Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Becker over zorgwekkende cijfers uit achterstandswijken en armoede onder Syriërs
Vragen van het lid Becker (VVD) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over zorgwekkende cijfers uit achterstandswijken en armoede onder Syriërs (ingezonden 2 februari 2022).
Antwoord van Minister van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (ontvangen 23 maart 2022).
Vraag 1
Kent u het bericht ««Zorgwekkende» cijfers uit achterstandswijken: «Schrok van armoede
onder de Syriërs»»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Vraag 2
Bent u het eens dat de mate van armoede en werkloosheid onder specifieke migrantengroepen
zoals Syriërs en Eritreeërs laat zien dat succesvolle integratie niet vanzelfsprekend
is en we beperking van immigratie en een beter werkend integratiebeleid moeten nastreven?
Antwoord 2
Het kabinet zet middels een gecoördineerde EU-aanpak in op beheersing van de immigratiestromen;
ook waar het gaat om asielmigratie. Tegelijk is integratiepotentieel geen onderdeel
van de Nederlandse asieltoets. EU-recht en internationaal recht biedt hiervoor ook
geen ruimte. Wel geldt er ook voor houders van een verblijfsvergunning asiel een inburgeringsvereiste
voor het verkrijgen van een verblijfsrecht voor onbepaalde tijd.
Verder is een succesvolle integratie nooit vanzelfsprekend en dat geldt onverminderd
voor de integratie van nieuwkomers uit Syrië en Eritrea. Ook voor deze statushouders
vormt de inburgering hier een belangrijke eerste opstap voor. Het nieuwe inburgeringsstelsel
biedt daarvoor – zoals ook het SCP vorig jaar al concludeerde2 – een goede basis. Ook volgens het SCP is er sprake van goed onderbouwde beleidskeuzes.
Daarbij wijs ik erop dat – zoals ook het CBS recentelijk op basis van grootschalig
kwantitatief onderzoek vaststelde3 – integratie en participatie tijd kost. Dit wordt ook bevestigd door de monitor die
het CBS op verzoek van SZW en JenV bijhoudt4. Onder het cohort Syrische en Eritrese statushouders dat 2014 een status verkreeg,
loopt het aandeel dat participeert in onderwijs of op de arbeidsmarkt langzaam op
en bereikte (op het meest recente peilmoment) na 5 jaar ongeveer 60%. In mei worden
deze cijfers opnieuw met een jaar geactualiseerd.
Vraag 3 en 4
Wat is uw analyse van de oorzaken van de hoge mate van armoede onder de genoemde groepen?
Deelt u de mening dat het extra zorgelijk is dat een grote groep van de nieuwkomers
in armoede al langer dan vijf jaar in Nederland is en er toch niet in slaagt aan de
slag te komen en wat is uw specifieke analyse daarbij?
Antwoord 3 en 4
De diversiteit van mensen die in armoede leven is groot. Zo ook het aantal factoren
dat een rol speelt hierbij. Eenoudergezinnen, alleenstaanden tot aan de AOW-leeftijd,
huishoudens met een niet-westerse migratieachtergrond, bijstandsontvangers en laagopgeleiden
zijn groepen die van oudsher kampen met een relatief hoog risico op armoede. Veelal
speelt bij deze risicogroepen een gestapelde problematiek5.
Bij de nieuwkomers, zo ook de personen met een Syrische achtergrond, speelt de bovengemiddelde
afstand tot de arbeidsmarkt een belangrijke rol: ze hebben minder vaak werk en daardoor
lagere inkomens. Deze bovengemiddelde afstand tot de arbeidsmarkt kan op zijn beurt
door verschillende factoren verklaard worden. Bijvoorbeeld de lange inactiviteit op
de arbeidsmarkt door achtereenvolgens de vlucht, de opvang in asielzoekerscentra,
afwachting van de beslissing over de asielaanvraag, gevolgd door de tijd die inburgering
en taalverwerving kost en wat vaak in combinatie gaat met het regelen van de nareis
van achterbleven gezinsleden en het vinden van de juiste huisvesting. Het verkleinen
van de mede hierdoor opgebouwde afstand tot de arbeidsmarkt kost daarna veel tijd,
en de meeste Syrische statushouders zijn nog relatief kort in Nederland. Bij een deel
van de groep kan ook het niet hebben van juiste diploma’s of uitdagingen die spelen
bij waardering van in het buitenland verkregen diploma’s een rol spelen. Bovendien
speelt ook arbeidsmarktdiscriminatie een rol6.
Hoewel er dus verschillende verklaringen zijn voor de gesignaleerde bovengemiddelde
armoede onder deze groep, deel ik uw mening dat dit zorgelijk is. Daarom zet het kabinet
stevig in om zowel randvoorwaarden als de taalvaardigheid en de positie op de arbeidsmarkt
van (onder meer) deze groep te verbeteren, als ook om armoede aan te pakken. Dit doet
het kabinet via onder meer de nieuwe Inburgeringswet, de Werkagenda Verdere Integratie
Arbeidsmarkt, de aanpak van schuldenproblematiek en de aanpak tegen discriminatie
en racisme. Daarnaast is het Kabinet voornemens om een beoogd programma op het terrein
van Armoede te starten. De inzichten uit de KIS Wijkmonitor zal het kabinet daar ook
bij betrekken.
Vraag 5
Hoeveel van de Syriërs en Eritreeërs die sinds 2015 naar Nederland zijn gekomen hebben
een vrijstelling gekregen van de inburgeringsplicht?
Antwoord 5
In onderstaande tabellen is weergegeven hoeveel inburgeraars van Syrische of Eritrese
komaf, die sinds 2015 of later inburgeringsplichtig zijn geworden, tot nu toe een
vrijstelling of ontheffing van de inburgeringsplicht hebben gekregen of nog inburgeringsplichtig
zijn. Een vrijstelling van de inburgeringsplicht vindt meestal plaats omdat de inburgeringsplichtige
al andere diploma’s heeft gehaald waaruit voldoende kennis van het Nederlands en de
Nederlandse samenleving blijkt. Een ontheffing van de inburgeringsplicht vindt bijvoorbeeld
plaats op medische gronden, als een arts heeft vastgesteld dat iemand vanwege psychische,
verstandelijke of lichamelijke beperkingen niet in staat is om aan de exameneisen
te voldoen, of als iemand aantoonbaar voldoende inspanningen heeft geleverd maar het
niet is gelukt om aan de inburgeringsplicht te voldoen.
Uit de tabellen is af te lezen dat een aanzienlijk deel van de inburgeraars van Syrische
en Eritrese uit de cohorten 2015 tot en met 2017 al heeft voldaan aan de inburgeringsplicht
of daarvan is ontheven of vrijgesteld. Dat inburgeraars uit de latere cohorten veelal
nog bezig zijn met inburgeren is logisch gezien de standaard inburgeringstermijn drie
jaar is en deze termijn om diverse redenen meerdere keren kan worden verlengd als
er omstandigheden zijn waardoor de inburgeraar niet goed kan studeren voor het examen
of verhinderd wordt om examens af te leggen. Dit is bijvoorbeeld het geval in de volgende
situaties:
– Vertraging rondom start: Verlengingen voor vertraging rondom de start van de inburgeringstermijn,
bijvoorbeeld om te alfabetiseren of omdat de persoon inburgeringsplichtig werd terwijl
hij/zij nog meerdere maanden in het AZC woonde.
– Persoonlijke omstandigheden: De inburgeraar is wegens persoonlijke omstandigheden
(bijv. zwangerschap of ziekte) niet in staat om een cursus te volgen of examen af
te leggen.
– Bijzondere situaties: Door een bijzondere situatie ontstaat voor veel inburgeraars
tegelijk vertraging. Een voorbeeld hiervan zijn de verlengingen i.v.m. de coronamaatregelen
vanaf 2020.
Tabel 1: Totale groep Syrische inburgeraars per cohortjaar
Cohort
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
Totaal
Nog inburgeringsplichtig
164
1,5%
608
3,6%
1.288
14,0%
2.098
48,9%
3.184
74,8%
4.941
87,1%
7.604
99,1%
19.887
Vrijgesteld
33
0,3%
61
0,4%
60
0,7%
99
2,3%
88
2,1%
152
2,7%
11
0,1%
504
Ontheven
3.034
27,1%
5.368
31,6%
3.296
35,8%
671
15,7%
94
2,2%
16
0,3%
7
0,1%
12.486
Diploma behaald (WI of NT2)
7.957
71,1%
10.939
64,4%
4.552
49,5%
1.419
33,1%
892
20,9%
563
9,9%
56
0,7%
26.378
Totaal
11.188
16.976
9.196
4.287
4.258
5.672
7.678
59.255
Bron DUO: peildatum 1 januari 2022
Tabel 1: Totale groep Eritrese inburgeraars per cohortjaar
Cohort
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
Totaal
Nog inburgeringsplichtig
155
8,7%
205
12,9%
267
33,6%
498
51,3%
606
63,6
1.121
81,2%
1.097
99,2%
3.949
Vrijgesteld
33
1,9%
23
1,4%
20
2,5%
40
4,1%
33
3,5%
54
3,9%
1
0,1%
204
Ontheven
493
27,7%
453
28,6%
120
15,1%
72
7,4%
14
1,5%
3
0,2%
3
0,3%
1.158
Diploma behaald (WI of NT2)
1.097
61,7%
905
57,1%
388
48,8%
361
37,2%
299
31,4%
203
14,7%
4
0,4%
3.257
Totaal
1.778
1.586
795
971
952
1.381
1.105
8.568
Bron DUO: peildatum 1 januari 2022
Vraag 6
Is bekend of er een verband bestaat tussen de mate van armoede en de mate waarin iemand
succesvol is ingeburgerd?
Antwoord 6
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat een succesvolle inburgering een significant
positieve invloed heeft op de mate van arbeidsparticipatie en, aangezien werk aan
de basis ligt van inkomen, daarmee dus op het inkomen.
Zo concluderen bijvoorbeeld het SCP, WODC, CBS en RIVM op basis van een grootschalig
longitudinaal onderzoek onder Syrische statushouders die sinds 2014 in Nederland een
verblijfsstatus asiel hebben gekregen7 dat het afronden van de inburgering significant bijdraagt aan het hebben van betaald
werk: de «inburgering blijkt een belangrijke factor voor het hebben van werk en het
actief zijn op de arbeidsmarkt». Zij hebben zowel een fors hogere kans om werk te
vinden als een hogere arbeidsoriëntatie dan Syrische statushouders die niet ingeburgerd
zijn. Dit blijkt bovendien een zelfstandig effect te zijn: als voor andere verschillen (als woonregio, huishoudenssamenstelling of
opleiding) wordt gecontroleerd, blijft de invloed van de inburgering overeind.
Soortgelijke conclusies werden in meer in den brede in het verleden ook al getrokken
door Regioplan8 en het CPB en SCP9. De conclusie dat het behalen van het inburgeringsdiploma positieve invloed heeft
voor de kans op betaald werk, kent dan ook een robuuste onderzoeksmatige onderbouwing.
Vraag 7
Is bekend of er een verband bestaat tussen de mate van armoede en de mate waarin iemand
de Nederlandse taal beheerst?
Antwoord 7
Het is bekend dat er een verband bestaat tussen armoede en beperkte beheersing van
de Nederlandse taal. Initiatieven om stevig in te zetten op basisvaardigheden kunnen
daarom bijdragen aan zowel de aanpak van laaggeletterdheid als de aanpak van armoede.
Het interdepartementale programma Tel mee met Taal kent verscheidene projecten die
hierop inzetten. Van de lokale bibliotheek tot aan de werkvloer: het is belangrijk
om laaggeletterdheid te bestrijden met als onder andere het doel om geldzorgen, armoede
en schulden te voorkomen en/of de gevolgen ervan minder schrijnend te maken. Voorbeelden
van andere instrumenten die bijdragen aan het verbeteren van de Nederlandse taal zijn
de Wet inburgering en de taaleis in de Participatiewet. Zo heeft de Wet inburgering
2021 onder andere als doel dat inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk werk vinden,
waar het leren van de Nederlandse taal een belangrijk onderdeel van is. Door de regierol
in de uitvoering bij gemeenten te leggen, kunnen inburgering en participatie meer
integraal opgepakt worden. Bijvoorbeeld met duale trajecten op leren en werken, maar
ook door aandacht voor financiële zelfredzaamheid bij de start van het inburgeringstraject.
De taaleis in de Participatiewet is tevens een instrument om bijstandsgerechtigden
die de taal onvoldoende beheersen te verplichten om de taal beter te leren, om zo
de kans op een baan te vergroten.
Vraag 8
Is het juist dat het programma «Verdere integratie op de arbeidsmarkt (VIA)» oplossingen
zou moeten aanreiken voor achterstanden bij specifieke migrantengroepen? Zo ja, welke
oplossingen zijn dit, wanneer gaat u deze in de praktijk invoeren en kunt een aparte
stand van zaken brief over het VIA-programma naar de Kamer sturen?
Antwoord 8
Het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt (VIA) werkt aan gelijkwaardige
kansen op de arbeidsmarkt voor alle mensen met een migratieachtergrond. In pilots
is de afgelopen jaren onderzocht «wat werkt» bij verschillende subgroepen in verschillende
situaties. Onder meer is onderzocht wat werkt bij het combineren van leren en werken
voor nieuwkomers en wat werkt bij intensievere begeleiding van mensen met een Somalische
achtergrond in de bijstand. De lessen uit de reeds afgeronde pilots worden toegepast
en verspreid met de Werkagenda VIA, een samenwerkingsverband van 21 landelijke partijen.
Bijvoorbeeld als het gaat om een succesvolle uitvoering van leerwerktrajecten zijn
screening en selectie van kandidaten, continue aandacht voor taal, intensieve begeleiding
van de werknemer en aandacht voor inclusie op de werkvloer van belang. Over de lessen
van de afgeronde pilots10, de (voorlopige) uitkomsten van Programma VIA11 en de Werkagenda VIA12 is uw Kamer eind vorig jaar geïnformeerd. Specifiek voor statushouders wordt in het
kader van de Werkagenda VIA de komende periode door verschillende partijen ingezet
op het stimuleren van meer leer-werktrajecten en het verspreiden van kennis over het
intensief begeleiden met dedicated klantmanagers.
Om de ontwikkelingen in de arbeidsmarktkansen – en posities van verschillende groepen
met een migratieachtergrond te kunnen te volgen is er de monitor «Gelijke kansen en
posities op de arbeidsmarkt, ongeacht migratieachtergrond», ontwikkeld. Met de inzichten
uit deze monitor worden waar nodig beleid en activiteiten aangescherpt de komende
periode.
Vraag 9 en 10
Bent u bereid met de gemeenten waar relatief veel nieuwkomers uit de genoemde groepen
wonen om de tafel te gaan om oplossingen te bespreken waaronder het standaard inzetten
van de taaleis en een aanbod voor werk, zodat mensen niet met een (vrijstelling van)
inburgeringspapier alsnog aan de zijlijn blijven staan?
Wanneer verwacht u over te kunnen gaan tot de invoering van het verplicht passend
aanbod, zodat iedereen met een uitkering wordt gestimuleerd aan de slag te komen?
Antwoord 9 en 10
Met de komst van de nieuwe wet inburgering hebben gemeenten meer mogelijkheden om
inburgering en participatie te combineren. Als de inburgering onverhoopt zonder diploma
wordt afgesloten heeft de gemeente het instrument van de taaleis om verdere taalverwerving
te verplichten naast eventuele andere re-integratieverplichtingen.
Dit voorjaar komt de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen met een
beleidsplan met de hoofdlijnen van een herziening van de Participatiewet. In het voorbereidingstraject
is als knelpunt opgehaald dat bijstandsgerechtigden zich te weinig ondersteund voelen
en dat regelgeving integrale ondersteuning door gemeenten bemoeilijkt. In het beleidsplan
zal hieraan aandacht worden besteed. Dat plan zal een samenhangend geheel zijn van
verbeteringen op de korte en lange termijn.
Vraag 11
Wanneer verwacht het kabinet over te gaan tot het zoveel mogelijk verhogen van de
taaleis naar B1 als standaard eis voor naturalisatie?
Antwoord 11
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Justitie
en Veiligheid verkennen op dit moment gezamenlijk de mogelijkheid tot het voor zoveel
mogelijk personen bereiken van een zo hoog mogelijk niveau van beheersing van de Nederlandse
taal voor naturalisatie en het leveren van maatwerk hierin. Uw Kamer wordt hier na
de zomer over geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.