Amendement : Amendement van de leden Grinwis en Boulakjar over overgangsrecht voor houders van een opsporingsvergunning
35 531 Wijziging van de Mijnbouwwet (aanpassing van het vergunningsstelsel voor opsporen en winnen van aardwarmte)
Nr. 13
AMENDEMENT VAN DE LEDEN GRINWIS EN BOULAKJAR
Ontvangen 1 februari 2022
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel I, onderdeel AA, wordt het voorgestelde artikel 167g als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het verbod om aardwarmte op te sporen zonder startvergunning aardwarmte, bedoeld
in artikel 24b, geldt niet voor de houder van een opsporingsvergunning voor aardwarmte,
bedoeld in het eerste lid, met ingang van de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk
2a, zolang de aanvraag om een startvergunning, bedoeld in het eerste lid, in behandeling
is.
Toelichting
Dit amendement beoogt te voorzien in overgangsrecht voor houders van een opsporingsvergunning.
Zij dreigen bij invoering van het voorliggende wetsvoorstel hun recht om met een boorgat
aardwarmte op te mogen sporen te verliezen. Dit komt omdat de vergunninghouder volgens
het voorgestelde artikel 24b alleen aardwarmte mag opsporen als deze een startvergunning
heeft, terwijl in het wetsvoorstel de opsporingsvergunning voor aardwarmte omgezet
wordt naar een toewijzing zoekgebied. De houder van de opsporingsvergunning verliest
door het wetsvoorstel het al toegekende recht om met een boorgat aardwarmte op te
sporen. In het wetsvoorstel ontbreekt passend overgangsrecht om met de consequenties
van dit verlies om te gaan.
Een aantal vergunninghouders van aardwarmteprojecten zijn, met het verkregen recht
van de opsporingsvergunning, gestart met de voorbereiding voor het opsporen van aardwarmte
door het aanbrengen van een boorgat. Op het moment van inwerkingtreding van hoofdstuk
2a verliezen deze vergunninghouders het recht van opsporing van aardwarmte met een
boorgat en kan het boorwerk niet opstarten of voltooid worden aangezien de startvergunning
nog niet is afgegeven. Met dit amendement wordt voorkomen dat lopende boorprojecten
tijdens de uitvoering of in de voorbereiding van de opsporing stilgelegd moeten worden
in afwachting van de startvergunning, en alle technische, financiële, juridische en
praktische nadelige gevolgen van stillegging.
Het tijdelijk beleidskader, dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat sinds
november 2019 hanteert, voldoet niet, omdat het is opgesteld om te voorkomen dat na
voltooien van de boring de winning niet kan aanvangen. Het tijdelijk beleidskader
heeft echter niet als uitgangspunt dat instemming met het winningsplan is afgerond,
voordat met opsporing van aardwarmte kan worden aangevangen. Dit amendement waarborgt
dat houders van een opsporingsvergunning die voor inwerkingtreding van het wetsvoorstel
een aanvraag hebben ingediend voor een winningsvergunning voor aardwarmte en een verzoek
tot instemming met het winningsplan hebben gedaan, het recht om aardwarmte via een
boorgat op te sporen tijdelijk behouden, totdat ze in het bezit zijn van een startvergunning.
Grinwis Boulakjar
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Pieter Grinwis, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
F. Boulakjar, Tweede Kamerlid