Mededeling (uitstel antwoord) : Uitstel beantwoording vragen van het lid Omtzigt over het arrest van de Hoge Raad op 24 december 2021 over Box 3
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Staatssecretaris van Financiën over het arrest van de Hoge Raad op 24 december 2021 over Box 3 (ingezonden 3 januari 2022).
Mededeling van Staatssecretaris Van Rij (Financiën) (ontvangen 24 januari 2022).
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van het arrest van de Hoge Raad, waarin zij de vermogensrendementsheffing
over de jaren 2017 en 2018 in strijd vindt met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod
en de overheid gelast over te gaan tot rechtsherstel?1
Vraag 2
Herinnert u zich dat de indiener meerdere keren zeer precieze vragen gesteld heeft
over box 3 en mogelijke strijdigheid met het Europees Verdrag van de Rechten van de
Mens (EVRM), die nu is vastgesteld door de Hoge Raad?
Vraag 3
Herinnert u zich met name nog de schriftelijke vragen van het lid Omtzicht over de
houdbaarheid van box 3 en het EVRM (Aanhangsel Handelingen 2019–2020, 594)?
Vraag 4
Is het u duidelijk dat er vanuit de Tweede Kamer nu al enkele jaren op gewezen wordt
dat de rechter het stelsel van box 3 strijdig acht met het EVRM, gezien het eerdere
vonnis van de Hoge Raad over de jaren tot en met 2016 en twee adviezen van de advocaat-generaal
Wattel (maart 2021) en Advocaat-Generaal Niessen (1 november 2021) over box 3?
Vraag 5
Herinnert u zich de eerdere vragen naar een lijst van alle (interne en externe, inclusief
de landsadvocaat) adviezen die sinds 2010 (mede) uitgebracht zijn over de vraag of
de box 3-tarieven mogelijk een schending van het eerste protocol van het EVRM opleveren?
Vraag 6
Herinnert u zich het antwoord dat zo’n lijst niet voorhanden was?
Vraag 7
Wilt u een lijst met alle uitgebrachte adviezen (interne en externe, inclusief de
landsadvocaat) over box-3 vanaf 2010 samenstellen en doen toekomen aan de Tweede Kamer?
Vraag 8
Als u niet van plan bent deze lijst op te sturen, wilt u dan deugdelijk gemotiveerd
uitleggen waarom de uitzondering in artikel 68 van de Grondwet (belang van de staat)
hierop van toepassing zou zijn?
Vraag 9
Welke voorbereidingen heeft u het afgelopen jaar getroffen voor deze uitspraak, die
na de twee adviezen van de advocaten-generaal niet geheel onverwacht was?
Vraag 10
Wanneer gaat u de Tweede Kamer informeren over hoe u rechtsherstel gaat bieden over
2017 en 2018?
Vraag 11
Gaat u alleen rechtsherstel bieden voor mensen die bezwaar gemaakt hebben of gaat
u rechtsherstel bieden voor iedereen die teveel box 3 belasting betaald heeft?
Vraag 12
Deelt u de mening dat de Hoge Raad met zeer grote waarschijnlijkheid zal vaststellen
dat het stelsel ook in de jaren 2019, 2020 en 2021 in strijd was/is met het EVRM en
dat u gedwongen zult worden rechtsherstel te bieden?
Vraag 13
Op welke wijze gaat u het rechtsherstel voor die jaren voorbereiden?
Vraag 14
Verwacht u net als de indiener van deze vragen dat u een lawine van bewaarschriften
over 2021 kunt verwachten en mogelijk ook nog over 2020, voor mensen voor wie de termijn
nog niet in verstreken? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er een uitvoerbaar en beheersbaar
proces komt?
Vraag 15
Deelt u de mening dat er ook voor het jaar 2022 sprake zal zijn van een schending
van het EVRM?
Vraag 16
Bent u bereid met een tegenbewijsregeling te komen over 2022 of een andere wijziging
waarmee het stelsel in overeenstemming gebracht wordt met het EVRM?
Vraag 17
Kunt u een berekening geven hoeveel u verwacht dat de belastingdienst zal moeten nabetalen?
Hoe is dat bedrag opgebouwd?
Vraag 18
Herinnert u zich het rapport van de drie deskundigen, waarin deze deskundigen aangaven
dat inzake de box 3 kwesties jaren 2013–2016 er niet gewacht moet worden (p. 8 advies)
tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) uitspraak doet in die massaal
bezwaarprocedures?2
Vraag 19
Bent u bereid hun advies op te volgen en dus niet af te wachten tot het EHRM oordeelt,
maar nu op redelijk korte termijn over te gaan tot een vorm van compensatie inzake
de jaren 2013–2016, waarbij het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 als richtsnoer
wordt genomen (tegenbewijs op basis van werkelijk rendement)?
Vraag 20
Indien antwoord op vraag 19 nee is, waarom – indachtig de substantiële budgettaire
risico’s die hieraan kleven voor de Staat – dan niet?
Vraag 21
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Mededeling
De leden Van der Lee (2021Z24255), Inge van Dijk (2021Z24290), Omtzigt (2022Z00005), Inge van Dijk en Idsinga (2022Z00071) en Hammelburg (2022Z00468) hebben vragen gesteld naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 december
2021 over box 3. De vaste commissie van Financiën heeft op 12 januari 2022 verzocht
om de gestelde vragen uiterlijk binnen tien dagen te beantwoorden. Ik verzoek u om
uitstel van de gevraagde beantwoordingstermijn.
Het arrest van de Hoge Raad heeft grote impact en de gevolgen hiervan zijn voor mij
van de grootste prioriteit. We werken met man en macht aan een werkbare oplossing
voor de uitvoering van het arrest. De reden van het verzoek om uitstel is dat nog
niet alle gevolgen van het arrest helder zijn. Daarnaast is de beoordeling welke oplossingsrichtingen
maakbaar en haalbaar zijn voor de uitvoering, wat oplossingsrichtingen vragen van
burgers en of dit voor hen haalbaar is nog niet afgerond. Om uw Kamer juist en volledig
te kunnen informeren verzoek ik uw Kamer om uitstel van beantwoording. Ik zal hierna
op hoofdlijnen ingaan op welke keuzes nog gemaakt moeten worden en welke dilemma’s
met betrekking tot de oplossingsrichtingen spelen.
Het arrest van de Hoge Raad
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het sinds 2017 geldende box 3-stelsel in strijd
is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
(EVRM) en biedt de betrokken burger rechtsherstel. Het arrest heeft grote uitvoeringstechnische
en budgettaire gevolgen. De Hoge Raad formuleert geen expliciete rechtsregel hoe het
werkelijk behaalde rendement moet worden vastgesteld. Momenteel wordt nog onderzocht
op welke wijze het arrest op dit punt moet worden toegepast.
Wie komen in aanmerking voor rechtsherstel?
Naast de aanslagen van burgers die zijn aangesloten bij de massaal bezwaarprocedure
over de jaren 2017 en 2018, heeft het arrest ook gevolgen voor alle aanslagen die
per 24 december 2021 nog moeten worden opgelegd en alle aanslagen waarover al wordt
geprocedeerd of zal worden geprocedeerd. Ook voor de jaren 2019 en 2020 lopen massaal
bezwaarprocedures. De in deze procedures geformuleerde rechtsvraag is nagenoeg gelijk
aan die van de procedures 2017 en 2018. Het aan de Hoge Raad voorleggen van de box
3-rechtsvraag voor 2019 en 2020 zal daarom niet tot een ander oordeel leiden dan het
oordeel gegeven in het arrest van 24 december 2021 voor wat betreft het oordeel over
het stelsel. Meerdere Kamerleden stelden de vraag of het arrest ook gevolgen heeft
voor burgers die geen bezwaar hebben gemaakt. De volledige reikwijdte van de groep
burgers die in aanmerking komen voor rechtsherstel is op dit moment nog niet bepaald.
Vormgeving van het rechtsherstel
Voor burgers en de Belastingdienst is het belangrijk dat het herstel van aanslagen
recht doet aan het arrest van de Hoge Raad, tijdig, zorgvuldig en zo eenvoudig mogelijk
gebeurt. Dit is een grote uitdaging voor de Belastingdienst. Voor een uitvoerbare
wijze van herstel dient een oplossing te worden gekozen die voor de verschillende
belastingjaren zo eenvormig mogelijk is en zoveel mogelijk geautomatiseerd en massaal
kan worden uitgevoerd. Verschillende opties voor de vormgeving van de hersteloperatie
worden momenteel in kaart gebracht. Ik verwacht uw Kamer in februari te informeren
over de wijze van herstel.
Budgettaire gevolgen
Het bieden van rechtsherstel heeft grote budgettaire consequenties. De omvang van
de budgettaire gevolgen is onder andere afhankelijk van de interpretatie van het arrest
en de omvang van de groep burgers die in aanmerking komt voor rechtsherstel. De budgettaire
gevolgen van de verschillende opties worden momenteel in kaart gebracht.
Gevolgen voor de uitvoering
Het arrest heeft daarnaast ook grote gevolgen voor zowel de menskracht als de ICT-capaciteit
van de Belastingdienst. Ook deze gevolgen worden momenteel nog in kaart gebracht,
waaronder de impact op capaciteit, benodigde middelen en verdrukking van andere werkzaamheden.
Lopende processen
Aangezien het arrest nog niet in de lopende processen en ICT-systemen van de Belastingdienst
is verwerkt, kunnen op dit moment nog geen aanslagen opgelegd worden conform het arrest
van de Hoge Raad. Daarom zijn de volgende beslissingen genomen ten aanzien van de
lopende processen. Bij gevallen waarin sprake is van inkomen uit box 3, of wanneer
de box 3 situaties in het proces van de Belastingdienst niet te isoleren zijn, worden
waar mogelijk tot nader order geen belastingaanslagen en beschikkingen opgelegd. Hierop
worden de volgende twee uitzonderingen gemaakt. Ten eerste indien sprake is van een
verjaringsrisico. Daarvan is sprake als de verjaringstermijn dreigt te verstrijken,
waardoor er geen (navorderings)aanslag meer kan worden opgelegd. Dit geldt onder andere
voor de aanslagen 2017 en 2018. Ten tweede indien de burger belang heeft bij de doorgang
van het proces. Dit geldt bij voorlopige aanslagen, verliesverrekening en middelingsverzoeken.
Zo zijn de voorlopige aanslagen over belastingjaar 2022 op reguliere wijze afgerond
zodat burgers tijdig maandelijks hun teruggaaf kunnen ontvangen of – in geval van
te betalen aanslagen – de aanslag in termijnen kunnen betalen waardoor eventuele betalingsproblemen
worden voorkomen. Deze aanslagen zijn dus nog niet in overeenstemming met het arrest
van de Hoge Raad, maar hierop hoeft de burger nu geen actie te ondernemen. Deze aanslagen
zullen later bij definitieve aanslag nog worden hersteld. Dit is gecommuniceerd op
de website van de Belastingdienst, het was niet meer mogelijk dit in de aanslag zelf
te communiceren. Momenteel wordt uitgewerkt op welke wijze tot herstel wordt gekomen
van de op of na 24 december 2021 opgelegde definitieve aanslagen en navorderingen.
Daarvoor hoeven de betrokken burgers nu geen actie te ondernemen.
Wetgeving
De wetgeving is momenteel niet in lijn met het arrest van de Hoge Raad. Het is onwenselijk
om deze situatie voort te laten bestaan tot de invoering van de vermogensrendementsheffing
over het werkelijke rendement met de beoogde inwerkingtredingsdatum 2025. Onderzocht
wordt wat de mogelijkheden zijn om de wetgeving eerder aan te passen.
Vervolgstappen
Het arrest van de Hoge Raad heeft grote gevolgen voor zowel burgers als de uitvoering
door de Belastingdienst. Het is nu van belang om snel, maar ook zorgvuldig stappen
te zetten om tot oplossingen te komen. Daarom zal het Kabinet over bovenstaande dilemma’s
op korte termijn beslissingen nemen, waar ik uw Kamer over zal informeren. Op basis
van die beslissingen zal ik de gestelde vragen spoedig beantwoorden. Ik kijk ernaar
uit om in het door de vaste commissie voor Financiën voorgestelde schriftelijke overleg
met uw Kamer van gedachten te wisselen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.