Schriftelijke vragen : De verschillen in wet- en regelgeving voor en de kwaliteit van kinderopvang en basisonderwijs.
Vragen van het lid Sahla (D66) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de verschillen in wet- en regelgeving voor en de kwaliteit van kinderopvang en basisonderwijs (ingezonden 24 maart 2022).
Vraag 1
Ziet u de voordelen voor de ontwikkeling van kinderen van een goede samenwerking tussen
kinderopvang en basisonderwijs? Zo ja, onderschrijft u dat er op dit moment veel wet-
en regelgeving is die deze samenwerking in de weg zit?
Vraag 2
Is het voor iemand mogelijk om niet alleen te werken als onderwijsassistent in het
basisonderwijs, maar ook als een pedagogisch medewerker in de kinderopvang? Kan het
daarbij, in lijn met de brief over werken in het onderwijs1, interessant zijn om de tekorten op de arbeidsmarkt in deze sectoren te beslechten,
door ook in deze banen voltijdcontracten te kunnen bieden, zodat kinderen de gehele
dag een bekend gezicht om zich heen hebben?
Vraag 3
Kunt u uitleggen waarom er een verschil is tussen een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG)
voor een (pedagogisch) medewerker van een kinderopvang en een basisschoolleerkracht?
Zo nee, hoe kan dit verschil verdwijnen?
Vraag 4
Ziet u de toegevoegde waarde van, naast het letten op de veiligheid binnen de kinderopvang,
ook kijken naar de bijdrage aan de ontwikkeling van het kind, en bijvoorbeeld naar
of zich een taalrijke en stimulerende omgeving vormt voor kinderen?
Vraag 5
In welke mate bestaan er verschillen tussen de controles van Gemeentelijke gezondheidsdiensten
(GGD’s) op de kinderopvang? Klopt het dat GGD’s bij controle hoofdzakelijk als taak
hebben om op de veiligheid te letten en vrijwel niet kijken naar de pedagogische kwaliteit
van de kinderopvang?
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat één van de belangrijke voordelen van de kinderopvang is dat
de pedagogische ontwikkeling van kinderen wordt bevorderd en dat deze ontwikkeling
tevens het belangrijkste doel van het basisonderwijs is? Zo ja, zouden de GGD en de
onderwijsinspectie samen kunnen werken in hun toezichthoudende rol, te beginnen op
de locaties die voor- en vroegschoolse educatie (VVE) bieden of een Integraal Kind
Centrum (IKC) vormen?
Vraag 7
Hoe relateert u de eisen die gelden voor de kinderopvang, bijvoorbeeld op het gebied
van ventilatie of het aantal medewerkers voor een groep, aan de eisen die gelden voor
het basisonderwijs?
Vraag 8
Acht u het wenselijk om voor de kinderopvang duidelijk te maken wat kinderen moeten
hebben geleerd als ze doorstromen naar het basisonderwijs, net zoals op het basisonderwijs
is vastgelegd wat kinderen moeten hebben geleerd voordat ze naar het voortgezet onderwijs
gaan?
Vraag 9
Kunt u deze vragen voor het commissiedebat kinderopvang van 21 april beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Indiener
F. Sahla, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.