Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Lee over het Nederlandse meisje Insiya, die 5 jaar geleden ontvoerd is naar India en de pogingen die de Nederlandse regering onderneemt om haar terug te krijgen in Nederland
Vragen van het lid Van der Lee (GroenLinks) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Rechtsbescherming over het Nederlandse meisje Insiya, die 5 jaar geleden ontvoerd is naar India en de pogingen die de Nederlandse regering onderneemt om haar terug te krijgen in Nederland (ingezonden 4 april 2022).
Antwoord van Minister Hoekstra (Buitenlandse Zaken) en van Minister Weerwind (Rechtsbescherming)
(ontvangen 12 mei 2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr.
2342.
Vraag 1
Kunt u aangeven welke concrete acties er sinds de beantwoording van de vragen van
de leden Van Helvert c.s.1 zijn ondernomen om Insiya, een Nederlands staatsburger, terug naar Nederland te halen,
en wat daarvan de resultaten zijn geweest?
Antwoord 1
Het is verdrietig dat deze situatie al zo lang voortduurt en dat de moeder van Insiya
haar dochter al die tijd moet missen. De Nederlandse autoriteiten hebben langs diplomatieke
weg verzocht om teruggeleiding van Insiya. Omdat India geen partij is bij het Haags
Kinderontvoeringsverdrag, kan India niet worden gehouden aan het meewerken aan de
verplichtingen in dat verdrag. Ook het uitleveringsverzoek voor de vader is door India
niet toegewezen. De Nederlandse autoriteiten blijven bij de Indiase autoriteiten aandringen
op het belang van een snelle en goede oplossing voor moeder en kind. Met dit doel
worden Nederlandse gerechtelijke uitspraken aangeboden aan de Indiase autoriteiten
en wordt aandacht gevraagd voor een spoedige afronding van de procedures die nog lopen
in India. De uitspraken van de Nederlandse rechter zijn echter niet zonder meer bindend
in India. Een verzoek tot erkenning en tenuitvoerlegging moet worden gehonoreerd door
een Indiase rechter om deze te doen laten gelden.
Nederland volgt uitspraken in de procedures in India nauwlettend. Ook brengt Nederland
deze zaak aanhoudend bij bilaterale gesprekken met India op, zo ook tijdens het staatsbezoek
in 2019. Hetzelfde geldt voor het staatsbezoek op 5 en 6 april 2022; tijdens meerdere
gesprekken is aandacht gevraagd voor deze zaak. Daarbij is onderstreept dat het belangrijk
is dat moeder en dochter contact met elkaar kunnen hebben, ook totdat er een definitieve
oplossing is.
Tijdens de telefonische kennismaking van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn
counterpart in India alsmede tijdens het recente bezoek aan dat land is deze zaak
eveneens opgebracht.
Vraag 2
Erkent u het feit dat op grond van de Nederlandse gerechtelijke uitspraken Insiya
behoort te worden teruggeleid naar Nederland, en dat Insiya als Nederlands staatsburger
recht heeft op de actieve inzet van de regering om haar terug naar Nederland te halen?
Antwoord 2
Op grond van de Nederlandse civiele gerechtelijke uitspraken behoort Insiya te worden
teruggeleid naar Nederland. Deze uitspraken zijn echter in India niet automatisch
bindend of af te dwingen, hetgeen inhoudt dat de Indiase rechter moet beslissen over
een verzoek deze uitspraken te erkennen en ten uitvoer te leggen. Om de Nederlandse
uitspraken dus in India te laten gelden zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven,
zal de moeder van Insiya de Indiase rechter moeten vragen hier gevolg aan te geven.
De Ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid vragen bij de Indiase
autoriteiten aandacht voor de uitspraken van de Nederlandse rechter, en voor een spoedige
afronding van de procedures in India, met als uiteindelijk doel hereniging van Insiya
met haar moeder.
Vraag 3
Zo ja, bent u bereid om tijdens het inkomende staatsbezoek uit India op 5 en 6 april
alles op alles te zetten om deze zaak aan te kaarten tijdens de gesprekken en te zorgen
dat Insiya kan worden herenigd met haar moeder?
Antwoord 3
Nederland brengt deze zaak bij bilaterale gesprekken met India op, zo ook en marge
van het staatsbezoek in 2019. Ook bij het staatsbezoek op 5 en 6 april 2022 is tijdens
meerdere gesprekken aandacht gevraagd voor deze zaak.
Vraag 4
Bent u bereid om deze vragen uiterlijk dinsdagochtend 5 april te beantwoorden?
Antwoord 4
Deze vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord. Aangezien het verzoek om uiterlijk
5 april de antwoorden te sturen mogelijk te maken had met het staatsbezoek is hier
in het uitstelbericht van 5 april aandacht aan besteed.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.