Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 094 Wijziging van het voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (novelle verbetering uitvoerbaarheid)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is het bij koninklijke boodschap
van 13 oktober 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Tijdelijke wet
Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (Kamerstukken
35 603) op onderdelen te wijzigen voordat zij in werking treedt in verband met de verbetering
van de uitvoerbaarheid van die onderdelen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Indien het bij koninklijke boodschap van 13 oktober 2020 ingediende voorstel van wet
houdende wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van
gebouwen in de provincie Groningen (Kamerstukken 35 603) tot wet wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel B, in de wijzing van artikel 2, elfde en twaalfde lid, en
onderdeel G, in de wijziging van artikel 15, derde lid, wordt «regeling van Onze Minister»
telkens vervangen door «ministeriële regeling».
B
In artikel I, onderdeel Ba, artikel 2a, eerste tot en met derde lid, onderdeel C,
in de wijziging van artikel 3, vijfde tot en met tiende lid, onderdeel F, de artikelen 13a,
derde lid (nieuw), 13d, 13e, eerste lid, 13f, eerste en tweede lid, 13g, derde lid,
onderdeel b, vierde tot en met zevende lid, 13i, eerste tot en met derde lid, en vijfde
tot en met achtste lid, 13j, eerste lid, vijfde tot en met zevende lid, aanhef, achtste
lid, tiende en elfde lid, 13k, eerste tot en met derde lid, en vijfde lid, 13l, eerste
lid, onderdeel a, 13m, eerste lid, aanhef en tweede lid, de tweede vermelding, onderdeel G,
in de wijziging van artikel 15, eerste lid, onderdeel c, onderdeel H, de artikelen 15a,
tweede lid en 15b, eerste en tweede lid, onderdeel N, artikel 22b, vierde lid, de
tweede vermelding, vijfde en zesde lid, artikel VI, artikel 13l, onderdeel a, wordt
«Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» telkens vervangen door
«Onze Minister».
C
In artikel I, onderdeel F, vervallen in artikel 13a het tweede tot en met zesde lid
en worden het zevende en achtste lid vernummerd tot tweede en derde lid.
D
In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 13ba «Onze Minister en Onze Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nemen, elk voor de aan hen toebedeelde taken,
alle maatregelen die redelijkerwijs van hen» vervangen door «Onze Minister neemt alle
maatregelen die redelijkerwijs van hem».
E
In artikel I, onderdeel F, vervalt in artikel 13c, derde lid, «en Onze Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
F
In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 13m, tweede lid, onderdeel H, de artikelen 15a,
vijfde lid en 15b, derde lid, en onderdeel N, artikel 22b, vierde en zevende lid,
«regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» telkens
vervangen door «ministeriële regeling».
G
In artikel I, onderdeel F, worden na artikel 13i twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 13ia
1. In afwijking van artikel 13i, eerste lid, kan de eigenaar de beoordeling of het gebouw
aan de veiligheidsnorm voldoet in eigen beheer uitvoeren nadat hij het voornemen hiertoe
aan Onze Minister heeft gemeld, indien:
a. het gebouw deel uitmaakt van een programma;
b. het gebouw niet constructief verbonden is met een ander gebouw, tenzij alle eigenaren
van de constructief verbonden gebouwen gezamenlijk en gelijktijdig een beoordeling
in eigen beheer uitvoeren;
c. Onze Minister voor de beoordeling van het gebouw nog geen openbare aanbesteding heeft
gedaan;
d. het gebouw niet al is beoordeeld.
2. Onze Minister informeert de betrokken gemeente over het voornemen, bedoeld in het
eerste lid.
3. Op verzoek van de eigenaar die de beoordeling in eigen beheer uitvoert, verstrekt
Onze Minister binnen acht weken na ontvangst van het verzoek een vergoeding voor de
kosten van het uitvoeren van de beoordeling, indien aan de voorwaarden, genoemd in
het eerste lid, onderdelen a tot en met d, is voldaan.
4. Zodra de beoordeling is uitgevoerd zendt de eigenaar een afschrift van de beoordeling
aan Onze Minister.
5. Indien de beoordeling volgens Onze Minister voldoet aan de regels, bedoeld in artikel 13h,
en die regels op de juiste wijze zijn toegepast, en uit de beoordeling blijkt dat
het gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet, neemt Onze Minister binnen twaalf weken
na ontvangst een besluit als bedoeld in artikel 13i, tweede lid.
6. Indien de beoordeling volgens Onze Minister voldoet aan de regels, bedoeld in artikel 13h,
en die regels op de juiste wijze zijn toegepast, en uit de beoordeling blijkt dat
het gebouw niet aan de veiligheidsnorm voldoet, is artikel 13i, vierde lid, van overeenkomstige
toepassing, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 13ib, eerste lid.
7. De eigenaar van een gebouw die ervoor kiest om de beoordeling in eigen beheer te
laten plaatsvinden, kan tijdens de uitvoering hiervan ervoor kiezen deze alsnog door
Onze Minister te laten plaatsvinden. Indien nodig wordt daarop de vergoeding, bedoeld
in het tweede lid, aangepast.
8. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de vergoeding, bedoeld
in het derde lid.
Artikel 13ib
1. In afwijking van artikel 13i, vierde lid, kan de eigenaar van een gebouw dat blijkens
een beoordeling als bedoeld in artikel 13i, eerste lid, of artikel 13ia, eerste lid,
niet aan de veiligheidsnorm voldoet, ervoor kiezen om een overzicht van maatregelen
die nodig zijn om het gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen in eigen beheer
op te stellen, nadat hij het voornemen hiertoe aan Onze Minister heeft gemeld, indien:
a. het gebouw niet constructief verbonden is met een ander gebouw, tenzij alle eigenaren
van de constructief verbonden gebouwen gezamenlijk en gelijktijdig het overzicht van
maatregelen opstellen;
b. Onze Minister voor het opstellen van het overzicht van maatregelen nog geen openbare
aanbesteding heeft gedaan;
c. nog geen overzicht van maatregelen is opgesteld.
2. Onze Minister informeert de betrokken gemeente over het voornemen, bedoeld in het
eerste lid.
3. Op verzoek van de eigenaar verstrekt Onze Minister binnen twaalf weken na ontvangst
van het verzoek een vergoeding voor de kosten van het opstellen van het overzicht,
indien de beoordeling voldoet aan de regels, bedoeld in artikel 13h, en die regels
op de juiste wijze zijn toegepast.
4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de vergoeding, bedoeld
in het derde lid.
H
In artikel I, onderdeel F, wordt na artikel 13j een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 13ja
1. In afwijking van artikel 13j, eerste lid, neemt Onze Minister een versterkingsbesluit
binnen twaalf weken na ontvangst van een aanvraag van de eigenaar van een gebouw die
in eigen beheer een overzicht als bedoeld in artikel 13ib, eerste lid, heeft opgesteld
van de maatregelen die nodig zijn om het gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen.
2. De aanvraag bevat het overzicht en de beoordeling of het gebouw aan de veiligheidsnorm
voldoet, indien de beoordeling in eigen beheer is uitgevoerd als bedoeld in artikel 13ia,
eerste lid.
3. Onze Minister kan de aanvraag geheel of gedeeltelijk afwijzen indien:
a. de beoordeling niet voldoet aan de regels, bedoeld in artikel 13h, of die regels niet
op de juiste wijze zijn toegepast; of
b. het overzicht niet de maatregelen bevat die naar het oordeel van de minister nodig
zijn om het gebouw aan de veiligheidsnorm te laten voldoen.
4. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de bij de aanvraag aan te leveren
gegevens.
I
In artikel I, onderdeel Fa, komt artikel 13n als volgt te luiden:
Artikel 13n
1. Het maken van bezwaar of het instellen van beroep door een eigenaar van een gebouw
tegen een besluit van het Instituut of van Onze Minister op grond van deze wet wordt
aangemerkt als een bijzonder doeleinde als bedoeld in artikel 37b van de Wet op de
rechtsbijstand waarvoor het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 2
van de Wet op de rechtsbijstand, subsidie verstrekt.
2. Het inroepen van advies van een bouwkundige of financiële deskundige in het kader
van het verlenen van rechtsbijstand voor het maken van bezwaar of het instellen van
beroep, bedoeld in het eerste lid, wordt aangemerkt als een bijzonder doeleinde waarvoor
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand met het oog op de verlening van rechtsbijstand
een subsidie verstrekt als bedoeld in artikel 37c van de Wet op de rechtsbijstand.
J
In artikel I, onderdeel G, wordt in artikel 15, eerste lid, onderdeel d, na «de vergoedingen,
bedoeld in artikel 13m, eerste lid» ingevoegd «, en subsidies op grond van artikel 13n,
eerste en tweede lid, in combinatie met de artikelen 37b en 37c van de Wet op de rechtsbijstand».
K
Bij de ondertekening vervalt «De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.