Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Hoop over de prijzen van het openbaar vervoer
Vragen van het lid De Hoop (PvdA) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de prijzen van het openbaar vervoer (ingezonden 15 maart 2022).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 4 april
2022).
Vraag 1
Klopt het dat de prijs van treinkaartjes van de NS jaarlijks meestijgt met de inflatie?
Antwoord 1
In de concessie voor het hoofdrailnet is opgenomen dat NS de tarieven voor de beschermde
kaartsoorten1 kan corrigeren voor inflatie (zoals weergegeven in de consumentenprijsindex (CPI)
in de Macro Economische Verkenningen MEV) en met een eventuele wijziging van de gebruiksvergoeding
voor het spoor.
Vraag 2
Kunt u een algemeen beeld geven van de manier waarop prijsstijgingen geregeld zijn
in de openbaar vervoersconcessies van provincies en vervoerregio’s in relatie tot
inflatie?
Antwoord 2
In het decentrale OV is een manier van indexeren afgesproken voor zowel hun OV tarieven
als voor de subsidiebijdrage van decentrale OV autoriteiten aan vervoerders. De indexatiewijze
is gebaseerd op de algemene kostenverandering in het decentraal OV gemeten via de
lonen, de energieprijzen en overige kosten, waarbij de overige kosten de inflatie
volgen. Deze drie componenten worden afgeleid uit de door CBS en CPB gepubliceerde
cijfers. De componenten worden met verschillende wegingsfactoren in een mandje gecombineerd
tot een Landelijke Tarieven Index (LTI) voor landelijke kaartjes en een Landelijke
Bijdrage Index (LBI) voor de subsidiebijdragen van decentrale overheden. In de mandjes
wegen de lonen het zwaarst (ca 65%) en op dit moment wegen de energiekosten voor ongeveer
10% mee.
De wegingen verschillen per modaliteit (bus, tram en trein) en naar energiesoort (diesel,
gas, elektriciteit). Elke 3 jaar wordt de weging van de verschillende componenten
in het mandje opnieuw bepaald. En jaarlijks wordt een jaarprognose bepaald van de
indexen, die in de volgende jaarlijkse berekening eventueel worden gecorrigeerd voor
de realisatie in het afgelopen jaar. Dus voor de tarieven wordt de gerealiseerde inflatie
over 2021 gecorrigeerd in de LTI 2023 en die van 2022 wordt gecorrigeerd in de LTI
2024.
Vraag 3
Zou u het ook onacceptabel vinden als kaartjes voor de trein, tram of bus in een jaar
met 5% of meer stijgen?
Antwoord 3
Wanneer als gevolg van de inflatie de prijzen in Nederland stijgen, dan geldt dat
logischerwijs ook voor het OV. Immers ook de vervoerders worden geconfronteerd met
hogere kosten die gecompenseerd moeten worden om financieel gezond te blijven. Ik
begrijp dat een stijging van de tarieven geen aantrekkelijk perspectief is, maar zoals
in de antwoorden op vraag 1 en 2 beschreven zijn de prijzen wel verbonden met de inflatie.
Net als in andere sectoren kunnen deze kosten worden doorberekend.
Vraag 4
Bent u het eens dat voorkomen moet worden dat de prijzen van ov-kaartjes volledig
geïndexeerd worden bij de huidige exceptioneel hoge inflatie?
Antwoord 4
Zie ook het antwoord op vraag 2, waarin de spelregels voor het bepalen van de prijs
van OV-kaartjes is toegelicht. De tariefvoorstellen moeten voor advies per concessie
worden voorgelegd aan de consumentenplatforms. Na reactie op dat advies worden de
tarieven definitief vastgesteld.
Vraag 5
Bent u bereid om met de NS om de tafel te gaan zitten om ervoor te zorgen dat treinkaartjes
niet veel duurder worden?
Antwoord 5
Het tariefbeleid van NS is, binnen de spelregels van de concessie, een eigen verantwoordelijkheid
van NS. Op grond van de concessie mag NS de tarieven corrigeren voor de inflatie.
Zie ook mijn antwoord op vraag 1. NS zal haar binnenlandse tarieven overigens pas
weer per 1 januari 2023 aanpassen. De procedure hiervoor zal rond augustus 2022 starten
met een adviesaanvraag aan de consumentenorganisaties vertegenwoordigd in het LOCOV.
Vraag 6
Bent u bereid om er samen met provincies en vervoerregio’s voor te zorgen dat ook
de bussen, trams, metro’s en de regionale treinen niet veel duurder worden?
Antwoord 6
Zoals uit voorgaande antwoorden blijkt, heb ik geen bevoegdheid ten aanzien van de
regionale OV tarieven. Ik kan dus niet voorkomen dat die tarieven duurder worden per
1 januari 2023.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.