Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuiken over het gescheiden plaatsen van broers en zussen na een uithuisplaatsing
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het uithuisplaatsen van broers en zussen (ingezonden 6 januari 2022).
Antwoord van Minister Weerwind (Rechtsbescherming), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 14 februari 2022). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 1471.
Vraag 1
Kent u het artikel «Ontwikkelingen rondom samenplaatsing van broers en zussen bij
uithuisplaatsing»1 en de uitzending van Nieuwsuur van 5 januari jl. over dit onderwerp?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel broers en zussen worden jaarlijks gescheiden respectievelijk samen uit huis
geplaatst?
Antwoord 2
De Universiteit van Amsterdam heeft in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek-
en Documentatiecentrum (WODC) onderzoek gedaan naar het aantal broers en zussen dat
bij een gezamenlijke (gelijktijdige) uithuisplaatsing gescheiden geplaatst wordt.
Op 18 januari 2022 heb ik het onderzoeksrapport toegezonden aan uw Kamer.2
Uit het dossieronderzoek blijkt dat in de periode 2015–2020 binnen een representatieve
steekproef van zeven jeugdhulporganisaties 1.717 broers en zussen gezamenlijk (gelijktijdig)
uit huis zijn geplaatst, afkomstig uit 726 gezinnen. Van de 1.717 broers en zussen
zijn 480 kinderen gescheiden geplaatst, waarvan 316 kinderen alleen en 164 met tenminste
één broer of zus, maar niet met alle broers en zussen. Dit betekent dat in 28 procent
van de bestudeerde dossiers broers en zussen in de periode 2015–2020 gescheiden geplaatst
zijn.
Ook is onderzocht of het percentage gescheiden geplaatste broers en zussen significant
verschilt per type plaatsing. Hieruit blijkt dat significant vaker gescheiden geplaatst
wordt bij spoedplaatsingen (45%) dan bij reguliere plaatsingen (15%), vaker bij plaatsingen
in bestandspleegzorg (40%) dan bij netwerkpleegzorg (14%) en vaker bij plaatsingen
in een pleeggezin (29%) dan in een gezinshuis (15%).3
Vraag 3
Deelt u de mening dat uit artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de
Mens (EVRM) en artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het
Kind (IVRK) kan worden opgemaakt dat broers en zussen niet van elkaar gescheiden mogen
worden na uithuisplaatsing, tenzij daar gegronde redenen in het belang van het kind
voor zijn? Zo ja, wat zijn de gegronde redenen in het belang van het kind op grond
waarvan in Nederland broers en zussen toch gescheiden van elkaar uit huis worden geplaatst?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft de bescherming van de broers
en zussen relatie binnen de reikwijdte van artikel 8 EVRM getoetst. In de zaak Saviny vs. Oekraine(2008) overwoog het EHRM dat op de overheid de positieve verplichting rust om gedurende
de uithuisplaatsing een goed contact tussen ouders en kinderen te realiseren en waar
mogelijk zorg te dragen dat broers en zussen bij elkaar blijven.4
Samen plaatsen van broers en zussen is niet altijd in het belang van het kind. Gescheiden
plaatsen kan aangewezen zijn bijvoorbeeld wanneer een kind specialistische zorg of
behandeling nodig heeft, een kind ernstige gedragsproblemen heeft waardoor hij/ zij
een bedreiging vormt voor het welzijn en de ontwikkeling van zijn broers en zussen,
broers en zussen veel conflicten hebben of bij (een vermoeden van) seksueel misbruik
onderling.
Vraag 4
Deelt u de mening van de in het artikel genoemde onderzoeker dat op grond van «de
artikelen 16 IVRK, 8 EVRM, 17 IVBPR en de paragrafen 17 en 22 van de VN-Richtlijnen
voor Alternatieve Zorg voor Kinderen, dat broers en zussen het recht hebben op bescherming
van hun gezinsleven, hetgeen ook inhoudt dat zij bij voorkeur samen geplaatst moeten
worden bij een uithuisplaatsing»? Zo ja, hoe gaat u hier gevolg aan geven? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 4
Ja, deze mening deel ik. Op grond van de artikelen 16 IVRK, 8 EVRM en 17 IVBPR hebben
broers en zussen het recht op bescherming van hun gezinsleven. Zoals ook beschreven
bij de beantwoording van vraag 3 volgt uit jurisprudentie van het EHRM dat bij een
uithuisplaatsing op de overheid de positieve verplichting volgt, waar dat mogelijk
is, zorg te dragen dat broers en zussen bij elkaar blijven. In de niet-bindende VN-Richtlijnen
voor Alternatieve Zorg voor Kinderen staat dat broers en zussen in beginsel niet worden
gescheiden bij een uithuisplaatsing, tenzij er een duidelijk gevaar voor misbruik
is, of een andere reden in het belang van het kind. Het is van groot belang toe te
werken naar een situatie waarin deze richtlijnen in het overgrote deel van de uithuisplaatsingen
kan worden opgevolgd.
Door de Universiteit van Amsterdam worden hiervoor verschillende aanbevelingen gedaan,
te weten het uitbreiden van de plaatsingsmogelijkheden, het beter faciliteren en ondersteunen
van pleeggezinnen en gezinshuizen en het wegnemen van financiële belemmeringen. De
aanbevelingen van het onderzoek vragen om nadere afstemming met brancheorganisaties
en rechtspraak. Uiterlijk 1 april 2022 zal ik uw Kamer informeren over de wijze waarop
ik, samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), opvolging
zal geven aan de aanbevelingen.
Vraag 5
Deelt de mening dat praktische redenen om broers en zussen gescheiden uit huis te
plaatsen, zoals de beschikbaarheid van een pleeggezin of gezinshuis, niet de genoemde
gegronde redenen in het belang van het kind zijn maar dat juist het samen uit huisplaatsen
doorgaans in het belang van het kind is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja, deze mening deel ik. Zoals ook in het antwoord op vraag 4 benoemd, moet het streven
bij een uithuisplaatsing zijn om waar dat mogelijk is broers en zussen samen te plaatsen.
Uit het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat dit in de praktijk
bij een groot deel van de uithuisplaatsingen ook gebeurt. Door o.a. een tekort aan
pleeggezinnen en gezinshuizen lukt dit helaas niet altijd. In die gevallen ontstaat
een dilemma om kinderen óf niet uit huis te plaatsen, omdat er geen plek is voor de
broers en zussen samen (wat vaak al geen optie meer is omdat kinderen in een zeer
onveilige situatie verkeren) óf wel uit huis te plaatsen, maar dan gescheiden.
Vraag 6
Wat doet de overheid om ervoor te zorgen de praktische belemmeringen die het kind
beperken in de uitoefening van zijn recht op gezinsleven met broers en zussen weg
te nemen, onder meer door het vinden van voldoende pleeggezinnen en gezinshuizen waar
zij samen terecht kunnen?
Antwoord 6
Met verschillende maatregelen wordt ingezet op het werven en ondersteunen van pleegouders
en gezinshuisouders. Bijvoorbeeld met de wervingscampagne «Open je Wereld»5, die in 2019 is gestart en ook dit jaar doorloopt. Deze campagne van Pleegzorg Nederland,
pleegzorgorganisaties en gemeenten zet zich in voor het werven van meer pleegouders.
Daarnaast is ook de ondersteuning van pleegouders erg belangrijk om de zorg voor hun
pleegkind(eren) goed aan te blijven kunnen. Het project «Versterken van de Kracht
van Pleegouders» verbetert deze ondersteuning. Binnen dit project is de website pleegzorg.nl
gelanceerd, waar pleegouders betrouwbare informatie kunnen vinden, andere pleegouders
kunnen ontmoeten en gebruik kunnen maken van een leeromgeving met trainingen. Ook
goede initiatieven in het veld helpen bij het ondersteunen van pleegouders. Zo zijn
het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ), de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen
(NVP) en stichting Kinderpostzegels aan de slag met het Mockingbird Family Model en
starten dit jaar nog de eerste Mockingbirdnetwerken in Nederland. Dit houdt in dat
een aantal pleeggezinnen gekoppeld wordt aan een Hubhome, een (voormalig) pleeggezin
dat getraind en betaald wordt om andere gezinnen bij te staan, bijvoorbeeld met advies,
familiedagen of trainingen. Dit jaar starten de eerste Mockingbirdnetwerken in Nederland.
Daarnaast werkt het Ministerie van VWS samen met de VNG, Jeugdzorg Nederland en de
Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen aan het verduidelijken van de vergoedingssystematiek
voor pleegouders, conform de motie Westerveld c.s.6 over dit onderwerp.
In de afgelopen twee jaar heeft het Ministerie van VWS samen met Jeugdzorg Nederland,
Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland, de brancheorganisatie Present 24X7, het Nederlands
Jeugdinstituut en de VNG een uitvoeringsprogramma ontwikkeld en uitgevoerd om de (kwalitatieve
en kwantitatieve) ontwikkeling van de gezinshuizen te stimuleren. Dit heeft ertoe
geleid dat het aantal gezinshuizen de afgelopen jaren is gegroeid en er meer aanbod
is voor een plaatsing in een gezinshuis bij een uithuisplaatsing. Daardoor is het
ook vaker mogelijk om broertjes en zusjes samen te plaatsen in eenzelfde gezinshuis.
Vraag 7
Waarom bestaat in onze nationale wet nog steeds geen bepaling die bescherming biedt
aan het gezinsleven van broers en zussen als zij uit huis worden geplaatst?
Antwoord 7
Op grond van internationale wet- en regelgeving heeft Nederland al de inspanningsverplichting
om waar mogelijk zorg te dragen dat broers en zussen bij elkaar blijven na een uithuisplaatsing
(zie ook het antwoord bij vraag 3). De vraag of een nationale verankering van een
dergelijke bepaling van toegevoegde waarde is wordt op dit moment verkend.
Vraag 8
Deelt u de mening dat met het opnemen van een bepaling in het Burgerlijk Wetboek die
voorschrijft dat broers en zussen niet van elkaar worden gescheiden na een uithuisplaatsing
tenzij dit gerechtvaardigd is in het belang van het kind, de rechten van die kinderen
beter gewaarborgd kunnen worden? Zo ja, gaat u een dergelijke bepaling doen opnemen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 7. Uiterlijk 1 april 2022 ontvangt uw Kamer een brief waarin
ik, mede namens de Staatssecretaris van VWS, de Kamer zal informeren over de wijze
waarop we opvolging gaan geven aan de aanbevelingen van het onderzoeksrapport en of
ik het recht op samen plaatsen ga uitwerken in een wetsvoorstel of niet.
Vraag 9
Wat is de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van motie over het wettelijk
verankeren van niet-gescheiden uithuisplaatsing van broers en zussen uit november
2020 (35 570-XVI, nr. 29)?
Antwoord 9
Zoals beschreven in de voortgangsbrief Jeugd7 van juni 2021 is verkend wat op internationaal en nationaal niveau met betrekking
tot het samen plaatsen van broers en zussen is geregeld. Hieruit blijkt dat Nederland
op grond van internationale wet- en regelgeving verplicht is om waar dat mogelijk
is zorg te dragen dat broers en zussen bij elkaar blijven na een uithuisplaatsing.
In Nederland is dit opgenomen als uitgangspunt in o.a. de Richtlijn Uithuisplaatsing
voor jeugdhulp en jeugdbescherming. Voor mogelijkheden voor nationale verankering
van het recht op samen plaatsen is gekeken naar de wetgeving in België en Schotland.
In België is het Burgerlijk Wetboek in mei 2021 aangepast. Deze wet kent aan broers
en zussen het recht toe om niet van elkaar gescheiden te worden en verleent broers
en zussen het recht op persoonlijk contact. In Schotland is in februari 2021 de wet
aangepast. In de wetswijziging is bepaald dat de autoriteiten broers en zussen in
hetzelfde pleeggezin of instelling moeten plaatsen of in huizen die dicht bij elkaar
liggen. Plaatsing in verschillende huizen in dezelfde buurt mag alleen als het welzijn
van het kind hiermee beter wordt beschermd en bevorderd.
De komende maanden gaat mijn ministerie, samen met het Ministerie van VWS, in overleg
met de brancheorganisaties en rechtspraak over de opvolging van de aanbevelingen uit
het onderzoek van de Universiteit van Amsterdam. Daarbij betrekken we ook het vraagstuk
of het nationaal verankeren van het recht op samen plaatsen van toegevoegde waarde
kan zijn voor het terugdringen van het aantal gescheiden plaatsingen. Uiterlijk 1 april
2022 wordt uw Kamer over de uitkomsten geïnformeerd door middel van een inhoudelijke
beleidsreactie op de resultaten en aanbevelingen van het onderzoek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.