Mededeling (uitstel antwoord) : Uitstel beantwoording vragen van de leden Inge van Dijk en Idsinga over het bericht 'Meer dan miljoen spaarders lopen fiscale teruggave mis door wetswijziging'
Vragen van de leden Inge van Dijk (CDA) en Idsinga (VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Meer dan miljoen spaarders lopen fiscale teruggave mis door wetswijziging» (ingezonden 5 januari 2022).
Mededeling van Staatssecretaris Van Rij (Financiën) (ontvangen 24 januari 2022).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van bovenstaand bericht?1
Vraag 2
Klopt het volgens u dat meer dan een miljoen spaarders geen of mogelijk niet rechtsgeldig
bezwaar hebben aangetekend tegen hun box 3-heffing in 2017 en 2018 en daardoor geen
recht meer hebben op herziening van hun box 3-belasting? Wat is de precieze omvang
van de totale groep spaarders voor 2017 en voor 2018 en welk gedeelte van de groep
heeft rechtsgeldig bezwaar gemaakt? En welke groep heeft geen of mogelijk niet rechtsgeldig
bezwaar aangetekend?
Vraag 3
Wat vindt u van de wenselijkheid van de manier waarop de in 2016 ingevoerde wijziging
van de massaalbezwaarprocedure nu uitwerkt, waardoor mensen die geen of mogelijk niet
rechtsgeldig bezwaar hebben aangetekend, geen recht hebben op teruggave, ondanks dat
de box 3-heffing volgens de Hoge Raad in 2017 en 2018 in strijd is geweest met de
fundamentele rechten van spaarders op bezit en het discriminatieverbod?
Vraag 4
Deelt u onze veronderstelling dat de wijziging op de massaalbezwaarprocedure uit 2016
nu met name de groep raakt van spaarders, veelal ouderen, die nagenoeg uitsluitend
geld op een spaarrekening hadden staan en die (dus) nooit hoge beleggingsrendementen
hebben behaald omdat beleggen voor hen gelijk staat aan gokken, en die zich gewoon
gevoegd hebben naar de wet en geen of mogelijk niet rechtsgeldig bezwaar hebben aangetekend
tegen hun aanslag, terwijl de regeling van box 3 nu in strijd blijkt met hun rechten?
Vraag 5
Wat zijn de gevolgen van de uitspraak van de Hoge Raad voor spaarders die bezwaar
hebben gemaakt en kunt u een inschatting geven van de budgettaire gevolgen van de
uitspraak? Kunt u ook een inschatting maken van de budgettaire gevolgen indien alle
spaarders in box 3 een teruggave zouden krijgen, op basis van de aangiftegegevens
die bekend zijn bij de Belastingdienst, waarin spaarders hun bank- en spaartegoeden
en hun box 3-vermogen aangeven?
Vraag 6
Herinnert u zich uw uitspraak in het debat over het Pakket Belastingplan 2022 «…dat
is een reden waarom ik het inderdaad verstandig vind om in huis een aantal scenario's
te ontwikkelen over wat we zouden kunnen verwachten bij verschillende uitspraken van
de Hoge Raad»?2 Kunt u het scenario met de Kamer delen dat op de huidige situatie ziet?
Vraag 7
Welke oplossingsrichtingen overweegt u in reactie op de uitspraak van de Hoge Raad?
Hoe belicht u daarbij ook de positie van spaarders die geen of mogelijk niet rechtsgeldig
bezwaar hebben gemaakt in 2017 en 2018?
Vraag 8
Hoe bent u voornemens te gaan anticiperen op de jaren na 2018, waarin vergelijkbare
uitspraken van de Hoge Raad op vergelijkbare bezwaarprocedures te verwachten zijn?
Vraag 9
Hoe bent u voornemens te gaan anticiperen op de mogelijkheid dat ten aanzien van de
procedures tot en met 2016 die nu aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
(EHRM) zijn voorgelegd, maar ook ten aanzien van de procedures in alle daarop volgende
jaren die nog zullen worden voorgelegd aan het EHRM, het EHRM oordeelt dat inderdaad
sprake is van strijdigheid met het recht op bezit en het discriminatieverbod van het
Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, waardoor alsnog álle spaarders voor
al die jaren zullen moeten worden gecompenseerd?
Vraag 10
Hoe gaat u de Kamer proactief betrekken bij de te zetten vervolgstappen?
Vraag 11
Wilt u de bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Mededeling
De leden Van der Lee (2021Z24255), Inge van Dijk (2021Z24290), Omtzigt (2022Z00005), Inge van Dijk en Idsinga (2022Z00071) en Hammelburg (2022Z00468) hebben vragen gesteld naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 december
2021 over box 3. De vaste commissie van Financiën heeft op 12 januari 2022 verzocht
om de gestelde vragen uiterlijk binnen tien dagen te beantwoorden. Ik verzoek u om
uitstel van de gevraagde beantwoordingstermijn.
Het arrest van de Hoge Raad heeft grote impact en de gevolgen hiervan zijn voor mij
van de grootste prioriteit. We werken met man en macht aan een werkbare oplossing
voor de uitvoering van het arrest. De reden van het verzoek om uitstel is dat nog
niet alle gevolgen van het arrest helder zijn. Daarnaast is de beoordeling welke oplossingsrichtingen
maakbaar en haalbaar zijn voor de uitvoering, wat oplossingsrichtingen vragen van
burgers en of dit voor hen haalbaar is nog niet afgerond. Om uw Kamer juist en volledig
te kunnen informeren verzoek ik uw Kamer om uitstel van beantwoording. Ik zal hierna
op hoofdlijnen ingaan op welke keuzes nog gemaakt moeten worden en welke dilemma’s
met betrekking tot de oplossingsrichtingen spelen.
Het arrest van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het sinds 2017 geldende box 3-stelsel in strijd
is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
(EVRM) en biedt de betrokken burger rechtsherstel. Het arrest heeft grote uitvoeringstechnische
en budgettaire gevolgen. De Hoge Raad formuleert geen expliciete rechtsregel hoe het
werkelijk behaalde rendement moet worden vastgesteld. Momenteel wordt nog onderzocht
op welke wijze het arrest op dit punt moet worden toegepast.
Wie komen in aanmerking voor rechtsherstel?
Naast de aanslagen van burgers die zijn aangesloten bij de massaal bezwaarprocedure
over de jaren 2017 en 2018, heeft het arrest ook gevolgen voor alle aanslagen die
per 24 december 2021 nog moeten worden opgelegd en alle aanslagen waarover al wordt
geprocedeerd of zal worden geprocedeerd. Ook voor de jaren 2019 en 2020 lopen massaal
bezwaarprocedures. De in deze procedures geformuleerde rechtsvraag is nagenoeg gelijk
aan die van de procedures 2017 en 2018. Het aan de Hoge Raad voorleggen van de box
3-rechtsvraag voor 2019 en 2020 zal daarom niet tot een ander oordeel leiden dan het
oordeel gegeven in het arrest van 24 december 2021 voor wat betreft het oordeel over
het stelsel. Meerdere Kamerleden stelden de vraag of het arrest ook gevolgen heeft
voor burgers die geen bezwaar hebben gemaakt. De volledige reikwijdte van de groep
burgers die in aanmerking komen voor rechtsherstel is op dit moment nog niet bepaald.
Vormgeving van het rechtsherstel
Voor burgers en de Belastingdienst is het belangrijk dat het herstel van aanslagen
recht doet aan het arrest van de Hoge Raad, tijdig, zorgvuldig en zo eenvoudig mogelijk
gebeurt. Dit is een grote uitdaging voor de Belastingdienst. Voor een uitvoerbare
wijze van herstel dient een oplossing te worden gekozen die voor de verschillende
belastingjaren zo eenvormig mogelijk is en zoveel mogelijk geautomatiseerd en massaal
kan worden uitgevoerd. Verschillende opties voor de vormgeving van de hersteloperatie
worden momenteel in kaart gebracht. Ik verwacht uw Kamer in februari te informeren
over de wijze van herstel.
Budgettaire gevolgen
Het bieden van rechtsherstel heeft grote budgettaire consequenties. De omvang van
de budgettaire gevolgen is onder andere afhankelijk van de interpretatie van het arrest
en de omvang van de groep burgers die in aanmerking komt voor rechtsherstel. De budgettaire
gevolgen van de verschillende opties worden momenteel in kaart gebracht.
Gevolgen voor de uitvoering
Het arrest heeft daarnaast ook grote gevolgen voor zowel de menskracht als de ICT-capaciteit
van de Belastingdienst. Ook deze gevolgen worden momenteel nog in kaart gebracht,
waaronder de impact op capaciteit, benodigde middelen en verdrukking van andere werkzaamheden.
Lopende processen
Aangezien het arrest nog niet in de lopende processen en ICT-systemen van de Belastingdienst
is verwerkt, kunnen op dit moment nog geen aanslagen opgelegd worden conform het arrest
van de Hoge Raad. Daarom zijn de volgende beslissingen genomen ten aanzien van de
lopende processen. Bij gevallen waarin sprake is van inkomen uit box 3, of wanneer
de box 3 situaties in het proces van de Belastingdienst niet te isoleren zijn, worden
waar mogelijk tot nader order geen belastingaanslagen en beschikkingen opgelegd. Hierop
worden de volgende twee uitzonderingen gemaakt. Ten eerste indien sprake is van een
verjaringsrisico. Daarvan is sprake als de verjaringstermijn dreigt te verstrijken,
waardoor er geen (navorderings)aanslag meer kan worden opgelegd. Dit geldt onder andere
voor de aanslagen 2017 en 2018. Ten tweede indien de burger belang heeft bij de doorgang
van het proces. Dit geldt bij voorlopige aanslagen, verliesverrekening en middelingsverzoeken.
Zo zijn de voorlopige aanslagen over belastingjaar 2022 op reguliere wijze afgerond
zodat burgers tijdig maandelijks hun teruggaaf kunnen ontvangen of – in geval van
te betalen aanslagen – de aanslag in termijnen kunnen betalen waardoor eventuele betalingsproblemen
worden voorkomen. Deze aanslagen zijn dus nog niet in overeenstemming met het arrest
van de Hoge Raad, maar hierop hoeft de burger nu geen actie te ondernemen. Deze aanslagen
zullen later bij definitieve aanslag nog worden hersteld. Dit is gecommuniceerd op
de website van de Belastingdienst, het was niet meer mogelijk dit in de aanslag zelf
te communiceren. Momenteel wordt uitgewerkt op welke wijze tot herstel wordt gekomen
van de op of na 24 december 2021 opgelegde definitieve aanslagen en navorderingen.
Daarvoor hoeven de betrokken burgers nu geen actie te ondernemen.
Wetgeving
De wetgeving is momenteel niet in lijn met het arrest van de Hoge Raad. Het is onwenselijk
om deze situatie voort te laten bestaan tot de invoering van de vermogensrendementsheffing
over het werkelijke rendement met de beoogde inwerkingtredingsdatum 2025. Onderzocht
wordt wat de mogelijkheden zijn om de wetgeving eerder aan te passen.
Vervolgstappen
Het arrest van de Hoge Raad heeft grote gevolgen voor zowel burgers als de uitvoering
door de Belastingdienst. Het is nu van belang om snel, maar ook zorgvuldig stappen
te zetten om tot oplossingen te komen. Daarom zal het Kabinet over bovenstaande dilemma’s
op korte termijn beslissingen nemen, waar ik uw Kamer over zal informeren. Op basis
van die beslissingen zal ik de gestelde vragen spoedig beantwoorden. Ik kijk ernaar
uit om in het door de vaste commissie voor Financiën voorgestelde schriftelijke overleg
met uw Kamer van gedachten te wisselen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.