Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van lid Van der Graaf over de noodconcessie voor Arnhem-Nijmegen/Veluwe Zuid n.a.v. een bericht op de website van de provincie Gelderland
Vragen van het lid Van der Graaf (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «Noodconcessie voor Arnhem-Nijmegen/Veluwe Zuid» (ingezonden 19 april 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 10 mei
2022).
Vraag 1
Kent u het bericht «Noodconcessie voor Arnhem-Nijmegen/Veluwe Zuid»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Kent u de betreffende concessies in Gelderland? Hoe beoordeelt u dit bericht?
Herkent u het beeld dat de kosten voor het uitbaten van openbaar vervoer stevig zijn
gestegen en dat die kosten voorlopig nog niet gaan dalen? Zo ja, wat kunt u zeggen
over de oorzaken van de gestegen kosten?
Zijn er volgens u op dit moment of op korte termijn meer provincies die de kostenstijgingen
niet kunnen dragen, zonder te bezuinigen op het netwerk?
Antwoord 2, 3 en 4
Ik ben bekend met de concessie voor Arnhem-Nijmegen/Veluwe Zuid. De provincie Gelderland
is de verantwoordelijke concessieverlener. Gezien de omstandigheden heb ik begrip
voor de keuze om de aanbestedingsprocedure tijdelijk uit te stellen door middel van
een noodconcessie. Ik waardeer dat de provincie zich hard maakt voor behoud van het
huidige dienstregelingsniveau.
De provincies en vervoerregio’s VRA en MRDH krijgen jaarlijks een financiële bijdrage
van het Rijk waarmee zij hun uitgaven voor het openbaar vervoer bekostigen. De provincies
ontvangen dit vanuit het Provinciefonds, de vervoerregio’s VRA en MRDH via een Brede
Doeluitkering (BDU) van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Het is waarschijnlijk
dat de wereldwijde inflatie en prijsstijgingen van energie en brandstof ook van invloed
zijn op het OV. Vanwege dergelijke fluctuaties in het prijspeil worden de bijdragen
van het provinciefonds en de BDU dan ook jaarlijks geïndexeerd. Op deze manier worden
kostenstijgingen gecompenseerd.
Naast de bijdrage van het Rijk wordt het stedelijk en regionaal openbaar vervoer ook
gefinancierd uit reizigersinkomsten. Deze zijn afhankelijk van het aantal reizigers
en van de tarieven die zij betalen. De tarieven worden jaarlijks geïndexeerd waardoor
inflatie zich kan vertalen in hogere tarieven. In 2020, 2021 en 2022 daalde door corona
het aantal reizigers aanzienlijk. Om die weggevallen reizigersinkomsten te compenseren
heeft het Rijk de tijdelijke Beschikbaarheidsvergoeding OV (BVOV) regeling opgezet.
Met deze regeling is het voorzieningenniveau de afgelopen twee jaar op peil gehouden.
De Kamer en de OV-sector zijn op 14 april geïnformeerd over het kabinetsbesluit om
de BVOV te verlengen tot het einde van 20222. Met het doortrekken van de BVOV wordt zekerheid geboden voor de sector en voor de
reiziger beschikbaar en veilig (regionaal) OV gegarandeerd.
Vraag 5
Bent u bereid een overzicht te verstrekken van aflopende concessies (en dus nieuw
te verstrekken) betreffende regionaal trein- en busvervoer?
Antwoord 5
Begin 2022 hebben de verantwoordelijke vervoersautoriteiten de regionale aanbestedingskalender
geherstructureerd als gevolg van de pandemie. De vervoersautoriteiten hebben een evenwichtige
verdeling van aanbestedingen opgesteld. De aanbestedingskalender inclusief de aflopende
concessies is op de website van DOVA raadpleegbaar3.
Vraag 6 en 7
Bent u ook van mening dat een goed openbaarvervoernetwerk van essentieel belang is
om de landelijke duurzaamheidsdoelstellingen te behalen?
Bent u het met mij eens dat openbaar vervoer (ov) een nutsvoorziening is en verschraling
van ov niet gewenst is?
Antwoord 6 en 7
Ja, het is van groot belang dat het OV – naast de primaire functie om door mobiliteit
te voorzien in bereikbaarheid – de noodzakelijke bijdrage kan leveren aan onze duurzaamheidsdoelstellingen.
Vanwege het maatschappelijke belang van OV kunnen vervoerders voor heel 2022 gebruik
maken van de BVOV en dankzij de regeling het aanbod op peil houden. Zo worden de dienstregelingen
voor de tweede helft van 2022 onder dezelfde voorwaarden mogelijk gemaakt als op dit
moment.
Vraag 8
Bent u het eens met de stelling dat investeren in ov belangrijk is om Nederland bereikbaar
en toegankelijk te houden, zodat vervoersarmoede wordt voorkomen?
Antwoord 8
Ik ben het met u eens dat investeringen in de beschikbaarheid en toegankelijkheid
van het OV belangrijk zijn. In de afgelopen twee jaar heeft de rijksoverheid dan ook
aanzienlijk geïnvesteerd in het openbaar vervoer. Om grootschalige afschaling te voorkomen
en het voorzieningenniveau op peil te houden ontvingen vervoerders een beschikbaarheidsvergoeding
(BVOV) van het Rijk. Met de recente verlenging van de BVOV garandeert het kabinet
de bereikbaarheid en toegankelijkheid van Nederland.
Verder verwacht ik medio dit jaar de resultaten van het PBL onderzoek naar vervoersarmoede
met uw Kamer te kunnen delen, zoals reeds is toegezegd n.a.v. de motie van Baarle4 die verzoekt tot een breed onderzoek naar vervoersarmoede op basis van een CBS indicator.
Het betreft een onderzoek van het PBL, gebruikmakend van CBS-data.
Vraag 9 en 10
Hoe denkt u dat het Rijk de provincies kan ondersteunen om het ov betaalbaar en toegankelijk
te houden?
Wat gaat u concreet doen om te voorkomen dat het regionale ov-aanbod dusdanig verschraalt
of duur wordt dat dit geen alternatief meer is voor andere modaliteiten zoals de auto?
Antwoord 9 en 10
Het kabinet helpt vervoerders met de BVOV door de onzekere periode in 2022 heen. Voor
2023 gaat het KiM nu uit van 97% reizigersherstel t.o.v. 2019. Het KiM zal deze prognose
in juni actualiseren. Uw Kamer wordt te zijner tijd over de actualisatie geïnformeerd,
conform het verzoek van de commissie Infrastructuur en Waterstaat5. Ik blijf uiteraard de ontwikkelingen monitoren en blijf in gesprek met de OV-sector.
Dit is in lijn met de brieven van 25 februari en 1 april 2022 over de beëindiging
van het coronasteunpakket, en het verkennen en uitwerken van gerichte, sectorale instrumenten
zodat in het geval van een ernstige doorbraakvariant, een effectief instrumentarium
voorhanden is6.
Naast het verlengen van de BVOV tot eind 2022 zet ik mij samen met de sector in Nationaal
Openbaar Vervoer Beraad (NOVB)-verband in voor de (versnelde) terugkeer van reizigers.
Door middel van verschillende afspraken en maatregelen spannen de NOVB-partners zich
in voor een aantrekkelijk alternatief voor modaliteiten zoals de auto.
Vraag 11 en 12
Herkent u de behoefte van provincies dat er meer grip nodig is op de geprivatiseerde
markt waarin échte concurrentie ontbreekt?
Wat kunt u en gaat u doen om meer grip te krijgen op de geprivatiseerde markt, zodat
voorkomen wordt dat kosten onverwacht stijgen en er een stabieler aanbod komt voor
het geboden budget?
Antwoord 11 en 12
Gedurende de pandemie benadrukte de OV-sector het belang van het terugkeren naar de
pré-corona situatie. In deze oorspronkelijke situatie wordt de markt door middel van
concurrentie geprikkeld tot klantgerichtheid en een op vraag afgestemd aanbod. Door
de pandemie en de coronasteun zijn deze markeffecten tijdelijk gedempt. Nu de samenleving
weer is heropend, is er een sterke wens om terug te keren naar de oorspronkelijke
situatie. Ik zal de gewenste terugkeer naar de oorspronkelijke situatie met de sector
(blijven) bespreken.
Vraag 13, 14 en 15
Herkent u de verwachting van regionale overheden dat het aflopen van de financiële
ondersteuning in 2023 tot 20 á 30% minder ov kan leiden?
Klopt het dat de opbrengsten uit kaartverkoop pas in 2025 weer op het oude niveau
zitten?
Wat verwacht u van regionale overheden die tussen 2023 en 2025 minder opbrengsten
uit kaartverkoop in het ov tegemoetzien?
Antwoord 13, 14 en 15
Ik ken de verwachtingen van de regionale overheden en ben daarover met de sector in
gesprek. Voor 2023 gaat het KiM uit van 97% reizigersherstel t.o.v. 2019. Volgens
diezelfde prognose zullen reizigersaantallen inderdaad vanaf 2025 weer op het niveau
van 2019 zijn. Dit vraagt om maatwerk waarbij concessieverleners er op moeten toezien
dat basisprincipes zoals beschikbaarheid en veiligheid van het OV niet in het geding
komen. Net als in de situatie voor de pandemie.
In juni volgt een nieuwe prognose van het KiM. Zoals toegezegd, zal ik uw Kamer te
zijner tijd informeren over deze de actualisatie. Daarnaast blijf ik de (reizigers)ontwikkelingen
goed monitoren en blijf daarover in gesprek met de OV-sector in het Nationaal OV-Beraad
(NOVB).
Vraag 16 en 17
Wat betekent een verschraald ov-netwerk volgens u voor de toegankelijkheid van het
ov voor mensen met een beperking?
Hoe gaat u provincies ondersteunen bij het mobiel houden van mensen met een beperking?
Antwoord 16 en 17
Samen met de sector zet ik mij in voor goed en toegankelijk OV voor iedereen. Met
de verlenging van de BVOV wordt het openbaar vervoer in heel 2022 op peil gehouden
en komt de toegankelijkheid van het OV voor mensen met een beperking niet onder druk
te staan. Bij een beperktere reisvraag kan er op regionaal niveau in sommige gevallen
gekozen worden voor alternatieven zoals flexvervoer met kleinschaliger materieel.
Regionaal openbaar vervoer vraagt net als pré-corona om maatwerk en goed overleg tussen
de verantwoordelijke decentrale overheid en haar vervoerder(s). Aanpassingen in het
aanbod worden door de decentrale overheid afgestemd met de gemeenten in het concessiegebied,
waarbij de (regionale) reizigersorganisaties adviesrecht hebben. De invulling van
goed en toegankelijk OV verschilt per regio, waarbij de provinciale staten toezien
op de nadere invulling.
Verder streef ik samen met de OV-sector naar een volledig toegankelijk openbaar vervoer
in 20407. Een belangrijke stap daartoe is een bestuursakkoord toegankelijkheid OV waar ik
samen met vertegenwoordigers van mensen met een beperking, decentrale overheden en
vervoerders op dit moment aan werk. Ik streef naar afronding van dit akkoord vóór
de zomer, zoals de motie van de leden Van der Graaf en De Hoop vraagt8.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.