Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over burn pits
Vragen van het lid Jasper vanDijk (SP) aan de Minister van Defensie over burnpits (ingezonden 4 april 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Maat (Defensie), mede namens de Minister van
Defensie (ontvangen 25 april 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitlatingen van een van de onderzoekers van het IRAS
naar de gevolgen van het verbranden van afval in zogeheten burnpits dat Defensie niet
de conclusie had mogen trekken over de schadelijkheid die gezondheidsnormen overschreed
door deze burnpits?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u inmiddels de conclusies van deze IRAS-onderzoeker dat de metingen niet allemaal
goed zijn uitgevoerd en een onvolledig beeld geven?2 Zo ja, om welke onderzoeken en/of metingen gaat het daarbij? Zo nee, hoe zijn dan
de feiten?
Antwoord 2
In de periode tussen 2005 en 2011 zijn door Defensie meerdere onderzoeken verricht
naar de luchtkwaliteit in Afghanistan, waaronder locaties met burn pits. Meten in
een missiegebied kent uitdagingen op het gebied van omstandigheden, personeel en apparatuur.
Defensie geeft in de rapportages daarom zelf ook aan dat de metingen beperkingen kennen.
Er zijn aanbevelingen gedaan om het inzicht in kwaliteit van de omgevingslucht in
missiegebieden te verbeteren.
Zoals Defensie ook in de brief van 11 mei 2021 (Kamerstuk 35 570 X, nr. 103) bij het aanbieden van het literatuuronderzoek aangaf, acht ik het van belang dat
Defensie in de toekomst over meer data kan beschikken over blootstellingen tijdens
missies en deze beter kan relateren aan mogelijke gezondheidsrisico’s en eventuele
gezondheidsklachten.
Defensie heeft vorig jaar apparatuur in gebruik genomen en is gestart met een pilot
waarmee de luchtkwaliteit kan worden gemonitord in missiegebieden. Dit bevindt zich
in een testfase. Ook implementeert Defensie het rekenmodel Military Exposure Assessment
Tool (MEAT), dat meetgegevens en modelschattingen over aan werk en milieu gerelateerde
blootstelling in een (mogelijk) missiegebied samenbrengt.
Wat ook meespeelt is dat er beperkte informatie beschikbaar is over de gezondheid
van militairen op groepsniveau. In juni 2021 is, na een gedegen voortraject, gestart
met het eerste spoor van structurele gezondheidsmonitoring. Hiermee wordt beoogd de
gezondheid van beroepsmilitairen en de effectiviteit van de zorg, waar mogelijk, te
optimaliseren door epidemiologische analyses.
Vraag 3
Deelt u tevens de conclusie dat beschikbare literatuur ondermaats is of was?3 Zo ja, op welke wijze wilt u dat aanpassen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Uit onderzoek van het Coördinatiecentrum Expertise Arbeidsomstandigheden en Gezondheid
(CEAG) en het IRAS blijkt dat de literatuur geen eenduidige resultaten laten zien
om conclusies te trekken. Het CEAG voerde begin 2019 een eerste beschouwing (een zogenaamde
«quick review») uit, waarin een overzicht werd gegeven van de binnengekomen meldingen
en 46 publicaties betreffende de uitstoot van burn pits werden bestudeerd (Kamerstuk
35 000 X, nr. 133). Het IRAS bevestigde de uitkomsten van de beschouwing (Kamerstuk 35 300 X, nr. 59): de literatuur bleek niet toereikend om conclusies te trekken over de relatie tussen
blootstelling aan burn pit-emissie specifiek en gezondheidsrisico’s voor militairen.
Het IRAS concludeert na evaluatie van de literatuur over burn pits dat deze conclusie
onveranderd blijft en versterkt wordt. Er is namelijk een gebrek aan relevante epidemiologische
studies en, voor de interpretatie van deze studies, relevante en valide burn pit-emissiemetingen
of modelleringsstudies, zoals aan u gemeld in een brief van de Minister van Defensie
van 11 mei 2021 over blootstelling aan emissie van burn pits onder militairen (Kamerstuk
35 570 X, nr. 103).
Vraag 4
Wat is de stand van zaken van de uitvoering van de motie Belhaj die u aankondigde
in de memorie van toelichting van de Defensiebegroting 2022?4
Antwoord 4
In een motie van 9 april 2019 (Kamerstuk 35 000 X, nr. 113) verzoekt het lid Belhaj de regering alle mogelijke maatregelen te treffen om blootstelling
aan en gezondheidsschade veroorzaakt door uitstootgassen van burn pits zo veel als
mogelijk te voorkomen. In een brief van Defensie van 11 mei 2021 over blootstelling
aan emissie van burn pits onder militairen (Kamerstuk 35 570 X, nr. 103) is een toelichting gegeven op de stand van zaken van deze motie.
Nederlands defensiepersoneel maakt tijdens haar inzet in het buitenland al jaren geen
gebruik meer van burn pits. Desalniettemin kan niet worden uitgesloten dat Nederlandse
militairen op missie incidenteel in aanraking komen met emissie van afval verbranding.
In sommige inzetgebieden kan het namelijk voorkomen dat de lokale bevolking, en incidenteel
een coalitiepartner, burn pits gebruikt om afval te verbranden. Om negatieve gezondheidseffecten
op ons personeel zoveel als mogelijk te voorkomen zijn er in het inzetgebied bijvoorbeeld
mondneusmaskers voor hen beschikbaar en zijn de werk- en verblijfsruimtes waar mogelijk
voorzien van airconditioning met filters.
Vraag 5
Deelt u de conclusie dat de uitspraak van de voormalige Minister van Defensie dat
«geen waarden waren gemeten die lagen boven de gezondheidsnorm» ongegrond is? Zo nee,
waarom niet?5
Nee, de vorige Minister schreef terecht in de antwoorden op de schriftelijke vragen
van het lid Karabulut (SP) over openheid over gezondheidsrisico’s afvalverbranding
op missies (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2048) dat er bij de luchtkwaliteitsmetingen op Tarin Kowt die door Defensie zijn uitgevoerd
in 2008, 2009 en 2010 geen waarden zijn gemeten die lagen boven de gezondheidsnorm.
Dit betekent dat er in het Nederlandse deel van de compound geen risicovolle concentraties
zijn gemeten.
Het literatuuronderzoek van het IRAS werd gepubliceerd op 11 mei 2021 (Kamerstuk 35 570 X, nr. 103). Hierin maakt het IRAS kanttekeningen bij de beschikbare metingen.
In welke mate militairen daadwerkelijk zijn blootgesteld aan de uitstoot van burn
pits kan niet worden bepaald. Bij de aard en de mate van blootstelling spelen namelijk
verschillende factoren een rol, zoals:
• iemands afstand tot een burn pit;
• meteorologische factoren waaronder de (heersende) windrichting;
• het soort en de hoeveelheid afval dat verbrand werd;
• hoe lang en hoe vaak iemand aan de uitstoot van burn pits is blootgesteld.
Over bovenstaande factoren is voor militairen die betrokken waren bij de afvalverwerking
en militairen die op grotere afstand van burn pits werkzaam waren te weinig informatie
beschikbaar.
Vraag 6
Acht u het met mij noodzakelijk compensatie aan te bieden aan de militairen die ziek
zijn geworden als gevolg het werken bij burnpits? Zo ja, hoe zult u dat vormgeven?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Indien militairen ziek worden als gevolg van blootstelling aan emissie van burn pits,
dan kunnen zij voor het krijgen van een vergoeding een beroep doen op de bestaande
(rechtspositionele) procedures.
Op individuele basis wordt dan beoordeeld of sprake is van een relatie tussen de gezondheidsklachten
en de blootstelling van emissie van burn pits, zoals uitgelegd in de brief van 11 mei
2021 (Kamerstuk 35 570 X, nr. 103).
De hierboven genoemde literatuurstudie van het IRAS geeft aan dat het niet volledig
uit te sluiten is dat (oud-)werknemers te maken hebben gehad met risicovolle blootstellingen
en dat deze mogelijk een rol spelen in de klachten die zij momenteel ondervinden.
De onderzoekers stellen dat – in algemene zin – bij blootstelling aan de uitstoot
van burn pits het optreden van gezondheidsrisico’s waarschijnlijk is. Of sprake is
van een mogelijke relatie kan alleen op individuele basis worden bezien.
Zoals aangegeven blijft Defensie de wetenschappelijke ontwikkelingen en literatuur
over burn pits nauwlettend volgen. Mocht er in de toekomst meer duidelijkheid ontstaan
over de relatie van gezondheidsklachten van veteranen en missies, dan zal Defensie
haar verantwoordelijkheid als werkgever blijven nemen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.