Schriftelijke vragen : De wijze waarop de stikstofdepositie berekend wordt en de vergelijking met de kritische depositiewaarden
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister voor Natuur en Stikstof over de wijze waarop de stikstofdepositie berekend wordt en de vergelijking met de kritische depositiewaarden (ingezonden 26 januari 2022).
Vraag 1
Kunt u aangeven wat de wetenschappelijke onderbouwing is van de keuze om de terreinruwheid
op een schaal van 6,25 hectare te bepalen en mee te nemen, en niet op een lagere dan
wel hogere schaal? In hoeverre zijn metingen gedaan naar het verband tussen de mate
van turbulentie en depositie en de afstand tot de bosrand?
Vraag 2
Kunt u precies aangeven of en hoe in het Operationele Prioritaire Stoffen (OPS)/AERIUS-model
rekening wordt gehouden met het bosrandeffect ofwel verhoogde depositie in de bosrand?1
Vraag 3
Kunt u aangeven of en hoe het optreden van verlaagde depositie op open terrein aan
de lijzijde van een bosrand is meegenomen in OPS/AERIUS?2
Vraag 4
Is de veronderstelling juist dat bij het berekenen van de droge depositie op hexagoonniveau
alleen de aerodynamische weerstand op een schaal van 250x250 meter wordt bepaald en
meegenomen bij het berekenen van de depositiesnelheid en dat de laminaire grenslaagweerstand
en de gewasweerstand op een lager gridniveau worden bepaald en meegenomen?
Vraag 5
Is de veronderstelling juist dat het OPS-model nog steeds vooral geschikt is voor
uitspraken voor open terrein en minder voor locaties binnen een bos en langs bosranden?
Zo nee, welke aanpassingen zijn hiervoor gedaan?3
Vraag 6
Is de veronderstelling juist dat bij het bepalen van het percentage areaal van de
voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden waarop de kritische depositiewaarde
niet wordt overschreden (in het kader van de omgevingswaarden voor stikstofdepositie,
artikel 1.12a van de Wet natuurbescherming) gerekend wordt op hexagoonniveau en dat
de mate waarin de hexagonen de genoemde habitats overlappen niet meegewogen wordt?
Vraag 7
Is de veronderstelling juist dat de relatief hogere deposities en de bijbehorende
kans op overschrijding van de kritische depositiewaarde wat betreft heide-, veen,-
en graslandschappen vooral gevonden worden in de zones langs bosranden, dat de betreffende
hexagonen verhoudingsgewijs echter veel minder overlap hebben met de stikstofgevoelige
habitats in deze landschappen dan de hexagonen die verder van de bosrand vandaan liggen,
en dat derhalve sprake is van onderschatting van het percentage areaal waarop de kritische
depositiewaarde niet wordt overschreden als de mate van overlapping niet meegewogen
wordt?
Vraag 8
Bent u voornemens, indien voornoemde twee veronderstellingen juist zijn, hiervoor
te corrigeren?
Vraag 9
Deelt u de analyse dat verhoogde stikstofdepositie in de bosrand vooral depositie
in de bosrand zelf betekent en in veel mindere mate depositie in de zone direct naast
het bos?4
Vraag 10
Op welke termijn wordt het verwerkt in het Nationaal Georegister en AERIUS als delen
van een bos gekapt worden en het landgebruik en de terreinruwheid onder een bepaald
hexagoon hierdoor veranderen?
Vraag 11
Hoe kunt u verklaren dat op de meeste hexagonen met (ingetekende) jeneverbesstruwelen
(H5130) in Natura 2000-gebied Borkeld met name naaldbos voorkomt met bijbehorende
inherent hoge depositie, terwijl in het profielendocument wordt aangegeven dat naaldbossen
met jeneverbesstruiken in de ondergroei niet tot het habitattype gerekend worden?5
Vraag 12
Was op de datum van aanwijzing van het Natura 2000-gebied op de genoemde hexagonen
het volwaardige habitattype jeneverbesstruwelen zonder naaldbos aanwezig?
Vraag 13
Is het de bedoeling om genoemde naaldbossen te kappen en/of bent u bereid (bij blijvende
aanwezigheid van naaldbos en bijbehorende inherent hogere depositie) bij deze hexagonen
de kritische depositiewaarde voor jeneverbesstruwelen niet toe te passen?
Indieners
-
Gericht aan
Ch. van der Wal-Zeggelink, minister voor Natuur en Stikstof -
Indiener
R. Bisschop, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.