Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over de afhandeling schadevergoeding slachtoffers bombardement van Hawija
Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de Minister van Defensie over de afhandeling schadevergoeding slachtoffers bombardement van Hawija (ingezonden 23 februari 2022).
Antwoord van Minister Ollongren (Defensie) (ontvangen 7 april 2022).
Vraag 1
Hebt u kennis genomen van dem tv-reportage over de toestand van verwonde en getraumatiseerde
burgers van Hawija zeven jaar na het bombardement van 2 juni 2015?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Is inmiddels bekend hoeveel gewonden en doden er bij het bombardement van Hawija gevallen
zijn?
Antwoord 2
Tot op de dag van vandaag is nog altijd niet zeker hoeveel burgerslachtoffers er precies
zijn te betreuren in Hawija.
Vraag 3, 4, 7, 9
Deelt u de opvatting dat de Nederlandse regering voor compensatie van het leed van
individuele burgers van Hawija verantwoordelijk is, temeer omdat de motie Belhaj/Voordewind
ook spreekt van «nabestaanden» in de frase «nabestaanden en gemeenschappen»? Deelt
u de mening dat het om beide categorieën gaat en niet om een van de twee?2 Zo nee, waarom niet?
Zo ja, op welke wijze wilt u de slachtoffers van Hawija, zoals in de reportage, tegemoetkomen
met vergoeding van medische verzorging en compensatie voor levensonderhoud en verloren
familieleden? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de opvatting dat verbetering van de infrastructuur van Hawija een goede stap
voorwaarts is, maar geen wezenlijke lotsverbetering en zeker geen compensatie van
de getroffen burgers is?
Bent u bereid, zeker tegen de achtergrond van de civiele procedure, alsnog te komen
tot een schadevergoedingsregeling voor individuele burgers?
Antwoord 3, 4, 7, 9
In de Kamerbrief van 24 maart 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 707) is stilgestaan bij het onderwerp aansprakelijkheid en schadeafhandeling. In de Kamerbrief
van 2 oktober 2020 (Kamerstuk 27 925, nr. 753) is ingegaan op vergoedingen op individueel niveau.
Er is sprake van een algemeen geldend principe dat in het geval van een legitieme
wapeninzet onder het humanitair oorlogsrecht tijdens een gewapend conflict Nederland
wel verantwoordelijk, maar niet aansprakelijk is voor de gevolgen van een wapeninzet.
Enkel als er sprake is van onrechtmatig geweldgebruik kan daardoor civielrechtelijke
aansprakelijkheid ontstaan en kan dit aanleiding vormen om over te gaan tot het uitkeren
van een schadevergoeding door Nederland. Zowel in het geval van Mosul als Hawija is
het Ministerie van Defensie echter van mening dat er geen sprake is van onrechtmatig
geweldgebruik.
Nederland kan wel een vrijwillige vergoeding aanbieden. In het geval van Hawija is
besloten dit te doen in de vorm van twee projecten ten behoeve van de getroffen gemeenschap
in Hawija, die op dit moment in opdracht van Defensie in Hawija worden uitgevoerd
door de International Organization for Migration (IOM) en het United Nations Development Programme (UNDP) – Funding Facility for Stabilization (FFS).
De Kamer is op 15 december 2020 over dit besluit geïnformeerd, alsmede over de achtergrond
en totstandkoming daarvan (Kamerstuk 27 925, nr. 766). Er is in dat verband ook aangegeven dat is onderzocht of het op individueel niveau
vergoeden van slachtoffers en/of nabestaanden een optie was. De overwegingen van destijds
om niet over te gaan op individuele schadevergoedingen gelden onverkort. Mijn ambtsvoorganger
heeft destijds aangegeven zich terdege te realiseren dat het uitblijven van een individuele
schadevergoeding een moeilijke boodschap is voor de slachtoffers en/of nabestaanden.
Daar sluit ik mij bij aan. Ik begrijp dat de projecten ten behoeve van de gemeenschap
wellicht door de nabestaanden niet ervaren worden als compensatie voor of erkenning
van hun individuele leed. Toch hoop ik dat Nederland op deze manier een blijvende
bijdrage kan leveren aan een betere toekomst voor de getroffen gemeenschap in zijn
geheel.
Vraag 5
Hebt u kennisgenomen van de aanklacht tegen de staat door 11 burgerslachtoffers uit
Hawija?3
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Kunt u in het licht van deze berichtgeving vooruitlopen op uw halfjaarlijkse verslaggeving
en aangeven wat de stand is van de afhandeling van de schadecompensatie door de IOM
en de UNDP in Hawija?4
Antwoord 6
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de schriftelijke vragen van de
leden Hammelburg en Belhaj (D66) over de compensatieprojecten in Hawija. Deze vragen
werden ingezonden op 23 februari 2022 met kenmerk 2022Z03445, en worden zo spoedig mogelijk beantwoord.
Vraag 8
Bent u bereid bekend te maken waar de Nederlandse luchtmacht heeft gebombardeerd in
de oorlog tegen IS?
Antwoord 8
De Kamer is op 24 maart 2020 geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. 707) dat ook over de eerste inzetperiode met terugwerkende kracht het aantal missies,
locaties, type doel en wapeninzet openbaar is gemaakt, op het detailniveau van het
openbare «Weekoverzicht Defensieoperaties» 2018. Sinds 24 maart 2020 is er een totaaloverzicht
van de inzet van de Nederlandse F-16-inzet in de anti-ISIS coalitie beschikbaar op
de website van het Ministerie van Defensie.5 Tot nu toe zijn er in verband met de operationele veiligheid niet meer details vrijgegeven.
Defensie beziet momenteel of het mogelijk is meer details vrij te geven. Uw Kamer
zal daarover worden geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.