Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bromet over de top 100 stikstof bronnen
Vragen van het lid Bromet (GroenLinks) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over de top 100 stikstof bronnen (ingezonden 22 februari 2022).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 5 april
2022). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2133.
Vraag 1 en 2
Kunt u de Kamer een lijst doen toekomen van de top 100 stikstofbronnen (bedrijven/vergunningen)?
Kunt u deze lijst sorteren/specificeren naar sector en naar regio/gemeente, waarbij
privéadressen niet nodig zijn?
Antwoord 1 en 2
Bij de beantwoording van deze vragen is uitgegaan van een aparte top 100 voor stikstofoxiden
(NOx, als NO2; bijlage 1)1 en een aparte top 100 voor ammoniak (NH3; bijlage 2)2. Gezien het verschil in o.a. de verspreiding van deze twee stikstofverbindingen is
ervoor gekozen om de lijsten gesplitst weer te geven. Het betreft gegevens afkomstig
uit de Emissieregistratie (www.emissieregistratie.nl) over het meest recente jaar (2019). In de Emissieregistratie zijn – in verband met
de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) – geen namen opgenomen van agrarische
bedrijven. Omdat de bedrijfscode die in plaats van de bedrijfsnaam gebruikt wordt
bij meerdere organisaties bekend is, is die ook niet ontsloten. In die kolom is aangegeven
dat het een veehouderij betreft. Voor de veehouderijen betreft het alleen de stalemissies.
Vraag 3
Kunt u bij deze bedrijven/vergunningen aangeven wat de vergunde en de werkelijke uitstoot
is (latente ruimte)?
Antwoord 3
Er is geen zicht op de latente ruimte in de vergunningen. De uitstoot is weliswaar
geregistreerd in de emissieregistratie, maar de vergunde uitstoot wordt niet centraal
geregistreerd. Dit geldt voor zowel de vergunningen op grond van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht als die op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb). Daar komt bij
dat Wnb-vergunningen worden verleend voor activiteiten en niet voor uitstoot.
Vraag 4
Kunt u bij deze bedrijven/vergunningen aangeven welke natuurgebieden het meest direct
geraakt worden door de depositie?
Antwoord 4
Er wordt op dit moment gewerkt aan het op orde krijgen van informatie met betrekking
tot depositie op specifieke Natura 2000-gebieden. Daarvoor wordt een methode gehanteerd
die leidt tot het inzicht in de totale depositie en de ontwikkeling daarvan per stikstofgevoelig
Natura 2000-gebied. Per gebied kan vervolgens worden nagegaan wat de opgave is ten
aanzien van depositiereductie en kan een koppeling gemaakt worden met de instandhoudingsdoelstellingen
van de Natura 2000-gebieden. Provincies werken daarom met stikstofanalyses die inzicht
geven in de totale depositie op habitattypen en leefgebieden in de Natura 2000-gebieden
en de ontwikkeling daarvan. Die informatie wordt gebruikt in de natuurdoelanalyses
die inzichtelijk maken in hoeverre per Natura 2000-gebied voldaan wordt aan de vereisten
uit de Habitatrichtlijn en wat de resterende opgave is voor het bereiken van instandhoudingsdoelstellingen.
Dit vormt de basis voor samenhang tussen bron- en natuurmaatregelen en is input voor
de gebiedsplannen die in 1 juli 2023 gereed zijn. Bij het vormgeven van een gebiedsgerichte
aanpak wordt bekeken welke bronmaatregelen het meest passend zijn.
Vraag 5
Kunt u bij elk van deze vergunningen aangeven wanneer de vergunning voor het laatst
is herzien volgens de richtlijnen voor de beste beschikbare technieken (BBT/BREF)
en tot hoeveel minder uitstoot dat heeft geleid?
Antwoord 5
De richtlijnen voor beste beschikbare technieken (BBT en BREF) leiden niet tot een
aanpassing van de Wnb-vergunning, maar wel tot een aanpassing van milieuvergunningen.
Veel van de bedrijven uit bijlage I en II – in het bijzonder de industriële bedrijven,
maar ook grote varkens- en pluimveehouderijen – vallen onder de werkingssfeer van
de Richtlijn industriële emissies (2010/75/EU). Op grond van artikel 5.10 lid 1 van
het Besluit omgevingsrecht geldt voor deze bedrijven een actualisatieplicht van de
milieuvergunning (waarbij vergunning en bedrijf binnen 4 jaar na publicatie van het
relevante BBT-referentiedocument aangepast moeten zijn). Deze actualisatie gebeurt
door het bevoegd gezag en ik heb daarom geen inzicht in de vraag tot hoeveel minder
uitstoot dit leidt.
Vraag 6
Kunt u bij deze bedrijven aangeven hoeveel directe werkgelegenheid hiermee is gemoeid?
Antwoord 6
Een vergunning in het kader van de Wnb wordt afgegeven op activiteitsniveau. Soms
betreft een activiteit een heel bedrijf, vaker een onderdeel van wijziging van een
bedrijf. Er zijn ook bedrijven die – omdat zij al activiteiten ontplooiden voordat
Natura2000-gebieden werden aangewezen – geen Wnb-vergunning voor (een deel van hun
bedrijf) hoeven te hebben. De depositie van een bedrijf is dus niet rechtstreeks gecorreleerd
aan de vergunningsstatus. Het is daarnaast voor een bedrijf ook mogelijk om één activiteit
niet meer uit te voeren. Daarmee is geen uitspraak te doen over de directe werkgelegenheid
die hiermee is gemoeid.
Vraag 7
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat Stikstofproblematiek van 31 maart?
Antwoord 7
U heeft de beantwoording ontvangen voor het hoofdlijnendebat van 6 april jl. en binnen
de geldende termijn voor de beantwoording van schriftelijke vragen (met inbegrip van
het gevraagde uitstel).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.