindingen tussen stad en land op regionale schaal, maar ook heel concreet door
               het aanleggen van groene daken en muren, het slim omgaan met verlichting en het plaatsen
               van kasten voor broedende vogels en vleermuizen.
            
Vraag 9
            
Wat is daarvoor binnen de woningbouwopgave, naast natuurinclusief bouwen, voor nodig?
Antwoord 9
            
Voor de bouw en sloopfase is het van belang om in toenemende mate te gaan werken met
               schoon en emissieloos materieel (werk-, vaar- en voertuigen). Naast ander materieel
               zullen andere manieren van bouwen (denk aan industrieel bouwen of het werken met bouwhubs)
               ook een bijdrage leveren aan stikstofreductie. Het kabinet streeft naar een afname
               van stikstofemissie van 60% in 2030 ten opzichte van 2018 en heeft daarvoor het programma
               Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB) opgezet. Binnen dit programma wordt onder meer
               samen met de bouwsector, medeoverheden en kennisinstellingen een routekaart opgesteld,
               waarin de verduurzaming van mobiele werktuigen, vaartuigen en voertuigen in de bouw
               tot 2030 vorm krijgt, inclusief afspraken over de uitvoering. Daarnaast is de Subsidieregeling
               Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB) opengegaan voor aanvragen.
            
Ook in de gebruiksfase kunnen stikstofdeposities op natuur worden teruggebracht, door
               bijvoorbeeld meer met natuur rekening te houden in de ruimtelijke ordening, de wijze
               van ontsluiting van wijken en het hanteren van lagere parkeernormen in combinatie
               met bevordering van gebruik van het OV.
            
Vraag 10
            
Denkt u hierbij aan ingrepen in de bouwfase van woningen of in de gebruikersfase?
Antwoord 10
            
Zoals uit het antwoord op vraag 8 blijkt, hebben beide fases de aandacht als het gaat
               om reductie van stikstofemissie/-reductie.
            
Vraag 11
            
Welke andere stikstof mitigerende maatregelen binnen de woningbouw zijn er voorhanden
               of moeten verkend worden om wel te voldoen aan de eisen van vergunningverlening?
            
Antwoord 11
            
Voor het antwoord verwijs ik naar het antwoord op vraag 9. Daarnaast kan vergunningverlening,
               afhankelijk van de staat van de natuur, mogelijk plaatsvinden op grond van intern
               of extern salderen. In de hoofdlijnenbrief van 1 april jl. (kenmerk 2022D15528) heeft de Minister voor Natuur en Stikstof aangekondigd dat de komende tijd wordt
               ingezet op het aanscherpen en verduidelijken van het beleid en het instrumentarium
               van toestemmingverlening. Voor de zomer wordt de Kamer daarover nader geïnformeerd.
            
Vraag 12
            
Bent u bekend met de in het rapport «Natuurverkenning 2050 – Scenario Natuurinclusief»
               beschreven potentie van natuurinclusief bouwen voor het doelbereik van instandhoudingsverplichtingen
               in Natura 2000 gebieden?
            
Antwoord 12
            
Ja.
Vraag 13
            
Indien ja, bent u bereid om op de korte termijn met de bouwsector een juridisch geborgd
               voorstel uit te werken waarbij de potentie van natuurinclusief bouwen wordt meegenomen
               bij de door gedeputeerde staten verplichte passende beoordeling van de gevolgen voor
               Natura 2000 gebieden, waarmee een vorm van intern salderen ontstaat die als positieve
               stimulans kan dienen voor het op gang krijgen van vergunningverlening enerzijds, en
               natuurherstel anderzijds?
            
Antwoord 13
            
Ik deel uw inschatting van de potentie van natuurinclusief bouwen en blijf daar ook
               zeker over in gesprek met de bouwsector. Ik acht het echter nog te vroeg om op korte
               termijn een geborgd voorstel met de sector uit te werken. Een dergelijk figuur staat
               het kabinet wel voor ogen in relatie tot SEB (zie antwoord op vraag6.
            
Vraag 14
            
Indien ja op de hierboven gestelde vraag, hoe gaat u dit doen? Indien nee, waarom
               niet?
            
Antwoord 14
            
Zie mijn antwoord op vraag 13.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening - 
              
                  Mede namens
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.