Nota van wijziging : Nota van wijziging
35 498 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met de vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht (Wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht)
Nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 20 juni 2022
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel L, wordt in artikel 165, tweede lid, onderdeel b, «op betrekking»
vervangen door «of betrekking».
B
In artikel I, onderdeel M, komt artikel 166, eerste lid, eerste en tweede volzin,
als volgt te luiden: De rechter kan op verzoek van een partij de in artikel 87, derde
lid, bedoelde toestemming verlenen voor het horen van getuigen tijdens de mondelinge
behandeling of ambtshalve bevelen getuigen voor de mondelinge behandeling op te roepen.
Op verzoek van een partij of ambtshalve kan de rechter ook een afzonderlijk getuigenverhoor
bevelen.
C
In artikel I, onderdeel R, komt artikel 194, derde lid, als volgt te luiden:
3. Betreffen de gegevens publieke informatie als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet
open overheid en is degene die over die gegevens beschikt geen partij bij de rechtsbetrekking,
bedoeld in het eerste lid, dan is diegene niet verplicht tot verstrekking van inzage,
afschrift of uittreksel van de verzochte gegevens voor zover die gegevens op grond
van de Wet open overheid ook niet hoeven te worden verstrekt.
D
In artikel I, onderdeel R, artikel 197, eerste lid, komt de laatste volzin als volgt
te luiden: In spoedeisende gevallen kan het verzoek om inzage, afschrift of uittreksel
van bepaalde gegevens ook worden gedaan aan de voorzieningenrechter.
E
In artikel I, onderdeel R, wordt artikel 206 als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «een exploot van de deurwaarder» vervangen door «een proces-verbaal
van een deurwaarder».
2. In het vierde lid vervalt «of de beschikking waarbij het verlof is verleend, wordt
gewijzigd».
F
Na artikel XII worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel XIIA
Ten aanzien van de verdere behandeling door een rechtbank, een gerechtshof of de Hoge
Raad van zaken die op de datum van inwerkingtreding van deze wet met een dagvaarding
aanhangig zijn dan wel met een verzoekschrift zijn ingediend, blijft het recht zoals
dat gold vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet van toepassing.
Artikel XIIB
Deze wet wordt geëvalueerd vijf jaar na inwerkingtreding.
Toelichting
A
In artikel 165, tweede lid, wordt een kleine verschrijving rechtgezet.
B
In het voorgestelde artikel 166, eerste lid, is de reikwijdte van de ambtshalve bevoegdheid
van de rechter om een getuigenverhoor te bevelen niet helemaal duidelijk. Daarom worden
de eerste twee volzinnen van artikel 166, eerste lid, in redactionele zin aangepast.
Hiermee wordt verduidelijkt dat de ambtshalve bevoegdheid van de rechter om een getuigenverhoor
te bevelen zowel betrekking heeft op de mogelijkheid om getuigen op de mondelinge
behandeling te horen als bedoeld in artikel 87, derde lid, Rv als op de mogelijkheid
van een klassiek getuigenverhoor op een afzonderlijke zitting.
C
In artikel 194, derde lid, was nog geen rekening gehouden met de Wet open overheid
die op 1 mei 2022 in werking is getreden en de Wet openbaarheid van bestuur per die
datum vervangt. Met deze wijziging wordt het derde lid van artikel 194 aangepast met
een verwijzing naar de nieuwe wet.
D
In artikel 197, eerste lid, wordt verduidelijkt dat de bevoegdheid van de voorzieningenrechter
om te beslissen op een verzoek om een voorlopige bewijsverrichting uitsluitend betrekking
heeft op het verzoek om inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde gegevens. Hiermee
wordt de huidige mogelijkheid om in kort geding een inzagevordering in te stellen
voor de praktijk behouden, naast de mogelijkheid om via een verzoekprocedure om een
of meer voorlopige bewijsverrichtingen te verzoeken en daarmee een verzoek om inzage
bijvoorbeeld te combineren met een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor of een
voorlopig deskundigenbericht.
E
In artikel 206 wordt het eerste lid aangepast aan de per 1 oktober 2020 geldende terminologie
in artikel 440 Rv waarin is geregeld dat het beslag wordt gelegd bij een proces-verbaal,
en niet meer bij een exploot.
In het vierde lid van artikel 206 vervalt de zinsnede dat de wederpartij in de procedure
waarin de eis in de hoofdzaak is ingesteld, naast opheffing van het gelegde bewijsbeslag
ook kan vorderen dat de beschikking waarbij het verlof is verleend, wordt gewijzigd.
Gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen kan de wederpartij in de hoofdzaak
niet vorderen dat de verlofbeschikking anders komt te luiden. Bovendien is tegen een
gegeven verlof een hogere voorziening uitgesloten. De wederpartij kan in de procedure
waarin de eis in de hoofdzaak is ingesteld, eventueel door middel van een eis in reconventie
wel vorderen dat de beslaglegger zekerheid stelt voor de schade die door het gelegde
beslag wordt geleden.
F
Met dit onderdeel worden twee nieuwe artikelen aan het wetsvoorstel toegevoegd.
Artikel XIIA betreft een overgangsbepaling. Op grond van deze bepaling gelden de artikelen
van dit wetsvoorstel uitsluitend voor procedures die op of na de datum van inwerkingtreding
van dit wetsvoorstel bij de rechter aanhangig worden gemaakt. Het procesrecht zoals
dat geldt vóór de inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing op alle bij
de verschillende gerechten aanhangig gemaakte dagvaardingzaken dan wel ingediende
verzoekschriften totdat de procedure in die instantie is beëindigd. Als de rechter
op of na de datum van inwerkingtreding van deze wet uitspraak doet, is op een eventuele
volgende instantie na het instellen van een rechtsmiddel tegen die uitspraak het nieuwe
recht van toepassing.
Artikel XIIB bevat een evaluatiebepaling. De doelstellingen van de wet om procedures
efficiënter te laten verlopen en de regiefunctie van de rechter ten behoeve van de
materiële waarheidsvinding in de procedure te versterken, rechtvaardigen dat deze
zorgvuldig worden geëvalueerd. Onder meer de aangescherpte verplichting tot een vroegtijdige
informatiegaring en bewijsverzameling en de codificatie van de bevoegdheid van de
rechter om ambtshalve de grondslag van de vordering, het verzoek of het verweer met
partijen te bespreken zijn hierbij aandachtspunten. De evaluatietermijn wordt op de
gebruikelijke termijn van vijf jaar gesteld.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming